Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren (2011)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren (2011)
CiteertitelVerordening werkleeraanbod Wij 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpwerk en inkomen duurzame arbeidsparticipatie jongeren scholing kwalificaties werkleeraanbod

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 147, lid 1; Wet investeren in jongeren, artikel 12, lid 1, onderdeel a

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2012Onbekend

01-12-2010

Gemeenteblad 2011/004

Raadsvoorstelnummer 173/2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren (2011)

De raad van de gemeente Nijmegen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 november 2010,

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Wet investeren in jongeren,

BESLUIT:

vast te stellen de volgende Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren (2011)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet investeren in jongeren zoals die in het staatsblad (jaargang 2009 nummer 282) is gepubliceerd en zoals deze nadien is, of wordt gewijzigd;

    • b.

      startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Beleid

Artikel 2. Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan.

  • 2.

    Het college kan een werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

  • 4.

    Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere en betrekt daarbij diens wensen. Tevens houdt het college rekening met zorgtaken en betrekt het college bij de invulling van het werkleeraanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.

  • 5.

    Het college kan alleen een werkleeraanbod aanbieden indien de jongere woonachtig is in de gemeente Nijmegen overeenkomstig artikel 13, tweede lid van de wet.

  • 6.

    Indien na aanvang van een werkleeraanbod de woonplaats van een jongere wijzigt, is het college bevoegd te besluiten het werkleeraanbod niet in te trekken.

  • 7.

    Het college kan voordat besloten wordt tot het bieden van een werkleeraanbod een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de jongere en naar de geschiktheid van ondersteuning dan wel voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • 8.

    De beslissing van het college een werkleeraanbod aan te bieden dan wel een werkleeraanbod te weigeren wordt vastgelegd in een beschikking.

Artikel 3. Beleidsplan

De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening tenminste één keer in de vier jaar, op voorstel van het college, een beleidsplan vast. Dit beleidsplan omvat in elk geval:

  • a.

    Een omschrijving van het beleid ten aanzien van de arbeidsinschakeling van jongeren en de daarbinnen te onderscheiden doelgroepen.

  • b.

    Een omschrijving van de ondersteuning en de beschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • c.

    De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichting rekening te houden met de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld.

HOOFDSTUK 3 ARBEIDSINSCHAKELING EN VOORZIENINGEN

Artikel 4. Arbeidsinschakeling

  • 1.

    Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van het college direct duurzaam inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan. Ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan bestaan uit praktische hulp, advies en, doorverwijzing naar andere organisaties.

  • 2.

    Onverminderd het gestelde in het eerste lid kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, in ieder geval één of meer van de volgende voorzieningen als werkleeraanbod aanbieden:

    • a.

      diagnose;

    • b.

      brugsubsidie;

    • c.

      re-integratieprogramma;

    • d.

      proefplaats;

    • e.

      oriëntatieplaats;

    • f.

      ondersteunende producten;

    • g.

      nazorg;

    • h.

      overige vergoedingen.

  • 3.

    Het college kan ten aanzien van de voorzieningen genoemd in het tweede lid een budgetplafond in stellen. Indien het vastgestelde budgetplafond bereikt is, doet het college een ander werkleeraanbod.

  • 4.

    Het college stelt ten aanzien van de voorzieningen, genoemd in het tweede lid met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels vast. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      het verstekken van subsidies;

    • c.

      criteria ter voorkoming van onverantwoorde beïnvloeding van de concurrentieverhoudingen en verdringing van reguliere arbeid.

  • 5.

    Indien het college loonkostensubsidies als voorziening verstrekt, is op deze subsidies tevens de Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking van toepassing tenzij het college hiervan uitdrukkelijk afwijkt.

Artikel 5. Diagnose

Het college kan jongeren een onderzoek aanbieden ter vaststelling van de arbeidsmogelijkheden van de jongeren dan wel ter bepaling van de (verdere) geschiktheid van een voorziening. Dit onderzoek kan zowel vóór aanvang van het werkleeraanbod als tussentijds worden ingezet.

Artikel 6. Brugsubsidie

  • 1.

    Het college kan ten behoeve van jongeren een brugsubsidie verstrekken.

  • 2.

    Een brugsubsidie is een subsidie die het college kan verstrekken aan werkgevers die met jongeren een arbeidsovereenkomst afsluiten, als tegemoetkoming aan de werkgever voor de verminderde productiviteit, en door de werkgever te maken kosten waaronder scholingskosten en begeleidingskosten.

  • 3.

    De brugsubsidie bedraagt in totaal maximaal 8000 euro.

  • 4.

    De hoogte van de brugsubsidie is afhankelijk van de werkloosheidsduur, van de duur van de aangegane arbeidsovereenkomst en van de arbeidsduur per week.

  • 5.

    De brugsubsidie wordt op aanvraag van de werkgever verstrekt. De aanvraag dient door de jongere mede ondertekend te zijn.

  • 6.

    Een publiekrechtelijke aanstelling wordt gelijkgesteld aan een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7. Re-integratieprogramma

  • 1.

    Het college kan jongeren die vooralsnog niet direct bemiddelbaar zijn een re-integratieprogramma aanbieden.

  • 2.

    Het doel hiervan is eventuele belemmeringen ten aanzien van de arbeidsinschakeling op te heffen en de jongere zo snel mogelijk te begeleiden naar duurzame reguliere arbeid. Dit kan ook arbeid als zelfstandige zijn.

  • 3.

    Indien een jongere een voorbereidingstraject voor zelfstandige aangeboden krijgt, mag dit traject maximaal 12 maanden duren.

  • 4.

    Gedurende een re-integratieprogramma kunnen meerdere voorzieningen ingezet worden.

Artikel 8. Proefplaats

  • 1.

    Het college kan jongeren een proefplaats aanbieden.

  • 2.

    Deze voorziening wordt aangeboden wanneer niet duidelijk is of de jongere kan voldoen aan de functie-eisen van de werkgever.

  • 3.

    De proefplaats duurt drie maanden en kan maximaal met drie maanden verlengd worden indien de werkgever zich bereid verklaart de jongeren een regulier dienstverband aan te bieden van minimaal een half jaar.

  • 4.

    Indien de proefplaats verlengd wordt, kan het college van de werkgever een vergoeding vragen.

  • 5.

    Het college draagt er zorg voor dat de proefplaatsing wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die door het college, de werkgever als de jongere getekend wordt.

Artikel 9. Oriëntatieplaats

  • 1.

    Het college kan jongeren een oriëntatieplaats aanbieden.

  • 2.

    Het doel van deze oriëntatieplaats is de jongere zich te laten oriënteren op werk en toekomst en te bezien of de jongere ontwikkelpunten in zijn functioneren heeft die ondersteuning behoeven.

  • 3.

    Ter uitvoering van het bepaalde in het tweede lid gaat de jongere werkzaamheden verrichten bij een werkgever. De oriëntatieplaats kan maximaal zes maanden duren. Verlenging is alleen mogelijk indien de jongere bij een andere werkgever werkzaamheden gaat verrichten.

  • 4.

    De oriëntatieplaats wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomt die door het college, de werkgever als door de jongere getekend wordt.

Artikel 10. Ondersteunende producten

  • 1.

    Het college kan aan jongeren die deelnemen aan een voorziening ondersteunende producten aanbieden waaronder begrepen scholing, cursussen, trainingen of de inzet van een jobcoach.

  • 2.

    Indien het college scholing als ondersteunend product inzet beslaat de scholing in de regel maximaal een periode van twee jaar.

Artikel 11. Nazorg

Het college kan aan jongeren die reguliere arbeid aanvaarden, nazorg bieden. De nazorg duurt maximaal zes maanden en is gericht op het behoud van de reguliere arbeid.

Artikel 12. Overige vergoedingen

De jongere komt in aanmerking voor een vergoeding van de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk worden geacht in het kader van de uitvoering van het werkleeraanbod.

Artikel 13. Intrekking werkleeraanbod

  • 1.

    Het college kan het werkleeraanbod intrekken indien:

    • a.

      sprake is van schending van een verplichting als bedoeld in artikel 45 van de wet;

    • b.

      voortzetting van het werkleeraanbod naar het oordeel van het college redelijkerwijs niet van het college kan worden gevergd, en

    • c.

      herziening van het werkleeraanbod naar het oordeel van het college redelijkerwijs niet mogelijk is.

  • 2.

    Voordat het college een besluit neemt als bedoeld in het eerste lid, weegt het alle bij dat besluit betrokken belangen zorgvuldig af.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 14. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15. Overgangsrecht

De Verordening werkleeraanbod Wij 2009 wordt met ingang van 1 januari 2011 ingetrokken. Op de voorzieningen ingezet op basis van de Verordening werkleeraanbod Wij 2009 blijven de bepalingen van die verordening van toepassing behoudens hetgeen bepaald is over de hoogte van de brugsubsidie in artikel 6, derde lid.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang 1 januari 2011.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkleeraanbod Wij 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 december 2010.

De voorzitter, mr. Th. C. de Graaf

De raadsgriffier, mevr. drs. M.M.V. Mientjes

Toelichting op de Wet investeren in jongeren en het werkleeraanbod

 

Inleiding

 

Algemeen

Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (Wij) in werking getreden. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie van jongeren tot 27 jaar te bevorderen en aanzienlijk te verhogen. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zgn. werkleeraanbod vastgelegd. Dit werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken makkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De Wij verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar die zich bij de gemeenten hiervoor melden in beginsel een werkleeraanbod doen. Er ontstaat voor deze jongeren onder de voorwaarden die in de Wij zijn genoemd, een individueel recht op een noodzakelijk geacht werkleeraanbod. Dat is meer dan een recht op een eenmalige voorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert. De jongere dient op het punt gebracht te worden dat hij geen ondersteuning meer van het college nodig heeft.

Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen factoren of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de Wij.

De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan bij de Wet werk en bijstand (Wwb), waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de Wij wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits…’ in de Wij is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij…’.

Evenals in de Wwb geldt binnen de Wij een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (art. 41, eerste lid Wij). Die verlaging geschiedt conform de regels in de Maatregelverordening Wij.

Inhoud werkleeraanbod

Het begrip ‘werkleeraanbod’ kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan, tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Ook een sollicitatietraining of een vorm van gesubsidieerde arbeid kan een werkleeraanbod zijn. In hoofdstuk 3 van deze verordening wordt nader op de inhoud van het werkleeraanbod ingegaan.

Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod en bepaalt daarbij of het accent komt te liggen op werken of leren. Werken heeft gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, de hoogste prioriteit als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe,dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken.

Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd, dat wil zeggen dat het werkleeraanbod afgestemd wordt op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (art. 18, eerste lid Wij). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (art. 14, eerste lid Wij). Die wensen worden vastgelegd in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en daarin dient tevens aangeven te worden op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.

Wanneer werken en leren niet direct mogelijk is

Wanneer werken en leren niet direct mogelijk is, wordt een aanbod gedaan dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Dit om bijvoorbeeld belemmeringen die de jongere ondervindt bij zijn arbeidsinschakeling op te heffen. Hierbij kan gedacht worden aan de inzet van schuldhulpverlening of een andere vorm van hulpverlening waarbij aandacht kan worden besteedt aan psychische, sociale en cognitieve problemen die de jongere ondervindt. Als de jongere naar het oordeel van het college in het geheel niet in staat is om uitvoering te geven aan een werkleeraanbod vanwege redenen van lichamelijke, sociale of psychische aard , dan kan daarvan vooralsnog worden afgezien (art. 17, tweede lid Wij). Zorgtaken kunnen worden aangemerkt als reden van sociale aard, voor zover daarmee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening.

Voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, geldt dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (art. 17, vierde lid Wij).

Intrekking Verordening werkleeraanbod Wij 2009

Vanaf 1 januari 2011 wordt de Verordening werkleeraanbod Wij 2009 ingetrokken. Vanaf die datum kan het college geen re-integratieplaatsen meer aanbieden en wordt de hoogte van de brugsubsidie van € 12.000 naar € 8.000 verlaagd. Dit is een gevolg van de besluiten die de gemeenteraad heeft genomen naar aanleiding van het Ombuigingsplan werk 2011 en verdere jaren. Ter vervanging van de re-integratieplaats wordt een nieuwe voorziening, de proefplaats, geïntroduceerd. De proefplaats is een vorm van werken met behoud van inkomensvoorziening en is bedoeld voor jongeren die dicht bij de arbeidsmarkt staan.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Wij. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de Wwb gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d Wwb).

Artikel 2. Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid Wij. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid Wij kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen.

In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid Wij. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen.

Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid Wij. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van het aanbod is voorbehouden aan het college.

In het vijfde en zesde lid wordt aangegeven dat het verhuizen van een jongere gevolgen kan hebben voor het werkleeraanbod. Als de jongere verhuist naar een andere gemeente, is de gemeente Nijmegen niet meer verantwoordelijk voor het doen van een werkleeraanbod. Het college krijgt de bevoegdheid om het werkleeraanbod niet in te trekken dus te continueren. In beleidsregels wordt nadere invulling gegeven aan deze bevoegdheid. In ieder geval wordt de voorziening beëindigd als de jongere verhuist naar het buitenland.

Artikel 3. Beleidsplan

De gemeente Nijmegen heeft ervoor gekozen om het beleid m.b.t. het werkleeraanbod mede vast te leggen in een beleidsplan. Het eerste lid geeft aan dat het college, ter uitvoering van de verordening, minstens één keer in de vier jaar een beleidsplan maakt. De raad dient deze vervolgens vast te stellen. Daarmee wordt de kenbaarheid van het beleid en de rechtszekerheid voor de jongeren gewaarborgd. In het tweede lid is geregeld welke onderwerpen in het beleidsplan aan de orde kunnen komen. De huidige verordening is een gevolg van het Ombuigingsplan werk 2011 en verdere jaren. Verwacht wordt dat er eind 2011 een nieuw re-integratiebeleidsplan wordt vastgesteld. Dit kan weer gevolgen hebben voor de Verordening werkleeraanbod Wij 2011.

Artikel 4. Arbeidsinschakeling

Het college zal jongeren die in staat zijn om reguliere arbeid te verrichten zo veel mogelijk algemeen geaccepteerde arbeid aanbieden dan wel ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bijvoorbeeld niet direct arbeid beschikbaar is. Het blijft uiteraard een kwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe besloten wordt. Daarom staat er ‘in beginsel’. Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen. In het tweede lid van dit artikel zijn de voorzieningen opgesomd. Dit is geen limitatieve opsomming. Het college kan overigens niet gedwongen worden om in een concreet geval een specifieke voorziening aan te bieden. Het staat het college in beginsel vrij om aan het werkleeraanbod zelf invulling te geven en daarbij ook te betrekken de mate waarin voorzieningen noodzakelijk geacht worden en feitelijk beschikbaar zijn. Het derde lid van dit artikel geeft het college de bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen.

Artikel 5. Diagnose

Dit onderzoek kan zowel voor de inzet van het leerwerkaanbod als tussentijds worden ingezet bijvoorbeeld als het noodzakelijk is om te bepalen of een reeds ingezette voorziening nog geschikt is. Het doel van dit onderzoek is dat er een goede indicatie wordt verkregen en er arbeidinschakeling op maat kan worden aangeboden. Vooral bij lichamelijke en psychische beperkingen is een dergelijk onderzoek van belang. De resultaten van het onderzoek kunnen er ook toe leiden dat er voorlopig geen werkleeraanbod gedaan wordt.

Artikel 6. Brugsubsidie

Een werkgever kan eventueel als hij een arbeidsovereenkomst wil aangaan met een jongere in aanmerking komen voor een subsidie. Daarvoor dient hij samen met de jongeren een aanvraag in te dienen. Het is van belang dat de werkgever de subsidie aanvraagt vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst. Is de arbeidsovereenkomst reeds aangevangen voordat de gemeente een beslissing op de aanvraag heeft genomen dan komt het risico dat de gemeente de subsidieaanvraag afwijst voor rekening van de werkgever. Het kost de gemeente ongeveer zes weken om een besluit te nemen. Het is verstandig met deze termijn rekening te houden. Net zoals bij alle andere voorzieningen bepaalt het college of de inzet van een brugsubsidie noodzakelijk is. Indien de potentiële werknemer in staat wordt geacht zonder brugsubsidie reguliere arbeid te verkrijgen, dan wordt er dus geen subsidie aan de werkgever verstrekt.

De hoogte van de subsidie, de duur van de subsidie en de verplichtingen worden nader vastgelegd in de beleidsregels. Bovendien is voor zover het college hiervan niet afwijkt, de Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking op de subsidieverstrekking van toepassing.

Artikel 7. Re-integratieprogramma

Indien een jongere nog geen algemeen geaccepteerde arbeid kan worden geboden of via advies of doorverwijzing algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen, dan kan het college de jongere een re-integratieprogramma aanbieden. De duur en de inhoud van het re-integratieprogramma is afhankelijk van de afstand van de jongere tot de arbeidsmarkt. Voor de ene jongere is het volgen van een sollicitatietraining al voldoende voor een andere jongere zal bijvoorbeeld eerst hulpverlening ingezet dienen te worden voordat er verdere stappen kunnen worden genomen. Een re-integratieprogramma kan bestaan uit meerdere voorzieningen die zowel gelijktijdig als elkaar opvolgend kunnen worden ingezet.

Artikel 8. Proefplaats

Via de inzet van een proefplaats kan een werkgever bezien of de betreffende jongere in staat is te voldoen aan de gestelde functie-eisen. Een proefplaats wordt slechts ingezet als er een reëel uitzicht is op betaalde werkzaamheden bij de betreffende werkgever. De proefplaats is slechts van korte duur en bedoeld om de werkgever over de streep te trekken. Een proefplaats zal dan ook in de regel slechts ingezet worden als de jongere een korte afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

Artikel 9. Oriëntatieplaats

De oriëntatieplaats is een soort stage gericht op het leren werken. Niet de arbeid zelf die verricht wordt, staat centraal, maar het leren werken. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerking met collega’s zijn allemaal zaken waarmee in een oriëntatieplaats geoefend kan worden. Ook kan bezien worden of het werkterrein past bij de capaciteiten van de jongere, zodat de jongere eventueel een opleiding op het betreffende terrein kan gaan volgen en daarmede voor zichzelf een duurzaam perspectief op arbeid kan realiseren. De duur van de oriëntatieplaats is beperkt tot maximaal zes maanden. Dit om te voorkomen dat de oriëntatieplaats uitgroeit tot een gewone werkplek zonder dat daar een arbeidsovereenkomst tegenover staat.

Artikel 10. Ondersteunende producten

Voor alle duidelijkheid is opgenomen dat bepaalde ondersteunende producten die het college inzet ter bevordering van de arbeidsinschakeling ook voorzieningen zijn. Scholing wordt ook gezien als een ondersteunend product. De scholing die ingezet wordt duurt in beginsel niet langer dan 2 jaar.

Artikel 11. Nazorg

De gemeente wil terugval in een situatie van werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid zo veel mogelijk voorkomen. Daarom krijgt het college de mogelijkheid om nazorg te bieden.

Artikel 12. Overige vergoedingen

Bij het verrichten van activiteiten gericht op arbeidsinschakeling kan de jongere geconfronteerd worden met bepaalde kosten. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld reiskosten of kosten voor kinderopvang. Het college kan bepalen welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 13. Intrekking werkleeraanbod.

In dit artikel zijn de voorwaarden geformuleerd voor intrekking van het werkleeraanbod. Die intrekking staat zoals reeds in de Algemene toelichting gezegd, niet op zichzelf. Intrekking van het werkleeraanbod heeft ook intrekking van de eventuele inkomensvoorziening tot gevolg. Bij intrekking moet er sprake zijn van schending van een verplichting met betrekking tot het werkleeraanbod (art. 22 Wij). Tot intrekking wordt overgegaan als niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijvoorbeeld ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening. Het wordt aan het college overgelaten om binnen de gestelde kaders eigen beleid te ontwikkelen en binnen die kaders iedere individuele situatie zorgvuldig af te wegen.

Artikel 14. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15. Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De Verordening werkleeraanbod Wij 2009 wordt ingetrokken. Echter op reeds ingezette voorzieningen blijven de bepalingen van die verordening van toepassing. Er wordt hierop één uitzondering gemaakt en wel met betrekking tot de hoogte van de brugsubsidie. De brugsubsidie wordt in hoogte beperkt tot maximaal 8000 euro. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de brugsubsidie.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.