Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reimerswaal

Huisvestingsverordening 1994 Reimerswaal

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReimerswaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening 1994 Reimerswaal
CiteertitelHuisvestingsverordening 1994 Reimerswaal
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerphuisvestingsverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 2 van de Huisvestingswet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-199501-07-2015nieuwe regeling

29-11-1999

Reimerswaal Informatie

14 oktober 1994 nummer 6

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening 1994 Reimerswaal

De raad der gemeente Reimerswaal;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d.; 14 oktober 1994, no. 6gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet; 

b e s l u i t: 

vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:wet: de Huisvestingswet;besluit: het Huisvestingsbesluit;woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden.huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.f van de wet bepaalde;huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3 van de wet bepaalde;woningzoekende: het huishouden dat in het register (artikel 2.2.1) is ingeschreven;economische binding: het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;Oosterschelderegio: het grondgebied van de gemeenten op Schouwen-Duiveland, Tholen, St. Philipsland en Noord- en Zuid Beveland;huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;inkomen: het daaromtrent in artikel 7, juncto art. 8, lid 3 en lid 4 van het besluit bepaalde;huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van één der gemeenten in de Oosterschelderegio is opgenomen, en feitelijk in de Oosterschelderegio hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stbl. 1968, 98), of een standplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1.h, van de Woningwet (Stbl. 1991,439).woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;onttrekking: onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt verstaan het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

Artikel 2.1.1 Huurprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

Artikel 2.1.2 Nadere afbakening

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:- woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden);   onzelfstandige woonruimten;- woonruimten, in eigendom van een eigenaar waarmee een overeenkomst is gesloten, als bedoeld in artikel 2.9.1; 

Paragraaf 2.2 Inschrijving

Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven:Alle huishoudens waarvan de leden of de Nederlandse nationaliteit bezitten, of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken en waarvan tenminste één der leden de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving

Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven wordt gericht aan burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende gegevens:- gegevens van de aanvrager (naam, adres, woonplaats, geboortedatum, nationaliteit);- samenstelling huishouden (aantal personen, naam, adres, woonplaats, geboortedata en nationaliteit);- inkomensgegevens huishouding (inkomensbron en hoogte van het inkomen);- soort woning (huidige en gewenste);- huurprijs (huidige en gewenste)

Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving

  • 1

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving, waarop de volgende gegevens worden vermeld:- naam, adres en woonplaats van de aanvrager;- samenstelling huishouden (aantal personen);- inkomensgegevens van het huishouden;- soort woning (huidige en gewenste);- huidige en gewenste huurprijs;- datum inschrijving.

  • 2

    Het bewijs van inschrijving blijft, behoudens het in het derde en vierde lid gestelde, 1 jaar geldig.

  • 3

    De inschrijving in het register van woningzoekenden kan éénmaal met een periode van 1 jaar verlengd worden, indien de woningzoekende uiterlijk binnen 1 maand vóór het eindigen van de in het vorige lid bedoelde termijn daarom schriftelijk heeft verzocht.

  • 4

    Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door, indien: - de woningzoekende is verhuisd;- de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;- de woningzoekende daarom verzoekt;- inschrijvingstermijn als bedoeld in lid 2 of 3 van dit artikel, is verstreken;- de inschrijving is gedaan op grond van door de woningzoekende verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren. 

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste

Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1 in gebruik te nemen voor bewoning.Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende gegevens:- naam, adres en woonplaats van de aanvrager voor een vergunning;- adres van de (nieuwe) woning;- datum waarop vergunning noodzakelijk is;

  • 2

    Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3 van de wet (medehuurderschap).

  • 3

    In de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    - de mededeling dat binnen 2 maanden van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt moet worden. Na deze    termijnis de  vergunning van rechtswege vervallen;

    - de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt;

    - het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt;

    - het adres van de woonruimte waarvoor de vergunning geldt. 

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

  • 1

    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.- het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;- de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;- er is voor de woonruimte niet een ander huishouden ingeschreven in het in artikel 2.2.1 bedoelde register, dat gegadigde is voor de woonruimte en waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.6 (urgentie) en/of 2.7 (voordracht) de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is.

  • 2

    Het in het vorige lid, sub c, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit (medehuurderschap en voorgenomen woningruil).

  • 3

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan de huisvestingsvergunning eveneens verleend worden, indien de woonruimte met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 passender geacht wordt voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt dan de woonruimte welke het huishouden verlaat.

Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding

In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 van dit artikel weergegeven procedure gedurende twee maanden vruchteloos is aangeboden aan de woningzoe-kenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.De eigenaar moet de woonruimte gedurende deze twee maanden tenminste 3 maal door middel van een op afzonderlijke dagen geplaatste advertentie te huur aanbieden. De advertentie moet geplaatst worden in één of meer dag- of weekbladen die in de gemeente verspreid worden, waaronder één lokaal blad. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:- het adres van de woonruimte;- de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs van de woonruimte;- de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.3.3, lid 1, de voorkeur genieten.De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde. Indien de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken, dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekenden, wordt eveneens toepassing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde. 

Artikel 2.3.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren. 

Paragraaf 2.4 Bindingseisen

Vervallen bij raadsbesluit van 29 juni 1999. 

Paragraaf 2.5 Passendheid

Artikel 2.5.1 Verhouding inkomen-huurprijs

Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte staan.Bij de toepassing van het gestelde in lid 1 hanteren burgemeester en wethouders een tabel voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen. Indien voor een woonruimte met een huurprijs beneden de huurgrens geen huishouden met een inkomen overeenkomstig de in het vorige lid weergegeven tabel bij burgemeester en wethouders bekend is, wordt de woonruimte ook passend geacht voor een huishouden met een inkomen dat in eerste instantie ten hoogste 25% meer bedraagt.Voor de bepaling van het inkomen dat in de in lid 2 weergegeven tabel wordt toegepast hanteren burgemeester en wethouders de bewijsstukken over recente inkomensgegevens. Zo nodig kunnen burgemeester en wethouders verlangen dat een jaaropgave, een IB-60 formulier of een werkgeversverklaring wordt overlegd. 

Paragraaf 2.6 Urgentie

Artikel 2.6.1 Urgentieverklaring

Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken.De urgentieverklaring houdt het volgende in:- de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende dringend gewenst is en dat bur-gemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 2.6.4 bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere woonruimte);- de mededeling dat de bemiddeling beperkt is tot een bepaald soort woonruimte in een bepaald deel van de gemeente. 

Artikel 2.6.2 Aanvragen van een urgentieverklaring

De aanvraag van een urgentieverklaring wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van een verklaring van een onafhankelijke deskundige of instantie op aanwijzing van de gemeente.Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de inhoud van de urgentieverklaring, zoals bedoeld in artikel 2.6.1;

Artikel 2.6.3 Criteria voor verlening van een urgentieverklaring

Burgemeester en wethouders verlenen tenminste de urgentieverklaring, indien aan één of meer van de volgende voorwaarden voldaan wordt:- bij daklozen, buiten eigen schuld als gevolg van calamiteiten. Daarmee zijn o.a. bedoeld mensen die als gevolg van brand dakloos zijn geworden;- bij situaties die levensbedreigend zijn.

Artikel 2.6.4 Bemiddeling

Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig para-graaf 2.5 passende en overeenkomstig artikel 2.6.1, lid 2, nader omschreven woonruimte wordt aangeboden.Burgemeester en wethouders geven deze bemiddeling nader vorm in het in paragraaf 2.7 beschreven voordrachtstelsel.Het recht op bemiddeling vervalt nadat de woningzoekende tweemaal een aanbieding van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.

 

Artikel 2.6.5 Wijziging en intrekking

Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat de voordien verstrekte urgentieverklaring is vervallen.Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring intrekken, indien:- aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan;- de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

 

Paragraaf 2.7 Leegmelding en voordracht

Artikel 2.7.1 Melding van ter beschikking komen

  • 1

    De eigenaar van een woonruimte die behorend tot de categorie huurwoningen beneden de huurprijsgrens, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:a. degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd;b. de woonruimte is ontruimd;c. de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;d. op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur is.

  • 3

    De eigenaar dient burgemeester en wethouders of door de burgemeester aan te wijzen gemeenteambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.

Artikel 2.7.2 Voordracht

  • 1

    Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 2. 7. 1, eerste lid, aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen

  • 2

    Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen tenminste in aanmerking de woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2. 6. 1.

  • 3

    a. Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen zenden burgemeester en wethouders een voordracht als bedoeld in lid 1 van tenminste 1 en ten hoogste 3 woningzoekenden, of berichtten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders schriftelijk in kennis gesteld.b. Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten. Burgemeester en wethouders stellen de voorgedragen woningzoekende(n) hiervan in kennis en geven daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal zijn. Indien de voorgedragen woningzoekende(n)de woonruimte weigert (weigeren), dient (dienen) hij (zij) de reden daarvan schriftelijk aan burgemeester en wethouders te berichten.

  • 4

    Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 2 weken nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.

  • 5

    Voorgedragen woningzoekenden worden geacht geweigerd te hebben, indien zij niet binnen één week nadat zij van de voordracht in kennis zijn gesteld aan de eigenaar of aan burgemeester en wethouders hebben laten weten dat zij de aangeboden woonruimte accepteren.

  • 6

    Het bepaalde in artikel 2. 3. 3., lid sub b blijft buiten toepassing, indien:a. burgemeester en wethouders hebben bericht dat geen voordracht zal worden gedaan;b. zij niet binnen de termijn als genoemd in lid 3, sub a. een voordracht hebben gedaan; c. alle door hen voorgedragen woningzoekenden de aangeboden woonruimte hebben geweigerd.

  • 7

    Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3, sub b heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.

  • 8

    De per eigenaar overeenkomstig artikel 2.7.1. gemelde woonruimten worden genoteerd in een register, waarvan het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar. In dit register wordt enerzijds aangetekend voor welke woonruimten een huisvestingsvergunning is verstrekt aan woningzoekenden die aan de eisen voor plaatsing op een voordracht voldoen en anderzijds voor welke woonruimten dit niet het geval is geweest. Bij het doen van voordrachten streven burgemeester en wethouders ernaar om de verhouding tussen deze twee categorieën woonruimten 1 : 1 te laten zijn. 

Paragraaf 2.8 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen

Artikel 2.8.1 Standplaatsen voor een woonwagen

  • 1

    Burgemeester en wethouders houden binnen het register van woningzoekenden als bedoeld in artikel 2.2.1 een lijst van standplaatszoekenden bij, waarop zij in afnemende puntenvolgorde worden genoteerd. De volgende factoren bepalen het aantal toegekende punten:A. Deconcentratieaanvrager woont op een woonwagencentrum dat dient te worden opgeheven of verkleind.B. Zorgaanvrager heeft familie in de eerste of tweede graad op het woonwagencentrum van de aanvraag;aanvrager heeft familie in de eerste of tweede graad op een ander woonwagencentrum in de gemeente;aanvrager woont buiten één van de gemeenten in de Oosterschelderegio en heeft familie in de eerste of tweede graad op één van de woonwagencentra in één van de gemeenten in de OosterschelderegioC..Regioaanvrager woont reeds meer dan een jaar op één van de woonwagencentra binnen de gemeente, hetgeen blijkt uit het bevolkingsregister;aanvrager woont reeds meer dan een jaar op één van de woonwagencentra binnen één van de gemeenten in de Oosterschelderegio;aanvrager beschikt over zelfstandig woonruimte, niet zijnde een woonwagen, binnen de gemeente en kan krachtens de Woonwagenwet aanspraak maken op het bewonen van een woonwagen (binnen gemeentelijke spijtoptant);aanvrager beschikt over zelfstandige woonruimte, niet zijnde een woonwagen, binnen één van de andere gemeenten in de Oosterschelderegio en kan krachtens de Woonwa-genwet aanspraak maken op het bewonen van een woonwagen (binnen regionale spijtoptant).D. Economische en maatschappelijke bindingaanvrager is economisch of maatschappelijk gebonden aan de OosterschelderegioE. Inschrijvingstermijnaanvrager heeft reeds tenminste een jaar in de gemeente een standplaats gehad; per maand, dat de inschrijving van kracht is en de aanvrager jonger is dan 30 jaar;per maand, dat de inschrijving van kracht is en de aanvrager 30 jaar of ouder is.F. Bijzondere omstandighedenaanvrager volgt algemeen vormend, dan wel beroepsonderwijs (geen partieel onderwijs)

  • 2

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.3.3. wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:a. de standplaats zoekende behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4. aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;b. de standplaats zoekende kan aantonen dat hij is gerechtigd om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen;c. de standplaats zoekende neemt op in het vorige lid bedoelde list de bovenste plaats in, of de boven hem staande standplaats zoekenden willen niet in aanmerking komen voor de standplaats. Ingeval van bijzondere medische en/of sociale omstandigheden van de standplaats zoekende kunnen burgemeester en wethouders van deze voorwaarde afwijken.

  • 3

    De paragrafen 2.4.2 (economische en maatschappelijke binding), 2.5 (passendheid) en 2.6.(urgentie) blijven ingeval van standplaats zoekenden buiten toepassing.

     

Paragraaf 2.9 Organisatie en bevoegdheden

Artikel 2.9.1 Overeenkomsten

Burgemeester en wethouders zullen bevorderen dat met eigenaren overeenkomsten worden gesloten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van delen van hoofdstuk 2 van deze verordening. Gezien de gangbare praktijk van de woonruimteverdeling geldt dat in ieder geval met de corporaties overeenkomsten worden gesloten. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

 

Artikel 2.9.2 Mandatering

  • 1

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens paragraaf 2.2 en paragraaf 2.3. te mandateren aan eigenaren van woonruimte;

  • 2

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens de paragrafen 2.4. tot en met 2.8. te mandateren.

Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Paragraaf 3.1 Onttrekking

Artikel 3.1.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk - te weten de onttrekking, is van toepassing op alle woonruimte.

Artikel 3.1.2 Vergunningvereist

  • 1

    Het is de zakelijk gerechtigde van een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 verboden zonder een onttrekkingsvergunning deze geheel of gedeeltelijk aan de bestemming van bewoning te omtrekken;

  • 2

    Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt verstaan het gebruiken-voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder het gebruiken van de woonruimte voor een ander doel dan permanente bewoning wordt eveneens verstaan het in gebruik te geven of het te doen gebruiken als recreatie woning.

  • 3

    Onder het gebruiken, het in gebruik geven of het doen gebruiken van een woonruimte als recreatiewoning wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een gebouw ten behoeve van zichzelf of een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met als doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te doen gebruiken als hoofd verblijf.

  • 4

    Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft geldt, dat hij is opgenomen in het persoonsregister van de gemeente. 

Artikel 3.1.3 Aanvragen van een ontrekkingsvergunning

  • 1

    De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wet-houders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:a. Naam en adres van de eigenaar;b. Gegevens over de huidige situatie:aantal kamers;woonoppervlak;staat van onderhoud;c. Gegevens over de beoogde situatie:bestemming;

  • 2

    Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:a. de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt moet worden. Na deze termijn is de vergunning van rechtswege vervallen;b. de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft

  • 3

    Burgemeester Wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening

Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimte voorraad.

Artikel 3.1.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien de ver-gunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 3.1.6 Verzegeling

Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor permanente bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor permanente bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.

 

Paragraaf 3.2 Bevoegdheden

Artikel 3.2.1 Mandatering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens dit hoofdstuk te mandateren.

 

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2. 3. 1 , 2. 7. 1 of 3. 1. 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 4.3 Handhaving

  • 1

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2

    Met de opsporing van de bij artikel 4. 2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3

     De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet. 

Artikel 4.4 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 4.5 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties zoals woonconsumenten, die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 4.6 Verslaglegging

  • 1

    Op verzoek van de gemeente kan om een rapportage worden gevraagd over de uitvoering van het woonruimteverdelingsbeleid. Met name zal in het verslag naar voren moeten komen de wijze waarop zij zorggedragen hebben voor de huisvesting van de volgende categorieën woningzoekenden:a. etnische minderheden;b. ouderen;c. jongeren;d. gehandicapten;e. asielzoekers;f. vrouwen uit opvanghuizen;

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop het in het eerste lid genoemde verslag ingedeeld moet zijn.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

Voor het op de dag van inwerking treden van deze verordening reeds als recreatiewoonverblijf in gebruik zijnde gebouw, waarvoor een ontheffing op grond van de Gebruiksverordening Reimerswaal is verleend, wordt een onttrekkingsvergunning als bedoeld in artikel 3. 1. 4 onder lid 1 geacht te zijn verleend.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 1994 Reimerswaal.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de door burgemeester en wet-houders vast te stellen dag van de afkondiging.

  • 2

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Gebruiksverordening Reimerswaal.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Reimerswaal op 25 Oktober 1994Gewijzigd bij raadsbesluit van 29 juni 1999 

De secretaris,

D. Boone

 

De voorzitter,

A. Verbree