Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rhenen

Afstemmingsverordening WIJ 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRhenen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening WIJ 2010
CiteertitelAfstemmingsverordening WIJ 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, Art. 147:1
  2. Wet Werk en Bijstand, Art. 12: 1
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-11-201001-07-201001-01-2012Onbekend

21-09-2010

Rhenense Betuwse Courant

Bis 10/0175

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening WIJ 2010

De raad van de gemeente Rhenen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Rhenen d.d. 27 juli 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8b van de Wet Werk en Bijstand, artikel 12, eerste lid, onderdeel c van de Wet investeren in jongeren en artikel 35, eerste lid onder b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Overwegende, dat het noodzakelijk is het verlagen van de uitkering van jongeren van 18 jaar of ouder dochter jonger dan 27 jaar, belanghebbende van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, werkloze werknemer van 50 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar en de gewezen zelfstandige van 55 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar, bij wijze van sanctie te regelen.

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende verordening:

Afstemmingsverordening WIJ 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    de WIJ Wet investeren in Jongeren

  • b)

    de WWB Wet werk en bijstand

  • c)

    benadelingbedrag het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening of werkleeraanbod op grond van de WIJ. hieronder wordt tevens verstaan: de kosten van het werkleeraanbod;

  • d)

    bijzondere bijstand de bijstand bedoeld in WWB, art 35, lid 1;

  • e)

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen

  • f)

    maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ

  • g)

    WIJ-norm de op grond van artikel 5 van de WIJ op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

  • h)

    zeer ernstige misdragingen: het op een dusdanige wijze benaderen of bejegenen van het college, dan wel van personen die in opdracht van het college de wet uitvoeren, dat deze zich op een fysieke of psychische wijze, dan wel een combinatie van beide, bedreigd voelen

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de jongere naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wetten of de artikel 30 onder c van de Wet Suwi voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan de jongere bijzondere bijstand wordt verleend als aanvulling op de norm, of;

    • b.

      de verwijtbare gedraging van de jongere, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Recidive

  • 1.

    De duur van de maatregel wordt vastgesteld op één maand.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de duur van de maatregel verdubbeld, indien de jongere binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw één van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de WIJ schendt. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 8. eerste lid, onder c van deze verordening.

  • 3.

    De duur van de maatregel wordt door het college voor een bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt overeenkomstig artikel 5 heroverwogen.

Artikel 5 Heroverweging

  • 1.

    Het college heroverweegt de in artikel 12 van deze verordening bedoelde verlaging, of de verlaging die (na een eerdere heroverweging) voor een periode langer dan drie maanden is voortgezet, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.

  • 2.

    In het kader van de in het eerste lid bedoelde heroverweging beoordeelt het college of en in hoeverre de omstandigheden en het gedrag van de jongere aanleiding geven te besluiten tot herziening, beëindiging of voortzetting van de verlaging.

  • 3.

    Het college kan bij een besluit tot voortzetting van de verlaging het percentage van de verlaging verdubbelen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de jongere.

Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de maatregel;

  • b.

    de duur van de maatregel;

  • c.

    het bedrag waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd, en;

  • d.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 7 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van de jongere kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de jongere reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • b.

      de jongere niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 11, vierde lid, van de WIJ, werkzaamheden in het kader van de WIJ heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 44 van de WIJ.

Artikel 8 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de WIJ, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaar gedrag ontbreekt, of;

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

    • c.

      het college dringende redenen aanwezig acht.

  • 2.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de jongere daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 9 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende WIJ-norm;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de maatregel opgelegd ingaande de datum van aanvang bijstand voor zover deze nog niet is uitbetaald.

Artikel 10 Samenloop van gedragingen

Indien een jongere zich tegelijkertijd schuldig maakt aan twee of meer verwijtbare gedragingen welke tegelijkertijd worden geconstateerd en die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de verplichtingen

Artikel 11 Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of niet voldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de WIJ, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten;

    • b.

      het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard;

    • c.

      het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

    • d.

      het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden gericht op de arbeidsinschakeling.

Artikel 12 De hoogte van de maatregel

Onverminderd artikel 2 lid 1 van deze verordening wordt de maatregel vastgesteld op:

15% van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

40% van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1.

    Indien de jongere de verplichting op grond van artikel 44 van de WIJ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor verlening van de inkomensvoorziening of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Wanneer binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop een schriftelijke waarschuwing is gegeven wederom niet tijdig de verplichting van artikel 44 van de WIJ wordt nagekomen, wordt met toepassing van artikel 41 van de WIJ een maatregel vastgesteld van 5% van de WIJ-norm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

Artikel 14 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de WIJ heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel vastgesteld op 10% van het benadelingsbedrag met een afronding van € 10,00 naar boven en een minimumbedrag van € 50,00;

  • 2.

    Bij een benadelingsbedrag hoger dan de aangifterichtlijn van de sociale zekerheid volgens de aanwijzing sociale zekerheidsfraude wordt geen maatregel opgelegd maar vindt er aangifte plaats.

Artikel 15 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

  • 1.

    Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de WIJ, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

  • 2.

    Wanneer het niet nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven, wordt met toepassing van artikel 41 van de WIJ een maatregel vastgesteld van vijf procent van de WIJ-norm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien de jongere zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WIJ als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de WIJ, wordt een maatregel opgelegd. Deze gedragingen worden onderscheiden in volgende categorieën:

    • a.

      eerste categorie: verbaal geweld en discriminatie;

    • b.

      tweede categorie: intimidatie (uitoefenen van psychische druk) en zaakgericht fysiek geweld (vernieling);

    • c.

      derde categorie: mensgericht fysiek geweld en combinatie van agressievormen.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      10% van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie

    • b.

      25% van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie

    • c.

      100% van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 17 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treed in werking op de achtste dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 juli 2010;

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “Afstemmingsverordening WIJ”.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Afstemmingsverordening WIJ 2010.

Vastgesteld in de raadsvergadering van 21 september 2010

De raadsgriffier

De voorzitter

A.T.J. van der Pol (pvl)

drs. J.H.A. van Oostrum