Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007 |
Citeertitel | Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | bijlage 1, 1A, 2, 2A, 3, 4, 5 | 28-08-2021 | Z/27/147973/279719 | ||
02-09-2021 | 01-01-2021 | 01-01-2022 | Bijlage 1 | 16-03-2021 | Z/21/141882/279280 |
07-05-2019 | 01-01-2019 | 02-09-2021 | bijlage 1, 1a, 2, 2a, 3, 4, 5, 6, 7 | 16-04-2019 | |
13-04-2017 | 01-01-2017 | 07-05-2019 | bijlage 1, 1a, 2, 3, 4, 5, 6, 7 | 28-03-2017 | 193229 |
16-12-2016 | 01-01-2016 | 13-04-2017 | bijlage 1, 1A, 2, 3, 4, 5 6, 7 | 08-03-2016 | |
23-12-2010 | 15-12-2016 | nieuwe regeling | 28-10-2010 Oegstgeester Courant, 15-12-2010 | Onbekend. |
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels
Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum, aan de schoolbesturen bekend. Bij voorzieningen waarvoor de indieningsdatum niet van toepassing is, vanwege de permanente aard, wordt deze informatie vóór 31 januari van het lopende kalenderjaar aan de schoolbesturen verstrekt.
Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden
Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken
Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekend-gemaakt door het college.
Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen. Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van de gegevens dient het schoolbestuur gebruik te maken van het door het college vastgestelde formulier.
Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.
Indien ten aanzien van een voorziening een ingangsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens, tenzij anders vastgelegd in de van toepassing zijnde bijlage. Binnen twee weken na de datum van het besluit stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.
Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden
Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of binnen 8 weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van het besluit stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.
Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening; intrekking of wijziging; verbod vervreemding
Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening
Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie ambtshalve vast.
Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 13, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.
Artikel 18 Verbod tot vervreemding
Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.
Artikel 19 Informatieverstrekking
Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.
TOELICHTING op de Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007.
Vanaf 1 januari 1997 is met betrekking tot de financiële en materiele gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder basis-, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs gefaseerd nieuwe regelgeving van kracht geworden. De wijziging houdt in dat de gemeenten op basis van een verordening voor nader te omschrijven voorzieningen extra middelen (boven de reguliere rijksvergoedingen) beschikbaar kunnen stellen, zonder dat deze onder de werking van de overschrijdingsregeling vallen.
De nieuwe wettelijke regeling biedt voor gemeenten en schoolbesturen mogelijk-heden:
Dit alles zonder dat de gemeente met het automatisme van doorbetaling aan het bijzonder onderwijs wordt belast. In de praktijk waren gemeenten meestal wel bereid om mee te werken aan de oplossing van problemen welke niet binnen de reguliere rijksvergoeding zijn geregeld. Het automatisme van doorbetaling leverde voor de meeste gemeenten onoverkomelijke bezwaren op, tenzij afspraken met het totale onderwijsveld konden worden gemaakt, waarbij de schoolbesturen (schriftelijk) verklaarden af te zien van aanspraken op grond van de wettelijke financiële gelijkstelling.
Beide partijen zijn met een verordening verruimd/versterkt in hun positie:
Bij de introductie van lokaal onderwijsbeleid heeft het fenomeen 'op overeenstemming gericht overleg' zijn intrede gedaan. Dit platform (in Oegstgeest ‘het schoolbesturenoverleg’) is uitermate om zaken die vragen om een oplossing via gemeentelijke subsidiëring, aan de orde te stellen.
Bij de wetswijziging zijn de volgende elementen van essentieel belang:
Aanvullende gemeentelijke uitgaven moeten plaatsvinden op basis van een verordening. In de gemeentelijke verordening moet het volgende worden geregeld:
Het gaat om bekostiging van voorzieningen welke niet door de reguliere rijksvergoeding worden gedekt. Voorbeelden hiervan zijn: schoolzwemmen, specifiek leerlingenvervoer onder schooltijd, extra onderhoud als gevolg van huisvesting in een monument, kosten van extra toezicht op schoolgebouwen.
4. Materiële gelijkstelling versus de overschrijdingsregeling
De materiele gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder onderwijs houdt in, dat scholen recht hebben op een zelfde voorziening voor zover die scholen in een zelfde positie met betrekking tot die voorziening verkeren. Een voorbeeld ter verduidelijking van het verschil met de overschrijdingsuitkering is de volgende:
De gemeente acht het van belang dat scholen de beschikking hebben over een computer ten behoeve van de administratie (bijvoorbeeld voor de leerling administratie). In dit geval heeft elke openbare en bijzondere school recht op één computer, ongeacht de schoolgrootte. De computers kunnen beschikbaar worden gesteld via de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs. De gemeente kan hiermee de computers gericht aan de scholen toekennen.
Alternatief (toepassing overschrijdingsregeling) is om de computers aan te schaffen voor de openbare scholen. De kosten zouden dan worden geboekt als een 'uitgave openbaar onderwijs' en meetellen bij de overschrijdingsregeling. Voor het bijzonder onderwijs zou de laatste handelwijze betekenen dat er geen automatische aanspraak op de computers ontstaat. Immers, een eventuele doorbetaling is afhankelijk van de resultaten van de jaarlijkse vaststelling van kosten en de bijbehorende vijfjaarlijkse afrekening. Er is ook een verschil in tijd: aanschaf van de computer door het bijzonder onderwijs kan pas na uitbetaling van de eventuele overschrijding of voorschot daarop door de gemeente. Verder is er geen verplichting voor een bijzondere school om een computer aan te schaffen. De overschrijdingsuitkering is vrij besteedbaar door het school-bestuur.
Indien de gemeente van oordeel is dat elke school binnen de gemeente over een computer zou moeten beschikken, dan is de weg via de verordening de meest effectieve handelwijze.
5. De verordening en afspraken tussen gemeente en schoolbesturen
Nu de gemeente geen openbaar onderwijs meer in stand houdt (er is geen openbaar onderwijs binnen de gemeente of het openbaar onderwijs is vermogensrechtelijk verzelfstandigd) en de gemeente wil extra's aan het lokale onderwijs toekennen, moet dat formeel via de verordening. Artikel 6 van de Wet Primair Onderwijs (WPO) bepaalt immers dat geen uitgaven aan het onderwijs worden gedaan dan krachtens een wettelijke bepaling. Toekenningen via de verordening worden gedaan krachtens een wettelijke bepaling.
Naast de mogelijkheid van de verordening, biedt de wet ook de mogelijkheid om afspraken te maken tussen gemeente en schoolbesturen dat bepaalde uitgaven buiten de overschrijdingsregeling vallen. Op basis van artikel 142, lid 4 van de WPO zal de gemeente dan met elk afzonderlijk schoolbestuur moeten afspreken dat voor dat schoolbestuur bepaalde uitgaven niet meetellen bij het bepalen van het overschrijdingsbedrag. Dit betekent, dat ook zonder de toepassing van de artikelen 140 of 141 van de WPO en zonder verordening voorzieningen ten behoeve van het openbaar onderwijs buiten de overschrijdingsregeling kunnen blijven. Hiervoor is dan wel de expliciete medewerking van bevoegde gezagen van het bijzonder onderwijs nodig.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een modelverordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gepubliceerd. De modelverordening bestaat uit een viertal blokken:
n het hoofdstuk Algemene bepalingen zijn de onderwerpen subsidieplafond, verdelingsregels, aanvullende voorziening en het jaarlijkse overzicht opgenomen. De gemeenteraad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen en verdelingsregels vaststellen. De raad kan dit overdragen aan burgemeester en wethouders die de gemeentebegroting in acht moeten nemen. Burgemeester en wethouders maken zowel het subsidieplafond als de verdelingsregels bekend aan de schoolbesturen uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum voor de aanvragen. Daarnaast is de bevoegdheid van het college geregeld met betrekking tot het tijdelijk aanvullen van de verordening met een voorziening. Tot slot is aan het college opgedragen het jaarlijkse overzicht aan de bevoegde gezagen toe te zenden.
In het hoofdstuk procedures worden de procedures met betrekking tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van voorzieningen, de indiening van de aanvraag en de beslistermijnen behandeld.
Bij de toekenning van de voorziening kan sprake zijn van het feitelijk, in natura beschikbaar stellen van een voorziening of het toekennen van een subsidiebedrag. In de betreffende beschikking wordt aangeven het tijdvak waarvoor de toekenning geldt en de wijze waarop het bevoegd gezag de voorziening dient uit te voeren. De gemeente kan kiezen voor tweeërlei vormen van subsidiëring:
In de slotbepalingen is de informatieplicht voor het bevoegd gezag opgenomen. Zoals gebruikelijk in gemeentelijke verordeningen beslist het college in die gevallen - de uitvoering van de verordening betreffende - waarin de verordening niet voorziet.
In de Bijlage 'Voorzieningen' moet een gemeente aangegeven welke voorzieningen onder de werking van de verordening vallen. Per voorziening wordt een aparte bijlage opgenomen. In de bijlage bij de verordening worden per voorziening de volgende punten beschreven:
7. Vormgeving toekenning subsidie
De subsidie wordt verleend op basis van een beschikking, welke zijn oorsprong vindt in (een bijlage bij) de verordening. De subsidie kan worden verstrekt op basis van een toekenningsbeschikking, bevoorschotting en afrekenbeschikking (rekening en verantwoording). Subsidie kan worden toegekend op basis van normering of begroting, waarbij de toegekende subsidie wordt beschikbaar gesteld als definitief bedrag. Het toegekende bedrag wordt dan vervolgens betaalbaar gesteld, ongeacht de feitelijke kosten. Toewijzing van het recht om van een voorziening (in natura) gebruik te mogen maken, is een andere mogelijkheid. Verrekening van/met de feitelijke kosten blijft ook dan achterwege. Overwegingen van bestuurslasten en verhouding administratieve handelingen versus subsidiebedrag spelen voor zowel de gemeente als het schoolbestuur een rol bij de keuze voor de te volgen systematiek.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing op het traject van de beschikking. Tegen de toekenning/afrekenbeschikking kan bezwaar worden gemaakt c.q. beroep worden ingesteld.
In afwijking van de gebruikelijke werkwijze met betrekking tot de rechtsbescherming is in het geval van de vaststelling van de verordening door de gemeente (algemeen verbindend voorschrift) óók bezwaar en beroep mogelijk. Indien een schoolbestuur het niet eens is met de verordening, bijvoorbeeld omdat een gelijke behandeling tussen scholen niet is gewaarborgd, kan dus tegen de vaststelling en de inhoud van de verordening bezwaar en beroep worden aangetekend. Een beschikking is hierbij niet noodzakelijk. Tegen de toekenning van subsidie door de gemeenteraad kan een bezwaarschrift bij de raad worden ingediend. Indien het college van burgemeester en wethouders belast is met de uitvoering van de subsidieregeling, met andere woorden het college beschikt op de ingediende aanvragen, dan is indiening van een bezwaarschrift bij het college op zijn plaats. Na de beslissing op het bezwaarschrift kan belanghebbende nog in beroep gaan bij de arrondissementsrechtbank, afdeling Bestuursrechtspraak. Conform de Awb bestaat er dan uiteindelijk hoger beroep open op de Raad van State te Den Haag.
Bijlage 6 Voorziening haalbaarheidsonderzoek
I Aanduiding van de voorziening
Voorziening haalbaarheidsonderzoek
Dit betreft een onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot het realiseren van één van de volgende voorzieningen huisvesting onderwijs:
III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend
De voorziening wordt toegekend voor het kalenderjaar waarop het vastgestelde programma voorzieningen huisvesting onderwijs van toepassing is.
IV Criteria voor toekenning van de voorziening
Aanspraak op deze voorziening ontstaat op het moment dat het voornemen bestaat te komen tot het realiseren van een uitbreidingsgebied of een herstructurering van een wijk, waarbij onderzoek moet uitwijzen of één van de onder I genoemde voorzieningen moet worden gerealiseerd. Het onderzoek moet uitwijzen:
De kosten maken onderdeel uit van de totale kosten van de planontwikkeling en worden per afzonderlijk krediet beschikbaar gesteld. Er geldt geen bekostigingsplafond.
VI Wijze waarop de voorziening wordt toegekend
Na het afronden van de werkzaamheden wordt door het bevoegd gezag of het college inzicht gegeven in de gemaakte kosten. Daarbij wordt vermeld of tot de kosten ook behoren de kosten van het maken van een (schets)ontwerp voor de te realiseren accommodatie. Wordt besloten het project te realiseren conform het in het projectplan opgenomen (schets)ontwerp, dan worden de kosten van het maken van het (schets)ontwerp in mindering gebracht op investeringsbedrag dat voor het realiseren van deze voorziening is opgenomen in het programma voorzieningen huis¬vesting onderwijs.
In de situatie dat een nieuwbouwwijk wordt gerealiseerd of een herstructurering van een wijk plaatsvindt, wordt over het algemeen eerst een onderzoek ingesteld met vragen als:
Dit betekent dat er in principe een haalbaarheidsonderzoek plaatsvindt naar de noodzaak en omvang van de voorzieningen in het gebied, zonder dat er zekerheid bestaat of er een voorziening moet worden gerealiseerd.
Is vervolgens de conclusie dat er een voorziening wordt gerealiseerd, dan kan het betreffende bevoegd gezag een aanvraag indienen voor het bekostigen van de voorziening.
De kosten van het haalbaarheidsonderzoek komen volledig voor rekening van de gemeente, tenzij er gedurende het onderzoek kosten zijn gemaakt die een relatie hebben met de ontwikkeling van het bouwplan. Zijn het aanwijsbare kosten, dan worden deze kosten betrokken bij het beschikbaar stellen van het investeringsbedrag op het moment dat de voorziening in het programma is opgenomen. Dit bedrag wordt dan in mindering gebracht op het bedrag dat het bevoegd gezag ontvangt voor het realiseren van de investering. Deze kosten zijn in principe vergelijkbaar met het voorbereidingskrediet, waarvan sprake is in artikel 3 van de ‘verordening voorzieningen huisvesting onderwijs’.
Bijlage 7 Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs
IAanduiding van de voorziening
Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs
Het betreft onderhoud of aanpassing van een lokaal voor bewegingsonderwijs.
Onderscheid wordt gemaakt tussen:
De aanvraag voor het bekostigen van de voorziening moet uiterlijk vóór 1 februari van het jaar voorafgaande aan het jaar van bekostiging bij het college worden ingediend. Bij de aanvraag moeten worden overgelegd:
IIIPeriode waarvoor de voorziening wordt toegekend
De voorziening wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend. Is het niet mogelijk om de voorziening in het toegekende jaar te realiseren, dan moet het bevoegd gezag voor 1 september van het toegekende jaar bij het college een gemotiveerd verzoek indienen om uitstel van de uitvoering van de voorziening. Het college beslist voor 1 november daaropvolgend.
IVCriteria voor toekenning van de voorziening
Voor deze voorziening komt in aanmerking het bevoegd gezag van een school of neven-vestiging voor:
speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, dat juridisch eigenaar is van een school voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs die zich bevindt op het grondgebied van de gemeente en juridisch eigenaar is van een lokaal bewegingsonderwijs dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente.
De noodzaak van de voorziening:
‘ingebruikneming’ blijkt uit het feit dat het desbetreffende gebouw niet voldoet aan de inrichtingseisen voor lokalen bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en het geschikt maken van het gebouw met redelijke kosten, dit ter beoordeling van het college, te verwezenlijken is;
Bovenstaande voorzieningen komen voor bekostiging in aanmerking als op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II van de Verordening voorzieningen huisvesting onder¬wijs gemeente Oegstgeest 2015 gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor het bewegingsonderwijs noodzakelijk is, tenzij er een andere, goedkopere, voorziening mogelijk is. Dit ter beoordeling van het college.
Voor deze voorziening wordt geen subsidieplafond gehanteerd. Het geld kan worden onttrokken aan de ‘Voorziening onderhoud gymnastieklokalen’ in de gemeentebegroting.
VI Wijze waarop de voorziening wordt toegekend
Als gevolg van de wetswijziging per 1 januari 2015 vervalt de zorgplicht voor de gemeente voor het bekostigen van onderhoud en aanpassen lokalen bewegingsonderwijs. Desondanks blijft de gemeente verantwoordelijk voor het vaststellen van de vergoeding voor onderhoud en aanpassen van de lokalen bewegingsonderwijs, maar nu als onderdeel van de vergoeding materiële instand¬houding (artikel 136 Wpo en artikel 130 Wec).
Voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag van de bekostiging bestaan twee mogelijkheden:
het handhaven van de huidige procedure, waardoor de bekostiging van onderhoud en aanpassen van niet-gemeentelijke lokalen voor bewegingsonderwijs niet afhankelijk is van het aantal klokuren gebruik, maar op een gelijke wijze plaatsvindt als het onderhoud en aanpassen van gemeentelijke lokalen voor bewegingsonderwijs.
Mede omdat het, gelet op de verscheidenheid in oppervlakte en soort lokalen bewegings-onderwijs praktisch ondoenlijk is om een bedrag per klokuur vast te stellen, is gekozen voor de in deze bijlage beschreven procedure.