Organisatie | Rhenen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2010 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet Suwi, Art. 30 lid c
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 24-10-2013 | toevoeging artikelen 18 a, 18b en 18c | 28-02-2012 Rhenense Betuwse Courant 23-5-2012 | verord/460 | |
10-12-2010 | 01-01-2012 | Onbekend | 21-09-2010 Rhenense Betuwse Courant | Bis 10/0175 |
Toevoeging : St. 2010, 839 waarin is bepaald dat de artikelen 18, lid 2 en 3 en artikel 53a van de WWB met ingang van 1 juli 2011 in werking treden, voor zover het betreft zelfstandigen als bedoeld in artikel 78f WWB.
De raad van de gemeente Rhenen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Rhenen d.d. 27 juli 2010;
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8b van de Wet Werk en Bijstand, artikel 12, eerste lid, onderdeel c van de Wet investeren in jongeren en artikel 35, eerste lid onder b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Overwegende, dat het noodzakelijk is het verlagen van de uitkering van jongeren van 18 jaar of ouder dochter jonger dan 27 jaar, belanghebbende van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, werkloze werknemer van 50 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar en de gewezen zelfstandige van 55 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar, bij wijze van sanctie te regelen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
uitkeringsnorm: de op grond van artikel 5 onder c en 12 WWB op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging en de op grond van artikel 9 lid 1 IOAW en IOAZ op de belanghebbende van toepassing zijnde bruto-uitkering
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wetten of de artikel 30 onder c van de Wet Suwi voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw één van de verplichtingen bedoeld in artikel 9 WWB en artikel 37 IOAW en IOAZ schendt. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 8 tweede lid van deze verordening;
Het college heroverweegt de in artikel 4 lid 2 van deze verordening bedoelde verlaging, of de verlaging die (na een eerdere heroverweging) voor een periode langer dan drie maanden is voortgezet, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.
Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 8 Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;
Artikel 10 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan twee of meer verwijtbare gedragingen welke tegelijkertijd worden geconstateerd en die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, lid 1 van deze verordening, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.
Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de verplichtingen
Artikel 11 Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende inhoudende het niet of niet voldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 9 WWB en artikel 37 IOAW en IOAZ, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden voorziening(en), waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het traject.
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden voorziening(en), waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het traject.
Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens
Indien de belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor verlening van de bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.
Wanneer binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop een schriftelijke waarschuwing is gegeven wederom niet tijdig de verplichting van artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ wordt nagekomen, wordt met toepassing van artikelen 18 en 54 WWB en artikelen 17 en 37 IOAW en IOAZ een maatregel vastgesteld van 5 % van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Artikel 14 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering, wordt de maatregel vastgesteld op 10% van het benadelingsbedrag met een afronding van € 10,00 naar boven en een minimumbedrag van € 50,00;
Artikel 15 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
Wanneer het niet nakomen van de verplichting zoals bedoeld in artikel 11 van deze verordening plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven, wordt met toepassing van artikel 18 WWB en artikel 20 IOAW en IOAZ een maatregel vastgesteld van 5 % procent van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen
Artikel 16 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag als er sprake is van onverantwoord interen van het vermogen.
Artikel 17 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, artikel 20 tweede lid IOAW en artikel 20 eerste lid IOAZ wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd. Deze gedragingen worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:
Artikel 18b Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak
Onder ‘gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren als bedoeld in artikel 11, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak.