Organisatie | Zeist |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Datum ingang heffing: 1 januari 2011
Gemeentewet, art. 225; Parkeerverordening 2011
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2010 | 17-02-2011 | Nieuwe regeling | 07-12-2010 De Nieuwsbode, 22-12-2010 | Nr. 727 |
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011
De raad van de gemeente Zeist,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van xx september 2010;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en het bepaalde in de Parkeerverordening 2011;
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats, aangeduid door het (zonale) bord E9 (Bijlage I RVV 1990), al dan niet voorzien van een onderbord, dan wel door een bord waarop staat vermeld dat uitsluitend geparkeerd mag worden door vergunninghouders, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd vanwege een parkeerverbod of anderszins, of omdat parkeren door middel van betaling bij parkeermeters of -automaten is toegestaan;
Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:
a een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen te bepalen plaats en tijdstip en wijze;
b een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats, tijdstip en wijze.
Artikel 3 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2 onder a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.
1 De belasting als bedoeld in artikel 2 onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
2 Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
a degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
b zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2 onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:
i indien een huurovereenkomst voor ten hoogste drie maanden wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder of gebruiker van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder of gebruiker wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;
ii indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
3 De belasting, als bedoeld in artikel 2 onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
4 De belasting als bedoeld in artikel 2 onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
Artikel 5 Vrijstelling van belastingplicht
Vrijgesteld van de belastingplicht als genoemd onder artikel 2 onderdeel a zijn:
a motorvoertuigen voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst;
b ambulances en motorvoertuigen van politie en brandweer voor zover deze voertuigen bij het uitoefenen van de dienst worden gebruikt en mits deze motorvoertuigen als zodanig uiterlijk herkenbaar zijn.
Artikel 6 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
1 De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
2 De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel b, wordt geheven door voldoening op aangifte danwel door mondelinge kennisgeving en moet worden betaald bij het verlenen van de vergunning. Voldoen via een daartoe afgegeven machtiging tot automatische incasso wordt hier met betalen gelijkgesteld.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld
1 De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
2 In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting terstond na afloop van het parkeren verschuldigd, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer.
3 De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
4 Indien het een bewoners-, bedrijfs- of werknemersvergunning betreft en het tijdstip waarop de vergunning ingaat later is dan 1 januari van het kalenderjaar waarop de vergunning betrekking heeft, is de belasting verschuldigd voor zoveel volle dagen dat het kalenderjaar nog telt.
5 Indien een parkeervergunning wordt ingetrokken of vervalt, wordt op schriftelijke aanvraag restitutie van de belasting verleend over de nog niet ingetreden volle dagen, waarop de parkeervergunning betrekking heeft.
6 De in het vorige lid bedoelde restitutie wordt uitsluitend verleend indien de vergunning en de daarbij behorende bescheiden zijn geretourneerd bij de gemeente.
7 Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de houder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de parkeervergunning geldt geen gebruik kan maken van de parkeervergunning, wordt restitutie verleend over het aantal volle maanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.
8 Restitutie van de parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder bedraagt dan € 10,00.
Artikel 9 Termijnen van betaling
1 De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.
2 In afwijking van het vorige lid moet de belasting, indien het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer (via telefoon, sms of internet), overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaats gevonden.
3 De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel b, wordt geheven bij wege van mondelinge – dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede begrepen een nota of andere schriftuur:
Artikel 10 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling
1 Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel a, kan aan het motorvoertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het motorvoertuig wordt weggereden.
2 Het college wijst in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.
3 Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel a, bedragen € 51,00.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
1 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen 2011’.
2 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.
3 Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de ‘Verordening parkeerbelastingen 2010’, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2011