Organisatie | Wassenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw gemeente Wassenaar |
Citeertitel | Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw gemeente Wassenaar |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet sociale werkvoorziening, artikel 7, lid 10
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | Nieuw | 13-05-2008 Onbekend | 08043 |
Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbondenuitvoeringskosten
Het werkvoorzieningschap stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.
Artikel 4 De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever
Indien bij toepassing van het vorige lid gerede twijfel bestaat aan de juiste hoogte van de loonkostensubsidie vindt, in afwijking van het vorige lid, een loonwaardeonderzoek plaats, op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.
Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van deomstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht
Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie
Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:
Artikel 12 Verplichtingen van de werkgever
De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het werkvoorzieningschap van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.
Partijen zullen naar redelijkheid en billijkheid uitvoering geven aan deze verordening. Indien en voor zover het ten uitvoer brengen van deze verordening aantoonbaar een onbillijke situatie voor de betrokken Wsw geïndiceerde tot gevolg zou hebben, kan het werkvoorzieningschap na overleg met betrokken partijen in gunstige zin van deze verordening afwijken.
Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden.
Deze wet bevordert dat Wsw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan
werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken, voert de wet enkele belangrijke wijzigingen
door. Zo worden regie en sturing op de Wsw nadrukkelijker in handen gelegd van gemeenten.
Gemeenten worden hiermee gestimuleerd een visie te ontwikkelen om het doel van de wet,
het realiseren van aangepaste arbeid die aansluit bij de capaciteiten en mogelijkheden van de
Wsw-geïndiceerde, het beste te kunnen verwezenlijken. Een tweede verandering heeft
betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geïndiceerden,
waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te
De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over de
wijze waarop het werkvoorzieningschap vormgeeft aan het PGB (artikel 7, tiende lid, Wsw).
Gemeenteraden moeten binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet deze
verordening hebben vastgesteld.
Twee vormen van begeleid werken
Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij
een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit
uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken
worden begeleid werkplekken tot stand gebracht door gemeente of schap. Deze wijze van tot
stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.
Naast het begeleid werken dat door gemeente of werkvoorzieningschap tot stand wordt
gebracht, introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via de figuur van het
persoonsgebonden budget (PGB). Dit vanuit de gedachte dat de Wsw als vrijwillige
voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten zo goed mogelijk moet
aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij past ook
dat Wsw-geïndiceerden de mogelijkheid moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier
hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd.
Door de Wsw geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien. Tussen
beide vormen van begeleid werken, totstandkoming via een PGB dan wel met behulp van
gemeente of werkvoorzieningschap, bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met
een PGB als een recht voor elke Wsw-geïndiceerde geformuleerd. Deze heeft recht op
begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop
gebaseerde gemeentelijke voorwaarden voldoet. Bovendien ligt bij begeleid werken met een
PGB het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf. De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens
hem, zal een PGB bij de gemeente of (bij overdracht van deze bevoegdheid) bij het
werkvoorzieningschap moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever
en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing
moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als een Wsw geïndiceerde (of een door
hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate
werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld en de kosten van
begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is de gemeente of (bij overdracht
Verordening persoonsgebonden budget Wsw gemeente Wassenaar 5
van deze bevoegdheid) het werkvoorzieningschap (na de aanvraag te hebben beoordeeld)
verplicht de wens van de Wsw-geïndiceerde te honoreren. Iedere Wsw-geïndiceerde komt in
beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor het beroep op een PGB is
geen begeleid werken-indicatie van het CWI vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een
positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een sw-indicatie volstaat. Ook een swwerknemer
met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.
Het verschil tussen begeleid werken dat door de gemeente of het werkvoorzieningschap wordt
georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in beginsel uitsluitend gelegen in de
procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid
werkenplek eenmaal is gerealiseerd, zijn er in principe geen verschillen. Dit betekent dat
gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk
zullen aansluiten bij de wijze waarop zij het begeleid werken op dit moment organiseren. Dit
geldt vooral voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan
begeleidingsorganisaties stellen.
De regeling van begeleid werken met een PGB
Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7. De gemeente of (bij overdracht
van deze bevoegdheid) het werkvoorzieningschap kan een verzoek van een Wswgeïndiceerde
om voor een PGB in aanmerking te komen niet weigeren, als:
1.de betrokkene al een Wsw-dienstverband heeft of recht heeft op plaatsing vanaf de
2.de door de Wsw-geïndiceerde of de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie
voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn;
3.de door het werkvoorzieningschap aan de werkgever te verstrekken periodieke
subsidie en de aan de begeleidingsorganisatie te verstekken vergoeding, na aftrek van
de voor de gemeente rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden
uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is
voor een Wsw-plaats. Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke
vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wswplaats,
dan is het werkvoorzieningschap niet verplicht om subsidie te verstrekken,
maar mag het dat wel doen (artikel 7, eerste lid, Wsw).
Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met
een PGB. Het werkvoorzieningschap heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de
voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig
is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken, dan
wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan het
werkvoorzieningschap, hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag
weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag.
Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:
1.een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is.
Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband
met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als
een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het
in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan
reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een
visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).
2.een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de
3.een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de
omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7, derde lid, Wsw).
Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische
Verordening persoonsgebonden budget Wsw gemeente Wassenaar 6
Het PGB is geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het
PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonvolgend budget. Het PGB
wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden door
het werkvoorzieningschap verstrekt aan de werkgever respectievelijk de
begeleidingsorganisatie. De Wsw-geïndiceerde heeft echter geen recht op een bepaald budget.
Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met
Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het werkvoorzieningschap de
verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het
realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van Wsw-plekken. Het
bestaan van een PGB ontslaat het werkvoorzieningschap ook niet van de zorgplicht zoals die
is geformuleerd in art. 1 lid 3 van de wet.
De onderwerpen in de verordening
In artikel 7, tiende lid, Wsw staan de onderwerpen genoemd die de gemeenteraad in ieder
geval in zijn verordening zal moeten regelen:
1.de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te
2.de hoogte van de voor het werkvoorzieningschap rechtstreeks aan de
subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis;
3.de voorwaarden waaronder het werkvoorzieningschap aan de werkgever een
vergoeding verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de
omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, en
4.de voorwaarden waaronder het werkvoorzieningschap een begeleidingsorganisatie
inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde zelf is aangewezen.
Naast deze vier verplichte onderwerpen kunnen gemeenten nog een aantal andere zaken in
hun verordening regelen of daaraan in ieder geval aandacht besteden als ze het PGB gaan
regelen. Het gaat dan om voorwaarden die de gemeente kan stellen aan de werkgever en de
werkplek van de Wsw-geïndiceerde. Het werkvoorzieningschap zal bij elke aanvraag van een
PGB moeten beoordelen of de werkgever de voorgestelde inpassing in de arbeid adequaat kan
verzorgen. In verband hiermee kan een gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door
hem aangeboden werkplek. Omdat begeleid werken met een PGB een recht is voor alle Wswgeïndiceerden,
zullen eventuele voorwaarden waaronder dit recht kan worden gerealiseerd bij
verordening moeten worden geregeld.
Daarnaast kunnen ook procedurele bepalingen in de verordening worden opgenomen die
verband houden met het feit dat een PGB moet worden aangevraagd. Het gaat dan om
aangelegenheden als gegevens en documenten die bij de aanvraag voor een PGB moeten
worden overgelegd, de beslistermijn en de bevoegdheid van het werkvoorzieningschap om
Uitgangspunt is een sober model voor de verordening. Vanuit deze optiek dient deze
verordening dan ook gelezen en inhoudelijk beoordeeld te worden. Verder draagt de sobere
opzet van het model bij tot het zoveel mogelijk beperken van administratieve lasten voor de
Onderscheid subsidies en vergoedingen
De wet maakt een onderscheid tussen subsidies en vergoedingen. De periodieke betalingen
door de gemeente aan een werkgever worden als een subsidie aangemerkt en de periodieke
betalingen aan de begeleidingsorganisatie als een vergoeding. Ook de betalingen in verband
met eenmalige kosten van aanpassing van de werkplek worden in de wet als een vergoeding
Verordening persoonsgebonden budget Wsw gemeente Wassenaar 7
Om vast te stellen of een bepaalde geldverstrekking een subsidie is (die op basis van een
beschikking wordt verstrekt) of een commerciële transactie (waarvoor een overeenkomst
wordt gesloten) doet de naamgeving van de geldverstrekking niet ter zake. Als tegenover de
betaling door de gemeente een reële economische tegenprestatie staat (in de vorm van een
concrete dienst of concreet product), is er sprake van een commerciële transactie. Staat
tegenover de betaling door de gemeente geen duidelijke economische tegenprestatie, dan is er
sprake van een subsidie. Dit betekent dat de periodieke subsidie aan de werkgever en de
vergoeding voor de eenmalige kosten van aanpassing van de werkplek moeten worden
aangemerkt als subsidie. Dit, ondanks de andere terminologie (vergoeding) die het rijk hier
aan geeft in de wet. Tegenover deze betalingen staan immers geen economische
tegenprestaties van werkgevers.
De periodieke vergoeding aan een begeleidingsorganisatie moet worden opgevat als een
commerciële transactie. De gemeente koopt een dienst in bij de begeleidingsorganisatie en
betaalt daarvoor in principe de marktprijs.
Het verstrekken van subsidies is een publiekrechtelijke rechtshandeling: het vindt plaats op
basis van een beschikking. De bepalingen in het Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn in
beginsel van toepassing op de subsidies die de gemeente in het kader van de PGB verstrekt. In
de verordening kunnen nadere regels worden gesteld over de subsidieverstrekking in het
kader van de PGB. De verstrekking van periodieke vergoedingen aan een
begeleidingsorganisatie is privaatrechtelijk van aard.
Dit artikel geeft de omschrijving van een aantal begrippen in de verordening.
Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw schrijft voor dat de gemeenteraad bij verordening
regels stelt over de hoogte van de voor het werkvoorzieningschap rechtstreeks aan de
subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze
verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het
werkvoorzieningschap elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van
begeleid werken met een PGB vaststelt. Het werkvoorzieningschap zal zelf bepalen welke
uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde met zich
meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan.
Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden
zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in
verband met de volgende activiteiten:
vergoedingen in het kader van het PGB;
De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per
Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate
van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het
rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert
vervolgens het bedrag op dat het werkvoorzieningschap in beginsel beschikbaar heeft voor
Verordening persoonsgebonden budget Wsw gemeente Wassenaar 8
De verordening moet uiterlijk voor 1 juli 2008 zijn vastgesteld. Gemeenten moeten voor die
tijd het budget aan uitvoeringskosten vaststellen voor de tweede helft van 2008.
Het werkvoorzieningschap zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de
inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek
adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee
kunnen er eisen gesteld worden aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In
artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te
regelen waaronder het werkvoorzieningschap een begeleidingsorganisatie inschakelt die door
de Wsw-geïndiceerde is aangewezen.
Het ligt voor de hand dat de gemeente bij het stellen van eisen aan werkgevers en
begeleidingsorganisaties in het kader van begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk
probeert aan te sluiten bij de wijze waarop zij op dit moment begeleid werken organiseert. Als
het gaat om voorwaarden waaraan werkgevers moeten voldoen, kan worden gedacht aan:
-inschrijving van zijn onderneming bij de Kamer van Koophandel (een dergelijke bepaling
kan overigens niet worden opgenomen voor overheidsorganisaties of daaraan gelieerde
instellingen, omdat die niet bij de KvK zijn of kunnen worden ingeschreven);
en de mogelijkheden en beperkingen van de Wsw-geïndiceerde?;
-is de salariëring gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende
-de situatie met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid en de aanwezigheid van
Voor wat betreft de duur van het, minimale, dienstverband is wellicht nog van belang dat het
rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes
maanden. Dat is de reden waarom deze, minimale, duur van het dienstverband in de
Wat betreft de voorwaarden waaraan begeleidingsorganisaties moeten voldoen kan worden
-inschrijving bij de Kamer van Koophandel (mits de betreffende organisatie
-taakvervulling met inachtneming van de stand van de wetenschap en die van de arbeidsen
-beschikking over voldoende opgeleide deskundigen die de arbeidsinpassing met inbegrip
van de begeleiding op de werkplek adequaat kunnen verzorgen;
-(gespecialiseerde) kennis met betrekking tot specifieke kenmerken (van delen) van de
De gemeenteraad dient bij verordening nadere regels te stellen over de wijze waarop de
hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7,
tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en
eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband
houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of
terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).
Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de
loonkosten in verband met geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te
Verordening persoonsgebonden budget Wsw gemeente Wassenaar 9
kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de
verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de
hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel
gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de
loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende
(CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.
De hoogte van de subsidie wordt concreet door het werkvoorzieningschap vastgesteld. Vanuit
het oogpunt van administratieve lastenverlichting geniet deze methode de voorkeur.
Bovendien blijkt uit ervaringsgegevens in de praktijk dat dit een werkbare manier is. Bij
gerede twijfel over de juiste hoogte van de loonkostensubsidie en als de loonkostensubsidie
meer dan 60% van het bruto loon van de Wsw-geïndiceerde bedraagt, vindt altijd vooraf een
Het verstrekken van subsidie aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen
onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken
van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de
Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese
verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat
daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt. Daarom is dit percentage in
De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een
begeleid werkplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden
aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de
werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek
indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om
herziening met redenen omkleden.
Ook kan het werkvoorzieningschap, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijdse)
aanpassing van de subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie
doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er
sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie. In de
praktijk zal het waarschijnlijk vaker voorkomen dat in de subsidiebeschikking aan de
werkgever wordt opgenomen hoe, en op welke wijze (tussentijdse) herbeoordelingen van
loonwaarde zullen plaatsvinden. De herbeoordeling van de loonwaarde kan plaatsvinden op
basis van een loonwaardeonderzoek.
Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst
plaatsvinden, en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet
in de verordening te worden opgenomen. Niettemin is het toch wenselijk hierover een
bepaling in de verordening op te nemen. Het werkvoorzieningschap kan dergelijke
voorwaarden ook opnemen in eigen richtlijnen of hierover onderhandelen. Op basis van
ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan
variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Daarom is de
mogelijkheid in de verordening opgenomen om het aantal uren aan begeleiding, en dus de
vergoeding, aan te passen. Partijen (uitvoeringsorganisatie, sw-geïndiceerde en
begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met
elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal
begeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden
Verordening persoonsgebonden budget Wsw gemeente Wassenaar 10
De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder
het werkvoorzieningschap aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de
eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid
wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze
Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. In de praktijk
zullen hierbij de kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. Omdat hier sprake
is van maatwerk, is niet bij benadering aan te geven om welk bedrag het exact gaat. Duidelijk
is dat hier de criteria van redelijkheid en maatwerk van belang zijn om een verantwoorde en
zorgvuldige afweging te maken. De aard van de voorziening kan immers van geval tot geval
verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er
niet perse sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om
(aangepaste) apparatuur die een sw-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.
Wel is de eenmalige vergoeding aan een maximum van € 3.000 gebonden.
Het artikel regelt verder de wijze van uitbetaling van de vergoeding. Daarbij kan worden
gedacht aan de termijnen van betaling.
De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB
leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstekken van een
periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het
verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de
begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen. Op
basis van de aanvraag beslist het werkvoorzieningschap vervolgens of een periodieke subsidie
aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden
verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke
subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een
periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.
Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van
het door hem betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle
Dit artikel maakt het mogelijk dat, ten gunste van de desbetreffende betrokken Wswgeïndiceerde
medewerker, van de bepalingen in deze verordening kan worden afgeweken als
het ten uitvoer brengen van de verordening aantoonbaar een onbillijke situatie voor de
betrokkene tot gevolg zou hebben. Het werkvoorzieningschap kan dit doen na overleg met de