Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reimerswaal

Verordening op de oesterputten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReimerswaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de oesterputten
CiteertitelVerordening op de oesterputten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpoesterputten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147 Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-09-2014aanpassing aan de Algemene wet bestuursrecht

21-12-1993

Reimerswaal Informatie

raadsvoorstel
01-01-199429-09-2014aanpassing aan de Algemene wet bestuursrecht

21-12-1993

Reimerswaal Informatie

raadsvoorstel

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de oesterputten

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:oesterput: een put die is ingericht voor het kweken en/of bewaren van oesters en waaronder mede worden begrepen alle tot die put behorende terreinen alsmede afscheidings-muren, spuigangen en spuikommen;oesterloods: een ruimte die is bestemd voor het uitwendig reinigen, sorteren en inpakken van oesters;mosselloods: een ruimte die is bestemd voor het uitwendig reinigen, sorteren en inpakken van consumptiemosselen.

Artikel 2  

  • 1

    De ontheffingen en vergunningen, krachtens deze verordening te verlenen, worden geacht te zijn verleend tot wederopzegging, tenzij daarin een tijdsbepaling is uitgedrukt.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde blijft buiten toepassing voor wat betreft de vergunningen ge-noemd in artikel 3.

Hoofdstuk 1 Bouwen van oesterputten

Artikel 3  

Onverminderd het bepaalde in artikel 47 van de Woningwet is het verboden zonder voorafgaande vergunning van burgemeester en wethouders oesterputten of andere dergelijke kweek- of bewaarplaatsen van oesters te bouwen, te vernieuwen of te veranderen.

Artikel 4  

De aan te leggen oesterputten moeten aan de volgende eisen voldoen:a. zij moeten een stenen vloer hebben, die zodanig is samengesteld, dat voldoende reiniging mogelijk is;b. de zijwanden van alle putten moeten tot een voldoende hoogte zodanig gemaakt zijn, dat zij steeds voldoende gereinigd kunnen worden.c. de zijwanden en de vloeren van de binnendijkse putten moeten zodanig zijn geconstrueerd en met elkaar zijn verbonden, dat daardoor, uitgezonderd door de daarin aangebrachte en daartoe geëigende in- en uitlaten, geen water de putten kan binnenkomen of verlaten.

Artikel 5  

Bij vernieuwing van in bestaande oesterputten aanwezige houten vloeren of beschoeiingen, is het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van overeenkomstige toepassing. Bij veranderingen of vernieuwingen gelden de bepalingen van de in het vorige lid vermelde artikelen alleen voor de te veranderen of te vernieuwen gedeelten.

Hoofdstuk 1 De omgevingsvergunning

Artikel 6  

Bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3, moeten situatie-, plattegrond- en doorsneetekeningen worden overgelegd tot een door burgemeester en wethouders te bepalen aantal. De te bezigen schaal mag niet kleiner zijn dan 1 : 1000 voor situatietekeningen en 1 : 100 voor de overige tekeningen.

Artikel 7  

Alvorens een beslissing te nemen over een ingediende aanvraag winnen burgemeester en wet-houders ter zake het advies in van de directeur van de visserijen.

Artikel 8  

Alvorens een beslissing te nemen over een ingediend bezwaarschrift winnen burgemeester en wethouders ter zake het advies in van de directeur van de visserijen.

Hoofdstuk 1 Zuiverheid van putten, loodsen en dergelijke

Artikel 9  

  • 1

    De eigenaars of gebruikers van oesterputten en dergelijke kweek- en bewaarplaatsen van oesters en van oester- en mosselloodsen zijn verplicht te zorgen voor de aanwezigheid in of bij hun loodsen van:a. voor mannen en vrouwen afzonderlijke, volledig van elkaar gescheiden, toiletgelegenheden;b. een voldoend aantal urinoirs voor mannen;c. een gelegenheid om de handen te wassen.

  • 2

    Het aantal toiletten als bedoeld onder 1, sub a, moet minimaal één bedragen voor elke 30 vrouwen en één voor elke 50 mannen, welke in de loodsen werkzaamheden verrichten of plegen te verrichten.

Artikel 10  

Bedrijven en kantoren, die aan de buitenzijde van de zeedijk zijn gelegen, moeten binnen een termijn van drie maanden, nadat het mogelijk is deze aan te sluiten op het waterleiding- en riole-ringsnet, zijn uitgerust met een toilet- en wasgelegenheid, die op deze leidingen is aangesloten en voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen eisen.

Artikel 11  

  • 1

    Behoudens goedkeuring van burgemeester en wethouders kunnen bedrijven, die op geringe afstand van elkander zijn gelegen, gezamenlijk een toilet en wasgelegenheid oprichten.

  • 2

    Binnen twee weken na het gereedkomen van een nieuwe toilet en wasgelegenheid, dienen de oude inrichtingen te worden afgebroken.

Artikel 12  

Het is verboden ter aflevering bestemde schelpdieren in pakken of de doen inpakken, zonder dat de daarmee belaste personen direct tevoren de handen hebben gewassen.

Artikel 13  

De eigenaars of gebruikers van oesterputten en dergelijke kweek- en bewaarplaatsen van oesters en van oester- en mosselloodsen, zijn verplicht te zorgen, dat de fecaliën, urine en het water uit de inrichtingen, in artikel 9 vermeld, afkomstig, op zodanige wijze wordt opgevangen, dat zij noch in de oesterputten, noch buitendijks kunnen komen.

Hoofdstuk 1 Afscheiding oesterputten

Artikel 14  

De eigenaars of gebruikers van oesterputten en dergelijke kweek- en bewaarplaatsen van oesters en van oester- en mosselloodsen zijn verplicht te zorgen dat de terreinen waarin of waarop de hiervoor genoemde inrichtingen zijn gelegen, zodanig van de openbare weg en de aangrenzende terreinen zijn afgescheiden, dat de toegang voor vee en huisdieren is afgesloten.

Hoofdstuk 1 Vuil- en afvalverwerking

Artikel 15  

Het is verboden in of op de terreinen behorende bij de oesterputten en andere bewaar- of kweek-plaatsen van oesters, alsmede aan de binnen- of buitenzijde van de zeedijken, dan wel in het water nabij Yerseke binnen een afstand van 200 meter uit de zeedijk, zeepieren, zeesterren, dode schaal-, schelp- of weekdieren, vuilnis en ander afval van welke aard ook op te slaan of opgeslagen te hebben, te werpen, neer te leggen, te laten vallen of achter te laten.

Artikel 16  

Het is verboden tussen 15 juli en 1 mei aan de buitenzijde van de havendammen uitgezonderd de noordoostelijke havendam van de Beatrixhaven en van de zeedijken en aan de steigers van de oesterputten nabij Yerseke, vaartuigen schoon te maken, te branden, te carbolineren of met andere stoffen te bestrijken.

Artikel 17  

In andere gevallen dan die waarin de wet verontreiniging oppervlaktewateren van toepassing is, is het verboden binnen het grondgebied van de gemeente, voor zover dit buiten de zeedijk aan en in de Oosterschelde is gelegen, oliën, petroleum en dergelijke vloeistoffen of resten daarvan in het water te werpen of te doen vloeien.

Artikel 18  

  • 1

    Het is verboden dieren en stoffen die na het uitzoeken van de aangevoerde vangsten als afval achter blijven, te bewaren in of bij de oester- of mosselloodsen.

  • 2

    De in het vorige lid bedoelde dieren en stoffen dienen ten spoedigste te worden verwijderd.

Artikel 19  

  • 1

    Het is verboden op de terreinen en in de loodsen, gelegen en staande:a. aan de binnenzijde van de oesterputten, voorhanden te hebben: benzine, petroleum of andere petrochemische stoffen of daarvoor gebruikte lege vaten of bussen;b. aan de buitenzijde van de oesterputten, in voorraad te hebben meer dan 100 liter benzine, petroleum of andere petrochemische stoffen.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen op schriftelijke aanvraag van het in het eerste lid vermelde verbod ontheffing verlenen voor brandstofreservoirs behorende bij installaties welke zijn bestemd voor verwarming van de oester- en mosselloodsen of het water in de putten.

Artikel 20  

Het is verboden met een motorvaartuig binnen een afstand van 25 meter van de steigers en de aanhorige oesterputten, wanneer aldaar minder dan 30 centimeter water onder de schroef staat, met de schroef met volle of halve kracht te draaien.

Artikel 21  

Het is verboden in de periode vanaf één week voor de opening tot één dag na de sluiting van het oesterseizoen in de oesterputten en dergelijke bewaar- of kweekplaatsen van oesters te baden of te zwemmen. Het baden en zwemmen is ook tijdens het gesloten oesterseizoen verboden in die vakken, waaruit de mosselschoonbedrijven hun bedrijfswater oppompen.

Artikel 22  

Het is verboden in de periode vanaf één week voor de opening tot één dag na de sluiting van het oesterseizoen in de oesterputten en dergelijke bewaar- of kweekplaatsen van oesters te baden of te zwemmen. Het baden en zwemmen is ook tijdens het gesloten oesterseizoen verboden in die vakken, waaruit de mosselschoonbedrijven hun bedrijfswater oppompen.

Artikel 23  

Het is verboden om in de mossel- en oesterloodsen of op de terreinen van de oesterputten en dergelijke bewaar- en kweekplaatsen van oesters en van de oester- en mosselloodsen vee, pluimvee, varkens of kleine huisdieren te houden, dan wel aldaar te laten rondlopen of te laten grazen.

Artikel 24  

  • 1

    Het is verboden, buiten het tijdvak van 15 juni tot en met 15 augustus de oesterputten en de daarbij behorende terreinen te gebruiken anders dan voor het uitzetten, verwateren of bewaren van oesters.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen, de directeur van de visserijen gehoord, vergunning verlenen voor het bewaren van schaaldieren of het uitzetten, verwateren of bewaren van andere schelpdieren dan in het eerste lid vermeld buiten het in dit eerste lid vermelde tijdvak.

Artikel 25  

Het is verboden, de oesterputten en dergelijke bewaar- en kweekplaatsen van oesters te gebruiken of te doen gebruiken voor het opslaan of verwateren van duigen, bakens of ander hout.

Hoofdstuk 1 Bouw/woonverbod

Artikel 26  

Het is verboden aan de binnenzijde van de dijken van oesterputten woningen te bouwen of te doen bouwen of aldaar gebouwde of te bouwen gebouwen of gedeelten daarvan, als woning in gebruik te geven of te nemen.

Hoofdstuk 1 Gebruik van oester- en mosselloodsen

Artikel 27  

  • 1

    Het is verboden de oester- en mosselloodsen, buiten het gedeelte dat voor kantoor of berging van de voor het bedrijf benodigde materialen kan worden gebezigd, voor een ander doel te gebruiken of te doen gebruiken dan voor het sorteren en verpakken van de aangevoerde vangsten.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen, de directeur van de visserijen gehoord, vergunning verlenen voor het gebruik van de oester- en mosselloodsen voor andere doeleinden dan genoemd in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 1 Besmettelijke ziekten

Artikel 28  

Onverminderd het bepaalde in de Besmettelijke-ziektewet, is het verboden aan:a. lijders aan tyfus, paratyfus, besmettelijke geelzucht of andere besmettelijke ziekten van het maag-darmkanaal;b. bacillendragers van de onder a genoemde ziekten;c. personen, in wier gezin lijders aan of bacillendragers van de sub a genoemde ziekten zijn of zijn geweest, of personen die zijn opgenomen in een gezin waarin deze omstandigheid zich voordoet of heeft voorgedaan;d. personen, die op andere wijze gevaar opleveren voor de verspreiding van de onder a genoemde ziekten;in de oesterputten en dergelijke bewaar- en kweekplaatsen van oesters, oester- en mosselloodsen en op de bijbehorende terreinen aanwezig te zijn, totdat door de behandelende geneesheer schriftelijk is verklaard, dat elk gevaar voor besmetting is geweken.

Artikel 29  

De eigenaars of gebruikers van de in artikel 28 vermelde putten, plaatsen, loodsen en terreinen mogen de in dat artikel genoemde personen slechts toelaten of doen toelaten, nadat hun een schriftelijke verklaring van de behandelend geneesheer, inhoudende dat elk besmettingsgevaar is geweken, is overgelegd.

Hoofdstuk 1 Straf- en slotbepalingen

Artikel 30  

Overtreding van deze verordening wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maan-den of een geldboete van ten hoogste € 136,13.

Artikel 31  

Indien een bij deze verordening strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, vennootschap of enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvordering ingesteld en de straf uitgesproken, hetzij tegen de bestuurders, leden van het be-stuur of commissarissen, hetzij tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven of de feitelijke leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen beiden.

Artikel 32  

Onverminderd het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering zijn met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten belast, de daartoe bevoegde ambtenaren van het Ministerie van Landbouw en Visserij en de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren der gemeente.

Artikel 33  

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de oesterputten".

Artikel 34  

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die, waarop zij is afgekondigd.

Vastgesteld door de gemeenteraad van Reimerswaal op 25 januari 1972.de secretaris,       de voorzitter,

Eerste wijziging (wijziging redactie artikelen 1, 13, 23, 24, lid 2, 27 en 28, lid a) vastgesteld door de gemeenteraad van Reimerswaal op 31 oktober 1972.de secretaris,      de voorzitter,

Tweede wijziging (wijziging redactie artikel 1) vastgesteld door de gemeenteraad van Reimerswaal op 27 maart 1973.de secretaris,      de voorzitter,

Derde wijziging (aanpassing verordening aan de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht op 1 januari 1994) vastgesteld door de gemeenteraad van Reimerswaal op 21 december 1993.

de secretaris,           de voorzitter,D. Boone                   A. Verbree