Organisatie | Reimerswaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rioolheffing 2011 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | rioolheffing |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 31-12-2011 | nieuwe regeling | 23-11-2010 Reimerswaal Informatie | 2 november 2010, nummer 10.038074 | |
01-01-2011 | nieuwe regeling | 23-11-2010 Reimerswaal Informatie | 2 november 2010, nummer 10.038074 |
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens ei-gendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
a. Het eigenarendeel van de belasting wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het perceel.
b. Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt.
c. Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
a. Van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, wordt het gebruikersdeel geheven naar het aantal bewoners.
b. Van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, wordt het gebruikersdeel geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.
c. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op:
I het aantal kubieke meters water dat in het laatste, aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd:
II het aantal kubieke meters water dat in het laatste, aan het begin van het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar is opgepompt.
III het aantal kubieke meters water, anders dan het onder a. en b. bedoelde water, dat in het laatste, aan het begin van het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar van het eigendom is afgevoerd.
Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van 12 maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
d. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie voorzien zijn van een:
I watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
II een bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
e. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een toevoerleiding (van derden) moet de toevoerleiding voorzien zijn van een watermeter, waarvan de hoeveelheid toegevoerde water kan worden afgelezen. Deze gegevens dienen na verstrijken van het kalenderjaar verstrekt te worden aan de gemeente Reimerswaal.
f. Indien water, anders dan het onder artikel 5, lid 2, sub c. bedoelde water, bedrijfsmatig wordt afgevoerd, dient de afgevoerde hoeveelheid te worden gemeten door middel van een watermeter waarvan de afgevoerde hoeveelheid kan worden afgelezen. Deze hoeveelheid, dient na het verstrijken van het kalenderjaar verstrekt te worden aan de gemeente Reimerswaal
g. De op de voet van lid 2 sub c. berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,--, het aanslagbiljet betrekking heeft op een onroe-rende zaak niet zijnde een bedrijf, de belastingplichtige een natuurlijk persoon is en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven met een minimum van drie maanden. De eerste termijn vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Andere aanslagen dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid, moeten worden betaald binnen drie maanden en wel in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
Bij de invordering van de rioolheffing voor het eigenaar gedeelte wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.