Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalburg

(Nieuw)vestiging kwekerijen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regeling(Nieuw)vestiging kwekerijen
CiteertitelVoorschriften (Nieuw)vestiging kwekerijen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. WRO, art. 11, lid 7
  2. Wijzigingsbevoegdheden bp Buitengebied + Spijk- en Wielstraat

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-11-2008Nieuwe regeling

28-10-2008

Het Kontakt, 12 november 2008

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

(Nieuw)vestiging kwekerijen

Vastgesteld door burgemeester en wethouders op 28 oktober 2008

Artikel 1  

 

Inhoudsopgave

1. Aanleiding 21.1 Huidige situatie 21.2 Gewenste situatie 21.3 Probleem 31.4 Doel van de notitie 41.5 Opbouw van de notitie 42. Huidig provinciaal beleid 42.1 Interimstructuurvisie Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’ 42.2 Uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena 62.3 Revitalisering landelijk gebied Gebiedsplan Wijde Biesbosch 62.4 Beleidsnota Glastuinbouw 73. Huidig gemeentelijk beleid 84. Motivering voor concentratie (nieuw)vestiging kwekerijen 85 Voorwaarden voor (nieuw)vestiging van kwekerijen 126. Conclusie 15

1. Aanleiding1.1 Huidige situatieBinnen de gemeente Aalburg zijn reeds sinds lange tijd kwekerijen gevestigd. Deze kwekerijen bevinden zich met name in het buitengebied van de gemeente, aan de rand van de kernen Wijk en Aalburg en Veen, direct grenzend aan het buitengebied. Onderscheid kan worden gemaakt tussen de grootschalige handelskwekerijen en de kleinschaligere (planten)kwekerijen.

Handelskwekerijen betreffen een mengvorm van agrarische bedrijvigheid in de vorm van het kweken van planten en struiken én niet-agrarische bedrijvigheid, in de vorm van groothandel. Bij (planten)kwekerijen neemt het kweken en telen van gewassen binnen de bedrijfsvoering de belangrijkste plaats in. Handelsactiviteiten vinden op kleinere, beperkte schaal plaats. Kleinschalige (planten)kwekerijen worden in de binnen de gemeente Aalburg vigerende bestemmingsplannen beschouwd als agrarische bedrijvigheid en vallen onder de bestemming “Agrarisch gebied”.

Met enige regelmaat komen concrete verzoeken binnen van kwekers, die voornemens zijn een (nieuwe) plantenkwekerij op te starten binnen de gemeente. Geschikte locaties hiervoor zijn echter, zoals in het verleden is gebleken, niet of nauwelijks aanwezig c.q. beschikbaar. Deze situatie leidt er toe dat voor (nieuw)vestiging van kwekerijen in sommige gevallen wordt uitgeweken naar locaties in het open buitengebied. Nieuwvestiging past hier in sommige gevallen wél binnen de voorschriften van het bestemmingsplan, maar tóch wordt een dergelijke ontwikkeling daar in brede zin niet als wenselijk ervaren. Zo is onder andere de infrastructuur van het buitengebied logistiek gezien qua ontsluiting vaak niet geschikt voor vrachtverkeer dat naar aanleiding van activiteiten van kwekerijen plaatsvindt. Bovendien ontstaat door vestiging van kwekerijen in het buitengebied versnippering en verstening van het buitengebied. 1.2 Gewenste situatieOnder andere om versnippering en verstening van het open buitengebied van de gemeente Aalburg te voorkomen c.q. te beperken én om (startende) kwekerijen tóch een alternatieve vestigingslocatie te bieden, wenst de gemeente kwekerijen in principe te vestigen in één concentratiegebied. Figuur 1 geeft het concentratiegebied voor kwekerijen binnen de gemeente aan.

378px

Figuur 1: Concentratiegebied (nieuw)vestiging kwekerijen

Het concentratiegebied is grotendeels gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” (vastgesteld 30 maart 2000, goedgekeurd 7 november 2000). Binnen dit bestemmingsplan kan via een wijzigingsprocedure ex artikel 11 Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening) in veel gevallen medewerking worden verleend aan het oprichten van een nieuw agrarisch bouwblok en hiermee ook aan (nieuw)vestiging van kwekerijen. Het overige deel van het concentratiegebied is gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan “Spijk en Wielstraat”. Binnen dit bestemmingsplan zijn geen wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van nieuwe agrarische bouwblokken opgenomen. Voor beide bestemmingsplannen geldt dat zij op korte termijn zullen worden herzien. Onderhavige notitie wordt als beleidsuitgangspunt meegenomen in de op handen zijnde herzieningen.

Het beoogde concentratiegebied voor kwekerijen kan worden getypeerd als kernrandgebied. De provincie Noord-Brabant definieert kernrandzones als gebieden die gelegen zijn tegen een dorpsrand (in dit geval de kernen Veen en Wijk en Aalburg) en die een overgangsgebied vormen tussen het stedelijk gebied en het buitengebied. In het concentratiegebied bevinden zich reeds diverse kwekerijen (Timmermans, Bouman e.a.). De bestaande kwekerijen bestaan veelal uit 1 tot 2 hectare containerteelt, 1.000 tot 3.000 m2 teeltondersteunend glas en/of plastic en een bedrijfsschuur van 1.000 tot 2.000 m2. Bij de meeste kwekerijen is tevens een bedrijfswoning gesitueerd. Verwacht wordt dat in een periode van circa 10 jaar circa 6 à 7 kwekerijen met een concreet verzoek zullen komen ten behoeve van (nieuw)vestiging in het concentratiegebied.1.3 ProbleemIn het concentratiegebied zijn ter plaatse geen agrarische bouwpercelen opgenomen. Hierdoor behoort (nieuw)vestiging van kwekerijen ter plaatse niet direct tot de mogelijkheden. Binnen het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” bestaat wél de mogelijkheid om door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11, Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening), een perceel met de bestemming “Agrarisch gebied” te wijzigen in een nieuw agrarisch bouwperceel, mits aan diverse voorwaarden wordt voldaan (bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999”, artikel 30, lid 3). Deze wijzigingsbevoegdheid, die vooral in het bestemmingsplan is opgenomen om flexibel in te kunnen spelen op agrarische ontwikkelingen in het buitengebied, maakt het in principe mogelijk om in een groot deel van het concentratiegebied (nieuw)vestiging van kwekerijen te realiseren. In het recente verleden is dit een aantal malen gebeurd (meest recent voor onder andere de kwekerijen van de heer P. van Wijlen, “Wijzigingsplan Rivelstraat 2001” en de heer Bastemeijer, “Wijzigingsplan Veldstraat 2003”).

Hoewel middels de genoemde wijzigingsbevoegdheid de (nieuw)vestiging van kwekerijen in het concentratiegebied past binnen de voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999”, is in het recente verleden gebleken dat de provincie in principe géén medewerking verleent aan een dergelijke ontwikkeling, omdat deze niet strookt met het Streekplan Noord-Brabant 2002 “Brabant in Balans” (per 1 juli 2008 “Interim-structuurvisie Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’” en de Paraplunota ruimtelijke ordening). Het provinciaal beleid verzet zich in principe tegen het vestigen van nieuwe agrarische bouwblokken in het buitengebied. Dit strookt echter niet met de in het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” opgenomen en door de provincie goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid. Eerdere wijzigingsplannen met als doel om een kwekerij in het beoogde concentratiegebied mogelijk te maken, waarbij door omwonenden geen zienswijzen zijn ingediend, hebben niet geleid tot een reactie vanuit de provincie. Dientengevolge is er tot voor kort door de gemeente vanuit gegaan dat deze wijzigingsbevoegdheid nog actueel was en dat (nieuw)vestiging van kwekerijen ter plaatse vanuit provinciaal beleid nog altijd tot de mogelijkheden behoorde.

Ingevolge het Streekplan heeft de provincie zich in het recente verleden echter, tot verrassing van de gemeente, verzet tegen het vestigen van een kwekerij in het beoogde concentratiegebied (kwekerij van de heer E. den Dekker, Wijzigingsplan “Rivelstraat 2003”).

Het betreffende wijzigingsplan is destijds ter goedkeuring voorgelegd aan de provincie, omdat vanuit de directe omgeving zienswijzen aangaande de geplande ontwikkeling waren ingediend. De provincie heeft vervolgens aangegeven geen medewerking te verlenen aan het wijzigingsplan. Ondanks dit besluit, heeft de provincie in haar overwegingen wél aangegeven dat vestiging van een kwekerij ter plaatse níet per definitie een ondenkbare of onbespreekbare ontwikkeling is. Hieruit kan worden afgeleid dat (nieuw)vestiging van kwekerijen in het beoogde concentratiegebied, mits goed onderbouwd en gemotiveerd én indien wordt voldaan aan diverse voorwaarden, mogelijk is.

Wat betreft het bestemmingsplan “Spijk en Wielstraat” zijn geen wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Een deel van het concentratiegebied is gesitueerd binnen dit bestemmingsplan. Het beleid, zoals neergelegd in deze notitie, zal in de komende herziening van het bestemmingsplan worden meegenomen. Over de planologische inkleuring zal in een later stadium worden gediscussieerd.

1.4 Doel van de notitieKwekerijen nemen binnen de gemeente Aalburg een belangrijke en uitzonderlijke positie in. Het gaat om een specifieke branche die constant in beweging is en die niet in een eenduidig profiel is samen te vatten. Om mogelijkheden voor (nieuw)vestiging van kwekerijen in het concentratiegebied mogelijk te maken, is maatwerk nodig.

Om dit maatwerk te kunnen leveren, zal ieder verzoek tot het (nieuw)vestigen van een kwekerij in het concentratiegebied per aanvraag moeten worden getoetst aan een door de gemeente opgesteld beleid. Op deze manier kan de gemeente zélf eisen stellen aan (nieuw)vestiging in het concentratiegebied én behoudt de gemeente daarnaast in enige mate controle over ontwikkelingen in het buitengebied. In het beleid wordt tevens gemotiveerd waarom, vanuit het oogpunt van de gemeente, concentratie van kwekerijen wenselijk is. Het hoofddoel van deze notitie is het ruimte bieden aan een duurzame ontwikkeling in de vorm van (nieuw)vestiging van kwekerijen, in een gebied dat hiervoor geschikt is.

Onderhavig beleid en dan met name de in het beleid opgenomen toetsingscriteria worden (na vaststelling) opgenomen in de komende herziening van de bestemmingsplannen “Buitengebied, herziening 1999” en “Spijk en Wielstraat”. De wijzigingsbevoegdheid voor de percelen in het concentratiegebied, die het mogelijk maakt de bestemming “Agrarisch gebied” onder voorwaarden te wijzigen in de bestemming “Agrarisch bouwblok”, zal hierbij in ieder geval worden gehandhaafd. Aan de Provinciale Planologische Commissie (PPC) is aangaande onderhavige notitie om een principe-uitspraak verzocht. Deze uitspraak is, aanvullend op de concept-beleidsnotitie, verwerkt in hoofdstuk 2.1.1.5 Opbouw van de notitieEerst zal duidelijk worden gesteld wat zowel het huidige provinciale als gemeentelijke beleid is ten opzichte van (nieuw)vestiging van kwekerijen in het concentratiegebied. Vervolgens wordt een toetsingskader opgesteld waarin wordt aangegeven aan welke eisen en voorwaarden aanvragen ten behoeve van (nieuw)vestiging van kwekerijen in het concentratiegebieden dienen te voldoen, voordat vanuit de gemeente planologische medewerking kan worden verleend.

Een afzonderlijk beleid voor kwekerijen is ons inziens nodig omdat het hier om een speciale groep ondernemers gaat, die binnen de gemeente Aalburg een belangrijke positie inneemt. Onder andere vanwege de belangrijke economische positie, is het voor de gemeente van belang mee te denken met deze groep ondernemers én om ontwikkelingsmogelijkheden voor hen te creëren. Op dit moment zijn deze mogelijkheden echter beperkt; er zijn weinig tot geen percelen beschikbaar waar (nieuw)vestiging van kwekerijen mogelijk is en de provincie verzet zich in principe tegen de in het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” opgenomen wijzigingsbevoegdheid, die het realiseren van nieuwe bouwblokken in het buitengebied mogelijk maakt. Door middel van deze notitie wordt geprobeerd maatwerk te leveren en gemotiveerd aan te geven waarom dit maatwerk daadwerkelijk noodzakelijk is.2. Huidig provinciaal beleid2.1 Interimstructuurvisie Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zijn per 1 juli 2008 de Interimstructuurvisie Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’ en de Paraplunota ruimtelijke ordening in werking getreden. De Interimstructuurvisie vervangt het Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in balans’ en geeft een overzicht van de ruimtelijke belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant en de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid. Dit ruimtelijke beleid is verder uitgewerkt in de Paraplunota ruimtelijke ordening. De Interimstructuurvisie komt inhoudelijk grotendeels overeen met de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, zoals eerder uiteengezet in het Streekplan. Wel is de Interimstructuurvisie volgens de meest recente beleidsnotities van de provincie geactualiseerd.

Het buitengebied van de provincie Noord-Brabant wordt in de Interimstructuurvisie en de Paraplunota ruimtelijke ordening onderverdeeld in verschillende typen gebieden. Per gebiedstype bestaat verschil in welke ontwikkelingen juist worden gestimuleerd en welke ontwikkelingen worden afgeremd. De volgende gebiedstypen worden onderscheiden:

Groene Hoofdstructuur (te onderscheiden in natuur en landbouw)Agrarische Hoofdstructuur (te onderscheiden in landschap en landbouw)

De groene hoofdstructuur (GHS) is een samenhangend netwerk van alle Brabantse natuur- en bosgebieden, landbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden en landbouwgebieden die bijzondere potenties hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden. De provincie wil de (potentiële) natuurwaarden en de hiermee samenhangende landschappelijke waarden in de GHS planologisch beschermen. In de GHS is op langere termijn alleen plaats voor natuur, (grondgebonden) landbouw, recreatie met een groen karakter en andere laagdynamische functies, zoals bosbouw en waterbeheer. De contramal van de groene hoofdstructuur is de agrarische hoofdstructuur (AHS). Hier staat de instandhouding en de versterking van de landbouw voorop. Landbouwbedrijven hebben er in beginsel de ruimte om zich te ontwikkelen in de door hen gewenste richting. De GHS en AHS zijn beide verdeeld in twee hoofdzones: GHS-natuur, GHS-landbouw, AHS-landschap en AHS-landbouw.

Op de kaart ‘Ruimtelijke Hoofdstructuur’, horende bij de Interimstructuurvisie, heeft het concentratiegebied voor (nieuw)vestiging van kwekerijen de aanduiding “AHS-landbouw”. Op de kaart ‘Zonering van het buitengebied, horende bij de Paraplunota ruimtelijke ordening, heeft het concentratiegebied de sub-aanduiding “AHS - landbouw, overig”. Gebieden met deze sub-aanduiding omvatten volgens het provinciaal beleid de meest pure landbouwproductiegebieden. In het gebied komen géén landschappelijke en/of natuurwaarden voor, die (bijzondere) bescherming behoeven. In de gebieden met als aanduiding “AHS - landbouw, overig” staat instandhouding én versterking van de landbouw voorop. De landbouw krijgt in beginsel de ruimte om zich in de haar gewenste richting te ontwikkelen, zonder dat daarbij in het kader van de provinciale ruimtelijke ordening een voorkeur geldt voor bepaalde vormen van landbouw (Paraplunota ruimtelijke ordening, pagina 43).

In de GHS en AHS-landschap is nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf uitgesloten. In de AHS-landbouw is nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf uitsluitend toegestaan voor:glastuinbouwbedrijven in de vestigingsgebieden glastuinbouw en voor verplaatsing vanglastuinbouwbedrijven naar een doorgroeigebied glastuinbouw, indien met de verplaatsingeen algemeen belang gediend is;verplaatsing van alle overige agrarische bedrijven indien met de verplaatsing een algemeenbelang gediend is en mits door middel van onderzoek is aangetoond dat binnen een straal van10 km van de bestaande locatie geen reële mogelijkheid bestaat om het bedrijf te hervestigenop een bestaande of voormalige agrarische bedrijfslocatie, of op een niet-agrarische locatie.

De (nieuw)vestiging van kwekerijen kan hier niet onder worden geschaard. Het vestigen van nieuw agrarisch bouwblok zou volgens de Interimstructuurvisie en de Paraplunota dan ook niet tot de mogelijkheden behoren. Recent (Wijzigingsplan “Rivelstraat 2003”) is vanuit de provincie aangegeven dat eventueel de mogelijkheid bestaat middels een streekplanafwijkingsprocedure af te wijken van het provinciaal beleid, zoals beschreven in het Streekplan (nu dus de Interimstructuurvisie). Voorwaarde is hierbij wel dat een verzoek om afwijking voldoende gemotiveerd en onderbouwd dient te zijn.

PPC-advies d.d 12 juni 2007De concept-beleidsnotitie is voor een principe-uitspraak voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. De provincie heeft hierop aangegeven zich te kunnen vinden in het aanduiden van een afzonderlijk concentratiegebied voor (nieuw)vestiging van kwekerijen. Het algemene uitgangspunt dat elke aanvraag telkens opnieuw getoetst zal worden aan de in beleidsnotitie gestelde criteria, biedt naar mening van Gedeputeerde Staten voldoende waarborg voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Wel zal voor iedere afzonderlijke procedure een streekplanafwijkingsprocedure dienen te worden gevolgd. Vanuit Gedeputeerde Staten is toegezegd dat, indien na toetsing van een aanvraag aan de gestelde voorwaarden, blijkt dat een nieuw agrarisch bouwblok onontkoombaar is, zij bereid zijn dit positief te benaderen.

Het Streekplan van de provincie Noord-Brabant is met ingang van 1 juli 2008 komen te vervallen. Van een streekplanafwijkingsprocedure, zoals eerder aangegeven door Gedeputeerde Staten, kan binnen de nieuwe wetgeving geen sprake meer zijn. Inhoudelijk is het beleid van de provincie ten aanzien van (nieuw)vestiging van agrarische bedrijven in het buitengebied echter niet veranderd. Gezien de eerdere positieve reactie vanuit Gedeputeerde Staten en het gegeven dat het beleid van de provincie inhoudelijk niet gewijzigd is, kan worden geconcludeerd dat ook binnen het nieuwe beleid vanuit de provincie geen bezwaren bestaan ten opzichte van de beleidsnotitie “(nieuw)vestiging kwekerijen – gemeente Aalburg”.

Naar aanleiding van de concept-beleidsnotitie heeft de PPC een aantal – overigens niet inhoudelijke – opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen zijn meegenomen in onderhavige definitieve versie van de beleidsnotitie2.2 Uitwerkingsplan Land van Heusden en AltenaHet provinciale planologisch beleid is per regio verder uitgewerkt in uitwerkingsplannen. De beleidsrichtlijn voor de gemeente Aalburg is nader beschreven in het uitwerkingsplan “Land van Heusden en Altena”. In het uitwerkingsplan is onder meer opgenomen, waar, wanneer en hoeveel de komende jaren aan woningen en aan bedrijventerreinen ontwikkelt mag worden. Ook zijn de uitgangspunten voor het landelijk gebied geformuleerd.

Op de bij het uitwerkingsplan horende ontwikkelingskaart heeft het concentratiegebied de aanduidingen “Transformatie afweegbaar” en “Landschapsbeheer”. De aanduiding “Transformatie afweegbaar” geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties met meervoudig ruimtegebruik) afweegbaar is, indien dit nodig blijkt te zijn en indien een ruimtelijk plan in ieder geval voldoet aan een aantal voorwaarden:

de voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern;bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving;bij ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met ruimte om te gaan.

De aanduiding “Landschapsbeheer” is gericht op het beheer en behoud van de bestaande landschappelijke verschijningsvorm. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied (Gebiedsplan Wijde Biesbosch). Het gebiedsplan verzet zich niet tegen (nieuw)vestiging van kwekerijen in het concentratiegebied, maar vraagt wel aandacht voor een landschappelijke inpassing.

610px

Figuur 2: Uitsnede kaart Uitwerkingsplan Landelijke Regio Land van Heusden en Altena

Binnen het concentratiegebied is in het uitwerkingsplan een zogenaamde “groene geleding” opgenomen. Het beleid voor het gebied waarvoor deze aanduiding is opgenomen, is gericht op behoud en ontwikkeling ten behoeve van ecologische en landschappelijke relaties. Het (nieuw)vestigen van kwekerijen behoort ter plaatse van de op de kaart aangegeven groene geleding niet tot de mogelijkheden.

Geconcludeerd kan worden dat, indien aan een aantal voorwaarden voor transformatie wordt voldaan, volgens het uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena geen belemmeringen bestaan voor de (nieuw)vestiging van (planten)kwekerijen in het concentratiegebied. Dit is in tegenstelling tot het beleid zoals geformuleerd in het provinciale Streekplan. 2.3 Revitalisering landelijk gebied Gebiedsplan Wijde BiesboschHet concentratiegebied is gelegen binnen de grenzen van het Gebiedsplan Wijde Biesbosch. Dit plan is door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 22 april 2005 vastgesteld, en levert aanvullend beleid op het Streekplanbeleid (nu Interimstructuurvisie). Het gebiedsplan vormt de basis voor het beleid dat de komende jaren in West Brabant zal worden gevoerd. Het gebiedsplan ziet landbouw in de toekomst als één van de belangrijkste sociale en economische dragers voor het landelijk gebied van de Wijde Biesbosch. Een sterke landbouw wordt belangrijk geacht. Landbouwactiviteiten krijgen binnen het gebiedsplan meer ruimte.

In het gebiedsplan is een plankaart opgenomen. Op deze plankaart 1: “Ambitiekaart Wijde Biesbosch” wordt onderscheid gemaakt tussen open en besloten landschappen. Het concentratiegebied heeft op deze kaart de aanduiding “besloten landschap”. Binnen besloten landschappen worden kansen geboden voor bedrijven om zich te ontwikkelen in de richting van intensievere en gespecialiseerde teelten, binnen de randvoorwaarden die vanuit de omgevingskwaliteiten worden gesteld (Gebiedsplan Wijde Biesbosch, pagina 85).

Verplaatsing en hervestigingInzake verplaatsing en hervestiging van agrarische bedrijven, wordt in het gebiedsplan aangegeven dat, in lijn met het Streekplan (nu Interimstructuurvisie), eerst gekeken dient te worden naar een duurzame locatie op een vrijkomend agrarisch bedrijf of ander bestaand niet-agrarisch bedrijf. Wanneer hergebruik echter om aantoonbare redenen niet mogelijk is, wil de gebiedscommissie meewerken aan de mogelijkheid van nieuwvestiging, zolang dit gebeurt binnen de mogelijkheden van de omgeving (natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie, water, milieu en overige functies). Dit dient eventueel te leiden tot een Streekplanafwijking (gebiedsplan Wijde Biesbosch, pagina 113). Hoewel het hierbij met name gaat om verplaatsing en hervestiging van reeds bestaande bedrijven, wordt het realiseren van nieuwe bouwblokken in het agrarisch gebied volgens het Gebiedsplan niet per definitie uitgesloten. Door het leveren van maatwerk kan (nieuw)vestiging van kwekerijen in het concentratiegebied volgens het gebiedsplan dan ook tot de mogelijkheden behoren, mits dit voldoende wordt gemotiveerd.2.4 Beleidsnota GlastuinbouwIn december 2006 heeft de provincie de “Beleidsnota Glastuinbouw” vastgesteld. De uitgangspunten van deze nota zijn vertaald in de Interimstructuurvisie en de Paraplunota ruimtelijke ordening. De hoofddoelstelling van deze nota is ‘ruimte bieden aan een duurzame ontwikkeling van glastuinbouwconcentraties in die gebieden die daarvoor geschikt zijn’. De concentratiegedachte is één van de belangrijkste pijlers binnen het nieuwe glastuinbouwbeleid. Solitaire bedrijven, die willen groeien, dienen zich te verplaatsen naar concentratiegebieden. Aangegeven is dat de dynamiek binnen de glastuinbouwsector zich niet exact laat voorspellen én dat de komende jaren meer gewerkt gaat worden op basis van ontwikkelingsplanologie dan op basis van toelatingsplanologie.

De sector (planten)kwekerijen kan enigszins worden vergeleken met de sector glastuinbouw. De “Beleidsnota Glastuinbouw” verruimt de mogelijkheden voor het (nieuw)vestigen van glastuinbouwbedrijven, en ziet concentratie van dergelijke bedrijven als een pré. Dergelijk maatwerk zou ook geleverd kunnen worden voor kwekerijen, mede omdat concentratie van kwekerijen dezelfde voordelen met zich mee zou brengen als beschreven in de Beleidsnota Glastuinbouw.

Beleidsnota Teeltondersteunende voorzieningen (TOV)Op 25 september 2007 heeft het college van Gedeputeerde Staten de beleidsnota Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) vastgesteld. TOV zijn ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een vollegronds tuinbouwbedrijf of boomkwekerij. TOV worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren. De nota is tevens opgenomen in de Interimstructuurvisie en de Paraplunota ruimtelijke ordening.

In de nota wordt onderscheid gemaakt in verschillende typen voorzieningen:1) teeltondersteunende kassen: een ondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas. In de AHS-landbouw is tot 5.000 m2 teeltondersteunende kas toegestaan. Omdat het om permanente voorzieningen gaat, die vaak niet grondgebonden zijn, zijn teeltondersteunende kassen alleen toegestaan op het bouwblok.2) permanente voorzieningen: voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden. Permanente voorzieningen mogen alleen op het bouwblok worden opgericht.3) tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van zes maanden. De oprichting van deze voorzieningen kan buiten het bouwblok plaatsvinden. Het ligt aan het soort gebied of hier een aanlegvergunning voor nodig is (bestemmingsplan). Op lokaal niveau moet een afweging door de gemeente plaatsvinden.3. Huidig gemeentelijk beleidHet actuele gemeentelijke beleidskader voor de toetsing van (nieuw)vestiging van agrarische bedrijven wordt onder meer gevormd door het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999”. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 30 maart 2000 en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 7 november 2000.

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan is planmatig bewust gekozen voor de opname van een breed omvattende wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van de bestemming “Agrarisch gebied”. In eerdere bestemmingsplannen, voorafgaand aan het nu vigerende bestemmingsplan, was een dergelijke mogelijkheid ook reeds opgenomen. De huidige wijzigingsbevoegdheid maakt het onder andere mogelijk om een bouwblok te realiseren op percelen met de bestemming “Agrarisch gebied” (artikel 30, lid 3). Burgemeester en wethouders zijn hiertoe bevoegd, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan:

Er dient te worden aangetoond dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand, op de plankaart aangeduid agrarisch bouwperceel.Het te vestigen bedrijf dient naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak te bieden en behoeft om bedrijfseconomische redenen een nieuw bouwperceel. Hierover dient advies te worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).Op geen van de gevels van de bedrijfswoning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg ter plaatste toegestane grenswaarden krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.De bijzondere bepalingen uit hoofdstuk III van het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” dienen in acht te worden genomen.De oppervlakte van het bouwperceel mag ten hoogste 1,5 hectare zijn.Het betreffende perceel mag niet zijn gelegen binnen de gebieden “groene hoofdstructuur”, “behoud openheid” en “toekomstig bedrijventerrein” op de ontwikkelingskaart in het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999”.Er dient zorg gedragen te worden voor een redelijke inpassing van één en ander in het landschap, met behulp van opgaande beplanting.

Voor het beoogde concentratiegebied voor kwekerijen is in het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” de bestemming “Agrarisch gebied” opgenomen. Volgens de voorschriften van het bestemmingsplan is een wijziging van deze bestemming mogelijk, indien aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan. Het vestigen van kwekerijen in het beoogde gebied past zodoende, indien een wijzigingsprocedure wordt gevoerd, binnen de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan.

Een deel van het concentratiegebied is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan “Spijk en Wielstraat”. Op dit moment biedt dit bestemmingsplan (nog) geen mogelijkheden tot het (nieuw)vestigen van kwekerijen. Het bestemmingsplan zal echter op korte termijn integraal worden herzien. In deze herziening zal onderhavige beleidsnotitie worden doorvertaald, zodat ook in het bestemmingsplan “Spijk en Wielstraat” mogelijkheden ontstaan met betrekking tot (nieuw)vestiging van kwekerijen.4. Motivering voor concentratie (nieuw)vestiging kwekerijenDe gemeente wenst om diverse redenen dat kwekerijen zich gaan concentreren in het concentratiegebied (blz. 2, Figuur 1: Beoogde locatie voor (nieuw)vestiging kwekerijen). Deze ontwikkeling past, mits maatwerk wordt geleverd, binnen het provinciale uitwerkingsplan “Land van Heusden en Altena” en op het gebiedsplan “Wijde Biesbosch”. Vestiging van kwekerijen in het concentratiegebied past echter niet binnen het provinciale beleid zoals opgenomen in de Interimstructuurvisie en de Paraplunota ruimtelijke ordening. Gedeputeerde Staten heeft naar aanleiding van de concept-notitie “(nieuw)vestiging kwekerijen – gemeente Aalburg” aangegeven eventueel, mits goed gemotiveerd en indien een verzoek past binnen vastgestelde voorwaarden (zie hoofdstuk 5), medewerking te verlenen aan (nieuw)vestiging.

In een eerder stadium heeft de provincie in haar overwegingen naar aanleiding van het Wijzigingsplan “Rivelstraat 2003” aangegeven dat vestiging van een kwekerij ter plaatse níet een ondenkbare of onbespreekbare ontwikkeling is. Hieruit kan worden afgeleid, dat vestiging van kwekerijen in het concentratiegebeid tot de mogelijkheden behoort, mits sprake is van een goed gemotiveerde onderbouwing. Dit hoofdstuk vormt de onderbouwing voor het gekozen concentratiegebied.

1) Voorkomen ongewenste ontwikkelingen buitengebiedIn het verleden is gebleken dat binnen de gemeente Aalburg en in de regio weinig tot geen locaties agrarische bouwblokken voor handen zijn, waar het mogelijk én wenselijk is een plantenkwekerij te vestigen. Om toch een (planten)kwekerij te kunnen starten, is het in het verleden voorgekomen dat een vrijkomend agrarisch bedrijf (VAB) is opgekocht, en vervolgens is omgebouwd tot (handels-) kwekerij. Door dergelijke ontwikkelingen ontstaan bedrijfsactiviteiten in het buitengebied van de gemeente.

Logistiek gezien vormt dit een probleem in het open agrarisch gebied. Voor de activiteiten van kwekerijen, hoe kleinschalig ook, vindt vrachtverkeer en woon-werkverkeer plaats. De wegen in het buitengebied zijn logistiek gezien hiervoor niet uitermate geschikt. De vestiging van kwekerijen in het open buitengebied heeft tot gevolg dat verkeersactiviteiten daar enigszins toenemen. Dit zorgt voor een grotere verkeersdrukte op wegen die hier niet voor bestemd c.q. op toegerust zijn en bovendien verstoort een toename van vrachtverkeer de rust in het buitengebied. Deze rust wordt beschouwd als één van de karakteristieke kenmerken van het gebied, en dient zodoende, zowel volgens gemeentelijk als provinciaal beleid, zo veel mogelijk behouden te blijven. Naast dat het vestigen van plantenkwekerijen in het open buitengebied leidt tot een verstoring van rust, zijn de bestaande wegen niet geschikt. Veel wegen in het buitengebied zijn niet ingericht op de (veilige) afwikkeling van eventueel vrachtverkeer. Door concentratie van kwekerijen in het kernrandgebied kan worden bijgedragen aan de verkeersveiligheid in en op routes van/naar het concentratiegebied. Bovendien kunnen verkeersveilige routes een stimulans zijn voor het gebruik van de (brom)fiets in het woon-werkverkeer.

De ontwikkeling van plantenkwekerijen in het buitengebied heeft naast een toename van verkeersdrukte ook verstening en versnippering tot gevolg. Zo dienen ten behoeve van een goede bedrijfsvoering bijvoorbeeld ondersteunende voorzieningen zoals een containerveld en een bedrijfsloods te worden aangelegd. Hoewel deze voorzieningen niet per definitie permanent zijn, hebben zij wel invloed op de uitstraling en het uiterlijk van het buitengebied. Zoals eerder gesteld is zowel het gemeentelijk als provinciaal beleid erop gericht om het buitengebied zoveel mogelijk open te houden. Door het niet bieden van alternatieve vestigingsmogelijkheden voor (startende) kwekerijen, blijven vrijwel alleen VAB’s in het buitengebied als optie voor vestiging over. Dit heeft zijn weerslag op de uitstraling van het buitengebied, omdat percelen volgebouwd worden met onder andere teeltondersteunende voorzieningen (zowel binnen als buiten het bouwblok).

Door het oprichten van plantenkwekerijen in het concentratiegebied mogelijk te maken, ontstaan voor (startende) kwekerijen alternatieve vestigingslocaties. Vestiging in het buitengebied door middel van het opkopen van VAB’s is hierdoor niet meer noodzakelijk. Op deze manier behoudt het buitengebied haar openheid en worden ongewenste ontwikkelingen in het open buitengebied zo veel mogelijk beperkt c.q. voorkomen. Bovendien worden aan belangstellenden op deze manier toch mogelijkheden geboden én heeft de gemeente zelf de controle over voorwaarden waaraan nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen. Het onder voorwaarden mogelijk maken van (nieuw)vestiging van kwekerijen in het beoogde concentratiegebied heeft onder meer tot gevolg dat de gemeente nieuwe verzoeken voor kwekerijen die buiten deze locatie vallen, nog terughoudender zal kunnen benaderen dan nu al het geval is.

2) Geen alternatieven voor handenUit de praktijk blijkt dat binnen de gemeente Aalburg en in de regio al geruime tijd weinig tot geen percelen met een agrarisch bouwblok beschikbaar zijn, waarop vestiging van een kwekerij tot de mogelijkheden behoort. Om (startende) kwekerijen een alternatieve vestigingslocatie te kunnen bieden, wenst de gemeente (nieuw op te richten) kwekerijen te concentreren in één gebied. Door het bieden van een concentratiegebied wordt zo veel mogelijk voorkomen dat kwekerijen noodgedwongen zoeken naar alternatieven in het buitengebied of naar locaties gelegen ver buiten de regio (en zelfs buiten) Noord Brabant. Door het bieden van vestigingsmogelijkheden binnen de gemeentegrenzen kan werkgelegenheid binnen de gemeente en ook binnen de regio zo veel mogelijk worden behouden.

Planologisch gezien zijn er geen reële alternatieve vestigingslocaties binnen de gemeente voor handen. Al eerder is aangegeven dat (nieuw)vestiging van kwekerijen in het buitengebied diverse ongewenste ontwikkelingen met zich meebrengt. Hier komt nog bij dat dergelijke locaties binnen de gemeente niet tot nauwelijks beschikbaar zijn. Indien locaties al beschikbaar komen, dan zijn deze financieel gezien vaak niet geschikt voor vestiging van kwekerijen. De vraagprijs voor dergelijke percelen ligt over het algemeen bijzonder hoog. Dit blijkt onder meer uit diverse, in het verleden gehouden, onderzoeken door diverse regionale makelaars. Qua inrichting zijn de eventueel aangeboden percelen vaak ook ongeschikt voor kwekerijen. Bestaande schuren zijn bijvoorbeeld overbodig, zodat deze dienen te worden gesloopt om plaats te maken voor teeltondersteunende voorzieningen. Dit terwijl voor deze gebouwen echter wel wordt betaald. Ook is vaak een bedrijfswoning bij dergelijke percelen aanwezig, terwijl een bedrijfswoning niet per definitie noodzakelijk is bij een kwekerij. Al deze extra investeringen dragen ertoe bij dat zelfs het al beperkte aanbod aan bouwpercelen in het buitengebied, tóch vaak niet voldoen aan de eisen die kwekers aan hun percelen stellen.

Vestiging van plantenkwekerijen op bedrijventerreinen vormt planologisch gezien ook geen optie. Qua oppervlakte zouden bedrijfspercelen misschien nog plaats kunnen bieden aan kwekerijen. De bedrijfsvoering en activiteiten van plantenkwekerijen verschillen echter dermate van de bedrijfsvoering en activiteiten van andere op bedrijventerreinen aanwezige bedrijven, dat het combineren van deze verschillende bedrijven niet tot de mogelijkheden behoort. Bovendien hebben kwekerijen wat betreft uitstraling vooral een agrarisch karakter. Dit past niet bij de categorie bedrijven die zich normaliter op bedrijventerreinen vestigt. Hierbij komt nog dat grond die bestemd is als bedrijventerrein, vaak een aanzienlijk hogere grondprijs per vierkante meter heeft dan agrarisch bestemde grond. Vooral voor startende kwekerijen is het niet tot nauwelijks op te brengen om dergelijke grote bedragen te investeren.

Het spreekt voor zich dat vestigen van plantenkwekerijen in woongebieden (bebouwde kom) geen optie is. In de eerste plaats bieden dergelijke gronden planologisch gezien over het algemeen geen mogelijkheden met betrekking tot het oprichten van bedrijfsmatige activiteiten met een dergelijke omvang als kwekerijen. Bovendien zou het oprichten van kwekerijen in gebieden waar de omliggende percelen specifiek zijn bestemd voor woondoeleinden, voor buurtbewoners veel overlast tot gevolg hebben. Ook zijn woongebieden logistiek gezien niet geschikt voor kwekerijen.

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de mogelijkheden voor het (nieuw)vestigen van kwekerijen ernstig beperkt zijn. Stedenbouwkundig gezien passen kwekerijen niet in het buitengebied, niet op bedrijventerreinen én niet binnen de bebouwde kom. Om toch een mogelijkheden te kunnen bieden, komen kernrandzones hiervoor als beste optie in aanmerking. De agrarische structuur past qua aard, schaal en functies binnen dergelijke gebieden. Bovendien heeft het concentratiegebied in de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen al primair een agrarische functie. Ingevolge deze bestemmingsplannen kunnen omwonenden dan ook al op voorhand rekening houden met zowel agrarische ontwikkelingen alsook met agrarische bedrijvigheid ter plaatse. 3) Geschiktheid locatieHet aangewezen concentratiegebied is bij uitstek geschikt voor (nieuw)vestiging van kwekerijen. Er bevinden zich in het gebied al diverse handels- en plantenkwekerijen, waardoor de aanwezige wegen en voorzieningen in het gebied al op deze vorm van bedrijvigheid zijn ingesteld. Er zijn goede ontsluitingsmogelijkheden (nabijheid provinciale weg) en de wegen zijn geschikt voor vracht- en woon/werkverkeer. De percelen zijn ruim opgezet waardoor voor vrachtverkeer de mogelijkheid bestaat om te manoeuvreren. Het concentratiegebied is gelegen aan de rand van de dorpskernen, waardoor verkeer niet door de kernen hoeft.Omdat het gebied is gelegen aan de rand van de kernen Veen en Wijk en Aalburg, zijn in het gebied weinig burgerwoningen aanwezig. De bestaande woningen zijn overwegend vrijstaande voormalige boerderijwoningen, bedrijfswoningen en voormalige arbeiderswoningen, gesitueerd c.q. grenzend aan het buitengebied van de gemeente. Volgens de vigerende bestemmingsplannen heeft het buitengebied primair een agrarische functie. Op voorhand hebben de bewoners rekening te houden met agrarische ontwikkelingen, alsook met agrarische bedrijvigheid ter plaatse, hetgeen enigerlei mate van overlast met zich mee kan brengen. Gezien de afstand van de bestaande woningen tot de locatie van de (nieuw te vestigen) kwekerijen, kan worden verwacht dat het concentreren van kwekerijen ter plaatse niet in grote mate zal leiden tot overlast voor omwonenden.

De reeds in het gebied aanwezige kwekerijen bepalen nu al voor een groot deel de uitstraling van het totale gebied. Het toestaan van meer kwekerijen in het concentratiegebied heeft hierdoor niet automatisch tot gevolg dat het gebied zijn huidige karakter zal verliezen. De uitstraling van het gebied kan, mede door de aan de (nieuw)vestiging verbonden voorwaarden, zelfs beter worden. Het concentratiegebied is gelegen in kernrandgebied. Dit gebied vormt min of meer een overgang tussen het stedelijke gebied en het omliggende buitengebied. Het toestaan van agrarische bedrijvigheid in de vorm van kwekerijen kan tussen deze twee verschillende gebieden stedenbouwkundig gezien een overgangsgebied vormen.

4) Bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” en voorzienbaarheidIn het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om in het concentratiegebied agrarische bouwpercelen op te richten, mits aan diverse voorwaarden wordt voldaan.

De procedure van de totstandkoming van het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” is destijds met voldoende waarborgen omkleed. Aan belanghebbenden is tijdens de bestemmingsplanprocedure de mogelijkheid gegeven tot het indienen van een inspraakreactie en/of zienswijze. Aangaande de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden is van deze mogelijkheden echter geen gebruik gemaakt. Reeds in de bestemmingsplannen “Buitengebied 1984” en “Buitengebied, aanvulling voorschriften 1995” was een binnenplanse vrijstelling opgenomen ten behoeve van nieuwe agrarische bouwblokken. Deze bevoegdheid is in het verleden geregeld toegepast. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat sprake is van voorzienbaarheid met het oog op (vergelijkbare) agrarische ontwikkelingen ter plaatse. Op grond van het huidige bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid kunnen c.q. moeten belanghebbenden al op voorhand rekening houden met de mogelijkheid van (verdere) agrarische bedrijfsontwikkeling(en) in het beoogde concentratiegebied.

5) Economie en werkgelegenheidIn het gebiedsplan “Wijde Biesbosch” wordt de gemeente Aalburg aangeduid als een handelsgemeente. Ruim een derde van de totale productiestructuur in de gemeente bestaat uit activiteiten in de handel. Wat tevens opvalt, is het relatief hoge aandeel van de landbouw in de gemeente. Binnen de gemeente Aalburg nemen kwekerijen een belangrijke positie in. Wat betreft het aantal vestigingen van bedrijven is de groothandel (18,1%) nummer één, gevolgd door de detailhandel (17,9%) en de landbouw (16,8%). Vergeleken met de werkgelegenheidsstructuur van West-Brabant, vallen vooral de hoge aandelen van groothandel, detailhandel, bouw en landbouw op (Sociaal-economisch profiel gemeente Aalburg 2006, KvK West-Brabant en SES).

Het aantal banen in de landbouw is, in vergelijking met voorgaande jaren, dalende (Sociaal-economisch profiel gemeente Aalburg 2006, KvK West-Brabant en SES). (Nieuw)vestiging van kwekerijen zou kunnen leiden tot een toename van het aantal banen in deze sector. Starters vormen een belangrijk onderdeel van het autonome groeipotentieel van een gemeente. Naast het feit dat starters direct voor werkgelegenheid zorgen, dragen zij tevens bij aan een stuk vernieuwing en dynamiek. Starters brengen nieuwe producten en/of processen op de markt en stimuleren daarmee het zittende bedrijfsleven om ook te innoveren. Door het mogelijk maken van (nieuw)vestiging van plantenkwekerijen binnen de gemeente, krijgen startende kwekers meer mogelijkheden tot het opzetten van een nieuwe onderneming. Reeds bestaande kwekerijen krijgen bovendien extra mogelijkheden tot uitbreiding, wat ook kan leiden tot een impuls voor het bedrijfsleven binnen de gemeente.

Uit het rapport “Economische perspectieven Noord-Brabants platteland” (ETIN, 2005) blijkt dat de glastuinbouw een sector is die oog heeft voor nieuwe technologische ontwikkelingen en deze ook snel binnen het eigen productieproces weet toe te passen. Hetzelfde kan worden gesteld voor (planten)kwekerijen. De sector wordt complexer, grootschaliger, professioneler, kapitaalintensiever en verstevigt haar internationale positie. Zo ontstaan nieuwe ondernemingsmodellen ter vervanging van de meer traditionele familiebedrijven. Binnen deze ondernemingsmodellen worden productie, bewerking en verwerking, marketing en distributie vergaand geïntegreerd. Ook biedt de sector specifieke werkgelegenheid: er manifesteert zich door de schaalvergroting een groeiende behoefte aan technisch, administratief en commercieel (kader)personeel (ETIN, 2005). Duidelijk mag zijn, dat dit voordelen voor de werkgelegenheid voor de bevolking van de gemeente Aalburg en daarbij de gehele regio met zich meebrengt.

6) Aanwezigheid van netwerkHet concentreren van plantenkwekerijen op één locatie brengt als voordeel met zich mee dat de ter plaatse gevestigde kwekerijen in de brede zin van het woord kunnen samenwerken dan wel netwerken. Ondernemers kennen elkaar en maken gebruik van onderlinge, vaak dezelfde contacten om hun bedrijfsvoering te verbeteren c.q. op elkaar af te stemmen. Hierbij valt te denken aan kennisoverdracht maar ook aan de bereikbaarheid ten opzichte van leveranciers. Concentratie van plantenkwekerijen heeft op deze manier ook voordelen voor de kwekers zelf. Daarbij maken (nieuw te vestigen) kwekerijen gebruik van dezelfde faciliteiten, zoals ontsluitingswegen en de bestaande openbare vervoersvoorzieningen (op loopafstand). Daarbij speelt ook een rol dat de markt steeds strengere eisen op het gebied van productkwaliteit en leveringszekerheid stelt. 5 Voorwaarden voor (nieuw)vestiging van kwekerijenUitgangspunt is dat (nieuw)vestiging van kwekerijen in het concentratiegebied niet zonder meer wordt toegelaten. Dit blijkt ook uit het gegeven dat de gemeente in het verleden een aantal verzoeken ten behoeve van het vestigen van een (planten)kwekerij in het beoogde concentratiegebied met redenen omkleed heeft afgewezen. Aanvragen voor het vestigen van (nieuwe) kwekerijen dienen aan diverse stringente voorwaarden te voldoen. Pas indien aan al deze voorwaarden wordt voldaan, dan kan een wijzigingsprocedure (dan wel bestemmingsplanherziening) aangaande het realiseren van een agrarisch bouwperceel worden opgestart. In het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” zijn aan het opstarten van een wijzigingsbevoegdheid met als doel het realiseren van een agrarisch bouwblok, voorwaarden gesteld (“Buitengebied, herziening 1999, artikel 30, lid 3). Deze voorwaarden blijven van kracht aangaande (nieuw)vestiging van kwekerijen in het beoogde concentratiegebied. Daarnaast worden aanvullende voorwaarden gesteld.

1) Actieve zoektochtHet voeren van een actieve zoektocht naar bestaande agrarische bouwpercelen waar het vestigen van een plantenkwekerij tot de mogelijkheden behoort, is een belangrijke voorwaarde waaraan dient te worden voldaan. In het kader van een actieve zoektocht dient te worden aangetoond dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand, op de plankaart aangeduid agrarisch bouwperceel.

Om aan te tonen dat sprake is van een actieve zoektocht, dient door aanvrager een rapport te worden overlegd van een onafhankelijk adviesbureau, waarin de zoektocht en de resultaten van deze zoektocht nader worden weergegeven. De zoektocht dient zich niet uitsluitend te concentreren op het plangebied van de gemeente Aalburg, maar op een groter plangebied in de regio. Het zoekgebied beslaat het rood gearceerde gebied op onderstaande kaart (gebiedsplan “Wijde Biesbosch”).

 

Figuur 3: zoekgebied voor vestiging van kwekerijen (Uitsnede van plankaart 1: Ambitiekaart, Gebiedsplan Wijde Biesbosch)

Het uitbreiden van het zoekgebied over een groter gebied binnen de provincie Noord-Brabant wordt niet zinvol geacht. Een groot deel van de provincie is qua bodem niet geschikt voor het kweken van gewassen ten behoeve van (planten)kwekerijen. Gebieden buiten het zoekgebied die eventueel geschikt zouden zijn voor het vestigen van kwekerijen (omgeving Zundert) kampen met dezelfde problemen als de gemeente Aalburg, namelijk dat er geen geschikte percelen voor handen zijn voor (nieuw)vestiging. Ook in dit gebied wordt gezocht naar alternatieve vestigingsmogelijkheden. Het eventueel betrekken van dit gebied in het zoekgebied van de gemeente zou hierdoor alleen een onderlinge verplaatsing van problemen opleveren. Bovendien is het streven om, onder andere vanwege de werkgelegenheid, de kwekerijen zo dicht mogelijk bij huis te houden.

Ten aanzien van de zoektocht geldt dat deze minimaal 1 jaar (en bij voorkeur langer), gedurende een aaneengesloten periode dient plaats te vinden. Gedurende deze periode dient een inventarisatie plaats te vinden van te koop komende locaties bij (regionale) makelaars in het zoekgebied. Dit dient te gebeuren door middel van het bijhouden van het aanbod op het internet en door het actief benaderen van regionale makelaars en dit aan te tonen. Het onderzoek moet aan de hand van concrete feiten worden onderbouwd. Bij de beoordeling van beschikbare locaties moet ook worden betrokken, dat een (op de plankaart aangeduid) agrarisch bouwperceel pas geschikt kan worden geacht, indien dit perceel qua oppervlakte, omvang van de bebouwing alsmede qua prijsvorming, in overeenstemming is met de beoogde bedrijfsontwikkeling. Dit geldt zeker voor startende ondernemingen.

Naast dat aanvrager zelf een actieve zoektocht naar alternatieve locaties dient te voeren, heeft ook de gemeente zelf rechtstreekse contacten met regionale makelaars (o.a. makelaars van Altena, Agri-team en Hofstede Makelaardij). Het actief bemoeien en actief vergaren van kennis over vrijkomende locaties is in het belang van de gemeente; op deze manier kan de gemeente voorkomen dat ongewenste en/of planologisch gezien niet toegestane activiteiten plaatsvinden op vrijkomende locaties. Voor zover mogelijk, attendeert de gemeente gegadigden voor activiteiten die wél op vrijkomende locaties passen, actief hierop. In het voorkomende geval dát een agrarisch bouwperceel al te koop wordt aangeboden, dan is de kennis zowel binnen de gemeente als ook bij de agrarische wereld snel voor handen. Algemeen bekend is dat agrarische bouwpercelen niet vaak te koop aangeboden worden en dat in het geval van een vrijkomende locatie bij de gemeente door verschillende partijen (overwegend niet-agrarisch) wordt geïnformeerd naar de mogelijkheden dan wel beperkingen. De gemeente is over het algemeen dan ook vrij snel op de hoogte aangaande ontwikkelingen omtrent vrijkomende agrarische bedrijven.

De provincie hecht belang aan het voeren van een actieve zoektocht. In het verleden is het wijzigingsplan “Rivelstraat 2003” onder andere goedkeuring onthouden, omdat naar mening van de provincie de zoektocht te beperkt zou zijn uitgevoerd. Vanuit de provincie wordt gesteld dat voor elke onderzochte locatie duidelijk moet worden aangegeven op grond van welke planologische overwegingen de locatie niet geschikt is. Het enkel aanvoeren van financiële redenen wordt hierbij niet voldoende geacht omdat deze niet objectief meetbaar zijn. Financiële redenen kunnen wel als sluitpost genoemd worden. Hoewel de provincie financiële redenen als zelfstandige reden niet voldoende acht om aan te geven of een locatie wel of niet geschikt is voor (nieuw)vestiging van een (planten)kwekerij, dient hierbij naar onze mening wel rekening te worden gehouden met de financiële mogelijkheden van met name de startende kwekerijen. Aangenomen kan worden dat een startkapitaal nodig is om een kwekerij te kunnen beginnen. Agrarische bouwpercelen die in de verkoop komen, zijn voor startende ondernemingen vanuit financieel oogpunt vaak geen reële optie. Hoewel financiële redenen op zich dus niet voldoende reden zijn om een locatie af te wijzen, kan er in specifieke situaties wel sprake zijn dat dit gezien wordt als een aanvullende reden waarom een perceel niet geschikt is. Dit alles dient in het rapport, waarin een onafhankelijke deskundige de zoektocht beschrijft, te worden weergegeven.

2) Bedrijfsplan, economische onderbouwingIn de voorwaarden zoals gesteld in artikel 30 lid 3 van het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” is ten aanzien van de bedrijfsvoering het volgende opgenomen: “het te vestigen bedrijf dient naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak te bieden en behoeft om bedrijfseconomische redenen een nieuw bouwperceel. Hierover dient advies te worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) ”. Om aan te tonen dat van bovenstaande sprake is, dient een bedrijfsplan te worden overlegd. In dit bedrijfsplan dient ten minste te zijn opgenomen:

Geschiedenis en huidige situatie van de kwekerij (indien sprake is van uitbreiding)Gewenste c.q. noodzakelijke ontwikkelingen + motiveringTeeltplan en volwaardigheid

Na beoordeling door de gemeente wordt het bedrijfsplan voorgelegd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB). Een positief advies is noodzakelijk om vestiging van een kwekerij in het beoogde concentratiegebied te kunnen overwegen. Dit geldt ook vanuit de provincie.

3) Ruimtelijke onderbouwingNaast het indienen van een onderzoeksrapport met betrekking tot de zoektocht naar alternatieve locaties en een bedrijfsplan, dient een ruimtelijke onderbouwing te worden overlegd. Hierin dient aandacht te worden besteed aan een gebiedsbeschrijving, de relevante beleidskaders (nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk) en planologische aspecten (bodem- en grondwateronderzoek, watertoets/hydrologisch onderzoek, onderzoek hinderlijke bedrijvigheid, kabels en leidingen, verkenning flora en fauna, archeologisch onderzoek, cultuurhistorische waarden, akoestisch onderzoek en luchtkwaliteit). Uit deze ruimtelijke onderbouwing moet blijken dat planologisch gezien geen belemmeringen bestaan ten opzichte van het oprichten van een nieuw agrarisch bouwblok.

4) Bouwblok nieuwe stijl; geen bedrijfswoning toegestaan Het realiseren van een bedrijfswoning bij een plantenkwekerij in het concentratiegebied behoort niet (meer) tot de mogelijkheden. Vanuit de provincie is aangegeven dat de functie wonen zoveel mogelijk beperkt dient te blijven tot in de kernen. Spreiding van woonbebouwing in het buitengebied wordt tegengegaan, met als doel verdere verstening van het buitengebied te voorkomen. Nieuwvestiging van een bedrijfswoning is vanuit provinciaal oogpunt slechts onder uiterst stringente voorwaarden toegestaan, namelijk uitsluitend wanneer dit noodzakelijk is voor de bedrijfsuitvoering, bijvoorbeeld met oog op constant benodigd toezicht. Het bouwen van een bedrijfswoning bij een plantenkwekerij wordt vanuit provinciaal oogpunt niet als noodzakelijk ervaren. De gemeente staat achter dit standpunt. Bij nieuw te vestigen kwekerijen binnen het concentratiegebied worden dan ook geen bedrijfswoningen meer toegestaan, maar uitsluitend voorzieningen die zijn gericht op het kweken en telen van gewassen.

5) Teeltondersteunende voorzieningenOp 25 september 2007 heeft het college van Gedeputeerde Staten de beleidsnota Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) vastgesteld. TOV zijn ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een vollegronds tuinbouwbedrijf om boomkwekerij. TOV worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren. De nota is tevens opgenomen in de Interimstructuurvisie en de Paraplunota ruimtelijke ordening.

In de nota wordt onderscheid gemaakt in verschillende typen voorzieningen:1) teeltondersteunende kassen: een ondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas. In de AHS-landbouw is tot 5.000 m2 teeltondersteunende kas toegestaan. Omdat het om permanente voorzieningen gaat, die vaak niet grondgebonden zijn, zijn teeltondersteunende kassen alleen toegestaan op het bouwblok.2) permanente voorzieningen: voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden. Permanente voorzieningen mogen alleen op het bouwblok worden opgericht.3) tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van zes maanden. De oprichting van deze voorzieningen kan buiten het bouwblok plaatsvinden. Het ligt aan het soort gebied of hier een aanlegvergunning voor nodig is (bestemmingsplan). Op lokaal niveau moet een afweging door de gemeente plaatsvinden.

Verzoeken tot het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen bij (nieuw te vestigen) kwekerijen zullen aan de hand van dit beleid worden getoetst. Ingevolge deze beleidslijn, dienen de aan te leggen voorzieningen voor (nieuw) te vestigen kwekerijen geen blijvende en onherstelbare schade te brengen aan de locatie. Mede hierom is het oprichten van een woning bij de kwekerij in principe niet toegestaan.

6) Overige vestigingseisenOm vestiging van een kwekerij in het concentratiegebied mogelijk te maken, dient, naast genoemde voorwaarden, ook te worden voldaan aan de voorwaarden met betrekking tot het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999”. De aanvullende voorwaarden volgende uit het bestemmingsplan luiden:

De bijzondere bepalingen uit hoofdstuk III van het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” dienen in acht te worden genomen (voorwaarden met betrekking tot bouwen langs wegen en water, bouwen en gebruik bij leidingen en straalverbinding, bouwen en gebruik binnen windvangzone rond molen en bouwen nabij monumenten).De oppervlakte van het bouwperceel mag ten hoogste 1,5 hectare zijn.Het betreffende perceel mag niet zijn gelegen binnen de gebieden “groene hoofdstructuur”, “behoud openheid” en “toekomstig bedrijventerrein” op de ontwikkelingskaart in het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999”.Er dient zorg gedragen te worden voor een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, met behulp van opgaande beplanting.

Voor zover het perceel waarop een concrete aanvraag betrekking heeft is gelegen in een gebied dat in het Uitwerkingsplan “Land van Heusden en Altena” is aangeduid als transformatiegebied, dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

de voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern;bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving;bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan.

De gemeente toetst alle aanvragen voor (nieuwe) kwekerijen in het concentratiegebied aan alle bovenstaande voorwaarden (punt 1 tot en met 6). Pas indien aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan, zal vanuit de gemeente worden besloten of medewerking kan worden verleend aan het opstarten van een wijzigingsprocedure dan wel bestemmingsplanherziening. Aanvragen zullen, indien gebleken is van zienswijzen tegen een voornemen tot medewerking aan een dergelijke procedure, worden voorgelegd aan de provincie. 6. Conclusie

Om mogelijkheden te creëren voor (nieuwe) plantenkwekerijen binnen de gemeente, wordt het vanuit de gemeente wenselijk geacht deze kwekerijen te concentreren binnen één gebied. Het gaat hierbij om het gebied gelegen tussen de kernen Wijk en Aalburg en Veen (figuur 1: Beoogde locatie voor (nieuw)vestiging kwekerijen). Binnen het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999”, waarbinnen het gebied grotendeels gelegen is, geldt voor het gebied de bestemming “Agrarisch gebied”. Hierbij geldt een wijzigingsbevoegdheid om ter plaatse agrarische bouwblokken te realiseren. Binnen de voorschriften van het bestemmingsplan zou (nieuw)vestiging in het beoogde concentratiegebied, mits wordt voldaan aan diverse voorwaarden, hierdoor mogelijk zijn.

Hoewel via deze wijzigingsbevoegdheid het realiseren van kwekerijen op de beoogde locatie tot de mogelijkheid behoort, is gebleken dat de provincie in principe geen medewerking (meer) verleent aan een dergelijke ontwikkeling, omdat deze niet strookt met het vigerende Streekplan (per 1 juli 2008 Interimstructuurvisie Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’ en de Paraplunota ruimtelijke ordening). De provincie heeft zich op grond van het Streekplan in het recente verleden, tot verrassing van de gemeente, verzet tegen het vestigen van een kwekerij in het beoogde concentratiegebied. Wel heeft de provincie hierbij in haar overwegingen aangegeven dat vestiging van een kwekerij ter plaatse níet een ondenkbare of onbespreekbare ontwikkeling is. Hieruit kan worden afgeleid dat (nieuw)vestiging van kwekerijen op de beoogde locatie, mits goed onderbouwd en gemotiveerd én indien wordt voldaan aan diverse stringente voorwaarden, kan leiden tot een streekplanafwijking (per 1 juli 2008 Interimstructuurvisie) vanuit de provincie, waardoor deze (nieuw)vestiging nog steeds tot de mogelijkheden behoort.

Het concentratiegebied is deels gelegen in het bestemmingsplan “Spijk en Wielstraat”. Het bestemmingsplan zal op korte termijn worden herzien. De uitgangspunten van onderhavige beleidsnotitie worden in deze herziening opgenomen.

In deze notitie is een kader geschetst waaraan aanvragen ten behoeve van (nieuw)vestiging van kwekerijen in het concentratiegebied dienen te voldoen, alvorens de gemeente een besluit kan nemen of al dan niet medewerking wordt verleend. Het betreft de volgende voorwaarden:

1. actieve zoektocht (onderzoek naar alternatieve vestigingslocaties in de regio gedurende een aansluitende periode van minimaal 1 jaar (en bij voorkeur langer), uitgevoerd door een onafhankelijk adviesbureau en met nadruk gebaseerd op planologische overwegingen);2. bedrijfsplan inclusief economische onderbouwing (wordt ter beoordeling voorgelegd aan Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen);3. ruimtelijke onderbouwing (planologisch gezien geen belemmeringen);4. bouwblok nieuwe stijl (geen bedrijfswoning toegestaan);5. teeltondersteunde voorzieningen (verzoeken worden getoetst aan de beleidsnota Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) d.d. 25 september 2007 van de provincie Noord-Brabant);6. overige vestigingseisen (volgend uit bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 1999” en Uitwerkingsplan “Land van Heusden en Altena”).

De gemeente toetst alle aanvragen voor (nieuwe) plantenkwekerijen in het concentratiegebied aan alle bovenstaande voorwaarden. Indien aan genoemde voorwaarden wordt voldaan, dan zal worden bezien of medewerking aan het verzoek kan worden verleend.