Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende regels voor materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007 |
Citeertitel | Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
De bijlagen bij de regeling treden uitwerking per 01-01-2018, de verordening zelf blijft van kracht.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-04-2017 | 01-01-2017 | 07-05-2019 | bijlage 1, 1a, 2, 3, 4, 5, 6, 7 | 28-03-2017 | 193229 |
16-12-2016 | 01-01-2016 | 13-04-2017 | bijlage 1, 1A, 2, 3, 4, 5 6, 7 | 08-03-2016 | |
23-12-2010 | 15-12-2016 | nieuwe regeling | 28-10-2010 Oegstgeester Courant, 15-12-2010 | Onbekend. |
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels
Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum, aan de schoolbesturen bekend. Bij voorzieningen waarvoor de indieningsdatum niet van toepassing is, vanwege de permanente aard, wordt deze informatie vóór 31 januari van het lopende kalenderjaar aan de schoolbesturen verstrekt.
Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden
Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken
Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekend-gemaakt door het college.
Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen. Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van de gegevens dient het schoolbestuur gebruik te maken van het door het college vastgestelde formulier.
Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.
Indien ten aanzien van een voorziening een ingangsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens, tenzij anders vastgelegd in de van toepassing zijnde bijlage. Binnen twee weken na de datum van het besluit stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.
Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden
Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of binnen 8 weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van het besluit stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.
Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening; intrekking of wijziging; verbod vervreemding
Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening
Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie ambtshalve vast.
Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 13, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.
Artikel 18 Verbod tot vervreemding
Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.
Artikel 19 Informatieverstrekking
Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.
TOELICHTING op de Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007.
Vanaf 1 januari 1997 is met betrekking tot de financiële en materiele gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder basis-, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs gefaseerd nieuwe regelgeving van kracht geworden. De wijziging houdt in dat de gemeenten op basis van een verordening voor nader te omschrijven voorzieningen extra middelen (boven de reguliere rijksvergoedingen) beschikbaar kunnen stellen, zonder dat deze onder de werking van de overschrijdingsregeling vallen.
De nieuwe wettelijke regeling biedt voor gemeenten en schoolbesturen mogelijk-heden:
Dit alles zonder dat de gemeente met het automatisme van doorbetaling aan het bijzonder onderwijs wordt belast. In de praktijk waren gemeenten meestal wel bereid om mee te werken aan de oplossing van problemen welke niet binnen de reguliere rijksvergoeding zijn geregeld. Het automatisme van doorbetaling leverde voor de meeste gemeenten onoverkomelijke bezwaren op, tenzij afspraken met het totale onderwijsveld konden worden gemaakt, waarbij de schoolbesturen (schriftelijk) verklaarden af te zien van aanspraken op grond van de wettelijke financiële gelijkstelling.
Beide partijen zijn met een verordening verruimd/versterkt in hun positie:
Bij de introductie van lokaal onderwijsbeleid heeft het fenomeen 'op overeenstemming gericht overleg' zijn intrede gedaan. Dit platform (in Oegstgeest ‘het schoolbesturenoverleg’) is uitermate om zaken die vragen om een oplossing via gemeentelijke subsidiëring, aan de orde te stellen.
Bij de wetswijziging zijn de volgende elementen van essentieel belang:
Aanvullende gemeentelijke uitgaven moeten plaatsvinden op basis van een verordening. In de gemeentelijke verordening moet het volgende worden geregeld:
Het gaat om bekostiging van voorzieningen welke niet door de reguliere rijksvergoeding worden gedekt. Voorbeelden hiervan zijn: schoolzwemmen, specifiek leerlingenvervoer onder schooltijd, extra onderhoud als gevolg van huisvesting in een monument, kosten van extra toezicht op schoolgebouwen.
4. Materiële gelijkstelling versus de overschrijdingsregeling
De materiele gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder onderwijs houdt in, dat scholen recht hebben op een zelfde voorziening voor zover die scholen in een zelfde positie met betrekking tot die voorziening verkeren. Een voorbeeld ter verduidelijking van het verschil met de overschrijdingsuitkering is de volgende:
De gemeente acht het van belang dat scholen de beschikking hebben over een computer ten behoeve van de administratie (bijvoorbeeld voor de leerling administratie). In dit geval heeft elke openbare en bijzondere school recht op één computer, ongeacht de schoolgrootte. De computers kunnen beschikbaar worden gesteld via de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs. De gemeente kan hiermee de computers gericht aan de scholen toekennen.
Alternatief (toepassing overschrijdingsregeling) is om de computers aan te schaffen voor de openbare scholen. De kosten zouden dan worden geboekt als een 'uitgave openbaar onderwijs' en meetellen bij de overschrijdingsregeling. Voor het bijzonder onderwijs zou de laatste handelwijze betekenen dat er geen automatische aanspraak op de computers ontstaat. Immers, een eventuele doorbetaling is afhankelijk van de resultaten van de jaarlijkse vaststelling van kosten en de bijbehorende vijfjaarlijkse afrekening. Er is ook een verschil in tijd: aanschaf van de computer door het bijzonder onderwijs kan pas na uitbetaling van de eventuele overschrijding of voorschot daarop door de gemeente. Verder is er geen verplichting voor een bijzondere school om een computer aan te schaffen. De overschrijdingsuitkering is vrij besteedbaar door het school-bestuur.
Indien de gemeente van oordeel is dat elke school binnen de gemeente over een computer zou moeten beschikken, dan is de weg via de verordening de meest effectieve handelwijze.
5. De verordening en afspraken tussen gemeente en schoolbesturen
Nu de gemeente geen openbaar onderwijs meer in stand houdt (er is geen openbaar onderwijs binnen de gemeente of het openbaar onderwijs is vermogensrechtelijk verzelfstandigd) en de gemeente wil extra's aan het lokale onderwijs toekennen, moet dat formeel via de verordening. Artikel 6 van de Wet Primair Onderwijs (WPO) bepaalt immers dat geen uitgaven aan het onderwijs worden gedaan dan krachtens een wettelijke bepaling. Toekenningen via de verordening worden gedaan krachtens een wettelijke bepaling.
Naast de mogelijkheid van de verordening, biedt de wet ook de mogelijkheid om afspraken te maken tussen gemeente en schoolbesturen dat bepaalde uitgaven buiten de overschrijdingsregeling vallen. Op basis van artikel 142, lid 4 van de WPO zal de gemeente dan met elk afzonderlijk schoolbestuur moeten afspreken dat voor dat schoolbestuur bepaalde uitgaven niet meetellen bij het bepalen van het overschrijdingsbedrag. Dit betekent, dat ook zonder de toepassing van de artikelen 140 of 141 van de WPO en zonder verordening voorzieningen ten behoeve van het openbaar onderwijs buiten de overschrijdingsregeling kunnen blijven. Hiervoor is dan wel de expliciete medewerking van bevoegde gezagen van het bijzonder onderwijs nodig.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een modelverordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gepubliceerd. De modelverordening bestaat uit een viertal blokken:
n het hoofdstuk Algemene bepalingen zijn de onderwerpen subsidieplafond, verdelingsregels, aanvullende voorziening en het jaarlijkse overzicht opgenomen. De gemeenteraad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen en verdelingsregels vaststellen. De raad kan dit overdragen aan burgemeester en wethouders die de gemeentebegroting in acht moeten nemen. Burgemeester en wethouders maken zowel het subsidieplafond als de verdelingsregels bekend aan de schoolbesturen uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum voor de aanvragen. Daarnaast is de bevoegdheid van het college geregeld met betrekking tot het tijdelijk aanvullen van de verordening met een voorziening. Tot slot is aan het college opgedragen het jaarlijkse overzicht aan de bevoegde gezagen toe te zenden.
In het hoofdstuk procedures worden de procedures met betrekking tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van voorzieningen, de indiening van de aanvraag en de beslistermijnen behandeld.
Bij de toekenning van de voorziening kan sprake zijn van het feitelijk, in natura beschikbaar stellen van een voorziening of het toekennen van een subsidiebedrag. In de betreffende beschikking wordt aangeven het tijdvak waarvoor de toekenning geldt en de wijze waarop het bevoegd gezag de voorziening dient uit te voeren. De gemeente kan kiezen voor tweeërlei vormen van subsidiëring:
In de slotbepalingen is de informatieplicht voor het bevoegd gezag opgenomen. Zoals gebruikelijk in gemeentelijke verordeningen beslist het college in die gevallen - de uitvoering van de verordening betreffende - waarin de verordening niet voorziet.
In de Bijlage 'Voorzieningen' moet een gemeente aangegeven welke voorzieningen onder de werking van de verordening vallen. Per voorziening wordt een aparte bijlage opgenomen. In de bijlage bij de verordening worden per voorziening de volgende punten beschreven:
7. Vormgeving toekenning subsidie
De subsidie wordt verleend op basis van een beschikking, welke zijn oorsprong vindt in (een bijlage bij) de verordening. De subsidie kan worden verstrekt op basis van een toekenningsbeschikking, bevoorschotting en afrekenbeschikking (rekening en verantwoording). Subsidie kan worden toegekend op basis van normering of begroting, waarbij de toegekende subsidie wordt beschikbaar gesteld als definitief bedrag. Het toegekende bedrag wordt dan vervolgens betaalbaar gesteld, ongeacht de feitelijke kosten. Toewijzing van het recht om van een voorziening (in natura) gebruik te mogen maken, is een andere mogelijkheid. Verrekening van/met de feitelijke kosten blijft ook dan achterwege. Overwegingen van bestuurslasten en verhouding administratieve handelingen versus subsidiebedrag spelen voor zowel de gemeente als het schoolbestuur een rol bij de keuze voor de te volgen systematiek.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing op het traject van de beschikking. Tegen de toekenning/afrekenbeschikking kan bezwaar worden gemaakt c.q. beroep worden ingesteld.
In afwijking van de gebruikelijke werkwijze met betrekking tot de rechtsbescherming is in het geval van de vaststelling van de verordening door de gemeente (algemeen verbindend voorschrift) óók bezwaar en beroep mogelijk. Indien een schoolbestuur het niet eens is met de verordening, bijvoorbeeld omdat een gelijke behandeling tussen scholen niet is gewaarborgd, kan dus tegen de vaststelling en de inhoud van de verordening bezwaar en beroep worden aangetekend. Een beschikking is hierbij niet noodzakelijk. Tegen de toekenning van subsidie door de gemeenteraad kan een bezwaarschrift bij de raad worden ingediend. Indien het college van burgemeester en wethouders belast is met de uitvoering van de subsidieregeling, met andere woorden het college beschikt op de ingediende aanvragen, dan is indiening van een bezwaarschrift bij het college op zijn plaats. Na de beslissing op het bezwaarschrift kan belanghebbende nog in beroep gaan bij de arrondissementsrechtbank, afdeling Bestuursrechtspraak. Conform de Awb bestaat er dan uiteindelijk hoger beroep open op de Raad van State te Den Haag.
I Aanduiding van de voorziening
Dit betreft een voorziening in natura. Scholen met anderstalige leerlingen en/of leerlingen met een vve-indicatie kunnen in aanmerking komen voor extra begeleiding van deze leerlingen voor het verwerven van de Nederlandse taal door een aangestelde taalondersteuner. De taalondersteuner heeft een dienstverband bij het OPOO, maar is werkzaam voor alle basisscholen in de gemeente.
Niet van toepassing, gezien de permanente aard van deze voorziening.
Basisscholen kunnen gedurende het schooljaar (nieuwe) anderstalige leerlingen aanmelden bij de taalondersteuner voor advisering en begeleiding.
III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend
IV Criteria voor het toekennen van een voorziening
Door het rijk bekostigde scholen voor basisonderwijs.
Aangemelde anderstalige/vve leerlingen worden getoetst op achterstanden in de beheersing van de Nederlandse taal ten opzichte van leeftijdsgenoten. Op basis van de uitkomsten van de toets, overleg met de school én de rooster technische mogelijkheden, komt de leerling c.q. school in aanmerking voor deze voorziening.
De toekenning van de ondersteuning vindt plaats op basis van de criteria in de Prioriteitennotie (bijlage 1A).
V Wijze waarop de subsidie wordt toegekend
De gemeente fungeert als opdrachtgever voor het OPOO voor de uitvoering van het lokaal beleid taalondersteuning. Het OPOO is als opdrachtnemer de feitelijke werkgever voor de taalondersteuner. De taalondersteuner dient in het bezit te zijn van een onderwijsbevoegdheid. Eventuele voorstellen met betrekking tot (wijziging van) het inhoudelijke kader worden voorgelegd aan het schooldirecteurenoverleg.
Aan het begin van het uitvoeringsjaar wordt ten behoeve van de salariskosten een voorschot aan het OPOO uitgekeerd. Op basis van de verantwoording (zie hieronder) vindt definitieve afrekening en eventuele verrekening met de bevoorschotting plaats.
De gemeenteraad stelt jaarlijks in de gemeentebegroting het maximaal beschikbare bedrag vast. Het subsidieplafond voor 2017 is vastgesteld op de salariskosten voor maximaal 0,5832 fte t.b.v. een taalondersteuner. Hiervoor is in de begroting € 39.505,- beschikbaar.
Inhoudelijke (per schooljaar) en financiële (per kalenderjaar) verantwoording van deze voorziening dient het OPOO uiterlijk 1 oktober 2017 respectievelijk 1 juni 2018 bij de gemeente in. Op basis van deze verantwoording vindt definitieve afrekening van de kosten en eventuele verrekening met de bevoorschotting plaats.
Prioriteitennotitie Ondersteuning Anderstaligen
De totale formatie voor de taalondersteuning is vastgesteld op 0,5832 fte. De verdeling van het aantal uren ondersteuning over de scholen ligt niet vast, maar wordt bepaald door het aantal aangemelde leerlingen en de ernst van de taalachterstand. Dit betekent dat bij aanmeldingen niet alleen per school prioriteiten worden gesteld, maar dat ook tussen scholen keuzes moeten worden gemaakt. Van de scholen wordt op dit punt dus solidariteit verwacht.
De IB-er van de school is verantwoordelijk voor de aanmelding van de leerling en coördineert de zorg voor de leerling. De taalondersteuning is en blijft een aanvullende voorziening op de reguliere zorg binnen de basisscholen. Onderstaand prioriteitenoverzicht bepaalt welke leerlingen voorrang krijgen.
In verband met het groeiende aantal vluchtelingenkinderen en de druk die dit zet op de taalondersteuning, is het nodig de prioriteitennotitie aan te passen.
Prioriteitsbepaling, in volgorde van prioriteit:
Gedurende het hele schooljaar kunnen kinderen instromen en uitstromen. Na aanmelding bepaalt de taalondersteuner op basis van beschikbaarheid en de prioriteitennotitie of er plaats is in de taalondersteuning.
In het geval dat er door SKO een VVE leerling wordt aangemeld, kijkt de taalondersteuner of deze leerling taalondersteuning nodig heeft op de school waar het kind naartoe gaat. SKO meldt tijdig aan de taalondersteuner waar en wanneer de leerling instroomt in het basisonderwijs. In overleg met de IB-er kan de leerling geplaatst worden.
Het anderstalige kind kan instromen in de taalondersteuning op het moment dat er plaats is op de desbetreffende school en er een gewenningsperiode aan vooraf is gegaan (4-6 weken).
Wanneer door instroom van een kind met hoger prioriteit een kind met een lagere prioriteit moet uitstromen, geldt er een ‘overdrachtsperiode’ van twee weken. In deze twee weken kan de taalondersteuner haar werkzaamheden met het betreffende kind afronden (evt. met toets), de leerkracht van het kind van advies en aangepast lesmateriaal voor in de groep voorzien en het kind overdragen aan de IB-er.
Tijdens het schooljaar wordt er twee keer, schriftelijk, gerapporteerd aan de IB-er en de leerkracht van het kind. In het laatste rapport worden ook de toets resultaten opgenomen.
I Aanduiding van de voorziening
Niet van toepassing, gezien de permanente aard van deze voorziening.
III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend
Toekenning in natura per kalenderjaar. De gemeente geeft een beschikking af voor het afnemen van leerlingbegeleiding bij één of meer schoolbegeleidingsdiensten. Voor 2017 zal dit zijn Onderwijs Advies (verder: OA) en de expertisedienst van het GPOWN t.b.v. De Lichtwijzer.
IV Criteria voor toekenning van de voorziening
Voor deze voorziening komen in aanmerking door het rijk bekostigde scholen voor basisonderwijs.
V Wijze waarop de voorziening wordt toegekend
Per 1 augustus 2014 is de wet Passend Onderwijs ingevoerd. Scholen blijven verantwoordelijk voor de inzet en bekostiging van diagnostiek voor het bepalen van inzet van extra (onderwijs)ondersteuning. De gemeente Oegstgeest onderstreept het belang van goede diagnostiek. Als aanvulling op de rijksmiddelen stelt de gemeente daarom uren leerlingenzorg beschikbaar. Het aantal door de gemeente ingekochte uren t.b.v. leerlingenzorg wordt naar rato van het aantal leerlingen op de basisscholen verdeeld, op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande jaar.
Een bovenschoolse buffer van € 4.169,-blijft voor 2017 gereserveerd bij OA voor scholen die (onvoorzien) uren tekort komen voor leerlingbegeleiding/diagnostiek. Scholen kunnen hier gemotiveerd een beroep op doen bij OA. Wanneer meerdere scholen een beroep op de bovenschoolse buffer doen, krijgt Het DOK voorrang. Dit vanwege het feit dat het een sterk groeiende school betreft, die benadeeld wordt doordat de verdeling van de budgetten gebaseerd wordt op leerlingaantallen op peildatum 1 oktober 2016.
Voor De Lichtwijzer worden geen uren bij OA ingekocht, maar beschikbaar gesteld van de eigen expertisedienst. Net als door OA, dient achteraf verantwoording voor besteding van de middelen/uren te worden afgelegd.
Een deel van de uren/het budget kan naar gelang de keuze van de school worden ingezet t.b.v. leerling bespreking in de ondersteuningsteams op school. De uren zijn niet bedoeld voor school-/teamontwikkeling.
Uren (afgerond en op basis van hoogste uurtarief OA 2017 = € 100,-) | Uren (afgerond en op basis van laagste uurtarief OA 2017 = € 82,45) | |||
De gemeenteraad stelt jaarlijks in de gemeentebegroting het maximaal beschikbare bedrag vast. Het subsidieplafond voor leerlingbegeleiding 2017 is vastgesteld op € 58.033,- (vanwege een algemene bezuinigingsmaatregel binnen de gemeente is dit bedrag lager dan vorig jaar). Hiervan is € 53.864,- beschikbaar voor verdeling naar rato onder de scholen (hetzelfde bedrag als vorig jaar). De overige € 4.169,- komt ten goede aan de bovenschoolse buffer.
Scholen geven OA /de expertisedienst van het GPOWN toestemming om de gemeente achteraf een overzicht te verstrekken van de afgenomen diensten (gemeentelijke inzet én inzet rijksgelden). Voor de expertisedienst van het GPOWN dient dit overzicht uiterlijk vóór 1 april 2018 bij de gemeente aangeleverd te zijn en voor OA uiterlijk vóór 1 juni 2018 (de verantwoordingstermijnen voor subsidiebedragen onder en boven de € 5.000,- verschillen).
Bijlage 3 Logopedie in de schoolse periode
I Aanduiding van de voorziening
Logopedie in de schoolse periode
De inzet van uren is bedoeld voor logopedische screening bij kleuters (bij voorkeur individueel), advisering en nader onderzoek, zo nodig doorverwijzing van leerlingen naar een vrijgevestigde logopedist voor langdurige behandeling en eventueel voorschotbehandelingen, controles/monitoring en tot slot voorlichting aan ouders en professionals.
Niet van toepassing, gezien de permanente aard van deze voorziening.
III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend
Toekenning in natura per kalenderjaar. De gemeente geeft voor het totale subsidiebedrag een beschikking af voor het afnemen van logopedie in de schoolse periode bij één of meer aanbieders. Voor 2017 is dit Onderwijs Advies.
IV Criteria voor toekenning van een voorziening
Voor deze voorziening komen in aanmerking door het rijk bekostigde scholen voor basisonderwijs.
V Wijze waarop de voorziening wordt toegekend
Voor de basisscholen met één vestiging geldt een vaste voet van 30 uur per kalenderjaar en voor scholen met twee vestigingen een vaste voet van 40 uur per kalenderjaar. De variabele uren worden naar rato verdeeld op basis van het aantal 4- en 5-jarigen op 1 oktober 2016 (de activiteit ‘logopedie’ betreft vooral screening van kleuters en de leeftijdsopbouw van de diverse scholen verschilt nogal).
Een bovenschoolse buffer van € 1.725,- blijft voor 2017 gereserveerd bij OA voor scholen die (onvoorzien) uren tekort komen. Scholen kunnen hier gemotiveerd een beroep op doen bij OA. Wanneer meerdere scholen een beroep op de bovenschoolse buffer doen, krijgt Het DOK voorrang. Dit vanwege het feit dat het een sterk groeiende school betreft, die benadeeld wordt doordat de verdeling van de budgetten gebaseerd wordt op leerlingaantallen op peildatum 1 oktober 2016.
De verdeling op basis van bovenstaande ziet er als volgt uit:
Het uurtarief van € 69,00 in 2017 is gelijk aan dat van 2016.
De gemeenteraad stelt jaarlijks in de gemeentebegroting het totale beschikbare budget ten behoeve van logopedie vast. Het budget wordt vervolgens verdeeld over de schoolse en voorschoolse periode. Het subsidieplafond voor de schoolse periode wordt voor 2017 vastgesteld op € 43.953,- (hetzelfde bedrag als in 2016).
Scholen geven OA toestemming om de gemeente achteraf (uiterlijk vóór 1 juni 2018) een overzicht te verstrekken van de ingezette uren.
Bijlage 4 Gemeentelijk vakonderwijs
I Aanduiding van de voorziening
De gemeente Oegstgeest stelt op grond van de ‘Regeling Gemeentelijk vakonderwijs Oegstgeest’ aanvullende middelen beschikbaar ter bevordering van de kwaliteit van het onderwijs in lichamelijke opvoeding en het muziekonderwijs voor de groepen 3 tot en met 8.
De gemeente verzendt vóór 1 april 2017 aanvraagformulieren naar de scholen. De aanvraag dient vóór 1 mei 2017 te zijn ingediend. Peildatum is de situatie per 1 februari 2017.
III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend
IV Criteria voor toekenning van een voorziening
Voor deze voorziening komen in aanmerking door het rijk bekostigde scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs.
Basisscholen komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten voor het bewegingsonderwijs als de leerlingen van de groep 3 tot en met 8 van de school ten minste één keer per week (minimaal 40 minuten) bewegingsonderwijs krijgen van een speciaal hiertoe opgeleide vakleerkracht (Alo of post-hbo vakbekwaamheid bewegingsonderwijs). Indien één of meer groepen geen bewegingsonderwijs van een vakleerkracht ontvangen, kan dit naar rato van de tegemoetkoming worden afgetrokken. Peildatum is 1 februari van het betreffende kalenderjaar.
Wanneer een school niet voldoet aan de criteria voor bewegingsonderwijs en dus niet (geheel) in aanmerking komt voor de subsidie, mag een aanvraag worden ingediend voor inzet van gelden voor ‘nat’ bewegingsonderwijs bij Optisport Poelmeer. De gemeente vergoedt 50% van de werkelijke kosten tot het maximale subsidiebedrag (zie tabel).
Basisscholen komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten voor het muziekonderwijs als zij kunnen aantonen dat (een deel van de) leerlingen van groep 3 tot en met groep 8 muziekles ontvangen van een daartoe bevoegde muziekdocent of dat nascholing van het onderwijsteam plaatsvindt door een bevoegd vakdocent. Deze kan aangesteld zijn bij het schoolbestuur, maar dit kan ook een contract met bijvoorbeeld BplusC zijn. De gemeentelijke vergoeding is niet hoger dan de werkelijk gemaakte kosten door de school.
VWijze waarop de voorziening wordt toegekend en de daarbij behorende berekeningswijze
Voor bewegingsonderwijs en muziekonderwijs zijn apart bedragen per leerling vastgesteld (zie berekening hieronder). De vergoeding per school per kalenderjaar bedraagt maximaal het vastgestelde bedrag per leerling voor deze voorziening, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande jaar. De gemeente stelt de subsidie vast bij tijdige ontvangst van de aanvraag en keert deze uiterlijk vóór 1 juli 2017 uit.
Het totale beschikbare bedrag wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld, door vaststelling van de gemeentebegroting. Voor het jaar 2017 is in totaal begroot € 66.456,- (vanwege een algemene begrotingsmaatregel binnen de gemeente is dit bedrag lager dan vorig jaar).
Van het bedrag van € 66.456,- is 60% beschikbaar voor bewegingsonderwijs = € 39.874,-. Het totaal aantal leerlingen op 1-10-2015 was: 2.750, dus € 14,50 per leerling (was € 15,52).
Van dit bedrag is 40% beschikbaar voor muziekonderwijs = € 26.582,-. Het aantal leerlingen op 1-10-2015 was: 2.750, dus € 9,67 per leerling (was € 10,35).
Bijlage 5 Natuur- en milieueducatie
I Aanduiding van de voorziening
Lesprojecten, excursies en lesmaterialen op het gebied van natuur- en milieueducatie die het Milieu Educatie Centrum Oegstgeest (verder: MEC) aanbiedt aan basisscholen.
Niet van toepassing, gezien de permanente aard van deze voorziening.
III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend
Toekenning in natura per kalenderjaar. De gemeente geeft voor het totale subsidiebedrag een beschikking af aan het MEC.
IV Criteria voor het toekennen van een voorziening
Voor deze voorziening komen in aanmerking door het rijk bekostigde scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs.
V Wijze van toekenning van voorziening
De basisscholen kunnen met een richtbedrag van € 500,- bij het MEC materialen/excur-sies/projecten op het gebied van natuur- en milieueducatie afnemen zonder dat zij daarvoor een factuur van het MEC krijgen. Alles wat afgenomen wordt boven dit bedrag, kan door het MEC in rekening gebracht worden.
De gemeenteraad stelt jaarlijks in de gemeentebegroting het maximaal beschikbare bedrag vast. Het subsidieplafond voor natuur-en milieueducatie 2017 is vastgesteld op € 5.000,-. Verdeeld over 10 basisscholen betekent dit een vergoeding van € 500,- per school (vanwege een algemene begrotingsmaatregel binnen de gemeente is dit bedrag iets lager dan vorig jaar).
Scholen geven het MEC toestemming om de gemeente achteraf (uiterlijk vóór 1 juni 2018) een overzicht te verstrekken van de afgenomen diensten.
Bijlage 6 Voorziening haalbaarheidsonderzoek
I Aanduiding van de voorziening
Voorziening haalbaarheidsonderzoek
Dit betreft een onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot het realiseren van één van de volgende voorzieningen huisvesting onderwijs:
III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend
De voorziening wordt toegekend voor het kalenderjaar waarop het vastgestelde programma voorzieningen huisvesting onderwijs van toepassing is.
IV Criteria voor het toekennen van een voorziening
Aanspraak op deze voorziening ontstaat op het moment dat het voornemen bestaat te komen tot het realiseren van een uitbreidingsgebied of een herstructurering van een wijk, waarbij onderzoek moet uitwijzen of één van de onder I genoemde voorzieningen moet worden gerealiseerd. Het onderzoek moet uitwijzen:
V Wijze waarop de voorziening wordt toegekend
De kosten maken onderdeel uit van de totale kosten van de planontwikkeling en worden per afzonderlijk krediet beschikbaar gesteld. Er geldt geen bekostigingsplafond.
Na het afronden van de werkzaamheden wordt door het bevoegd gezag of het college inzicht gegeven in de gemaakte kosten. Daarbij wordt vermeld of tot de kosten ook behoren de kosten van het maken van een (schets)ontwerp voor de te realiseren accommodatie. Wordt besloten het project te realiseren conform het in het projectplan opgenomen (schets)ontwerp, dan worden de kosten van het maken van het (schets)ontwerp in mindering gebracht op investeringsbedrag dat voor het realiseren van deze voorziening is opgenomen in het programma voorzieningen huisvesting onderwijs.
In de situatie dat een nieuwbouwwijk wordt gerealiseerd of een herstructurering van een wijk plaatsvindt, wordt over het algemeen eerst een onderzoek ingesteld met vragen als:
Dit betekent dat er in principe een haalbaarheidsonderzoek plaatsvindt naar de noodzaak en omvang van de voorzieningen in het gebied, zonder dat er zekerheid bestaat of er een voorziening moet worden gerealiseerd.
Is vervolgens de conclusie dat er een voorziening wordt gerealiseerd, dan kan het betreffende bevoegd gezag een aanvraag indienen voor het bekostigen van de voorziening.
De kosten van het haalbaarheidsonderzoek komen volledig voor rekening van de gemeente, tenzij er gedurende het onderzoek kosten zijn gemaakt die een relatie hebben met de ontwikkeling van het bouwplan. Zijn het aanwijsbare kosten, dan worden deze kosten betrokken bij het beschikbaar stellen van het investeringsbedrag op het moment dat de voorziening in het programma is opgenomen. Dit bedrag wordt dan in mindering gebracht op het bedrag dat het bevoegd gezag ontvangt voor het realiseren van de investering. Deze kosten zijn in principe vergelijkbaar met het voorbereidingskrediet, waarvan sprake is in artikel 3 van de ‘verordening voorzieningen huisvesting onderwijs’.
Bijlage 7 Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs
I Aanduiding van de voorziening
Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs
Het betreft onderhoud of aanpassing van een lokaal voor bewegingsonderwijs.
De aanvraag voor het bekostigen van de voorziening moet uiterlijk 1 februari van het jaar voorafgaande aan het jaar van bekostiging bij het college worden ingediend. Bij de aanvraag moeten worden overgelegd:
Onderscheid wordt gemaakt tussen:
IV In aanmerking komende schoolbesturen
Voor deze voorziening komt in aanmerking het bevoegd gezag van een school of nevenvestiging voor:
dat juridisch eigenaar is van een school voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs die zich bevindt op het grondgebied van de gemeente en juridisch eigenaar is van een lokaal bewegingsonderwijs dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente.
V Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend
De voorziening wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend. Is het niet mogelijk om de voorziening in het toegekende jaar te realiseren, dan moet het bevoegd gezag voor 1 september van het toegekende jaar bij het college een gemotiveerd verzoek indienen om uitstel van de uitvoering van de voorziening. Het college beslist voor 1 november daaropvolgend.
VI Criteria voor het toekennen van een voorziening
De noodzaak van de voorziening:
‘ingebruikneming’ blijkt uit het feit dat het desbetreffende gebouw niet voldoet aan de inrichtingseisen voor lokalen bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en het geschikt maken van het gebouw met redelijke kosten, dit ter beoordeling van het college, te verwezenlijken is;
Bovenstaande voorzieningen komen voor bekostiging in aanmerking als op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oegstgeest 2015 gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor het bewegingsonderwijs noodzakelijk is, tenzij er een andere, goedkopere, voorziening mogelijk is. Dit ter beoordeling van het college.
VII Wijze waarop de voorziening wordt toegekend
Voor deze voorziening wordt geen subsidieplafond gehanteerd. Het geld kan worden onttrokken aan de ‘Voorziening onderhoud gymnastieklokalen’ in de gemeentebegroting.
Als gevolg van de wetswijziging per 1 januari 2015 vervalt de zorgplicht voor de gemeente voor het bekostigen van onderhoud en aanpassen lokalen bewegingsonderwijs. Desondanks blijft de gemeente verantwoordelijk voor het vaststellen van de vergoeding voor onderhoud en aanpassen van de lokalen bewegingsonderwijs, maar nu als onderdeel van de vergoeding materiële instandhouding (artikel 136 Wpo en artikel 130 Wec).
Voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag van de bekostiging bestaan twee mogelijkheden:
het handhaven van de huidige procedure, waardoor de bekostiging van onderhoud en aanpassen van niet-gemeentelijke lokalen voor bewegingsonderwijs niet afhankelijk is van het aantal klokuren gebruik, maar op een gelijke wijze plaatsvindt als het onderhoud en aanpassen van gemeentelijke lokalen voor bewegingsonderwijs.
Mede omdat het, gelet op de verscheidenheid in oppervlakte en soort lokalen bewegingsonderwijs praktisch ondoenlijk is om een bedrag per klokuur vast te stellen, is gekozen voor de in deze bijlage beschreven procedure.