Organisatie | Hardinxveld-Giessendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en wijziging van de woonvoorraad |
Citeertitel | Huisvestingsverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 21-07-2011 | nieuwe regeling | 02-12-2010 Het Kompas editie Hardinxveld-Giessendam, 08-12-2010 | onbekend | |
01-01-2011 | nieuwe regeling | 02-12-2010 Het Kompas editie Hardinxveld-Giessendam, 08-12-2010 | onbekend |
De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;gezien het voorstel van het college van 2 november 2010, nr. GemHG/INTERN/4014;gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet; alsmede artikel 149 van de Gemeentewet:b e s l u i tvast te stellen de volgendeVerordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en wijziging van de woonvoorraad
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:a. besluit : het Huisvestingsbesluit;b. bewoning : met bestemming tot bewoning wordt bedoeld dat men daar permanent woont en daar zijn hoofdverblijf heeft, zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie (Wet GBA);c. economische binding : de binding van een persoon aan de regio c.q. de gemeente, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio c.q. de gemeente te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de regio c.q. de gemeente op basis van een vast dienstverband voor minimaal 18 uur per week;d. eigenaar : het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;e. eengezinswoning : een gebouw dat uitsluitend bestaat uit één woning;f. huishouden : een eenpersoons(ouderen)huishouden of meerpersoons(ouderen)- huishouden zoals bedoeld in artikel 2 van de Huursubsidiewet;g. huisvestingsvergunning : de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;h. huurprijs : de rekenhuur zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Huursubsidiewet;i. huurprijsgrens : de maximale rekenhuur waarbij nog huursubsidie kan worden verkregen op grond van de Huursubsidiewet, zijnde de rekenhuur als bedoeld in artikel 13, lid 1, sub a. van de Huursubsidiewet;j. ingezetene : degene die in het bevolkingsregister van de gemeente/één der gemeenten in de regio is opgenomen, en feitelijk in de gemeente/de regio hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;k. inkomen : het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Huursubsidiewet;l. inwoning : het bewonen van een ruimte, onderdeel uitmakend van een door een ander huishouden in gebruik genomen woonruimte;m. koopprijs : de prijs als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub k. van de wet;n. koopprijsgrens : de grens als bedoeld in artikel 2, lid 1, sub b. van deze verordening;o. maatschappelijke binding : de binding van een persoon aan de regio c.q. de gemeente, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de regio c.q. de gemeente te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van- personen die gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van de regio c.q. de gemeente;- personen waarvan een familielid in de eerste graad gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de regio c.q. de gemeente;p. onttrekkingsvergunning : de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;q. onzelfstandige woonruimte : woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;r. regio : regio Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden: het grondgebied van de gemeenten Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Liesveld, Nieuw-Lekkerland en Zederik;s. standplaats : een standplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub e. van de wet;t. urgentieverklaring : de urgentieverklaring als bedoeld in artikel 15 van deze verordening;u. vergunningsplichtige woonruimte : een woning waarvoor voor het in gebruik nemen een huisvestingsvergunning op grond van deze verordening verplicht is gesteld;v. wachttijdscore : termijn van het onafgebroken ingeschreven staan in het register van woningzoekenden;w. wet : de Huisvestingswet;x. woningruil : het door twee of meer partijen wederkerig in gebruik nemen van elkaars woonruimte, met het oogmerk van daadwerkelijke permanente bewoning;y woonruimte/woning : een woonruimte met een eigen toegang, geschikt voor bewoning door een huishouden, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte;z. woonwagen : een woonwagen als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub f. van de wet.
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 2.1 Werkingsgebied/Huisvestingsvergunning
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op woonruimten, als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de wet (inwoning, woonwagens en woonschepen).
Artikel 4 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Tenzij door burgemeester en wethouders anders wordt bepaald bevat de aanvraag van een huisvestingsvergunning ten minste:a. voor een vergunningsplichtige huurwoning:1. gegevens over de woonruimte en (het huishouden van) de aanvrager;2. bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van de aanvrager (en indien van toepassing, het inkomen van de partner) kan worden vastgesteld;3. behoudens de gevallen als bedoeld in artikel 23, lid 3 van de wet (medehuurderschap): een verklaring van de verhuurder, waaruit blijkt dat deze bereid is de woning aan de aanvrager ter verhuren;b. voor een nieuw te bouwen koopwoning:1. gegevens over de woonruimte en (het huishouden van) de aanvrager;2. bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van de aanvrager (en, indien van toepassing, het inkomen van de partner) kan worden vastgesteld;3. een afschrift van de koopovereenkomst, dan wel een daarmee gelijk te stellen verklaring;c. voor overige vergunningsplichtige koopwoningen:1. gegevens over de woonruimte en (het huishouden van) de aanvrager;2. een afschrift van de koopovereenkomst, dan wel een daarmee gelijk te stellen verklaring.Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders bescheiden verlangen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de aanvrager voldoet aan de criteria als bedoeld in de paragrafen 2.2 (toelating), 2.3 (passendheid), 2.4 (urgentie) en 2.5 (wijze van aanbieding/toewijzing).
Artikel 5 Criteria voor vergunningverlening
Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:KOOP-/HUURWONINGEN: het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;NIEUWBOUWKOOPWONINGENde woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in artikel 11, lid 1 passend geacht voor het huishouden dat de vergunning aanvraagt. HUURWONINGEN: de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.3 passend geacht voor het huishouden dat de vergunning aanvraagt. De volgorde van toewijzing van huurwoningen gebeurt vervolgens met inachtneming van paragraaf 2.4 (Registratie van en woningaanbieding aan woningzoekenden met urgentie) en paragraaf 2.5 (wijze van aanbieding/toewijzing).
In afwijking van het in het eerste lid onder “HUURWONINGEN” bepaalde ten aanzien van passendheid kan de huisvestingsvergunning eveneens verleend worden indien de woonruimte met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.3 passender geacht wordt voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt dan de woonruimte welke het huishouden verlaat.
Het in het eerste lid, onder “HUURWONINGEN” bepaalde ten aanzien van de volgorde van toewijzing blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit (medehuurderschap, voorgenomen woningruil en personeel van een met name genoemd ruimtelaboratorium) en als de woning betrokken wordt door de eigenaar.
Artikel 6 Vruchteloze aanbieding
De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn ten minste éénmaal door middel van een advertentie hebben aangeboden.Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:a. het adres van de woonruimte;b. de overeenkomstig artikel 26, tweede lid van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;c. de mededeling dat degene die voldoen aan het bepaalde in artikel 5 de voorkeur genieten.De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.
Artikel 7 Intrekking/Vervallen huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:a. de vergunninghouder de vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Ten minste één der leden van het huishouden moet de volwassen leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
Artikel 9 Economische en maatschappelijke binding
Ten minste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de regio dan wel gedurende een termijn van ten minste 1 jaar ingezetene van de regio zijn, dan wel in de positie verkeren als aangegeven in artikel 13c van de wet (de zogenaamde beschermde groepen).
In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijk binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit (1. woningruil met iemand behorend tot de zogenaamde beschermde groepen of met iemand die van baan verandert; 2. personeel van een met name genoemd ruimtelaboratorium).
Artikel 11 Verhouding inkomen – huurprijs/koopprijs
Bij de toepassing van het gestelde in het eerste lid hanteren burgemeester en wethouders de onderstaande tabel voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij bij voorkeur passende inkomen. Bij de hantering van de tabel wordt er voor gezorgd dat de huursubsidienorm, zoals bedoeld in artikel 41 van de wet, zo min mogelijk wordt overschreden.
Voor de bepaling van het inkomen als bedoeld in de vorige leden gelden de volgende uitvoeringsregels:a. als inkomen wordt het laatst belastbaar jaarinkomen gehanteerd. Als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;b. indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) en/of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto inkomen;c. indien de woningzoekende kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatst bekende inkomen overeenkomstig a. en b. is verminderd of spoedig zal verminderen, geldt in afwijking van het in sub a. en b. gestelde dat lagere inkomen;d. indien alleen de bewijsstukken van het meest recente bruto inkomen worden gehanteerd, gebruiken burgemeester en wethouders voor de omrekening van het bruto inkomen naar belastbaar inkomen de systematiek als bepaald in de Huursubsidiewet;e. burgemeester en wethouders kunnen de woningzoekende vragen een IB-60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het opgegeven (huishoudens)inkomen.
Artikel 13 Bestemmingscriteria
Een eengezinswoning wordt bij voorkeur passend geacht indien:a. het huishouden op het moment van de voorgenomen woningtoewijzing in een regiogemeente een vergunningsplichtige eengezinswoning vrijmaakt, ofb. het huishouden op het moment van de voorgenomen woningtoewijzing minimaal vijf jaar zelfstandig en onafgebroken in een meergezinswoning in een regiogemeente woonachtig is en ten minste één der leden van het huishouden 30 jaar of ouder is.
Paragraaf 2.4 Registratie van en woningaanbieding aan woningzoekenden met urgentie
Een urgentieverklaring kan door burgemeester en wethouders slechts worden verstrekt aan woningzoekenden die voldoen aan de toelatingseisen als bedoeld in paragraaf 2.2 en die voor het voorzien in de dringend noodzakelijke behoefte aan woonruimte uitsluitend aangewezen kunnen worden geacht op de gemeente waarin de urgentie- of voorrangsverklaring wordt aangevraagd. Een woningzoekende is in elk geval uitsluitend aangewezen op de gemeente indien hij/zij tenminste het afgelopen jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de gemeente;
Indien lid 2 van toepassing is, houdt de urgentieverklaring tevens in:a. de toezegging dat, mits voldoende wordt gereageerd op het woningaanbod, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van 6 maanden een zo veel mogelijk passende aanbieding van woonruimte zal worden gedaan met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 2.3, tenzij dit gelet op het beschikbare woningaanbod feitelijk onmogelijk is en alsdan zodra dit wel mogelijk is;b. de mededeling dat de inschrijving in het register van woningzoekenden als bedoeld in artikel 14 wordt doorgehaald, indien van de in dit lid, sub a. bedoelde aanbieding geen gebruik wordt gemaakt.
De urgentieverklaring wordt verstrekt indien er sprake is van:a. een sociale indicatie, die wordt bepaald met inachtneming van de sociale normering, zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders;b. een medische indicatie, die wordt bepaald met inachtneming van de medische normering, zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders kunnen beslissen zich te laten adviseren omtrent de indicaties als bedoeld in het vorige artikel.
Artikel 18 Bewijs van registratie
Op het bewijs van registratie als woningzoekende met een urgentieverklaring worden ten minste de volgende gegevens vermeld:a. de datum van afgifte van het bewijs van registratie. Vanaf die datum loopt de in artikel 15, lid 4, sub a. bedoelde termijn;b. de reden waarom de woningzoekende als woningzoekende met urgentie- of voorrangsverklaring wordt aangemerkt;c. de passendheidscriteria die bij aanbieding van woonruimte in acht genomen worden;
Artikel 19 Geldigheid registratie
Het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentieverklaring verliest zijn geldigheid, indien:a. een aanbieding van woonruimte is geaccepteerd;b. zes maanden zijn verstreken na afgifte van het bewijs van registratie;c. blijkt dat de woningzoekende niet (meer) voldoet aan de toelatingscriteria als bedoeld in paragraaf 2.2;d. blijkt dat de woningzoekende niet (meer) voldoet aan de criteria voor een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 16;e. de woningzoekende een aangeboden woning waar hij/zij zelf op heeft gereageerd heeft geweigerd.
Paragraaf 2.5 Wijze van aanbieding/toewijzing
Woningzoekenden die voldoen aan de in paragraaf 2.2 gestelde toelatingscriteria kunnen op hun verzoek worden ingeschreven in het register van woningzoekenden van de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid van de Woningwet toegelaten instellingen en andere daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende verhuurders van woonruimte binnen de gemeente.De registratie van woningzoekenden en de toewijzing van woonruimten aan geregistreerde woningzoekenden vindt plaats op basis van de regels krachtens deze verordening.
In het eerste halfjaar van elk kalenderjaar kunnen de in het in lid 1 bedoelde register, geregistreerde woningzoekenden door middel van een door burgemeester en wethouders vast te stellen formulier verzocht worden om schriftelijk mee te delen of de registratie moet worden gehandhaafd. Daartoe dient het formulier binnen een maand na de dagtekening door de geregistreerde te worden geretourneerd.
Artikel 21 Publicatie woningaanbod
Woningzoekenden kunnen in de gelegenheid worden gesteld binnen een redelijke termijn op een redelijk aantal aanbiedingen van woningen te reageren. Daarbij dienen de voor de beoordeling van de toelating (paragraaf 2.2), passendheid (paragraaf 2.3) en volgorde (artikel 22) noodzakelijke gegevens door de woningzoekende te worden verstrekt.
Artikel 22 Regionale volgordebepaling
De bepaling van de volgorde van de kandidaten voor huurwoningen gaat als volgt:a. Een woningzoekende die voldoet aan de gestelde toelatings- en passendheidscriteria van paragraaf 2.2 respectievelijk 2.3 en die de hoogste wachttijdscore heeft, wordt in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na ontvangst van het formulier als bedoeld in artikel 4, lid 1, een aanvraag voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in paragraaf 2.1 in te dienen.b. Indien bij de volgordebepaling in sub a. blijkt dat bepaalde (doel)groepen van woningzoekenden in onvoldoende mate voor een huisvestingsvergunning in aanmerking komen en/of de doorstroming in onvoldoende mate wordt gerealiseerd, kunnen door burgemeester en wethouders bij de per publicatie aangeboden woningen, aanvullende en zonodig aangepaste criteria worden gesteld.
Voor de bepaling van de (volgorde van de) kandidaten voor nieuwbouwkoopwoningen geldt het volgende:a. Een nieuwbouwkoopwoning wordt toegewezen aan een woningzoekende die voldoet aan de in paragraaf 2.2 en artikel 11 gestelde criteria.b. Voor nieuwbouwkoopwoningen geldt voorts, dat burgemeester en wethouders criteria kunnen vaststellen met betrekking tot het toekennen van voorrang aan bepaalde categorieën woningzoekenden.
Paragraaf 2.6 Organisatie en bevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten (convenanten) sluiten ter uitvoering van (benoemde delen van) deze verordening. Hierbij kan op onderdelen worden afgeweken van de verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in voldoende mate bekend gemaakt aan de ingezetenen van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Hoofdstuk 3 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen
Artikel 25 Voorwaarden vergunningverlening
Een huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen wordt verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:a. de standplaatszoekende behoort tot de ingevolge paragraaf 2.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;b. de standplaatszoekende beschikt over een voor de betreffende standplaats geschikte woonwagen;c. de standplaatszoekende komt voor een standplaats in aanmerking overeenkomstig de in artikel 27 opgenomen volgordebepaling.
Artikel 27 Toewijzing woonwagenstandplaatsen
Indien meerdere standplaatszoekenden staan ingeschreven in het in artikel 26 bedoelde register, komen zij volgens de onderstaande volgorde in aanmerking voor een door burgemeester en wethouders te verstrekken huisvestingsvergunning voor een ter beschikking zijnde of komende standplaats. Indien er meerdere gegadigden dezelfde prioriteit hebben, krijgt van hen de oudste in leeftijd voorrang.De standplaatszoekende:a. woont op een woonwagenlocatie in de gemeente Hardinxveld-Giessendam die dient te worden opgeheven of verkleind;b. is ingezetene van de gemeente Hardinxveld-Giessendam en heeft familie in de eerste of tweede graad die woonachtig is op een woonwagenlocatie in de gemeente;c. woont op een woonwagenlocatie in een andere regiogemeente die dient te worden opgeheven of verkleind;d. is ingezetene van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;e. is ingezetene van een andere regiogemeente en heeft familie in de eerste of tweede graad die woonachtig is op een woonwagenlocatie in de regio;f. is ingezetene van een andere regiogemeente;g. heeft een economische binding aan de gemeente Hardinxveld-Giessendam;h. heeft een economische binding aan een andere regiogemeente;i. heeft een maatschappelijke binding aan de gemeente Hardinxveld-Giessendam;j. heeft een maatschappelijke binding aan een andere regiogemeente;k. heeft een aantoonbaar belang zich in de regio te vestigen;l. heeft geen aantoonbaar belang zich in de regio te vestigen.
Hoofdstuk 4 Wijziging samenstelling woonruimtevoorraad
Paragraaf 4.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 29 Vergunningsvereiste
Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 28:a. geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;b. met andere woonruimte samen te voegen;c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.
Artikel 30 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:a. naam en adres van de eigenaar;b. gegevens over de huidige situatie:- huur- of koopprijs;- aantal kamers;- woonoppervlak;- staat van onderhoud;c. gegevens over de beoogde situatie:- bestemming;- bouwtekening/bouwvergunning;- compensatievoorstel;d. gegevens bij voorgenomen samenvoeging:- verwachte huur- of koopprijs;- naam van toekomstige bewoner;- omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners;- schriftelijke verklaring van toestemming van de huurder.
Artikel 31 Criteria voor vergunningverlening
Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur- of koopprijs, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende compensatie als bedoeld in artikel 32 wordt geboden, wordt de onttrekkingvergunning in ieder geval verleend indien:a. de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens, ofb. bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft en de samengevoegde woonruimte overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.3 passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner, ofc. de aanvraag geschiedt door een verhuurder/beheerder ten behoeve van een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend woont overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.3.
Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager alshet belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, maar dat dat belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kan de onttrekkingsvergunning worden verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 32 wordt aangeboden en overigens aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.
Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte, als bedoeld in het eerste lid, dient door de aanvrager binnen vier weken na de verzenddatum van het desbetreffende besluit van burgemeester en wethouders, een waarborgsom te worden betaald die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in dat besluit gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen.
Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie:a. in de gevallen, genoemd in artikel 31, lid 2, sub a. (samenvoeging of omzetting met redelijke huur);b. bij samenvoeging, indien de eigenaar/bewoner een eigen investering doet ten behoeve van noodzakelijk bouwkundig herstel. Daarbij geldt dat de vrijstelling afhangt van de hoogte van de investering in relatie tot de economische marktwaarde van de (kleinste) woning.
Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:a. niet binnen één jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Indien er sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.
Paragraaf 4.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 36 Vergunningsvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 35, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimten.
Artikel 37 Aanvragen van een splitsingsvergunning
De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:a. een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten, enb. een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd makelaar. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.
Artikel 38 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning, indien:a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen;b. de huurprijs van één of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de aftoppingsgrens bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Huursubsidiewet;c. de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven, c.q. de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning end. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachte vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Burgemeester en wethouders weigeren voorts een splitsingsvergunning, indien:a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet enb. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.
Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:a. burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 28 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;b. het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 39 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:a. niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot ..in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in de artikelen 2, leden 2 en 3 en 24, 29 en 36 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 42 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid bedoelde ambtenaren, voor zover zij door de minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbend op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 45 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.