Organisatie | Bloemendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bijzondere bijstand en verstrekkingenboek Bloemendaal 2011 |
Citeertitel | Bijzondere bijstand en verstrekkingenboek Bloemendaal 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet Werk en Bijstand, artikel 18 lid 1, artikel 18 lid 2, 35 lid 1 en artikel 15 lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-07-2014 | Onbekend | 30-11-2010 Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 9 december 2010 | 2010030552 |
De Intergemeentelijke afdeling sociale zaken Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Heemstede (IASZ) wil met deze beleidsnotitie het bijzondere bijstandsbeleid verankeren. In de
afgelopen jaren is het beleid van de deelnemende IASZ gemeenten geharmoniseerd.
Op sommige onderdelen blijkt er op papier niets te zijn vastgelegd over de wijze van uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid. Wel is er in de praktijk een eenduidige uitvoeringspraktijk ontstaan. Het is nu tijd geworden om het beleid te formaliseren in dit handboek.
Dit beleid zal met ingang van 1 januari 2011 van toepassing zijn.
Dit handboek bevat richtlijnen die de medewerkers houvast moeten geven bij de beslissing op een aanvraag bijzondere bijstand. Maar nog belangrijker is de menselijke maat. Vertaald naar bijzondere bijstand, betekent dat dat er sprake moet zijn van maatwerk. In artikel 18 lid 1 WWB is vastgelegd dat de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Bij elke aanvraag zal een consulent zich daarom af moeten vragen of de situatie van de cliënt aanleiding is een uitzondering te maken op de regels, dit in overleg met de beleidsmedewerkers. Maar maatwerk is alleen mogelijk als we ook een meetlat hebben. Dit handboek is die meetlat.
2. Wat is bijzondere bijstand?
In artikel 35 lid 1 WWB is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de uit bijzondere
omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet kunnen worden
voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen, voorzover dit
meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
De aard van de kosten is niet bepalend, maar wel de omstandigheden van belanghebbende. De
landelijke bijstandsnorm en de daarop verleende toeslag zal in de regel toereikend zijn voor de
Door de Centrale Raad van Beroep is een volgorde aangegeven om te beoordelen of er recht op
Volgens de Raad dient eerst beoordeeld te worden:
a. of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen;
b. of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn, daarna;
c. of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden, en tenslotte;
d. of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen, dan wel het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Burgemeester en wethouders gaan na of er bijzondere omstandigheden zijn en welke draagkrachtbepalingen van kracht zijn. In dit handboek staan daarvoor beleidsregels en instructies. Deze geven de kaders waarbinnen bijzondere bijstand kan worden verleend. Gezien het karakter van de bijzondere bijstand is dit handboek niet uitputtend.
Het recht op bijzondere bijstand is niet naar kostensoort begrensd. Daarom kan de opsomming ook
Zoals hiervoor al is vermeld, wordt de bijstand afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en
middelen van de belanghebbende (artikel 18 lid 1 WWB). Bij elke aanvraag moet daarom ook een
individuele beoordeling worden gemaakt. De bijzondere omstandigheden moeten expliciet in de
besluitvorming betrokken worden. Dit betekent ook dat, mits gemotiveerd, afwijken van de regels
mogelijk is, ja zelfs moet! Ook wordt beoordeeld of er sprake is van tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid (artikel 18 lid 2 WWB), of dat er sprake is van een voorliggende voorziening die
toereikend en passend is (artikel 15 lid 1 WWB).
Bijstand wordt verstrekt voor de goedkoopst adequate voorziening. Eén vorm van afstemming is dat
de bijzondere bijstand gebruikt mag worden om een andere, duurdere voorziening met dezelfde
functie aan te schaffen. Een voorbeeld : Betrokkene vraag bijstand in de kosten van lenzen. Maar een
bril is de goedkoopst adequate voorziening. Het bedrag dat toegekend wordt is dat van een bril, maar
de cliënt mag dat wel gebruiken om lenzen aan te schaffen.
3. Het aanvragen en betalen van bijzondere bijstand
Hoofdregel in de WWB is dat het niet mogelijk is om bijstand te verlenen voor kosten die zijn gemaakt
vóór het moment van de aanvraag. Tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze
hoofdregel staat overigens gewoon in de wet: in artikel 44 WWB. Het vooraf indienen van een
aanvraag is soms ook noodzakelijk omdat anders de noodzaak van de kosten niet kan worden
vastgesteld. De gemeente kan hier wel begunstigend beleid op maken. Dat is in het verleden ook
gedaan. Dit beleid wordt nu aangescherpt en vastgelegd:
uitzondering van aanvragen voor duurzame gebruiksgoederen of kosten die verband houden met een verhuizing. In die gevallen moet namelijk vooraf de noodzaak kunnen worden vastgesteld, dat iets echt aan vervanging toe is.
Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een kalenderjaar beginnende op de 1e dag van de 3 maanden termijn voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend. Een voorbeeld hiervan is : Het aanvragen van een bijdrage voor budgetbeheer. Als de aanvraag op 8 april plaats vindt, kan vanaf 1 januari bijstand in deze kosten worden verleend, mits deze kosten ook al vanaf 1 januari zijn gemaakt.
Let op : Onder periodieke bijzondere bijstand wordt hier ook verstaan bijstand die voor een jaar op declaratiebasis wordt toegekend (bijvoorbeeld voor de kosten van orthodontie-behandelingen).
Overige beleidsuitgangspunten die meegenomen moeten worden bij het al dan niet toekennen, zijn:
Afsluiten aanvullende zorgverzekering inclusief tandartskosten
Van belanghebbende wordt verwacht dat deze een aanvullende verzekering af sluit waar ook
tandartskosten in zijn opgenomen. Uitzondering voor de tandartspolis zijn mensen die al een volledige gebitsprothese hebben. De collectieve verzekering van de gemeente (basispolis, aanvullend 3 sterren en tandarts 2 sterren) is een verantwoorde verzekering. Wanneer belanghebbende bij een andere zorgverzekeraar dan het Zilveren Kruis verzekerd is, is deelname aan een aanvullende verzekering minimaal noodzakelijk. Bij de vaststelling van de hoogte van de (als noodzakelijk te beschouwen) kosten moet rekening worden gehouden met een vergoeding alsof de aanvrager aangesloten is bij het Zilveren Kruis in de collectieve verzekering.
De meerkosten worden dan afgewezen op grond van artikel 18 lid 2 WWB (tekortschietend besef van verantwoordelijkheid).Zie hoofdstuk 6 onder 1.
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Zijn de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd ontstaan door onverantwoord gedrag of (niet)
handelen? Zo ja, dan moet de aanvraag worden afgewezen op grond van tekortschietend besef.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan dan met toepassing van artikel 48 lid 2 onder b WWB
leenbijstand worden verstrekt.
Bijzondere bijstand voor "een eigen risico", bijvoorbeeld voor het eigen risico in de
zorgverzekering, is niet mogelijk.
Als de bijstand die is toegekend een maandelijks vast bedrag is, wordt dit met een vaste component in
SZW-net gezet, zodat de bijstand maandelijks wordt betaald.
Als het gaat om éénmalige kosten of kosten die niet elke maand gelijk zijn, dan wordt de bijzondere
bijstand betaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd.
In artikel 35 lid 1 WWB staat dat er recht op bijzondere bijstand bestaat als de kosten waarvoor
bijstand is aangevraagd, niet betaald kunnen worden uit de bijstandsnorm, het inkomen boven de
bijstandsnorm, het vermogen en de langdurigheidstoeslag. In dit hoofdstuk is bepaald welk deel van
het eigen inkomen of vermogen belanghebbende moet gebruiken om de bijzondere kosten te betalen.
Dat deel van het inkomen of vermogen noemen we draagkracht.
De draagkracht is in beginsel: 40% van het inkomen dat meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm.
Voor de uitwerking van de draagkracht (de berekening met betrekking tot het inkomen en vermogen),
zie hoofdstuk 5 van deze nota. De langdurigheidstoeslag wordt niet tot de draagkracht gerekend.
Kosten waarvoor een afwijkende draagkracht geldt
Voor de hierna genoemde kosten, die in beginsel gerekend moeten worden tot de algemeen
noodzakelijke kosten van het bestaan, geldt een andere draagkrachtberekening en wordt ook geen
draagkrachtjaar vastgesteld. De draagkracht uit inkomen wordt vastgesteld bij:
op 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag;
De draagkracht wordt vastgesteld voor een kalenderjaar.
Het draagkrachtjaar begint per 1e van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
Als er sprake is van bijstand met terugwerkende kracht begint het draagkrachtjaar per 1e van de
maand waarin de bijstand wordt toegekend.
Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt – als er geen wijzigingen zijn in
inkomsten, vermogen of persoonlijke omstandigheden – rekening gehouden met het vastgestelde
draagkrachtjaar. De vastgestelde draagkracht blijft dus gelden.
Wanneer wel sprake is van één of meer belangrijke wijzigingen, moet de draagkracht opnieuw
worden vastgesteld. In elk geval wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld als het inkomen met meer
dan 10% is gewijzigd (zowel naar boven als naar beneden). De draagkracht wordt dan opnieuw voor
Voor personen die een WWB uitkering ontvangen hoeft géén draagkrachtjaar te worden vastgesteld
(er is immers geen draagkracht).
Draagkrachtperiode bij incidentele verstrekking
Bij incidentele bijstand wordt de draagkracht over het gehele draagkrachtjaar in aanmerking genomen.
De draagkracht wordt in één keer verrekend.
Voorbeeld: Iemand heeft een bril nodig van € 220,00. Diegene zit € 100,00 per maand boven 110% van de bijstandsnorm. De draagkracht is dan 40% van € 100,00 = € 40,00 per maand x 12 maanden = € 480,00 per jaar. De aanvraag voor bijzondere bijstand wordt afgewezen omdat er voldoende draagkracht is.
Draagkrachtperiode bij periodieke verstrekking
Bij bijstand die maandelijks periodiek wordt betaald, wordt de draagkracht per maand afgetrokken van
de kosten waarvoor bijstand wordt verstrekt.
Voorbeeld: Iemand heeft € 240,00 draagkracht per jaar. De periodieke kosten voor bijv. bewindvoeringskosten bedragen € 45,00 per maand. De bijzondere bijstand bedraagt dan maandelijks € 45,00 - € 20,00 = € 25,00.
Samenloop incidenteel en periodiek
Bij verstrekking van incidentele bijstand gedurende de looptijd van een periodieke verstrekking hoeft
geen rekening meer te worden gehouden met de draagkracht. Deze is of wordt verrekend met de
periodieke verstrekking gedurende de lopende draagkrachtperiode. Er vindt geen herziening van de
verrekening van de draagkracht plaats.
Hoofdregel: al het vermogen boven de vermogensgrens (artikel 34 lid 3 WWB, het zogenaamde vrij te
laten vermogen) wordt als draagkracht in aanmerking genomen.
De overige in artikel 34 WWB genoemde uitzonderingen die van toepassing zijn op de algemene
bijstand, gelden ook voor de bijzondere bijstand, met uitzondering van het vermogen gebonden in een
eigen woning. In artikel 34 WWB is namelijk geregeld dat voor huiseigenaren een extra
vermogensvrijlating geldt naast het vrij te laten (bescheiden) vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 3
WWB. Die extra vrijlating is niet van toepassing in het bijzondere bijstandsbeleid.
Uitzondering op de hoofdregel: indien er sprake is van een tekortschietend besef in de bestaansvoorziening of er wordt beroep gedaan op algemene noodzakelijke bestaanskosten en er wordt desondanks toch bijstand toegekend (al dan niet in de vorm van een lening) dan geldt er een andere draagkrachtberekening. Er geldt dan een vermogensvrijlating van maximaal € 2.000,00; dus ook het vermogen boven deze grens wordt volledig als draagkracht in aanmerking genomen. Ook elk inkomen boven de bijstandsnorm geldt in dat geval als 100% draagkracht. Bijstand is een vangnet.
Voor de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan dient normaliter uit het inkomen op of boven bijstandsniveau te worden voorzien, bijvoorbeeld door te sparen.
Als iemand vermogen heeft onder deze grens maar bijvoorbeeld tegoeden heeft op een betaal- of spaarrekening, kan diegene de algemene kosten zelf betalen. Dit vanuit het vermogen. Bij de afhandeling van de aanvraag bijzondere bijstand wordt hier dan ook rekening mee gehouden. In principe is voor de kosten al het aanwezige geld op een rekening bedoeld. De IASZ laat echter de eerste € 2.000,00 buiten beschouwing.
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid: hierbij wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend. Uitzondering kan gemaakt worden wanneer het niet verstekken van de bijstand tot een onaanvaardbare situatie leidt. De vergoeding geschiedt dan wel in de vorm van een lening geschiedt. Als hiertoe besloten wordt moet wel het eigen geld worden ingezet boven de € 2.000,00.
De vaststelling van het vermogen gebeurt op dezelfde wijze als bij aanvragen algemene bijstand, zij
het met uitzondering van het vermogen gebonden in een eigen woning, zoals bedoeld in artikel 34 lid
2 sub d WWB. Alle vermogensbestanddelen waarover redelijkerwijs kan worden beschikt worden bij
elkaar opgeteld. Zie hiervoor artikel 34 lid 1 WWB. Daar worden de schulden (indien aantoonbaar en er sprake is van een daadwerkelijke aflossingsverplichting) van afgetrokken.
Vaststelling van het netto-inkomen
Bij een vast inkomen kan worden uitgegaan van het inkomen per datum aanvraag.
Bij een wisselend inkomen moet worden uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de
achterliggende 3 maanden. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Bijvoorbeeld als
iemand gelet op de gegevens van de afgelopen periode voldoende draagkracht had en daardoor het
verzoek om bijstand zou moeten worden afgewezen, maar het huidige inkomen op bijstandsniveau is.
Bij de vaststelling van het netto-inkomen wordt uitgegaan van de som van het netto-inkomen
(exclusief vakantietoeslag) verminderd met:
- onkostenvergoedingen (vermeld op salarisstrook).
- de buiten beschouwing te laten particuliere oudedagsvoorziening ex artikel 33 lid 5 WWB
- tegemoetkoming wettelijke vrijlating AOW/ANW-uitkeringsgerechtigden.
- tegemoetkoming wettelijke vrijlating Wajong-uitkeringsgerechtigden.
- inhoudingen voor de personeelsvereniging of ter aflossing van schulden.
- algemene heffingskorting voor de minst-verdienende partner
- het ingehouden spaarloon minus belasting die te stellen is op 1/3 deel van het spaarloon.
De vrijgelaten inkomsten op grond van art 31 WWB (kinderbijslag, huurtoeslag etc.) worden niet
aangemerkt als middelen of als draagkracht.
- van week naar maand = het weekbedrag x 13 gedeeld door 3
- van 4 weken naar maand = het 4 wekenbedrag delen door 4 x 13 gedeeld door 3
Inkomsten van minderjarige kinderen worden niet meegenomen. Tenzij het kind zoveel verdient dat
voor dat kind geen kinderbijslag meer wordt ontvangen en de bijzondere bijstand bovendien
betrekking heeft op dat kind. De inkomsten van het kind en de ouder worden dan bij elkaar opgeteld
en afgezet tegen de van toepassing zijnde norm.
Niet kunnen beschikken over middelen wegens beslag of WSNP
Als er beslag is gelegd is op loon of uitkering, of als deze middelen vallen onder de WSNP, kan over
een deel van die middelen niet meer worden beschikt. Op grond van jurisprudentie kan het deel waar
beslag op gelegd is niet meer tot de middelen worden gerekend.
Vaststelling draagkrachtruimte
Het inkomen van de belanghebbende moet worden ‘afgezet’ tegen de fictief voor hem van toepassing
zijnde bijstandsnorm. Alleen het inkomen boven die bijstandsnorm kan toegerekend worden aan de
draagkracht voor de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand.
Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte wordt het netto maandinkomen verminderd met de
volgende (buitengewone) uitgaven :
- de van toepassing zijnde netto bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) of 110% hiervan
(afhankelijk van de soort bijzondere bijstand).
- wettelijke betalingen voor levensonderhoud (alimentatie) t.b.v. de (ex)partner en kinderen tot 21 jaar
die niet tot het gezinsverband van de belanghebbende behoren.
- de ouderbijdrage WSF en alimentatie voor kinderen tot 27 jaar wanneer kinderen studerend zijn.
Netto inkomen (exclusief aanspraak op VT):
Sociale verzekeringen (geen KB) €
Heffingskorting (en) Belastingdienst € ______________ +
Overig inkomen € ______________ +
Van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. VT) of 110% €
Buitengewone uitgaven €_______________ -
Ruimte in het inkomen €……………………..
Draagkracht is 40% van de vastgestelde ruimte in het inkomen.
Bij de berekening van de hiernavolgende bijstand voor kosten die tot de algemeen noodzakelijke
kosten van het bestaan behoren wordt géén rekening gehouden met het draagkrachtpercentage.
Hierbij wordt de volledige ruimte in het inkomen als draagkracht aangemerkt als mede de draagkracht in het vermogen > € 2000,00:
Als de hoogte van de draagkracht ertoe leidt dat belanghebbende niet voor bijzondere bijstand in
aanmerking komt, dan wordt belanghebbende hiervan per beschikking op de hoogte gesteld.
In het dossier wordt vastgelegd welk gedeelte van de draagkracht door het zelf dragen van de kosten
verbruikt is. Als belanghebbende in dezelfde draagkrachtperiode weer een aanvraag bijzondere
bijstand doet, wordt rekening gehouden met de al verbruikte draagkracht.
In artikel 35 lid 2 WWB is bepaald dat bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag (in 2010 € 120,00)
geweigerd mag worden. Dit wordt het drempelbedrag genoemd. De IASZ hanteert geen
De langdurigheidstoeslag wordt niet gezien als middel of als een voorliggende voorziening op
bijzondere bijstand (ook niet voor leenbijstand).
6. Verstrekkingenboek bijzondere bijstand
Het is niet mogelijk om alle kostensoorten aan te geven waarvoor bijstandsverlening mogelijk is.
Niettemin wordt in dit hoofdstuk een lijst met een aantal kostensoorten opgenomen waarvoor (zoals uit
de dagelijkse praktijk is gebleken) bijzondere bijstand gevraagd wordt. Deze lijst wordt in het
hiernavolgende het verstrekkingenboek bijzondere bijstand genoemd.
Cliënten met een periodieke uitkering voor levensonderhoud kunnen volstaan met het invullen van een kort aanvraagformulier en daarbij de bewijsstukken voegen.
Niet bekende cliënten moeten daarnaast nog een inlichtingenformulier invullen en inleveren.
Het verstrekkingenboek bestaat uit twee gedeelten:
Het eerste heeft betrekking op medische kosten, het tweede op de overige kosten.
In veel gevallen zijn de AWBZ, de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Regeling Zorgverzekering, inclusief de aanvullende verzekering, voorliggende voorzieningen die toereikend en passend zijn. Maar dit is niet altijd het geval. In deze notitie staat vermeld voor welke medische kosten bijstand kan worden verstrekt.
Bepaalde medische kosten worden niet vergoed uit de Zvw of AWBZ omdat deze als niet noodzakelijk
worden beschouwd. In beginsel bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand. Immers, wanneer
in de voorliggende voorziening bepaalde kosten als niet noodzakelijk worden beschouwd, kan ook
geen bijstand voor deze kosten worden verstrekt. De aanvraag moet dan worden afgewezen op grond
van artikel 15 lid 1 van de WWB.
Een uitzondering hierop geldt wanneer kosten in de voorliggende voorziening op grond van
budgettaire redenen zijn uitgesloten van vergoeding. Voor dergelijke kosten kan in beginsel wel
bijzondere bijstand worden verstrekt. Bijvoorbeeld tandheelkundige hulp anders dan gebitsprotheses,
1e negen behandelingen fysiotherapie bij bepaalde chronische aandoeningen.
Aanvullende en/of tandartsverzekering
Uitgangspunt van de IASZ is dat iemand zich naast de verplichte basisverzekering ook
aanvullend verzekert, ook voor tandartskosten (zie § 3). Dit behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van personen. Het pakket dient vergelijkbaar te zijn met de collectieve verzekering (basispolis, aanvullend 3 sterren en tandartspolis 2 sterren).
Personen met een inkomen tot 110% van de toepasselijke norm kunnen deelnemen aan de speciale collectieve aanvullende zorgverzekering die door de IASZ is afgesloten met het Zilveren Kruis. Voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten geldt een inkomensgrens van 130%.
Niemand kan echter verplicht worden om een aanvullende verzekering en/of een tandartsverzekering
Als er geen aanvullende verzekering is afgesloten, wordt de bijstand toegekend voor de eigen bijdrage alsof hij wel aanvullend vezekerd is volgens de aanvullende polis 3 sterren en de tandartspolis 2 sterren van het Zilveren Kruis.
De aanvraag moet dan (deels) worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Als een (gedeeltelijke) afwijzing echter tot onaanvaardbare situaties leidt, kan van dit standpunt
worden afgeweken en kan bijstand worden toegekend in de vorm van een geldlening op grond van
tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Wat een onaanvaardbare situatie is, is per geval verschillend. Er moet dan wel gerapporteerd worden
wat de gevolgen zijn van het uitblijven van medische hulp. Bij twijfel hierover kan een medisch advies
worden gevraagd. Aan de medisch adviseur moet dan gevraagd worden wat het uitblijven van
medische hulp voor gevolgen heeft voor de cliënt.
Een aanvullende verzekering mag in beginsel niet beschouwd worden als een toereikende
voorliggende voorziening. Dat de vergoedingen voor o.a. tandheelkundige hulp zijn beperkt in de Zvw
en AWBZ heeft namelijk een budgettaire grondslag (een bezuinigingsmaatregel). Op grond hiervan
mag de IASZ wel bijzondere bijstand toe kennen voor bepaalde medische kosten.
Keuzevrijheid van zorgverzekering
Uitgaande van de keuzevrijheid van mensen kan een persoon niet verplicht worden deel te nemen
aan de collectieve verzekering via de IASZ. Het niet deelnemen kan niet worden beschouwd als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Wel wordt men geacht dan een andere aanvullende zorgverzekering (inclusief tandartsverzekering, zie § 3) te hebben afgesloten.
Het in het geheel niet afsluiten van een aanvullende verzekering, moet worden beschouwd als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Afwijzen van een aanvraag bijzondere bijstand voor medische kosten waar geen aanvullende verzekering voor is afgesloten, kan niet op grond van artikel 15 lid 1 WWB. Er is immers geen voorliggende voorziening. De afwijzing is dan gebaseerd op artikel 18 lid 2 WWB, tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Bijstand : € 250,00 (max. verg. GEP Pakket) minus tenminste vergoeding Beter Af Plus Polis 3 sterren. Dit geldt ook bij lenzen.
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3
Uitkering : incidenteel, 1x per 36 opeenvolgende maanden
Voorliggende voorziening : basiszorgverzekering en aanvullende verzekering.
Voor het vaststellen van de medische noodzaak is het niet verplicht dat de belanghebbende een
recept van de oogarts overlegt. Als uit een oogmeting van de opticien blijkt dat een bril noodzakelijk is
dan staat de medische noodzaak vast. Er moet wel een offerte van de opticien worden overgelegd.
Bijzondere glazen, als deze de maximumvergoeding overschrijden, kunnen alleen voor volledige
vergoeding in aanmerking komen, wanneer deze zijn voorgeschreven door een oogarts/opticien.
Contactlenzen worden in beginsel niet als noodzakelijk beschouwd. Belanghebbende mag in plaats
van een bril echter wel kiezen voor de aanschaf van contactlenzen tegen dezelfde kosten/vergoeding
als een vergelijkbare bril. Voor verzekering en onderhoudsvloeistof van lenzen wordt géén bijzondere
Kosten voor een multifocale bril € 350,00 Kosten multifocale bril € 350,00
Maximale bijzondere bijstand € 250,00 Maximale bijzondere bijstand € 250,00
Geen gelijkwaardige aanv. verzekering Aanvullende verzekering € 175,00 -
Verlaging volgens 3 sterren plus polis € 150,00 -
Bijzondere bijstand € 100,00 Bijzondere bijstand € 75,00
Bijstand : bedragen die geïndiceerd zijn
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zvw, AWBZ, aanvullende verzekering (mits afgesloten)
In de volgende gevallen kan -ook weer na een medisch advies- bijzondere bijstand worden
Als de kosten voor een dieet hoger zijn dan voor normale gezonde voeding kan voor deze
meerkosten bijzondere bijstand worden verleend;
- In het medisch advies staat hoe hoog de meerkosten op jaarbasis zijn, en voor
Dieetpreparaten zijn voedingen op medisch voorschrift. Deze kosten worden vergoed door de AWBZ. Hier kan dus geen bijzondere bijstand voor worden verleend.
1.3 Tandheelkundige hulp/orthodontie
Bijstand : maximale eigen bijdrage € 450,00
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : vergoeding uit aanvullende (tandartsverzekering) of medisch advies
Voorliggende voorziening : basiszorgverzekering en aanvullende ziektekostenverzekering
en aanvullende tandartsverzekering (mits afgesloten)
In de AWBZ en de Zvw is een aantal voorzieningen aanwezig inzake vergoeding van tandartskosten,
maar dit is heel beperkt. De IASZ gaat er vanuit dat personen hun verantwoordelijkheid nemen
en zelf een aanvullende (tandarts)verzekering hebben afgesloten. Dit is echter niet verplicht. Een
tandartsverzekering of een aanvullende verzekering is alleen dan een voorliggende voorziening, als
deze ook daadwerkelijk is afgesloten.
Vrijwel geen enkele aanvullende (tandarts)verzekering vergoedt de kosten van tandheelkundige hulp
volledig. Afhankelijk van het soort verzekering geldt een maximum bedrag aan vergoedingen per jaar.
De IASZ gaat hier als volgt mee om :
- Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de resterende eigen bijdrage na
vergoeding op grond van 2 sterren Beter af tandartspolis tot een maximum van € 450 per kalenderjaar.
- Als de voor eigen rekening blijvende kosten van tandheelkundige behandeling meer dan € 450
per kalenderjaar bedragen, dan moet beoordeeld worden of vergoeding reëel is. Er moet dan een begroting van de kosten worden bijgevoegd. Hiervoor kan medisch advies opgevraagd worden. Dit hoeft niet altijd. Soms is de oorzaak van de hoge kosten de hoeveelheid behandelingen. Als op een begroting alleen zaken als extracties, het verrichten van vullingen staan en geen zaken als kronen, bruggen of implantaten kan volstaan worden met een beoordeling door de consulent zelf.
- De kosten van implantaten worden niet vergoed omdat dit niet gezien wordt als goedkoopst adequate oplossing.
- Bijstand voor de kosten van gebitssanering is in beginsel niet mogelijk. In bijzondere gevallen
waarbij sprake is van zeer dringende redenen kan hiervan afgeweken worden. In die gevallen
moet beoordeeld worden of de bijstand als een geldlening wordt toegekend omdat er mogelijk sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Let op: vooral bij voormalige asielzoekers. In het land van herkomst is meestal de tandheelkundige zorg niet of nauwelijks aanwezig. In dat geval kan op grond van individuele omstandigheden wel bijzondere bijstand om niet voor de kosten van gebitssanering worden verstrekt.
- De regels voor tandartskosten gelden ook voor de kosten van orthodontie, op één uitzondering na: bij kinderen onder 18 jaar hoeft geen medisch advies te worden gevraagd als de (aanvullende) zorgverzekering de kosten gedeeltelijk vergoedt. Dus ook niet als die kosten hoger zijn dan € 700.
- Aan belanghebbenden die geen tandartsverzekering hebben afgesloten, wordt in beginsel
bijstand verleend als zouden zij wel verzekerd zijn voor tandheelkundige behandeling. Hierbij
moet worden uitgegaan van de Beter Af Tandarts Polis 2 sterren. Van de noodzakelijke kosten wordt dus een bedrag afgetrokken als ware men wel verzekerd.
- Het gedeelte waarvoor men niet verzekerd was, kan eventueel bij noodzaak als leenbijstand
worden verstrekt (artikel 48 lid 2 WWB). Elk inkomen boven de 100% van het sociale minimum wordt daarbij als draagkracht gezien. Het vermogen < € 2000,00 wordt als draagkracht meegeteld.
Bijstand : aanvulling op vergoeding Algemene Regeling Hulpmiddelen (ARH) maximaal
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, aanvullende verzekering (mits afgesloten).
Voor de eigen bijdrage van een gehoortoestel kan bijzondere bijstand worden verleend. Op grond van de basisverzekering wordt er een vergoeding conform de ARH verstrekt. Op basis van een aanvullende verzekering kan een extra vergoeding worden verstrekt. Op de maximale vergoeding van € 300,00 per toestel uit de bijzondere bijstand wordt deze aanvullende vergoeding in mindering gebracht.
Ook voor de kosten van batterijen kan bijzondere bijstand worden verleend. Het recht op bijzondere bijstand kan aan de hand van een offerte worden bepaald. Hierop staat meestal vermeld welke kosten door de zorgverzekering (ARH) betaald worden en wat resteert aan eigen bijdrage. Hierop kan de maximale vergoeding van € 300,00 per toestel worden toegekend. Voor de daadwerkelijke verstrekking moet de rekening worden ingediend.
1.5 Psychotherapeutische of psychoanalytische behandeling
Bijstand : eigen bijdrage, daarna medisch advies
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : Zorgverzekering, daarna medisch advies
Voorliggende voorziening : AWBZ en aanvullende verzekering (mits afgesloten)
Voor de eigen bijdrage van een psychotherapeutische behandeling of een psychoanalytische
behandeling kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Door de Zorgverzekering wordt een aantal behandelingen tot een bepaald maximum vergoed. Na dit
maximale aantal behandelingen kan uitsluitend na een medisch advies voor verdere behandeling bijzondere bijstand worden verstrekt.
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Uitkering : incidenteel, na ontvangst nota
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, aanvullende verzekering (mits afgesloten)
Kinderen tot 18 jaar met bepaalde chronische aandoeningen krijgen de behandelingen in principe volledig vergoed op grond van de Zvw eventueel aangevuld met een vergoeding vanuit een aanvullende verzekering. Als er geen aanvullende ziektekostenverzekering is afgesloten kan hiervoor geen bijzondere bijstand worden verstrekt.
Fysiotherapie is een voorziening die vanwege budgettaire redenen uit de basisverzekering is gelaten m.u.v. de gecontracteerde zorg voor bepaalde chronische aandoeningen na de 9e behandeling. Dit betekent dat als er meer behandelingen nodig zijn dan het aantal dat door de zorgverzekering wordt vergoed, indien er sprake is van medische noodzaak, de extra behandelingen vergoed kunnen worden. Als er geen aanvullende verzekering is afgesloten, moet worden uitgegaan van aanvullende verzekering 3 sterren.
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, aanvullende verzekering (indien afgesloten)
Het gaat hier om de eigen bijdrage voor kraamzorg; deze kan volledig vergoed worden.
Bijstand : eigen bijdrage, onder aftrek Nibud norm schoenen
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : ARH, Zorgverzekering, aanvullende verzekering (indien
Op grond van de ARH wordt een eigen bijdrage gehanteerd voor personen van 16 jaar en ouder. Voor personen tot 16 jaar is de eigen bijdrage lager. Deze eigen bijdrage is hoger dan de kosten van een gemiddeld paar schoenen. Voor het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt de Nibud norm voor de aanschaf van een paar schoenen afgetrokken van de eigen bijdrage. Let op : Voor dames, heren- en kinderschoenen gelden aparte bedragen.
Wettelijk eigen bijdrage na vergoeding ARH 16 jaar en ouder € 136,00
Kosten damesschoenen (nibud) € 40,00
1.9 Vervoerskosten i.v.m. medische behandeling
Bijstand : bij vergoeding door zorgverzekeraar de maximaal wettelijke eigen bijdrage per kalenderjaar
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, aanvullende verzekering (indien afgesloten)
Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de wettelijke eigen bijdrage ziekenvervoer die geldt in
1.10 Eigen bijdrage huishoudelijke hulp WMO
Bijstand : de wettelijke eigen bijdrage
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : aanvullende ziektekostenverzekering (mits afgesloten).
Voor de eigen bijdrage thuiszorg kan bijzondere bijstand worden verleend. Personen die
deelnemen aan het GEP pakket krijgen de wettelijke eigen bijdrage vergoed vanuit dat pakket.
1.11 Eigen bijdrage AWBZ functie begeleiding
Bijstand : de wettelijke eigen bijdrage
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Sinds 2009 gelden als gevolg van de pakketmaatregel strengere indicatiecriteria om in aanmerking te komen voor de functie Begeleiding vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In het kader van de AWBZ-pakketmaatregel is per 21 juni 2010 tevens een eigen bijdrage van maximaal
€ 17,60 voor minima (verzamelinkomen tot € 22.222) gevraagd aan cliënten die wel recht hebben op AWBZ-Begeleiding. Voor andere AWBZ-functies wordt al een eigen bijdrage gevraagd.
Ook voor de functie begeleiding, kan de eigen bijdrage worden vergoed.
Uit ervaringen in het verleden en signalen van zorginstellingen blijkt dat een deel van de groep waar het om gaat, mensen met een psychiatrische, verstandelijke of psychogeriatrische beperking, de zorg gaat mijden als ze een eigen bijdrage moeten gaan betalen. Het gaat in alle gevallen om mensen die zelfstandig wonen (niet intramuraal). Omdat ook de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp (Wmo), andere AWBZ-functies (Verpleging, Persoonlijke Verzorging) en rechtsbijstand eigen bijdrages vergoeden is het consistent ook voor de functie begeleiding dit op te nemen.
1.12 Overige eigen bijdragen Zorgverzekeringswet
Bijstand : de eigen bijdrage Zorgverzekeringswet
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zvw, aanvullende verzekering (mits afgesloten)
Het gaat hier om kosten die voor het grootste deel worden vergoed door de zorgverzekeraar op grond
van het Reglement Hulpmiddelen. Dit omvat allerlei soorten prothesen, plaswekkers, pruiken,
verzorgingsmiddelen voor stomapatiënten, hulpmiddelen bij diabetes etc. Voor de eigen bijdrage kan
bijzondere bijstand worden verstrekt.
1.13 Alternatieve geneeswijzen
Bijstand : geen, maar uitzondering op individuele gronden is mogelijk
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB Uitkering : incidenteel
Voorliggende voorziening : aanvullende verzekering (mits afgesloten)
In de wettelijk verplichte basisverzekering (Zvw) en de AWBZ zijn de kosten voor alternatieve
De reden hiervoor is niet budgettair, maar is gebaseerd op het standpunt dat deze kosten als medisch
niet noodzakelijk worden beschouwd. Dit betekent dat in beginsel ook geen bijzondere bijstand voor
deze kosten verstrekt kan worden.
Bijstand kan worden verleend als sprake is van zeer dringende redenen. Wanneer na een medisch advies blijkt dat:
verschillend en moet individueel beoordeeld worden, én;
Al deze vragen zullen dus in een medisch advies beantwoord moeten worden.
Het feit, dat een persoon een vergoeding ontvangt op grond van een aanvullende
ziektekostenverzekering betekent niet dat de medische noodzaak van de kosten / behandeling
Bijstand : geen, uitzondering op individuele gronden is mogelijk
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : aanvullende verzekering (mits afgesloten)
Via de wettelijk verplichte basisverzekering (Zvw) en het daaruit voortvloeiende
Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) worden de goedkoopst adequate medicijnen volledig
vergoed. Duurdere medicijnen worden in de voorliggende voorziening als medisch niet noodzakelijk
beschouwd. Dit betekent dat in beginsel ook geen bijzondere bijstand voor deze kosten verstrekt kan
worden, ook niet voor een eigen bijdrage.
Bijstand kan worden verleend als sprake is van zeer dringende redenen. Wanneer na een medisch advies blijkt dat:
verschillend en moet individueel beoordeeld worden, en;
Al deze vragen zullen dus in een medisch advies beantwoord moeten worden.
Het feit, dat een persoon een vergoeding ontvangt op grond van een aanvullende
ziektekostenverzekering betekent niet dat de medische noodzaak van de kosten / eigen bijdrage
Huisapotheekmiddelen en drogisterijartikelen (zelfzorgmiddelen)
Voor de kosten van medicijnen en allerhande drogisterijartikelen zoals pijnbestrijders, maar ook
pleisters, verbandmiddelen etc, wordt geen bijzondere bijstand verleend. Deze kosten worden
beschouwd als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bovendien is de zorgverzekering ook
hier een voorliggende voorziening. De zorgverzekering kent hiervoor namelijk ook een regeling voor
als sprake is van chronisch gebruik. Deze regeling geldt voor de volgende vijf groepen
1.15 Eigen bijdrage AWBZ bij opname in inrichting
Voorliggende voorziening : AWBZ, eigen inkomen
Personen van 18 jaar en ouder moeten bij verblijf in een AWBZ instelling maandelijks een eigen bijdrage betalen. De lage eigen bijdrage is een bedrag van minimaal € 134,40 per maand en moet betaald worden in de eerste zes maanden van het verblijf. In de meeste gevallen ontvangen mensen met een WWB uitkering vanaf de opname zak- en kleedgeld volgens de norm. Omdat er geen rekening wordt gehouden door het CAK (Centraal Administratie Kantoor) met deze lage inkomsten in de eerste 6 maanden is de eigen bijdrage een behoorlijk bedrag. Wanneer iemand hiervoor compensatie krijgt van de gemeente in de vorm van bijzondere bijstand of doorbetaling van de oorspronkelijke bijstandsnorm vanwege de tijdelijk opname moet de eigen bijdrage wel betaald worden. Wanneer er geen compensatie gegeven wordt door de gemeente vanwege directe zak-en kleedgeldnorm en cliënt dit kan aantonen boekt het CAK de lage bijdrage af. Aanvragen moeten dus wel in behandeling worden genomen en worden afgehandeld en worden afgewezen.
1.16 Eigen risico in de zorgverzekering
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, zorgtoeslag
Het gaat hier om het eigen risico in de zorgverzekering. Deze is door de wetgever bewust ingevoerd
om mensen kostenbewust te laten worden, als het gaat om het gebruikmaken van bepaalde
voorzieningen. Dit risico vergoeden zou dat beleid doorkruisen. Daarnaast is de zorgtoeslag met de
invoering van het eigen risico verhoogd. Om die redenen kan geen bijstand in het eigen risico worden
1.17 Eigen bijdrage kosten medische behandeling buitenland
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, zorgtoeslag
Alle kosten voor de behandeling en de reiskosten worden door de zorgverzekering vergoed. Wanneer er een vraag komt voor om voor vooronderzoek naar het buitenland te mogen afreizen en daar te verblijven moet afwijzend worden beslist. In het kader van het territorialiteitsbeginsel kunnen deze kosten niet vergoed worden.
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : levens-, overlijdens-, begrafenis/crematieverzekering,
Speciaal gereserveerd op bank / giro rekening, alle middelen
De kosten van uitvaart behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan van de overledene of van
het gezin (bij een echtpaar) waar hij/zij deel van uitmaakt. De kosten komen in principe altijd ten laste
van de nabestaanden van de overledene, voor zover de kosten niet uit de nalatenschap kunnen
worden bestreden en niet door een verzekering of op een andere manier kunnen worden gedekt. Voor
die kosten kan op individuele basis naar rato van het aantal nabestaanden bijzondere bijstand
aangevraagd worden. Dus : Als de overledene drie kinderen had, dient elk kind 1/3 van de kosten te
betalen. Elk kind kan afzonderlijk, in de gemeente waar hij/zij woont een aanvraag om bijstand voor
Als de nabestaande géén opdracht heeft gegeven tot de uitvaart én afstand heeft gedaan van de
nalatenschap is hij/zij ook niet aansprakelijk voor de uitvaartkosten. Als de nabestaande wél opdracht
heeft gegeven tot de uitvaart op grond van "dringende verplichting van moraal en fatsoen" (Burgerlijk
Wetboek), maar de nalatenschap heeft verworpen, dan is hij/zij wel aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart.
Onderzocht moet worden of de kosten evenredig kunnen worden voldaan door meerdere
nabestaanden. Geen bijstand wordt verleend voor begrafenis- of crematiekosten in het buitenland.
Ook wordt geen bijstand verleend voor reiskosten naar het buitenland om een begrafenis of crematie
bij te wonen of voor de kosten die gepaard gaan met het vervoer van de overledene naar het
buitenland (op grond van het territorialiteitsbeginsel).
Bij overlijden van een partner of kind wordt er van uitgegaan dat de achterblijvende partner of ouder hiervoor of gereserveerd heeft of een afdoende begrafenisverzekering heeft afgesloten. In bijzondere omstandigheden kan dan leenbijstand worden verstrekt (als bijvoorbeeld echt geen mogelijkheid is een reële aflossingsregeling met de begrafenisondernemer af te spreken).
Voor de hoogte van de bijzondere bijstand geldt dat de kosten volgens de Nibud norm vergoed
kunnen worden, met uitzondering van de kosten van een grafsteen.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende
voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.
De wet op de lijkbezorging wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd. Deze wet treedt
alleen in werking als er geen personen te vinden zijn die de uitvaart op zich nemen. Van
nabestaanden kan vanuit “moraal en fatsoen” niet worden verlangd dat zij zich onttrekken aan hun
verantwoordelijkheid alleen maar om een beroep op bijstand te voorkomen.
2.2 Kosten bewindvoering en curatele
Bijstand : de volledige kosten van bewindvoering
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : Beschikking kantonrechter.
Voorliggende voorziening : Besluit subsidie bewindvoerder (alleen bij WSNP)
De kosten van bewindvoering door de Kantonrechter uitgesproken onder bewindstelling of curatele.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende
voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Hiervan is sprake als:
bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering als de goederen van
een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld, of als deze onder curatele is
gesteld. Dit moet blijken uit een uitspraak van de kantonrechter.
Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
Hiervoor is een voorliggende voorziening, namelijk het besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering.
Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder heeft vastgesteld komt voor
bijstandsverlening in aanmerking. Er vindt jaarlijks een indexering plaats op dit bedrag.
Bijstand : de volledige kosten van budgetbeheer
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : Bureau Schuldhulpverlening gemeente Haarlem.
De kosten van budgetbeheer worden op indicatie van het bureau Schuldhulpverlening van de gemeente Haarlem vergoed. Een aparte aanvraag is niet noodzakelijk.
2.4 Kosten rechtsbijstand/griffierecht
Bijstand : de eigen bijdrage Wet op de rechtsbijstand (Wrb), griffierecht
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : toevoeging door de Raad van Rechtsbijstand
Voorliggende voorziening : rechtsbijstandsverzekering (eventueel, niet verplicht)
Eigen bijdrage Wrb/griffierecht
Op grond van de Wrb is een eigen bijdrage voor de kosten van rechtshulp verschuldigd. Voor deze
bijdrage is bijstand mogelijk als de rechtsbijstand wordt gegeven op basis van een toevoeging.
De Raad voor de Rechtsbijstand heeft de noodzaak daarvan
dan al beoordeeld. Als deze toevoeging is verleend staat de noodzakelijkheid daarvan vast. Ook voor
de griffiekosten kan dan bijzondere bijstand worden verstrekt. Er kan geen bijstand worden verleend
als er geen toevoeging is afgegeven.
Als de belanghebbende de procedure wint, wordt de tegenpartij mogelijk veroordeeld tot het betalen van deze kosten. Ook hier moet in de beschikking opgenomen worden dat een afschrift van het vonnis ter inzage moet worden verstrekt, waarna overgegaan kan worden tot terugvordering van de verleende bijzondere bijstand.
Als belanghebbende wordt veroordeeld in de proceskosten van de tegenpartij, dan moeten
deze kosten gezien worden als schuld. Voor deze kosten wordt geen bijstand verleend tenzij de
procedure is gestart op advies of als verplichting door de IASZ, bijvoorbeeld wegens een
loonvorderingsprocedure, ontslag of alimentatie.
Bijzondere bijstand voor overige kosten kan alleen als er toevoeging is verleend. Het betreft hier
kosten voor het opvragen van medische gegevens, het verrichten van een medisch onderzoek,
reiskosten (tenzij dit in het buitenland is, dit is i.v.m. het territorialiteitsbeginsel dan niet mogelijk). Maar
voor deze kosten moet altijd wel een individuele beoordeling van de noodzaak plaatsvinden. Als de
belanghebbende de procedure wint, wordt de tegenpartij mogelijk veroordeeld tot het betalen van
deze kosten. Ook hier moet in de beschikking opgenomen worden dat een afschrift van het vonnis ter
De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de
rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn.
Er worden in het geheel geen kosten vergoed als:
rechtsbelangen in het spel zijn.
Dit zal het geval kunnen zijn bij bijv. beroepsprocedures tegen beslissingen waarbij het
bezwaarschrift van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard of kennelijk
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als belanghebbende zijn bezwaren op geen enkele wijze had onderbouwd en ook niet was verschenen op de hoorzitting en vervolgens in beroep gaat.
2.5 Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2.000,00
Voorliggende voorziening : onderhoudsplicht ouders
Ouders zijn onderhoudsplichtig voor hun kinderen tot 21 jaar. De onderhoudsplicht is in artikel 12 van
de WWB neergelegd. De zelfstandig wonende jongere zal in eerste instantie een beroep moeten doen op de ouders. Als dit nog niet aantoonbaar is gebeurd, wordt de jongere naar de ouders verwezen.
Om te kunnen beoordelen of er recht bestaat op aanvullende bijzondere bijstand voor de jongeren zal schriftelijk contact opgenomen moeten worden met de ouder(s), behalve bij een zeer ernstig verstoorde relatie tussen ouder(s) en de jongere waarbij contact met de ouder(s) schadelijk is voor de jongere. De ouders moeten gewezen worden op hun onderhoudsplicht, en het feit dat de eventueel
toegekende bijstand op hen verhaald kan worden. Pas als blijkt dat dit niet mogelijk is omdat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of omdat de jongere het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan de zelfstandig wonende jongere in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud. Als wordt overgegaan tot het verstrekken van
bijstand moeten de ouders worden aangeschreven op hun wettelijke onderhoudsplicht. In deze brief
wordt geen Bezwaar en Beroepsclausule opgenomen.
In het onderzoek wordt onder andere beoordeeld of zelfstandige huisvesting voor de jongere noodzakelijk is. De noodzaak tot zelfstandig wonen moet dus vastgesteld worden.
Zelfstandig wonen wordt in ieder geval noodzakelijk geacht wanneer :
a) beide ouders zijn overleden (wel nagaan of er recht op een uitkering ingevolge de ANW
b) beide ouders in het buitenland wonen en zij niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te
c) de belanghebbende op grond van een officiële maatregel uit huis geplaatst is of was;
d) belanghebbende voorafgaand aan de bijstandsaanvraag langer dan één jaar de beschikking had over zelfstandige huisvesting;
In alle gevallen moeten één belangrijke vraag worden beantwoord :
Hoogte van de bijzondere bijstand:
1. zelfstandig wonende alleenstaande jongeren van 18 tot en met 20 jaar zonder inwonende ten
laste komende kinderen: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de geldende landelijke bijstandsnorm als hij of zij 21 jaar zou zijn. Als de jongere zelfstandig huur betaalt (dus niet in een kraakpand o.i.d. woont of de woonkosten kan delen) wordt dit bedrag verhoogd met 20 % van de echtparennorm.
2. zelfstandig wonende samenwonenden of gehuwden zonder kinderen, waarvan een van de
partners of beide partners 18 tot en met 20 jaar zijn: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de geldende landelijke bijstandsnorm als beiden 21 jaar zouden zijn.
3. zelfstandig wonende alleenstaande ouders van 18 tot en met 20 jaar met inwonende ten laste
komende kinderen: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders van 21 jaar en ouder, aangevuld met een toeslag die een 21-65 jarige zou krijgen op grond van de toeslagenverordening.
4. zelfstandig wonende samenwonenden of gehuwden met kinderen, waarvan een van de
partners of beide partners 18 tot en met 20 jaar zijn, bedraagt de bijzondere bijstand het
verschil tussen de inkomsten en de bijstandsnorm voor gehuwden van 21 jaar en ouder.
De verhoging tussen de jongerennorm en de norm 21 jaar en ouder wordt toegekend zonder vakantietoeslag.
Voor personen jonger dan 21 jaar in een inrichting bestaat geen bijstandsnorm. Deze groep wordt op
grond van artikel 13 lid 2 sub a WWB uitgesloten van algemene bijstand. De onderhoudsplicht van de
ouders staat centraal. Alleen als het kind bijzondere bestaanskosten heeft en niet kan terugvallen op
de ouders is bijzondere bijstand mogelijk. De jongere kan niet terugvallen op de ouders indien:
1. de ouders zijn overleden (recht op ANW?);
2. de ouders duurzaam in het buitenland verblijven;
3. er is sprake van een ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de jongere.
De hoogte van de bijstand voor levensonderhoud wordt vastgesteld op de norm voor een 18-21 jarige
die niet in een inrichting verblijft, verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 23 lid 2 WWB
(vergoeding premie zorgverzekeringswet). In de gevallen genoemd onder 3 wordt de bijstand, indien
mogelijk, verhaald op de ouders.
2.6. Toeslag voormalig alleenstaande ouder
Bijstand : 75% tot 25 % het verschil tussen de alleenstaanden norm en de norm
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm
Uitkering : periodiek, per kwartaal een af te bouwen bedrag
Wie komen hiervoor in aanmerking?
Personen die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangen op grond van de WWB WIJ als éénoudergezin en waarvan het jongste tot het gezin behorende kind 18 jaar is geworden. Hierdoor
bestaat niet langer recht op de norm alleenstaande ouder, maar op de norm voor een alleenstaande.
De norm wijzigt in zo’n geval op de dag waarop het jongste kind 18 wordt !
Het recht op deze tegemoetkoming vervalt op het moment dat het jongste kind niet langer tot
het huishouden van belanghebbende behoort.
Hoogte en duur van de tegemoetkoming
De tegemoetkoming bedraagt de eerste drie maanden 75% van het verschil tussen de norm
alleenstaande ouder en de norm alleenstaande. Per kwartaal wordt dit afgebouwd. Het tweede
kwartaal bestaat recht op 50% van het verschil en het derde kwartaal 25 % van dit verschil.
2.7 Overbrugging voor levensonderhoud
Draagkracht : alle middelen op salaris- en andere rekeningen
Salarissen en uitkeringen worden in de regel maandelijks achteraf betaald. De meeste nieuwe cliënten
zullen daarom over voldoende financiële middelen beschikken om de periode tot de eerste betaaldag
te kunnen overbruggen. De WWB-uitkering wordt rond de 1e van de volgende maand op de rekening
bijgeschreven. De cliënt moet in beginsel de periode tot de eerste gewone WWB-betaling zelf
overbruggen. Maar niet iedereen heeft daarvoor genoeg middelen. Als iemand niet in staat is de
eerste betaling van de WWB af te wachten kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt.
Voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen zijn :
vermogen dat binnen de grens van het artikel 34 lid 3 WWB blijft moet de cliënt gebruiken om zelf het overbruggingsprobleem op te lossen én;
Door de aanvrager moet aangetoond zijn, dat er op de ingangsdatum van de uitkering onvoldoende
financiële middelen zijn (kas-bank-of giroreserves, ook dus als deze onder de grens van het
zogenaamde artikel 34 lid 3 WWB liggen) om de wachttijd tot de eerstvolgende betaaldatum te
Berekening overbruggingsuitkering
De overbruggingsuitkering wordt berekend aan de hand van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief toeslag en exclusief vakantietoeslag. Wanneer er sprake is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid wordt de overbruggingsuitkering in de vorm van een lening verstrekt (detentie/eerste huisvesting).
Bedrag : maximaal tot NIBUD prijzengids basispakket baby-uitzet
Draagkracht : inkomen > 100 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00
Uitkering : incidenteel in de vorm van een lening
Voorliggende voorziening : geen
De kosten van een basispakket babyuitzet.
Alleenstaande ouders en echtparen met kinderen
Een alleenstaande ouder of een echtpaar met kinderen wordt geacht nog over een basispakket babyuitzet te beschikken. Dit betekent dat er voor deze groep in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er van deze regel worden afgeweken. In hoeverre het reëel is dat men nog een basispakket baby-uitzet in huis heeft moet wel individueel worden beoordeeld.
Alleenstaanden en echtparen zonder kinderen
Een alleenstaande en een echtpaar dat (nog) geen kinderen heeft, beschikt nog niet over een
babyuitzet. De IASZ wil deze groep in die kosten tegemoet komen. Voor deze groep wordt
de aanschaf van een babyuitzet tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. In
zo’n situatie kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt voor een basispakket babyuitzet volgens
de Nibud norm. Als de aanvrager meer inkomen dan de bijstandsnorm heeft wordt men geacht dit
meerdere, in elk geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap, voor deze kosten te reserveren. Is dit verzuimd dan is er sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Basispakket baby-uitzet volgens de Nibud-norm.
2.9 Bewassingskosten en kosten kledingslijtage
Bijstand : berekenen aan de hand van Nibud normbedrag belastingdienst in mindering brengen
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Uitkering : periodiek en incidenteel
De kosten voor het doen van de was behoren in het algemeen tot de algemeen noodzakelijke kosten
van het bestaan, tenzij er vanwege bijzondere medische omstandigheden meerkosten ontstaan. Dit
kan bijvoorbeeld zijn wanneer de cliënt tengevolge van ziekte of handicap van zichzelf of een gezinslid
meer gezinswas heeft dan normaal (bijvoorbeeld als gevolg van incontinentie).
Bij het beoordelen van de vraag of bijzondere bijstand voor de meerkosten van een gezinswas kan
worden verleend, moet eerst de noodzaak worden vastgesteld. Bij een aanvraag voor bijzondere
bijstand in deze kosten is dan ook een medisch advies vereist. Uit het advies moet blijken of er een
medische noodzaak is voor extra waskosten en hoe vaak er extra gewassen moet worden. Zie
hiervoor ook de Nibud-bedragen. Op de vergoeding dient dan het normbedrag van de belastingdienst in mindering te worden gebracht.
Extra slijtage van kleding, schoenen, beddengoed bij ziekte of handicap
Ziekte of handicap kunnen tot extra en snellere slijtage van kleding, schoenen en beddengoed leiden.
Voorbeelden hiervan zijn incontinentie, kunsthulpmiddelen na amputaties, versnelde gewichtstoe- of
afname. Als gevolg daarvan worden er meerkosten gemaakt, die als bijzondere kosten aan te merken
Om dit vast te kunnen stellen moet een medisch advies gevraagd worden over de reden(en) en de
omvang van de slijtage, dus hoe vaak iets extra vervangen moet worden. Voor de vergoeding van de
meerkosten (ten opzichte van normale aanschaf) kan worden uitgegaan van de bedragen en de
gemiddelde aantallen aankopen in de Nibud gids.
2.10 Kosten maaltijdvoorziening
Bijstand : alleen de meerkosten (zie Nibud normen)
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : Stichting Welzijn Ouderen/IASZ
Aan personen die om lichamelijke of psychische redenen geen warme maaltijd kunnen klaarmaken
kan bijzondere bijstand worden verstrekt in de meerkosten van maaltijdvoorziening. Bijzondere
bijstand hiervoor is in elk geval mogelijk bij gebruik van “Tafeltje Dekje”. Hiervoor is door de Stichting
Welzijn Ouderen namelijk al een indicatie gesteld. In sommige gemeenten zijn ook andere
(commerciële) maaltijdvoorzieningen actief. Als vast staat dat iemand zelf geen warme maaltijd meer
kan klaarmaken is hiervoor ook bijzondere bijstand mogelijk. De indicatie daarvoor moet dan worden
gesteld door de IASZ zelf. Dit gebeurt dan door de consulent, die dit op dezelfde manier doet als bij een aanvraag hulp in de huishouding. Verder kan ook niet méér bijstand worden verstrekt dan wanneer de maaltijdvoorziening via Tafeltje Dekje zou lopen.
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van Tafeltje Dekje onder aftrek van de kosten van een warme maaltijd volgens de Nibud norm.
2.11 Reiskosten sociaal vervoer
Bedrag : kosten openbaar vervoer/benzine autovervoer
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : AWBZ, WMO, TBU (Tegemoetkoming Bijzondere Uitgaven)
1. reiskosten worden in de volgende gevallen als bijzondere kosten aangemerkt :
a. als de reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt, en;
b. het gaat om bezoek aan uit huis geplaatste kinderen, of;
c. het betreft bezoek aan partner of familieleden in de eerste graad en familieleden in de
tweede graad die tot het gezin behoren en in een verpleeginrichting of detentie verblijven.
2. er moet altijd uitgegaan worden van de goedkoopste manier van reizen; bij gebruik van een auto
wordt alleen van de kosten van verbruikte brandstof uitgegaan. Als dit goedkoper is dan het
openbaar vervoer worden de brandstofkosten vergoed.
3. de bezoekfrequentie is maximaal 1 keer per week. Afwijking van de bezoekfrequentie kan op
individuele gronden. Hieraan moet een duidelijk gemotiveerd rapport ten grondslag liggen. Hierbij
kan gedacht worden aan bezoek aan nog jonge kinderen of personen die terminaal zijn.
4. de kosten die een kind moet maken (kindertehuis) om naar het ouderlijk huis te reizen, vallen
onder de werking van de AWBZ. Als het kind niet in staat is alleen te reizen voorziet ook hier de
5. reiskosten voor ziekenhuisbezoek, het bijwonen van een uitvaart en dergelijke
behoren tot de algemene bestaanskosten en komen niet in aanmerking voor bijstand;
Reiskosten bezoek familielid in detentie
De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht als :
Er dient dan een bewijs van detentie te worden overgelegd, evenals de vervoersbewijzen.
Bedrag : 50 % van de kosten van openbaar vervoer
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : WTOS, leerlingenvervoer
Voor kinderen die (speciaal) basisonderwijs volgen geldt het gemeentelijk leerlingenvervoer als een
Voor gezinnen met kinderen jonger dan 18 jaar, die voortgezet onderwijs volgen buiten hun
woonplaats kan in sommige situaties bijzondere bijstand worden verstrekt.
De bijdrage vanuit Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten bestaat uit 2
Op individuele basis kan een vergoeding voor reiskosten worden verstrekt als het kind voortgezet
onderwijs volgt buiten de eigen woonplaats ;
Voorwaarden waar aan moet worden voldaan;
woonplaats, wordt gevolgd (dus niet als dit een gevolg is van een keuze, bijvoorbeeld op grond van godsdienstige overwegingen), en;
diverse oorzaken : Medische, psychische of andere redenen. Bij andere redenen kan gedacht
worden aan het (nog) niet aan het fietsverkeer deel kunnen nemen wegens verstandelijke
beperkingen. Of aan kinderen die in een asielzoekerscentrum hebben gewoond en nog niet aan het drukke verkeer in de Randstad zijn gewend;
De kosten worden voor 50 % vergoed.
De bijstand wordt betaald na ontvangst van vervoerbewijzen.
2.13 Leges gehandicaptenparkeerplaats
Bijstand : kosten leges aanleg gehandicaptenparkeerplaats
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de leges van een gehandicaptenparkeerplaats wanneer de noodzaak via de toekenning van de WMO is vastgesteld.
Let op : Als aantoonbaar is dat de enige wijze van adequaat vervoer de eigen auto is mag deze
op grond van artikel 34 lid 2 onder a niet tot het vermogen worden gerekend.
2.14 Duurzame gebruiksgoederen
Draagkracht : inkomen > 94 % bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : Reservering vooraf, WMO woonvoorziening.
De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren
tot de algemene bestaanskosten en moeten in beginsel uit het normale inkomen worden betaald. In
beginsel wordt hiervoor geen bijzondere bijstand verstrekt. Hier zijn twee uitzonderingen op :
1. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de vervangingsaanschaf/aanschaf niet voorzienbaar was.
2. Als iemand niet heeft kunnen reserveren voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen door een toepassing van een beslag op het inkomen.
In individuele situaties kan, op grond van bijzondere omstandigheden wel bijzondere bijstand worden
verleend voor duurzame gebruiksgoederen. Wat bijzondere omstandigheden zijn, is niet in regels te
vatten. Daarbij moet maatwerk geleverd worden. Zaken die bij de beoordeling een rol kunnen spelen
Deze opsomming is niet uitputtend. Een huisbezoek is veelal noodzakelijk om een aanvraag
zorgvuldig af te kunnen handelen.
Bepaling van de reserveringscapaciteit
Voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen is het uitgangspunt dat hiervoor gereserveerd
moet worden uit het periodieke inkomen. Iedereen weet dat op den duur huishoudelijke apparaten
kapot gaan. Wanneer dat gebeurt is onvoorzienbaar. Voor deze kosten moet men dus sparen.
Voor bepaalde goederen moet uitgegaan worden van het moment waarop de belanghebbende
redelijkerwijs kon weten dat er gereserveerd moest worden, bijvoorbeeld: bij inschrijving als
woningzoekende, het moment dat belanghebbende wist dat zij zwanger is.
De reserveringscapaciteit is als volgt
Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6 % van de norm. Het inkomen boven de
bijstandsnorm wordt men geacht volledig te kunnen reserveren. Het vermogen meer dan één
maandnorm moet de aanvrager gebruiken om deze kosten te voldoen.
Bepaling van de aflossingscapaciteit en duur
Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6 % (het minimale aflossingsbedrag is
altijd 6%) en 40% van het meerinkomen overeenkomstig het vastgestelde debiteuren beleid.
Op de leenbijstand moet 36 maanden worden afgelost. Het restant wordt na 36 maanden kwijtgescholden, tenzij de leenbijstand is verstrekt op grond van artikel 48 lid 2 WWB (tekort schietend besef).
Vorm van bijstandsverlening: om niet of geldlening
Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel in de vorm van een geldlening
verstrekt op grond van artikel 51 WWB. Er zijn echter situaties waarin iemand wel heeft kunnen
reserveren, maar dat niet heeft gedaan. Soms is een aanschaf onontkoombaar.
Ondanks het feit dat men had moeten reserveren kan dan bijstand worden verstrekt. De bijstand wordt dan als leenbijstand verstrekt op grond van artikel 48 lid 2 onder b WWB (er is dan sprake geweest van tekortschietend besef). In dat geval kan geen kwijtschelding na 36 maanden plaats vinden.
In sommige gevallen moet overgegaan worden tot bijstandsverlening 'om niet'. Bijvoorbeeld omdat de
aanvrager toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) en geen nieuwe
schulden mag maken en/of leningen mag afsluiten.
De hoogte van de bijzondere bijstand
Als bijstand wordt verstrekt voor de kosten van inrichting en de aanschaf en/of vervanging van
algemeen noodzakelijke gebruiksgoederen, dan wordt de hoogte van de bijstand bepaald op de reële
noodzakelijke kosten. Hiervoor wordt uitgegaan van een opgave van de belanghebbende. Als
maximum bedrag geldt 100% van de door de IASZ gehanteerde normenlijst. Er kan dus minder bijstand verstrekt worden, maar nooit meer. Het is redelijk voor sommige kosten uit te gaan van tweedehands artikelen, mits dit niet voor de volgende apparatuur is : vierpitskookplaat, geiser, gaskachel. Dit uit het oogpunt van veiligheid.
Vloerbedekking € 25,00 per strekkende meter
Overgordijnen (per meter, 1.40 meter breed, incl bijkomende kosten) € 10
Vitrage (per meter, 1.80 meter breed, incl bijkomende kosten) € 8
De overige beleidsuitgangspunten die meegenomen moeten worden bij het al dan niet
toekennen van leenbijstand zijn:
Wanneer achteraf bijstand wordt aangevraagd en de te vervangen goederen al aangeschaft maar nog niet betaald zijn, bestaat er geen noodzaak meer tot bijstandsverlening. Ook kan in dat geval meestal niet meer bepaald worden of de vervanging noodzakelijk was. Dus ook als men dit binnen drie maanden na aanschaf aan vraagt moet de aanvraag afgewezen worden op grond vanartikel 44 lid 2 WWB (in tegenstelling tot veel andere bijzondere bijstandsaanvragen waarbij men binnen drie maanden nog bijstand kan krijgen). Uitzondering hierop zijn goederen die een acute vervanging vergen zoals een koelkast. Deze moet dan binnen 14 dagen worden aangevraagd.
aangegeven doel. De kopieën van rekeningen moeten binnen 4 weken na uitbetaling
ingeleverd worden bij de IASZ. Ook bij de aanschaf van tweedehands artikelen moet een kwitantie worden overlegd van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
2.15 Duurzame gebruiksgoederen asielzoekers en vluchtelingen
Draagkracht : alles meer dan het COA zakgeld
Duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten asielzoekers en vluchtelingen
Het uitgangspunt voor leenbijstand voor (ex-)asielzoekers en vluchtelingen is dat de woning volledig
wordt ingericht. Een deel van de duurzame gebruiksgoederen kan redelijkerwijs tweedehands worden aangeschaft. Voor (ex-)asielzoekers geldt overigens dat als zij een inkomen hebben gehad dat hoger is dan het COA-zakgeld, zij worden geacht dit te reserveren voor de verhuizing naar een eigen woning.
Hoogte en vorm van de bijstand:
De bijzondere bijstand voor de woninginrichting wordt vastgesteld op in beginsel maximaal de vergoeding complete woninginrichting afgestemd op de huishoudgrootte. Deze wordt
verstrekt als leenbijstand. Aflossing vindt plaats overeenkomstig § 2.13. Wanneer in de woning ter overname goede artikelen worden aangeboden worden deze stuksprijzen overeenkomstig de normenlijst in § 2.13 afgetrokken.
Hoogte leenbijstand woninginrichting
Alleenstaande (kamerbewoner) € 1.415,-
Alleenstaande (zelfstandig gehuisvest) € 2.703,-
Gezin van 2 personen € 4.543,-
Gezin van 3 personen € 5.136,-
Gezin van 4 personen € 5.744,-
Gezin van 5 personen € 6.342,-
Gezin van 6 personen € 6.965,-
Meestal moet een persoon of gezin vanuit de COA snel verhuizen. Er is dus snel geld nodig om de
woning in te kunnen richten. Daarom kan voor deze kosten een voorschot worden verstrekt. Het
voorschot bedraagt de helft van het toe te kennen bedrag. Soms komt het voor dat een asielzoeker
die naar een IASZ gemeente gaat verhuizen nog niet bekend is in de GBA en SZWnet. Als zeker is dat de asielzoeker de woning wel geaccepteerd heeft (dit moet dan dus in dat geval wel bij de
woningcorporatie of het AZC nagevraagd worden) kan een voorschot worden verstrekt.
Voor de begeleiding bij het inrichten van de woning en de maatschappelijke begeleiding in de eerste 6 maanden wordt Stichting Vluchtelingenwerk Noord-West Holland ingezet. Voor de gemeente Bloemendaal moet hiervoor € 600,00 per huishouden betaald worden.
Voor de coaching/huisvesting kan bijzondere bijstand worden verleend. De betaling geschiedt om niet en vind rechtstreeks aan Vluchtelingenwerk plaats.
Voor de integratie binnen de gemeente is het goed als asielzoekers zich kunnen verplaatsen in de directe omgeving van hun woning. Ook wordt dit als vervoermiddel gebruik om naar school of de inburgeringscursus te gaan.
Voor een volwassenen is de normprijs voor een fiets € 225,00, voor kinderfietsen € 150,00. Dit kunnen goede 2e handsfietsen zijn, maar ook fietsen bij Halfords. De prijs is inclusief een slot.
Bijstand : kosten verhuizer/verhuisbusje, dubbele huur en waarborgsom
Draagkracht : inkomen > 94 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : reservering vooraf, WMO woonvoorziening.
Deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene bestaanskosten die in beginsel uit het
normale inkomen moeten worden betaald. Er kan in beginsel geen bijstand voor verleend worden.
Alleen in individuele gevallen kan op grond van bijzondere omstandigheden bijstand verleend worden door de vertrekkende gemeente. Opknapkosten en inrichtingskosten moeten worden aangevraagd in de gemeente van vestiging, tenzij dit natuurlijk dezelfde gemeente is.
Er moet in ieder geval sprake zijn van een noodzaak tot het aanvaarden van (andere) woonruimte. Als
de belanghebbende beschikt over adequate woonruimte, dan is er geen noodzaak tot verhuizen.
Vaak kan de noodzaak worden bepaald aan de hand van een aanwezige urgentieverklaring. Als die er
niet is, zal de IASZ zelf de noodzaak moeten bepalen aan de hand van de volgende aspecten :
De behandelend consulent zal zich dus dan zelf een oordeel moeten vormen over de noodzaak van
de verhuizing. Een huisbezoek ligt daarbij voor de hand om zelf de situatie in ogenschouw te nemen.
Maar hij/zij kan ook af gaan op rapporten van GGZ, maatschappelijk werk, GGD, politie,
woningstichting etc. via de voorzitter van het sociaal team van de betreffende gemeente.
Als iemand al woonruimte huurt kan hij of zij niet van de ene op de andere dag verhuizen. Het is reëel
dat deze persoon een maand nodig heeft om te verhuizen. Als de noodzaak van de verhuizing vast
staat, kan daarom voor maximaal 1 maand huur bijzondere bijstand worden verstrekt. De bijstand
Soms vraagt een verhuurder een waarborgsom. Deze bijstand wordt in de vorm van een geldlening
verstrekt (artikel 48 lid 2 WWB). Op termijn krijgt iemand deze waarborgsom immers weer terug.
Bepaling van de reserveringscapaciteit
Voor de kosten van verhuizing is het uitgangspunt dat hiervoor gereserveerd moet worden uit het
periodieke inkomen. Voor deze kosten moet men dus sparen, in elk geval vanaf het moment waarop
de belanghebbende redelijkerwijs kon weten dat hij/zij moet gaan verhuizen.
De reserveringscapaciteit is als volgt:
Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6% van de norm. Het inkomen boven de
bijstandsnorm wordt men geacht volledig te kunnen reserveren.
Overige beleidsuitgangspunten:
verhuisbedrijf noodzakelijk. Vaak kan worden volstaan met het huren van een transportbusje;
2.17 Doorbetaling vaste lasten bij opname AWBZ inrichting, detentie, dwangopname.
Bijstand : de hoogte van de noodzakelijke vaste lasten
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : geen
Doorbetaling vaste lasten bij opname in een inrichting
omgezet worden in de norm verblijf in inrichting en kan bijzondere bijstand voor de woonkosten verstrekt worden de maand uit + 1 maand;
Als nog niet bekend is of de opname blijvend is wordt de norm alleenstaande de maand uit + twee maanden doorbetaald. Daarna wordt de bijstandsnorm omgezet in de norm voor verblijf in een inrichting. Van de “gewone” uitkering kunnen de vaste lasten doorbetaald worden. Van de norm verblijf in een inrichting kan dat niet.
De bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en
water. Bij een eigenwoning is paragraaf 2.18 van toepassing.
Doorbetaling vaste lasten bij detentie
Bij detentie geldt in beginsel artikel 13 WWB. Dit houdt in dat er in geval van detentie in beginsel
géén bijstand voor de doorbetaling van de vaste lasten toegekend kan worden. Dit kan echter tot
huisuitzetting leiden. Er zijn gevallen denkbaar waarin huisuitzetting tot een onaanvaardbare situatie
leidt. Wat een onaanvaardbare situatie is, is afhankelijk van persoon en omstandigheden. Maar we
moeten dan denken aan een situatie waarin de gevolgen van huisuitzetting zulke grote gevolgen heeft
dat van een normaal functioneren na ontslag uit detentie geen sprake meer is. Bij het onderzoek naar
het recht op deze vorm van bijstand kunnen andere instanties als maatschappelijk werk, GGZ,
etc. worden betrokken. Maar dat is niet altijd nodig. Het kan ook voorkomen dat een persoon na veel
bemoeienis van allerlei instanties eindelijk een woning heeft gekregen. Die woning is vervolgens
ingericht met behulp van leenbijstand. Vervolgens wordt die persoon voor een korte periode
gedetineerd, met het gevolg dat hij of zij de woning weer kwijt raakt. Belanghebbende (en de IASZ en
alle andere hulpverleners) moet weer helemaal opnieuw beginnen. Ook kan er sprake zijn van
achterblijvende kinderen, die dan op straat zouden komen te staan. Om die reden wordt door veel
gemeenten in bepaalde situaties al een uitzondering op artikel 13 WWB gemaakt. Dit kan met
toepassing van artikel 16 lid 1 WWB.
Harde criteria zijn echter wel :
Omdat detentie de oorzaak is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een lening. De bijzondere bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en water.
Bijzondere bijstand bij dwangopname
Bij dwangopname geldt een uitzondering op het eerste lid van artikel 13 WWB.
Iemand die als gevolg van een gedwongen opname zijn uitkering verliest, heeft ook geen middelen meer om zijn vaste lasten te voldoen die verbonden zijn aan het aanhouden van zijn woning. Artikel 13 lid 3 biedt daarom de mogelijkheid om deze personen bijzondere bijstand te verlenen. Niet alleen voor vaste lasten, maar ook voor de premie ziektekostenverzekering en eventuele persoonlijke uitgaven. Voor de doorbetaling van de vaste lasten wordt aangesloten bij de voorwaarden die ook gelden bij opname in een inrichting.
Doorbetaling vaste lasten bij dwangopname
De bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en
water. Bij een eigenwoning is paragraaf 2.18 van toepassing.
Woonkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. In de meeste gevallen
zal het inkomen, aangevuld met huurtoeslag toereikend zijn om in deze kosten te voorzien. Toch komt
het voor dat door omstandigheden de woonkosten niet betaald kunnen worden. Hiervoor is de
woonkostentoeslag in het leven geroepen.
Geen woonkostentoeslag voor bepaalde groepen
Aan studerenden wordt geen bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt. De
Wet op de huurtoeslag en de Wet op de Studiefinanciering worden geacht als een voldoende
voorliggende voorziening te functioneren. Kamerbewoners en krakers komen niet voor een
woonkostentoeslag in aanmerking als hun wooneenheid niet voldoet aan de normering voor de huurtoeslag. Zij moeten hun woonkosten voldoen uit het hen ter beschikking staande inkomen en/of vermogen.
Geen woonkostentoeslag bij niet noodzakelijke verhuizing .
Als iemand is verhuisd zonder dat daarvoor de noodzaak aanwezig is en/of hij kan voorzien dat de
woonkosten voor de nieuwe woning niet opgebracht kunnen worden, omdat de inkomsten
onvoldoende zijn, moet de aanvraag worden afgewezen op grond van tekortschietende besef van verantwoordelijkheid (artikel 18 lid 2 WWB).
Woonkostentoeslag huurwoning tot aan de grens huurtoeslag
Voorliggende voorziening : Wet op de huurtoeslag
Voor een huurwoning tot de huurtoeslaggrens is geen woonkostentoeslag mogelijk. De
huurtoeslagwet is een voorliggende voorziening die passend en toereikend geacht wordt. Is er sprake
van terugval in inkomen, dan kan namelijk tussentijds verhoging van de huurtoeslag worden
Woonkostentoeslag huurwoning boven de huurtoeslaggrens
Bijstand : het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag + 100 % van het meerdere
Draagkracht : de normhuur volgens de wet huurtoeslag + alles > 100% bijstandsnorm
Uitkering : periodiek maximaal 6 maanden
Wanneer de huur van een woning hoger is dan de huurtoeslaggrens, bestaat er geen recht op
huurtoeslag. In dat geval kan voor maximaal de duur van 6 maanden een woonkostentoeslag worden
verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat de belanghebbende er alles aan moet doen om zo spoedig
mogelijk de beschikking te krijgen over goedkopere woonruimte.
In de beschikking wordt daarom in ieder geval opgenomen dat de belanghebbende:
a. zich zo spoedig mogelijk in schrijft in het woningzoekendensysteem “Woonservice”;
b. reageert op alle via “Woonservice” aangeboden betaalbare woonruimte;
c. reageert op betaalbare woonruimte aangeboden in huis-aan-huis bladen, particuliere woningbureaus etc. waar de regio in principe niet uitmaakt.
d. aangeboden passende woonruimte accepteert.
Deze nadere verplichtingen kun je opleggen op grond van artikel 55
Indien belanghebbende redelijkerwijs geen goedkopere woonruimte kan krijgen binnen 6 maanden, is
verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk.
Woonkostentoeslag bij eigen woning
Bijstand: het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag + 100 % van het meerdere
Draagkracht: de normhuur volgens de Wet op de huurtoeslag + alles > 100% bijstandsnorm
Huiseigenaren beschikken meestal over een flinke overwaarde in de woning. Het algemene standpunt is dat dit vermogen moet worden aangesproken. Daarom moet de aanvrager voordat hij een beroep doet op bijstand een verzoek om een extra hypotheek indienen bij de eigen hypotheekverstrekker en een derde hypotheekverstrekker (of een tussenpersoon, zoals ‘De Hypotheker’) ter voorziening in de kosten van het bestaan. In de regel zal een hypotheekverstrekker hier negatief op reageren, immers het ontbreken van draagkracht en relatie met hoge(re) woonlasten is een belemmerende factor voor verstrekking van kredieten.
Het is echter niet de bedoeling dat met de verstrekking van bijstand het eigen vermogen in stand wordt gehouden, dan wel wordt vergroot. Woonkostentoeslag t.b.v. eigendomswoningen wordt in principe dan ook verleend in de vorm van een lening (art. 48, tweede lid WWB); al dan niet met als zekerheidsstelling de vestiging van een krediethypotheek (artikel 48, derde lid WWB).
De overwaarde wordt bepaald door het verschil tussen de waarde van de woning in het economische verkeer en het saldo van de hypothecaire geldlening(en). Omdat de opwaardering van de WOZ-waarde in combinatie met de crisis op de woningmarkt sinds 2009 heeft geleid tot een nivellering tussen deze waarden mag voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer worden uitgegaan van de WOZ-waarde.
Hierbij wordt in overwaarde onderscheid gemaakt:
1. Woonkostentoeslag bij een overwaarde lager dan de vrijlating conform art. 34, lid 2, sub d WWB
In deze situatie kan bijzondere bijstand in de vorm van periodieke woonkostentoeslag worden verstrekt voor de duur van 6 maanden. De verhuisplicht wordt opgelegd (zie kopje verhuisplicht). Als blijkt dat betrokkene heeft voldaan aan de bepalingen van de verhuisplicht, maar een verhuizing is niet gerealiseerd, is verlenging van de woonkostentoeslag met 6 maanden mogelijk.
In deze situatie wordt de bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt. De reden hiervan is dat kosten gemaakt moeten worden voor de verhuizing naar een subsidiabele huurwoning. Bovendien verliest betrokkene de extra vrijlating bij het verkopen van de woning, waardoor naar verwachting geen recht op bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten meer bestaat.
2. Woonkostentoeslag bij een overwaarde hoger dan de vrijlating conform art. 34, lid 2, sub d WWB
In deze situatie zijn de voorwaarden gelijk aan de voorwaarden genoemd onder 1, met het verschil dat de bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een lening, conform het eerder genoemde uitgangspunt dat vermogen door de belanghebbende aangesproken moet worden. In deze situaties kan tot zekerheidstelling worden besloten door als voorwaarde de vestiging van een krediethypotheek te stellen. Bij de vestiging van een krediethypotheek zijn alle bijkomende kosten voor rekening van de aanvrager. De afweging om tot zekerheidstelling over te gaan is een individuele afweging.
Geen verhuisplicht geldt voor zelfstandigen met een bedrijfswoning of bedrijfsruimte bij de woning die een korte tijd beroep doen op de bijstand maar deze geldt wel als de zelfstandige het bedrijf beëindigt.
Bij de berekening voor de hoogte van de woonkosten rekening houden met:
opstalverzekering (dus geen inboedelverzekering) en het onderhoud van de woning.
aanvraagt. De voorlopige teruggaaf die betrekking heeft op de renteaftrek wordt op de
woonkosten in mindering gebracht. Aan de bijstandverlening wordt de voorwaarde verbonden dat betrokkene aangifte doet en een kopie van de aanslag en aangifte inlevert. Aan de hand daarvan wordt een jaar later berekend wat feitelijk terug is ontvangen i.v.m. hypotheekrenteaftrek en afgezet tegen de voorlopige teruggaaf. Dit kan tot een nabetaling of een terugvordering leiden.
Berekening woonkostentoeslag :
De berekening van de woonkostentoeslag bestaat uit twee delen.
Stap 1 is de fictieve woonkostentoeslag te berekenen. Dit is de woonkostentoeslag bij een inkomen op het sociaal minimum. Als iemand een WWB uitkering ontvangt hoeft stap 2 dus niet gemaakt te worden.
Stap 2 is de berekening van de feitelijke woonkostentoeslag.
Berekening fictieve woonkostentoeslag
a. Woonkosten onder de huurtoeslaggrens
Bereken de woonkostentoeslag door via de website van de belastingdienst een berekening te maken.
Bij deze berekening neem je het sociaal minimum voor die persoon/dat gezin en. Bij een koopwoning
neem je in plaats van huur de woonkosten. De uitkomst van deze berekening is de fictieve woonkostentoeslag.
b. woonkosten boven de huurtoeslaggrens
Neem de uitkomst van a. Daarbij tel je het verschil tussen de huurtoeslag en de daadwerkelijke
huur/woonkosten en de huurtoeslaggrens op. De uitkomst van deze berekening is de fictieve
De daadwerkelijke huur is € 750. De maximale huurgrens is € 680. Uit de berekening via de website
van de belastingdienst blijkt dat de huurtoeslag bij een huur van € 680, € 330 bedraagt. De fictieve
woonkostentoeslag bedraagt dan:
Volgens berekening website € 330,00
Berekening feitelijke woonkostentoeslag:
Neem de uitkomst van a of b. Tel de uitkomst van a of b op bij de toepasselijke bijstandsnorm.
Zet dit af tegen de inkomsten. Het verschil is de feitelijke woonkostentoeslag.
Uitkomst b (fictieve WKT) is € 400,00
Feitelijke woonkostentoeslag € 250,00
In deze berekening is dus alle draagkracht boven de 100% volledig meegenomen.
Bij een eigen woning is de berekening van de daadwerkelijke woonkosten waarmee de woonkostentoeslag berekend kan worden complexer.
Berekening van de netto woonkosten bij eigenaar-bewoners
Eigenaarsdeel Onroerende Zaakbelasting €
De aankoop van de eigen woning wordt meestal gefinancierd met een hypotheek, een lening met de woning als onderpand. Bij de vaststelling van de hoogte van de netto woonkosten t.b.v. de woonkostentoeslag is ongeacht de hypotheekvorm de hoogte van de te betalen rente op de hoofdsom van belang.
Rentebetaling in verband met de hypotheek verlaagt het belastbaar inkomen, zodat men minder loonbelasting hoeft te betalen. Door middel van een verzoek om een voorlopige teruggaaf kan men dit fiscaal voordeel terugontvangen. De netto rente (te betalen rente -/- het bedrag van de voorlopige teruggave) wordt als woonkosten aangemerkt.
Een aanvraag woonkostentoeslag kan alleen worden toegekende als de belastingteruggave via een voorlopige teruggave wordt verkregen. Als belanghebbende geen vooraftrek wil aanvragen wordt de aanvraag afgewezen op grond van ‘onvoldoende meewerken’.
De aflossing van de lening wordt gezien als bezitsvorming en moet buiten beschouwing blijven. Ook de premie levensverzekering blijft buiten beschouwing.
Premie brand/opstalverzekering
Het gaat hier om de verzekering van de opstal, een verzekering die als verplichte voorwaarde wordt gesteld in de hypotheekakte.
Eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting
Uitsluitend het eigenaarsdeel kan in aanmerking komen voor de bepaling van de hoogte van de woonlasten.
De rioolbelasting is een gemeentelijke heffing. Deze heffing is een zakelijke last en valt daarmee onder het begrip woonkosten van een eigen woning.
De ‘huur’ van de grond waarop de woning gebouwd is, voor zover dit geen eigen grond is. De hoogte van de jaarlijkse erfpacht staat vermeld in de eigendomsakte. Wanneer na het aflopen van het erfpachtrecht een nieuw recht wordt geleverd is tussenkomst van een notaris noodzakelijk voor het opmaken van een akte en de registratie daarvan. Verzoeken om voor deze eenmalige kosten bijzondere bijstand te verlenen kunnen worden beoordeeld. Voor het bedrag dat gemoeid is met het afkopen van de erfpacht kan geen bijstand worden verleend. In dat geval zijn de jaarlijkse beheerskosten verschuldigd, die in de berekening van de woonkostentoeslag kunnen worden meegenomen.
De jaarlijkse aanslag t.b.v. de waterschapsomslag behoort tot de woonkosten die meegenomen kunnen worden bij de berekening van de woonkosten. De verontreinigingsheffing en de ingezetenenomslag kunnen niet meegenomen worden, omdat deze kosten niet worden gerekend tot de zakelijke lasten verbonden aan de woning.
Voor de kosten van groot onderhoud wordt aangesloten bij de Divosamethode. Dit betekent dat er voor woning voor 1945 per jaar € 580,00 kan worden opgevoerd per jaar. Voor woningen na 1945 is dit bedrag € 496,00 (normen juli 2010) De normen worden jaarlijks op 1 juli aangepast.
Dit zijn de kosten voor het normale onderhoud (schoonmaak trappenhuis, onderhoud groenvoorziening of cv enz.) Een aantal kosten wordt gerekend tot de kosten die normaal uit de norm voldaan moeten worden. Uitsluitend de kosten voor de huismeester, de schoonmaak van de collectieve ruimtes kunnen voor een bedrag van maximaal € 12.00 per maand meegenomen worden
2.19 Legeskosten verblijfsvergunning
Bijstand : de kosten van de leges
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : geen
De kosten van verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning worden aangemerkt als algemeen
noodzakelijke kosten van het bestaan die uit een inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan
door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een asielzoeker/vluchteling en een vreemdeling. Deze laatste komt op vrijwillige basis naar Nederland, er is geen sprake van noodzakelijk verblijf (bijvoorbeeld gezinshereniging, werk of studie). In dat geval kan geen bijzondere bijstand voor deze kosten worden verstrekt. Wanneer men niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten kan een vergoeding in de vorm van een geldlening worden verstrekt.
Bij vluchtelingen en de vreemdelingen die hier een vergunning hebben om op medische gronden hier te mogen verblijven kan aangemerkt worden dat hier sprake is van een bijzondere noodzaak. Bij hen is ook geen sprake van een keuzemogelijkheid. Deze groep kan wanneer men niet voldoende heeft kunnen reserveren en geen vermogen heeft de leges om niet vergoed krijgen.
Voor legeskosten naturalisatie wordt geen bijstand verstrekt. Naturalisatie is namelijk niet
Bijstand : de feitelijke kosten
Draagkracht : inkomen 100% > bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00
Voorschoolse educatie vinden wij een belangrijke voorziening om kinderen tijdig in contact te laten komen met andere kinderen en de taal goed te gaan spreken. Vanaf 2,5 tot 4 jaar kan voor een kind voor maximaal 2 dagdelen bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage van de veelal gesubsidieerde peuterspeelzaal. Als het kind op een kinderdagverblijf of andere vorm van kinderopvang zit is er geen noodzaak aanwezig omdat dan binnen die voorziening aandacht is voor de achterstanden.
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2011
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 30 november 2010.
R.Th.M. Nederveen , burgemeester.
A.Ph. van der Wees , secretaris.
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 9 december 2010.
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
CAK Centraal Administratiekantoor
COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
GGD Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst
GGZ Geestelijke Gezondheids Zorg
GVS Geneesmiddelenvergoedingssysteem
NIBUD Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
TBU Tegemoetkomingsregeling Buitengewone Uitgaven
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jongeren
Wet Bopz Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
WSNP Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen
WTOS Wet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
De Intergemeentelijke afdeling sociale zaken Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Heemstede (IASZ) wil met deze beleidsnotitie het bijzondere bijstandsbeleid verankeren. In de
afgelopen jaren is het beleid van de deelnemende IASZ gemeenten geharmoniseerd.
Op sommige onderdelen blijkt er op papier niets te zijn vastgelegd over de wijze van uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid. Wel is er in de praktijk een eenduidige uitvoeringspraktijk ontstaan. Het is nu tijd geworden om het beleid te formaliseren in dit handboek.
Dit beleid zal met ingang van 1 januari 2011 van toepassing zijn.
Dit handboek bevat richtlijnen die de medewerkers houvast moeten geven bij de beslissing op een aanvraag bijzondere bijstand. Maar nog belangrijker is de menselijke maat. Vertaald naar bijzondere bijstand, betekent dat dat er sprake moet zijn van maatwerk. In artikel 18 lid 1 WWB is vastgelegd dat de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Bij elke aanvraag zal een consulent zich daarom af moeten vragen of de situatie van de cliënt aanleiding is een uitzondering te maken op de regels, dit in overleg met de beleidsmedewerkers. Maar maatwerk is alleen mogelijk als we ook een meetlat hebben. Dit handboek is die meetlat.
2. Wat is bijzondere bijstand?
In artikel 35 lid 1 WWB is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de uit bijzondere
omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet kunnen worden
voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen, voorzover dit
meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
De aard van de kosten is niet bepalend, maar wel de omstandigheden van belanghebbende. De
landelijke bijstandsnorm en de daarop verleende toeslag zal in de regel toereikend zijn voor de
Door de Centrale Raad van Beroep is een volgorde aangegeven om te beoordelen of er recht op
Volgens de Raad dient eerst beoordeeld te worden:
a. of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen;
b. of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn, daarna;
c. of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden, en tenslotte;
d. of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen, dan wel het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Burgemeester en wethouders gaan na of er bijzondere omstandigheden zijn en welke draagkrachtbepalingen van kracht zijn. In dit handboek staan daarvoor beleidsregels en instructies. Deze geven de kaders waarbinnen bijzondere bijstand kan worden verleend. Gezien het karakter van de bijzondere bijstand is dit handboek niet uitputtend.
Het recht op bijzondere bijstand is niet naar kostensoort begrensd. Daarom kan de opsomming ook
Zoals hiervoor al is vermeld, wordt de bijstand afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en
middelen van de belanghebbende (artikel 18 lid 1 WWB). Bij elke aanvraag moet daarom ook een
individuele beoordeling worden gemaakt. De bijzondere omstandigheden moeten expliciet in de
besluitvorming betrokken worden. Dit betekent ook dat, mits gemotiveerd, afwijken van de regels
mogelijk is, ja zelfs moet! Ook wordt beoordeeld of er sprake is van tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid (artikel 18 lid 2 WWB), of dat er sprake is van een voorliggende voorziening die
toereikend en passend is (artikel 15 lid 1 WWB).
Bijstand wordt verstrekt voor de goedkoopst adequate voorziening. Eén vorm van afstemming is dat
de bijzondere bijstand gebruikt mag worden om een andere, duurdere voorziening met dezelfde
functie aan te schaffen. Een voorbeeld : Betrokkene vraag bijstand in de kosten van lenzen. Maar een
bril is de goedkoopst adequate voorziening. Het bedrag dat toegekend wordt is dat van een bril, maar
de cliënt mag dat wel gebruiken om lenzen aan te schaffen.
3. Het aanvragen en betalen van bijzondere bijstand
Hoofdregel in de WWB is dat het niet mogelijk is om bijstand te verlenen voor kosten die zijn gemaakt
vóór het moment van de aanvraag. Tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze
hoofdregel staat overigens gewoon in de wet: in artikel 44 WWB. Het vooraf indienen van een
aanvraag is soms ook noodzakelijk omdat anders de noodzaak van de kosten niet kan worden
vastgesteld. De gemeente kan hier wel begunstigend beleid op maken. Dat is in het verleden ook
gedaan. Dit beleid wordt nu aangescherpt en vastgelegd:
uitzondering van aanvragen voor duurzame gebruiksgoederen of kosten die verband houden met een verhuizing. In die gevallen moet namelijk vooraf de noodzaak kunnen worden vastgesteld, dat iets echt aan vervanging toe is.
Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een kalenderjaar beginnende op de 1e dag van de 3 maanden termijn voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend. Een voorbeeld hiervan is : Het aanvragen van een bijdrage voor budgetbeheer. Als de aanvraag op 8 april plaats vindt, kan vanaf 1 januari bijstand in deze kosten worden verleend, mits deze kosten ook al vanaf 1 januari zijn gemaakt.
Let op : Onder periodieke bijzondere bijstand wordt hier ook verstaan bijstand die voor een jaar op declaratiebasis wordt toegekend (bijvoorbeeld voor de kosten van orthodontie-behandelingen).
Overige beleidsuitgangspunten die meegenomen moeten worden bij het al dan niet toekennen, zijn:
Afsluiten aanvullende zorgverzekering inclusief tandartskosten
Van belanghebbende wordt verwacht dat deze een aanvullende verzekering af sluit waar ook
tandartskosten in zijn opgenomen. Uitzondering voor de tandartspolis zijn mensen die al een volledige gebitsprothese hebben. De collectieve verzekering van de gemeente (basispolis, aanvullend 3 sterren en tandarts 2 sterren) is een verantwoorde verzekering. Wanneer belanghebbende bij een andere zorgverzekeraar dan het Zilveren Kruis verzekerd is, is deelname aan een aanvullende verzekering minimaal noodzakelijk. Bij de vaststelling van de hoogte van de (als noodzakelijk te beschouwen) kosten moet rekening worden gehouden met een vergoeding alsof de aanvrager aangesloten is bij het Zilveren Kruis in de collectieve verzekering.
De meerkosten worden dan afgewezen op grond van artikel 18 lid 2 WWB (tekortschietend besef van verantwoordelijkheid).Zie hoofdstuk 6 onder 1.
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Zijn de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd ontstaan door onverantwoord gedrag of (niet)
handelen? Zo ja, dan moet de aanvraag worden afgewezen op grond van tekortschietend besef.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan dan met toepassing van artikel 48 lid 2 onder b WWB
leenbijstand worden verstrekt.
Bijzondere bijstand voor "een eigen risico", bijvoorbeeld voor het eigen risico in de
zorgverzekering, is niet mogelijk.
Als de bijstand die is toegekend een maandelijks vast bedrag is, wordt dit met een vaste component in
SZW-net gezet, zodat de bijstand maandelijks wordt betaald.
Als het gaat om éénmalige kosten of kosten die niet elke maand gelijk zijn, dan wordt de bijzondere
bijstand betaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd.
In artikel 35 lid 1 WWB staat dat er recht op bijzondere bijstand bestaat als de kosten waarvoor
bijstand is aangevraagd, niet betaald kunnen worden uit de bijstandsnorm, het inkomen boven de
bijstandsnorm, het vermogen en de langdurigheidstoeslag. In dit hoofdstuk is bepaald welk deel van
het eigen inkomen of vermogen belanghebbende moet gebruiken om de bijzondere kosten te betalen.
Dat deel van het inkomen of vermogen noemen we draagkracht.
De draagkracht is in beginsel: 40% van het inkomen dat meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm.
Voor de uitwerking van de draagkracht (de berekening met betrekking tot het inkomen en vermogen),
zie hoofdstuk 5 van deze nota. De langdurigheidstoeslag wordt niet tot de draagkracht gerekend.
Kosten waarvoor een afwijkende draagkracht geldt
Voor de hierna genoemde kosten, die in beginsel gerekend moeten worden tot de algemeen
noodzakelijke kosten van het bestaan, geldt een andere draagkrachtberekening en wordt ook geen
draagkrachtjaar vastgesteld. De draagkracht uit inkomen wordt vastgesteld bij:
op 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag;
De draagkracht wordt vastgesteld voor een kalenderjaar.
Het draagkrachtjaar begint per 1e van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
Als er sprake is van bijstand met terugwerkende kracht begint het draagkrachtjaar per 1e van de
maand waarin de bijstand wordt toegekend.
Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt – als er geen wijzigingen zijn in
inkomsten, vermogen of persoonlijke omstandigheden – rekening gehouden met het vastgestelde
draagkrachtjaar. De vastgestelde draagkracht blijft dus gelden.
Wanneer wel sprake is van één of meer belangrijke wijzigingen, moet de draagkracht opnieuw
worden vastgesteld. In elk geval wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld als het inkomen met meer
dan 10% is gewijzigd (zowel naar boven als naar beneden). De draagkracht wordt dan opnieuw voor
Voor personen die een WWB uitkering ontvangen hoeft géén draagkrachtjaar te worden vastgesteld
(er is immers geen draagkracht).
Draagkrachtperiode bij incidentele verstrekking
Bij incidentele bijstand wordt de draagkracht over het gehele draagkrachtjaar in aanmerking genomen.
De draagkracht wordt in één keer verrekend.
Voorbeeld: Iemand heeft een bril nodig van € 220,00. Diegene zit € 100,00 per maand boven 110% van de bijstandsnorm. De draagkracht is dan 40% van € 100,00 = € 40,00 per maand x 12 maanden = € 480,00 per jaar. De aanvraag voor bijzondere bijstand wordt afgewezen omdat er voldoende draagkracht is.
Draagkrachtperiode bij periodieke verstrekking
Bij bijstand die maandelijks periodiek wordt betaald, wordt de draagkracht per maand afgetrokken van
de kosten waarvoor bijstand wordt verstrekt.
Voorbeeld: Iemand heeft € 240,00 draagkracht per jaar. De periodieke kosten voor bijv. bewindvoeringskosten bedragen € 45,00 per maand. De bijzondere bijstand bedraagt dan maandelijks € 45,00 - € 20,00 = € 25,00.
Samenloop incidenteel en periodiek
Bij verstrekking van incidentele bijstand gedurende de looptijd van een periodieke verstrekking hoeft
geen rekening meer te worden gehouden met de draagkracht. Deze is of wordt verrekend met de
periodieke verstrekking gedurende de lopende draagkrachtperiode. Er vindt geen herziening van de
verrekening van de draagkracht plaats.
Hoofdregel: al het vermogen boven de vermogensgrens (artikel 34 lid 3 WWB, het zogenaamde vrij te
laten vermogen) wordt als draagkracht in aanmerking genomen.
De overige in artikel 34 WWB genoemde uitzonderingen die van toepassing zijn op de algemene
bijstand, gelden ook voor de bijzondere bijstand, met uitzondering van het vermogen gebonden in een
eigen woning. In artikel 34 WWB is namelijk geregeld dat voor huiseigenaren een extra
vermogensvrijlating geldt naast het vrij te laten (bescheiden) vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 3
WWB. Die extra vrijlating is niet van toepassing in het bijzondere bijstandsbeleid.
Uitzondering op de hoofdregel: indien er sprake is van een tekortschietend besef in de bestaansvoorziening of er wordt beroep gedaan op algemene noodzakelijke bestaanskosten en er wordt desondanks toch bijstand toegekend (al dan niet in de vorm van een lening) dan geldt er een andere draagkrachtberekening. Er geldt dan een vermogensvrijlating van maximaal € 2.000,00; dus ook het vermogen boven deze grens wordt volledig als draagkracht in aanmerking genomen. Ook elk inkomen boven de bijstandsnorm geldt in dat geval als 100% draagkracht. Bijstand is een vangnet.
Voor de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan dient normaliter uit het inkomen op of boven bijstandsniveau te worden voorzien, bijvoorbeeld door te sparen.
Als iemand vermogen heeft onder deze grens maar bijvoorbeeld tegoeden heeft op een betaal- of spaarrekening, kan diegene de algemene kosten zelf betalen. Dit vanuit het vermogen. Bij de afhandeling van de aanvraag bijzondere bijstand wordt hier dan ook rekening mee gehouden. In principe is voor de kosten al het aanwezige geld op een rekening bedoeld. De IASZ laat echter de eerste € 2.000,00 buiten beschouwing.
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid: hierbij wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend. Uitzondering kan gemaakt worden wanneer het niet verstekken van de bijstand tot een onaanvaardbare situatie leidt. De vergoeding geschiedt dan wel in de vorm van een lening geschiedt. Als hiertoe besloten wordt moet wel het eigen geld worden ingezet boven de € 2.000,00.
De vaststelling van het vermogen gebeurt op dezelfde wijze als bij aanvragen algemene bijstand, zij
het met uitzondering van het vermogen gebonden in een eigen woning, zoals bedoeld in artikel 34 lid
2 sub d WWB. Alle vermogensbestanddelen waarover redelijkerwijs kan worden beschikt worden bij
elkaar opgeteld. Zie hiervoor artikel 34 lid 1 WWB. Daar worden de schulden (indien aantoonbaar en er sprake is van een daadwerkelijke aflossingsverplichting) van afgetrokken.
Vaststelling van het netto-inkomen
Bij een vast inkomen kan worden uitgegaan van het inkomen per datum aanvraag.
Bij een wisselend inkomen moet worden uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de
achterliggende 3 maanden. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Bijvoorbeeld als
iemand gelet op de gegevens van de afgelopen periode voldoende draagkracht had en daardoor het
verzoek om bijstand zou moeten worden afgewezen, maar het huidige inkomen op bijstandsniveau is.
Bij de vaststelling van het netto-inkomen wordt uitgegaan van de som van het netto-inkomen
(exclusief vakantietoeslag) verminderd met:
- onkostenvergoedingen (vermeld op salarisstrook).
- de buiten beschouwing te laten particuliere oudedagsvoorziening ex artikel 33 lid 5 WWB
- tegemoetkoming wettelijke vrijlating AOW/ANW-uitkeringsgerechtigden.
- tegemoetkoming wettelijke vrijlating Wajong-uitkeringsgerechtigden.
- inhoudingen voor de personeelsvereniging of ter aflossing van schulden.
- algemene heffingskorting voor de minst-verdienende partner
- het ingehouden spaarloon minus belasting die te stellen is op 1/3 deel van het spaarloon.
De vrijgelaten inkomsten op grond van art 31 WWB (kinderbijslag, huurtoeslag etc.) worden niet
aangemerkt als middelen of als draagkracht.
- van week naar maand = het weekbedrag x 13 gedeeld door 3
- van 4 weken naar maand = het 4 wekenbedrag delen door 4 x 13 gedeeld door 3
Inkomsten van minderjarige kinderen worden niet meegenomen. Tenzij het kind zoveel verdient dat
voor dat kind geen kinderbijslag meer wordt ontvangen en de bijzondere bijstand bovendien
betrekking heeft op dat kind. De inkomsten van het kind en de ouder worden dan bij elkaar opgeteld
en afgezet tegen de van toepassing zijnde norm.
Niet kunnen beschikken over middelen wegens beslag of WSNP
Als er beslag is gelegd is op loon of uitkering, of als deze middelen vallen onder de WSNP, kan over
een deel van die middelen niet meer worden beschikt. Op grond van jurisprudentie kan het deel waar
beslag op gelegd is niet meer tot de middelen worden gerekend.
Vaststelling draagkrachtruimte
Het inkomen van de belanghebbende moet worden ‘afgezet’ tegen de fictief voor hem van toepassing
zijnde bijstandsnorm. Alleen het inkomen boven die bijstandsnorm kan toegerekend worden aan de
draagkracht voor de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand.
Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte wordt het netto maandinkomen verminderd met de
volgende (buitengewone) uitgaven :
- de van toepassing zijnde netto bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) of 110% hiervan
(afhankelijk van de soort bijzondere bijstand).
- wettelijke betalingen voor levensonderhoud (alimentatie) t.b.v. de (ex)partner en kinderen tot 21 jaar
die niet tot het gezinsverband van de belanghebbende behoren.
- de ouderbijdrage WSF en alimentatie voor kinderen tot 27 jaar wanneer kinderen studerend zijn.
Netto inkomen (exclusief aanspraak op VT):
Sociale verzekeringen (geen KB) €
Heffingskorting (en) Belastingdienst € ______________ +
Overig inkomen € ______________ +
Van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. VT) of 110% €
Buitengewone uitgaven €_______________ -
Ruimte in het inkomen €……………………..
Draagkracht is 40% van de vastgestelde ruimte in het inkomen.
Bij de berekening van de hiernavolgende bijstand voor kosten die tot de algemeen noodzakelijke
kosten van het bestaan behoren wordt géén rekening gehouden met het draagkrachtpercentage.
Hierbij wordt de volledige ruimte in het inkomen als draagkracht aangemerkt als mede de draagkracht in het vermogen > € 2000,00:
Als de hoogte van de draagkracht ertoe leidt dat belanghebbende niet voor bijzondere bijstand in
aanmerking komt, dan wordt belanghebbende hiervan per beschikking op de hoogte gesteld.
In het dossier wordt vastgelegd welk gedeelte van de draagkracht door het zelf dragen van de kosten
verbruikt is. Als belanghebbende in dezelfde draagkrachtperiode weer een aanvraag bijzondere
bijstand doet, wordt rekening gehouden met de al verbruikte draagkracht.
In artikel 35 lid 2 WWB is bepaald dat bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag (in 2010 € 120,00)
geweigerd mag worden. Dit wordt het drempelbedrag genoemd. De IASZ hanteert geen
De langdurigheidstoeslag wordt niet gezien als middel of als een voorliggende voorziening op
bijzondere bijstand (ook niet voor leenbijstand).
6. Verstrekkingenboek bijzondere bijstand
Het is niet mogelijk om alle kostensoorten aan te geven waarvoor bijstandsverlening mogelijk is.
Niettemin wordt in dit hoofdstuk een lijst met een aantal kostensoorten opgenomen waarvoor (zoals uit
de dagelijkse praktijk is gebleken) bijzondere bijstand gevraagd wordt. Deze lijst wordt in het
hiernavolgende het verstrekkingenboek bijzondere bijstand genoemd.
Cliënten met een periodieke uitkering voor levensonderhoud kunnen volstaan met het invullen van een kort aanvraagformulier en daarbij de bewijsstukken voegen.
Niet bekende cliënten moeten daarnaast nog een inlichtingenformulier invullen en inleveren.
Het verstrekkingenboek bestaat uit twee gedeelten:
Het eerste heeft betrekking op medische kosten, het tweede op de overige kosten.
In veel gevallen zijn de AWBZ, de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Regeling Zorgverzekering, inclusief de aanvullende verzekering, voorliggende voorzieningen die toereikend en passend zijn. Maar dit is niet altijd het geval. In deze notitie staat vermeld voor welke medische kosten bijstand kan worden verstrekt.
Bepaalde medische kosten worden niet vergoed uit de Zvw of AWBZ omdat deze als niet noodzakelijk
worden beschouwd. In beginsel bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand. Immers, wanneer
in de voorliggende voorziening bepaalde kosten als niet noodzakelijk worden beschouwd, kan ook
geen bijstand voor deze kosten worden verstrekt. De aanvraag moet dan worden afgewezen op grond
van artikel 15 lid 1 van de WWB.
Een uitzondering hierop geldt wanneer kosten in de voorliggende voorziening op grond van
budgettaire redenen zijn uitgesloten van vergoeding. Voor dergelijke kosten kan in beginsel wel
bijzondere bijstand worden verstrekt. Bijvoorbeeld tandheelkundige hulp anders dan gebitsprotheses,
1e negen behandelingen fysiotherapie bij bepaalde chronische aandoeningen.
Aanvullende en/of tandartsverzekering
Uitgangspunt van de IASZ is dat iemand zich naast de verplichte basisverzekering ook
aanvullend verzekert, ook voor tandartskosten (zie § 3). Dit behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van personen. Het pakket dient vergelijkbaar te zijn met de collectieve verzekering (basispolis, aanvullend 3 sterren en tandartspolis 2 sterren).
Personen met een inkomen tot 110% van de toepasselijke norm kunnen deelnemen aan de speciale collectieve aanvullende zorgverzekering die door de IASZ is afgesloten met het Zilveren Kruis. Voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten geldt een inkomensgrens van 130%.
Niemand kan echter verplicht worden om een aanvullende verzekering en/of een tandartsverzekering
Als er geen aanvullende verzekering is afgesloten, wordt de bijstand toegekend voor de eigen bijdrage alsof hij wel aanvullend vezekerd is volgens de aanvullende polis 3 sterren en de tandartspolis 2 sterren van het Zilveren Kruis.
De aanvraag moet dan (deels) worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Als een (gedeeltelijke) afwijzing echter tot onaanvaardbare situaties leidt, kan van dit standpunt
worden afgeweken en kan bijstand worden toegekend in de vorm van een geldlening op grond van
tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Wat een onaanvaardbare situatie is, is per geval verschillend. Er moet dan wel gerapporteerd worden
wat de gevolgen zijn van het uitblijven van medische hulp. Bij twijfel hierover kan een medisch advies
worden gevraagd. Aan de medisch adviseur moet dan gevraagd worden wat het uitblijven van
medische hulp voor gevolgen heeft voor de cliënt.
Een aanvullende verzekering mag in beginsel niet beschouwd worden als een toereikende
voorliggende voorziening. Dat de vergoedingen voor o.a. tandheelkundige hulp zijn beperkt in de Zvw
en AWBZ heeft namelijk een budgettaire grondslag (een bezuinigingsmaatregel). Op grond hiervan
mag de IASZ wel bijzondere bijstand toe kennen voor bepaalde medische kosten.
Keuzevrijheid van zorgverzekering
Uitgaande van de keuzevrijheid van mensen kan een persoon niet verplicht worden deel te nemen
aan de collectieve verzekering via de IASZ. Het niet deelnemen kan niet worden beschouwd als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Wel wordt men geacht dan een andere aanvullende zorgverzekering (inclusief tandartsverzekering, zie § 3) te hebben afgesloten.
Het in het geheel niet afsluiten van een aanvullende verzekering, moet worden beschouwd als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Afwijzen van een aanvraag bijzondere bijstand voor medische kosten waar geen aanvullende verzekering voor is afgesloten, kan niet op grond van artikel 15 lid 1 WWB. Er is immers geen voorliggende voorziening. De afwijzing is dan gebaseerd op artikel 18 lid 2 WWB, tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Bijstand : € 250,00 (max. verg. GEP Pakket) minus tenminste vergoeding Beter Af Plus Polis 3 sterren. Dit geldt ook bij lenzen.
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3
Uitkering : incidenteel, 1x per 36 opeenvolgende maanden
Voorliggende voorziening : basiszorgverzekering en aanvullende verzekering.
Voor het vaststellen van de medische noodzaak is het niet verplicht dat de belanghebbende een
recept van de oogarts overlegt. Als uit een oogmeting van de opticien blijkt dat een bril noodzakelijk is
dan staat de medische noodzaak vast. Er moet wel een offerte van de opticien worden overgelegd.
Bijzondere glazen, als deze de maximumvergoeding overschrijden, kunnen alleen voor volledige
vergoeding in aanmerking komen, wanneer deze zijn voorgeschreven door een oogarts/opticien.
Contactlenzen worden in beginsel niet als noodzakelijk beschouwd. Belanghebbende mag in plaats
van een bril echter wel kiezen voor de aanschaf van contactlenzen tegen dezelfde kosten/vergoeding
als een vergelijkbare bril. Voor verzekering en onderhoudsvloeistof van lenzen wordt géén bijzondere
Kosten voor een multifocale bril € 350,00 Kosten multifocale bril € 350,00
Maximale bijzondere bijstand € 250,00 Maximale bijzondere bijstand € 250,00
Geen gelijkwaardige aanv. verzekering Aanvullende verzekering € 175,00 -
Verlaging volgens 3 sterren plus polis € 150,00 -
Bijzondere bijstand € 100,00 Bijzondere bijstand € 75,00
Bijstand : bedragen die geïndiceerd zijn
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zvw, AWBZ, aanvullende verzekering (mits afgesloten)
In de volgende gevallen kan -ook weer na een medisch advies- bijzondere bijstand worden
Als de kosten voor een dieet hoger zijn dan voor normale gezonde voeding kan voor deze
meerkosten bijzondere bijstand worden verleend;
- In het medisch advies staat hoe hoog de meerkosten op jaarbasis zijn, en voor
Dieetpreparaten zijn voedingen op medisch voorschrift. Deze kosten worden vergoed door de AWBZ. Hier kan dus geen bijzondere bijstand voor worden verleend.
1.3 Tandheelkundige hulp/orthodontie
Bijstand : maximale eigen bijdrage € 450,00
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : vergoeding uit aanvullende (tandartsverzekering) of medisch advies
Voorliggende voorziening : basiszorgverzekering en aanvullende ziektekostenverzekering
en aanvullende tandartsverzekering (mits afgesloten)
In de AWBZ en de Zvw is een aantal voorzieningen aanwezig inzake vergoeding van tandartskosten,
maar dit is heel beperkt. De IASZ gaat er vanuit dat personen hun verantwoordelijkheid nemen
en zelf een aanvullende (tandarts)verzekering hebben afgesloten. Dit is echter niet verplicht. Een
tandartsverzekering of een aanvullende verzekering is alleen dan een voorliggende voorziening, als
deze ook daadwerkelijk is afgesloten.
Vrijwel geen enkele aanvullende (tandarts)verzekering vergoedt de kosten van tandheelkundige hulp
volledig. Afhankelijk van het soort verzekering geldt een maximum bedrag aan vergoedingen per jaar.
De IASZ gaat hier als volgt mee om :
- Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de resterende eigen bijdrage na
vergoeding op grond van 2 sterren Beter af tandartspolis tot een maximum van € 450 per kalenderjaar.
- Als de voor eigen rekening blijvende kosten van tandheelkundige behandeling meer dan € 450
per kalenderjaar bedragen, dan moet beoordeeld worden of vergoeding reëel is. Er moet dan een begroting van de kosten worden bijgevoegd. Hiervoor kan medisch advies opgevraagd worden. Dit hoeft niet altijd. Soms is de oorzaak van de hoge kosten de hoeveelheid behandelingen. Als op een begroting alleen zaken als extracties, het verrichten van vullingen staan en geen zaken als kronen, bruggen of implantaten kan volstaan worden met een beoordeling door de consulent zelf.
- De kosten van implantaten worden niet vergoed omdat dit niet gezien wordt als goedkoopst adequate oplossing.
- Bijstand voor de kosten van gebitssanering is in beginsel niet mogelijk. In bijzondere gevallen
waarbij sprake is van zeer dringende redenen kan hiervan afgeweken worden. In die gevallen
moet beoordeeld worden of de bijstand als een geldlening wordt toegekend omdat er mogelijk sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Let op: vooral bij voormalige asielzoekers. In het land van herkomst is meestal de tandheelkundige zorg niet of nauwelijks aanwezig. In dat geval kan op grond van individuele omstandigheden wel bijzondere bijstand om niet voor de kosten van gebitssanering worden verstrekt.
- De regels voor tandartskosten gelden ook voor de kosten van orthodontie, op één uitzondering na: bij kinderen onder 18 jaar hoeft geen medisch advies te worden gevraagd als de (aanvullende) zorgverzekering de kosten gedeeltelijk vergoedt. Dus ook niet als die kosten hoger zijn dan € 700.
- Aan belanghebbenden die geen tandartsverzekering hebben afgesloten, wordt in beginsel
bijstand verleend als zouden zij wel verzekerd zijn voor tandheelkundige behandeling. Hierbij
moet worden uitgegaan van de Beter Af Tandarts Polis 2 sterren. Van de noodzakelijke kosten wordt dus een bedrag afgetrokken als ware men wel verzekerd.
- Het gedeelte waarvoor men niet verzekerd was, kan eventueel bij noodzaak als leenbijstand
worden verstrekt (artikel 48 lid 2 WWB). Elk inkomen boven de 100% van het sociale minimum wordt daarbij als draagkracht gezien. Het vermogen < € 2000,00 wordt als draagkracht meegeteld.
Bijstand : aanvulling op vergoeding Algemene Regeling Hulpmiddelen (ARH) maximaal
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, aanvullende verzekering (mits afgesloten).
Voor de eigen bijdrage van een gehoortoestel kan bijzondere bijstand worden verleend. Op grond van de basisverzekering wordt er een vergoeding conform de ARH verstrekt. Op basis van een aanvullende verzekering kan een extra vergoeding worden verstrekt. Op de maximale vergoeding van € 300,00 per toestel uit de bijzondere bijstand wordt deze aanvullende vergoeding in mindering gebracht.
Ook voor de kosten van batterijen kan bijzondere bijstand worden verleend. Het recht op bijzondere bijstand kan aan de hand van een offerte worden bepaald. Hierop staat meestal vermeld welke kosten door de zorgverzekering (ARH) betaald worden en wat resteert aan eigen bijdrage. Hierop kan de maximale vergoeding van € 300,00 per toestel worden toegekend. Voor de daadwerkelijke verstrekking moet de rekening worden ingediend.
1.5 Psychotherapeutische of psychoanalytische behandeling
Bijstand : eigen bijdrage, daarna medisch advies
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : Zorgverzekering, daarna medisch advies
Voorliggende voorziening : AWBZ en aanvullende verzekering (mits afgesloten)
Voor de eigen bijdrage van een psychotherapeutische behandeling of een psychoanalytische
behandeling kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Door de Zorgverzekering wordt een aantal behandelingen tot een bepaald maximum vergoed. Na dit
maximale aantal behandelingen kan uitsluitend na een medisch advies voor verdere behandeling bijzondere bijstand worden verstrekt.
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Uitkering : incidenteel, na ontvangst nota
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, aanvullende verzekering (mits afgesloten)
Kinderen tot 18 jaar met bepaalde chronische aandoeningen krijgen de behandelingen in principe volledig vergoed op grond van de Zvw eventueel aangevuld met een vergoeding vanuit een aanvullende verzekering. Als er geen aanvullende ziektekostenverzekering is afgesloten kan hiervoor geen bijzondere bijstand worden verstrekt.
Fysiotherapie is een voorziening die vanwege budgettaire redenen uit de basisverzekering is gelaten m.u.v. de gecontracteerde zorg voor bepaalde chronische aandoeningen na de 9e behandeling. Dit betekent dat als er meer behandelingen nodig zijn dan het aantal dat door de zorgverzekering wordt vergoed, indien er sprake is van medische noodzaak, de extra behandelingen vergoed kunnen worden. Als er geen aanvullende verzekering is afgesloten, moet worden uitgegaan van aanvullende verzekering 3 sterren.
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, aanvullende verzekering (indien afgesloten)
Het gaat hier om de eigen bijdrage voor kraamzorg; deze kan volledig vergoed worden.
Bijstand : eigen bijdrage, onder aftrek Nibud norm schoenen
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : ARH, Zorgverzekering, aanvullende verzekering (indien
Op grond van de ARH wordt een eigen bijdrage gehanteerd voor personen van 16 jaar en ouder. Voor personen tot 16 jaar is de eigen bijdrage lager. Deze eigen bijdrage is hoger dan de kosten van een gemiddeld paar schoenen. Voor het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt de Nibud norm voor de aanschaf van een paar schoenen afgetrokken van de eigen bijdrage. Let op : Voor dames, heren- en kinderschoenen gelden aparte bedragen.
Wettelijk eigen bijdrage na vergoeding ARH 16 jaar en ouder € 136,00
Kosten damesschoenen (nibud) € 40,00
1.9 Vervoerskosten i.v.m. medische behandeling
Bijstand : bij vergoeding door zorgverzekeraar de maximaal wettelijke eigen bijdrage per kalenderjaar
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, aanvullende verzekering (indien afgesloten)
Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de wettelijke eigen bijdrage ziekenvervoer die geldt in
1.10 Eigen bijdrage huishoudelijke hulp WMO
Bijstand : de wettelijke eigen bijdrage
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : aanvullende ziektekostenverzekering (mits afgesloten).
Voor de eigen bijdrage thuiszorg kan bijzondere bijstand worden verleend. Personen die
deelnemen aan het GEP pakket krijgen de wettelijke eigen bijdrage vergoed vanuit dat pakket.
1.11 Eigen bijdrage AWBZ functie begeleiding
Bijstand : de wettelijke eigen bijdrage
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Sinds 2009 gelden als gevolg van de pakketmaatregel strengere indicatiecriteria om in aanmerking te komen voor de functie Begeleiding vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In het kader van de AWBZ-pakketmaatregel is per 21 juni 2010 tevens een eigen bijdrage van maximaal
€ 17,60 voor minima (verzamelinkomen tot € 22.222) gevraagd aan cliënten die wel recht hebben op AWBZ-Begeleiding. Voor andere AWBZ-functies wordt al een eigen bijdrage gevraagd.
Ook voor de functie begeleiding, kan de eigen bijdrage worden vergoed.
Uit ervaringen in het verleden en signalen van zorginstellingen blijkt dat een deel van de groep waar het om gaat, mensen met een psychiatrische, verstandelijke of psychogeriatrische beperking, de zorg gaat mijden als ze een eigen bijdrage moeten gaan betalen. Het gaat in alle gevallen om mensen die zelfstandig wonen (niet intramuraal). Omdat ook de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp (Wmo), andere AWBZ-functies (Verpleging, Persoonlijke Verzorging) en rechtsbijstand eigen bijdrages vergoeden is het consistent ook voor de functie begeleiding dit op te nemen.
1.12 Overige eigen bijdragen Zorgverzekeringswet
Bijstand : de eigen bijdrage Zorgverzekeringswet
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : Zvw, aanvullende verzekering (mits afgesloten)
Het gaat hier om kosten die voor het grootste deel worden vergoed door de zorgverzekeraar op grond
van het Reglement Hulpmiddelen. Dit omvat allerlei soorten prothesen, plaswekkers, pruiken,
verzorgingsmiddelen voor stomapatiënten, hulpmiddelen bij diabetes etc. Voor de eigen bijdrage kan
bijzondere bijstand worden verstrekt.
1.13 Alternatieve geneeswijzen
Bijstand : geen, maar uitzondering op individuele gronden is mogelijk
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB Uitkering : incidenteel
Voorliggende voorziening : aanvullende verzekering (mits afgesloten)
In de wettelijk verplichte basisverzekering (Zvw) en de AWBZ zijn de kosten voor alternatieve
De reden hiervoor is niet budgettair, maar is gebaseerd op het standpunt dat deze kosten als medisch
niet noodzakelijk worden beschouwd. Dit betekent dat in beginsel ook geen bijzondere bijstand voor
deze kosten verstrekt kan worden.
Bijstand kan worden verleend als sprake is van zeer dringende redenen. Wanneer na een medisch advies blijkt dat:
verschillend en moet individueel beoordeeld worden, én;
Al deze vragen zullen dus in een medisch advies beantwoord moeten worden.
Het feit, dat een persoon een vergoeding ontvangt op grond van een aanvullende
ziektekostenverzekering betekent niet dat de medische noodzaak van de kosten / behandeling
Bijstand : geen, uitzondering op individuele gronden is mogelijk
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : aanvullende verzekering (mits afgesloten)
Via de wettelijk verplichte basisverzekering (Zvw) en het daaruit voortvloeiende
Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) worden de goedkoopst adequate medicijnen volledig
vergoed. Duurdere medicijnen worden in de voorliggende voorziening als medisch niet noodzakelijk
beschouwd. Dit betekent dat in beginsel ook geen bijzondere bijstand voor deze kosten verstrekt kan
worden, ook niet voor een eigen bijdrage.
Bijstand kan worden verleend als sprake is van zeer dringende redenen. Wanneer na een medisch advies blijkt dat:
verschillend en moet individueel beoordeeld worden, en;
Al deze vragen zullen dus in een medisch advies beantwoord moeten worden.
Het feit, dat een persoon een vergoeding ontvangt op grond van een aanvullende
ziektekostenverzekering betekent niet dat de medische noodzaak van de kosten / eigen bijdrage
Huisapotheekmiddelen en drogisterijartikelen (zelfzorgmiddelen)
Voor de kosten van medicijnen en allerhande drogisterijartikelen zoals pijnbestrijders, maar ook
pleisters, verbandmiddelen etc, wordt geen bijzondere bijstand verleend. Deze kosten worden
beschouwd als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bovendien is de zorgverzekering ook
hier een voorliggende voorziening. De zorgverzekering kent hiervoor namelijk ook een regeling voor
als sprake is van chronisch gebruik. Deze regeling geldt voor de volgende vijf groepen
1.15 Eigen bijdrage AWBZ bij opname in inrichting
Voorliggende voorziening : AWBZ, eigen inkomen
Personen van 18 jaar en ouder moeten bij verblijf in een AWBZ instelling maandelijks een eigen bijdrage betalen. De lage eigen bijdrage is een bedrag van minimaal € 134,40 per maand en moet betaald worden in de eerste zes maanden van het verblijf. In de meeste gevallen ontvangen mensen met een WWB uitkering vanaf de opname zak- en kleedgeld volgens de norm. Omdat er geen rekening wordt gehouden door het CAK (Centraal Administratie Kantoor) met deze lage inkomsten in de eerste 6 maanden is de eigen bijdrage een behoorlijk bedrag. Wanneer iemand hiervoor compensatie krijgt van de gemeente in de vorm van bijzondere bijstand of doorbetaling van de oorspronkelijke bijstandsnorm vanwege de tijdelijk opname moet de eigen bijdrage wel betaald worden. Wanneer er geen compensatie gegeven wordt door de gemeente vanwege directe zak-en kleedgeldnorm en cliënt dit kan aantonen boekt het CAK de lage bijdrage af. Aanvragen moeten dus wel in behandeling worden genomen en worden afgehandeld en worden afgewezen.
1.16 Eigen risico in de zorgverzekering
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, zorgtoeslag
Het gaat hier om het eigen risico in de zorgverzekering. Deze is door de wetgever bewust ingevoerd
om mensen kostenbewust te laten worden, als het gaat om het gebruikmaken van bepaalde
voorzieningen. Dit risico vergoeden zou dat beleid doorkruisen. Daarnaast is de zorgtoeslag met de
invoering van het eigen risico verhoogd. Om die redenen kan geen bijstand in het eigen risico worden
1.17 Eigen bijdrage kosten medische behandeling buitenland
Voorliggende voorziening : Zorgverzekering, zorgtoeslag
Alle kosten voor de behandeling en de reiskosten worden door de zorgverzekering vergoed. Wanneer er een vraag komt voor om voor vooronderzoek naar het buitenland te mogen afreizen en daar te verblijven moet afwijzend worden beslist. In het kader van het territorialiteitsbeginsel kunnen deze kosten niet vergoed worden.
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : levens-, overlijdens-, begrafenis/crematieverzekering,
Speciaal gereserveerd op bank / giro rekening, alle middelen
De kosten van uitvaart behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan van de overledene of van
het gezin (bij een echtpaar) waar hij/zij deel van uitmaakt. De kosten komen in principe altijd ten laste
van de nabestaanden van de overledene, voor zover de kosten niet uit de nalatenschap kunnen
worden bestreden en niet door een verzekering of op een andere manier kunnen worden gedekt. Voor
die kosten kan op individuele basis naar rato van het aantal nabestaanden bijzondere bijstand
aangevraagd worden. Dus : Als de overledene drie kinderen had, dient elk kind 1/3 van de kosten te
betalen. Elk kind kan afzonderlijk, in de gemeente waar hij/zij woont een aanvraag om bijstand voor
Als de nabestaande géén opdracht heeft gegeven tot de uitvaart én afstand heeft gedaan van de
nalatenschap is hij/zij ook niet aansprakelijk voor de uitvaartkosten. Als de nabestaande wél opdracht
heeft gegeven tot de uitvaart op grond van "dringende verplichting van moraal en fatsoen" (Burgerlijk
Wetboek), maar de nalatenschap heeft verworpen, dan is hij/zij wel aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart.
Onderzocht moet worden of de kosten evenredig kunnen worden voldaan door meerdere
nabestaanden. Geen bijstand wordt verleend voor begrafenis- of crematiekosten in het buitenland.
Ook wordt geen bijstand verleend voor reiskosten naar het buitenland om een begrafenis of crematie
bij te wonen of voor de kosten die gepaard gaan met het vervoer van de overledene naar het
buitenland (op grond van het territorialiteitsbeginsel).
Bij overlijden van een partner of kind wordt er van uitgegaan dat de achterblijvende partner of ouder hiervoor of gereserveerd heeft of een afdoende begrafenisverzekering heeft afgesloten. In bijzondere omstandigheden kan dan leenbijstand worden verstrekt (als bijvoorbeeld echt geen mogelijkheid is een reële aflossingsregeling met de begrafenisondernemer af te spreken).
Voor de hoogte van de bijzondere bijstand geldt dat de kosten volgens de Nibud norm vergoed
kunnen worden, met uitzondering van de kosten van een grafsteen.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende
voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.
De wet op de lijkbezorging wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd. Deze wet treedt
alleen in werking als er geen personen te vinden zijn die de uitvaart op zich nemen. Van
nabestaanden kan vanuit “moraal en fatsoen” niet worden verlangd dat zij zich onttrekken aan hun
verantwoordelijkheid alleen maar om een beroep op bijstand te voorkomen.
2.2 Kosten bewindvoering en curatele
Bijstand : de volledige kosten van bewindvoering
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : Beschikking kantonrechter.
Voorliggende voorziening : Besluit subsidie bewindvoerder (alleen bij WSNP)
De kosten van bewindvoering door de Kantonrechter uitgesproken onder bewindstelling of curatele.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende
voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Hiervan is sprake als:
bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering als de goederen van
een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld, of als deze onder curatele is
gesteld. Dit moet blijken uit een uitspraak van de kantonrechter.
Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
Hiervoor is een voorliggende voorziening, namelijk het besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering.
Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder heeft vastgesteld komt voor
bijstandsverlening in aanmerking. Er vindt jaarlijks een indexering plaats op dit bedrag.
Bijstand : de volledige kosten van budgetbeheer
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : Bureau Schuldhulpverlening gemeente Haarlem.
De kosten van budgetbeheer worden op indicatie van het bureau Schuldhulpverlening van de gemeente Haarlem vergoed. Een aparte aanvraag is niet noodzakelijk.
2.4 Kosten rechtsbijstand/griffierecht
Bijstand : de eigen bijdrage Wet op de rechtsbijstand (Wrb), griffierecht
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : toevoeging door de Raad van Rechtsbijstand
Voorliggende voorziening : rechtsbijstandsverzekering (eventueel, niet verplicht)
Eigen bijdrage Wrb/griffierecht
Op grond van de Wrb is een eigen bijdrage voor de kosten van rechtshulp verschuldigd. Voor deze
bijdrage is bijstand mogelijk als de rechtsbijstand wordt gegeven op basis van een toevoeging.
De Raad voor de Rechtsbijstand heeft de noodzaak daarvan
dan al beoordeeld. Als deze toevoeging is verleend staat de noodzakelijkheid daarvan vast. Ook voor
de griffiekosten kan dan bijzondere bijstand worden verstrekt. Er kan geen bijstand worden verleend
als er geen toevoeging is afgegeven.
Als de belanghebbende de procedure wint, wordt de tegenpartij mogelijk veroordeeld tot het betalen van deze kosten. Ook hier moet in de beschikking opgenomen worden dat een afschrift van het vonnis ter inzage moet worden verstrekt, waarna overgegaan kan worden tot terugvordering van de verleende bijzondere bijstand.
Als belanghebbende wordt veroordeeld in de proceskosten van de tegenpartij, dan moeten
deze kosten gezien worden als schuld. Voor deze kosten wordt geen bijstand verleend tenzij de
procedure is gestart op advies of als verplichting door de IASZ, bijvoorbeeld wegens een
loonvorderingsprocedure, ontslag of alimentatie.
Bijzondere bijstand voor overige kosten kan alleen als er toevoeging is verleend. Het betreft hier
kosten voor het opvragen van medische gegevens, het verrichten van een medisch onderzoek,
reiskosten (tenzij dit in het buitenland is, dit is i.v.m. het territorialiteitsbeginsel dan niet mogelijk). Maar
voor deze kosten moet altijd wel een individuele beoordeling van de noodzaak plaatsvinden. Als de
belanghebbende de procedure wint, wordt de tegenpartij mogelijk veroordeeld tot het betalen van
deze kosten. Ook hier moet in de beschikking opgenomen worden dat een afschrift van het vonnis ter
De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de
rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn.
Er worden in het geheel geen kosten vergoed als:
rechtsbelangen in het spel zijn.
Dit zal het geval kunnen zijn bij bijv. beroepsprocedures tegen beslissingen waarbij het
bezwaarschrift van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard of kennelijk
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als belanghebbende zijn bezwaren op geen enkele wijze had onderbouwd en ook niet was verschenen op de hoorzitting en vervolgens in beroep gaat.
2.5 Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2.000,00
Voorliggende voorziening : onderhoudsplicht ouders
Ouders zijn onderhoudsplichtig voor hun kinderen tot 21 jaar. De onderhoudsplicht is in artikel 12 van
de WWB neergelegd. De zelfstandig wonende jongere zal in eerste instantie een beroep moeten doen op de ouders. Als dit nog niet aantoonbaar is gebeurd, wordt de jongere naar de ouders verwezen.
Om te kunnen beoordelen of er recht bestaat op aanvullende bijzondere bijstand voor de jongeren zal schriftelijk contact opgenomen moeten worden met de ouder(s), behalve bij een zeer ernstig verstoorde relatie tussen ouder(s) en de jongere waarbij contact met de ouder(s) schadelijk is voor de jongere. De ouders moeten gewezen worden op hun onderhoudsplicht, en het feit dat de eventueel
toegekende bijstand op hen verhaald kan worden. Pas als blijkt dat dit niet mogelijk is omdat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of omdat de jongere het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan de zelfstandig wonende jongere in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud. Als wordt overgegaan tot het verstrekken van
bijstand moeten de ouders worden aangeschreven op hun wettelijke onderhoudsplicht. In deze brief
wordt geen Bezwaar en Beroepsclausule opgenomen.
In het onderzoek wordt onder andere beoordeeld of zelfstandige huisvesting voor de jongere noodzakelijk is. De noodzaak tot zelfstandig wonen moet dus vastgesteld worden.
Zelfstandig wonen wordt in ieder geval noodzakelijk geacht wanneer :
a) beide ouders zijn overleden (wel nagaan of er recht op een uitkering ingevolge de ANW
b) beide ouders in het buitenland wonen en zij niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te
c) de belanghebbende op grond van een officiële maatregel uit huis geplaatst is of was;
d) belanghebbende voorafgaand aan de bijstandsaanvraag langer dan één jaar de beschikking had over zelfstandige huisvesting;
In alle gevallen moeten één belangrijke vraag worden beantwoord :
Hoogte van de bijzondere bijstand:
1. zelfstandig wonende alleenstaande jongeren van 18 tot en met 20 jaar zonder inwonende ten
laste komende kinderen: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de geldende landelijke bijstandsnorm als hij of zij 21 jaar zou zijn. Als de jongere zelfstandig huur betaalt (dus niet in een kraakpand o.i.d. woont of de woonkosten kan delen) wordt dit bedrag verhoogd met 20 % van de echtparennorm.
2. zelfstandig wonende samenwonenden of gehuwden zonder kinderen, waarvan een van de
partners of beide partners 18 tot en met 20 jaar zijn: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de geldende landelijke bijstandsnorm als beiden 21 jaar zouden zijn.
3. zelfstandig wonende alleenstaande ouders van 18 tot en met 20 jaar met inwonende ten laste
komende kinderen: de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomsten en de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders van 21 jaar en ouder, aangevuld met een toeslag die een 21-65 jarige zou krijgen op grond van de toeslagenverordening.
4. zelfstandig wonende samenwonenden of gehuwden met kinderen, waarvan een van de
partners of beide partners 18 tot en met 20 jaar zijn, bedraagt de bijzondere bijstand het
verschil tussen de inkomsten en de bijstandsnorm voor gehuwden van 21 jaar en ouder.
De verhoging tussen de jongerennorm en de norm 21 jaar en ouder wordt toegekend zonder vakantietoeslag.
Voor personen jonger dan 21 jaar in een inrichting bestaat geen bijstandsnorm. Deze groep wordt op
grond van artikel 13 lid 2 sub a WWB uitgesloten van algemene bijstand. De onderhoudsplicht van de
ouders staat centraal. Alleen als het kind bijzondere bestaanskosten heeft en niet kan terugvallen op
de ouders is bijzondere bijstand mogelijk. De jongere kan niet terugvallen op de ouders indien:
1. de ouders zijn overleden (recht op ANW?);
2. de ouders duurzaam in het buitenland verblijven;
3. er is sprake van een ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de jongere.
De hoogte van de bijstand voor levensonderhoud wordt vastgesteld op de norm voor een 18-21 jarige
die niet in een inrichting verblijft, verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 23 lid 2 WWB
(vergoeding premie zorgverzekeringswet). In de gevallen genoemd onder 3 wordt de bijstand, indien
mogelijk, verhaald op de ouders.
2.6. Toeslag voormalig alleenstaande ouder
Bijstand : 75% tot 25 % het verschil tussen de alleenstaanden norm en de norm
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm
Uitkering : periodiek, per kwartaal een af te bouwen bedrag
Wie komen hiervoor in aanmerking?
Personen die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangen op grond van de WWB WIJ als éénoudergezin en waarvan het jongste tot het gezin behorende kind 18 jaar is geworden. Hierdoor
bestaat niet langer recht op de norm alleenstaande ouder, maar op de norm voor een alleenstaande.
De norm wijzigt in zo’n geval op de dag waarop het jongste kind 18 wordt !
Het recht op deze tegemoetkoming vervalt op het moment dat het jongste kind niet langer tot
het huishouden van belanghebbende behoort.
Hoogte en duur van de tegemoetkoming
De tegemoetkoming bedraagt de eerste drie maanden 75% van het verschil tussen de norm
alleenstaande ouder en de norm alleenstaande. Per kwartaal wordt dit afgebouwd. Het tweede
kwartaal bestaat recht op 50% van het verschil en het derde kwartaal 25 % van dit verschil.
2.7 Overbrugging voor levensonderhoud
Draagkracht : alle middelen op salaris- en andere rekeningen
Salarissen en uitkeringen worden in de regel maandelijks achteraf betaald. De meeste nieuwe cliënten
zullen daarom over voldoende financiële middelen beschikken om de periode tot de eerste betaaldag
te kunnen overbruggen. De WWB-uitkering wordt rond de 1e van de volgende maand op de rekening
bijgeschreven. De cliënt moet in beginsel de periode tot de eerste gewone WWB-betaling zelf
overbruggen. Maar niet iedereen heeft daarvoor genoeg middelen. Als iemand niet in staat is de
eerste betaling van de WWB af te wachten kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt.
Voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen zijn :
vermogen dat binnen de grens van het artikel 34 lid 3 WWB blijft moet de cliënt gebruiken om zelf het overbruggingsprobleem op te lossen én;
Door de aanvrager moet aangetoond zijn, dat er op de ingangsdatum van de uitkering onvoldoende
financiële middelen zijn (kas-bank-of giroreserves, ook dus als deze onder de grens van het
zogenaamde artikel 34 lid 3 WWB liggen) om de wachttijd tot de eerstvolgende betaaldatum te
Berekening overbruggingsuitkering
De overbruggingsuitkering wordt berekend aan de hand van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief toeslag en exclusief vakantietoeslag. Wanneer er sprake is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid wordt de overbruggingsuitkering in de vorm van een lening verstrekt (detentie/eerste huisvesting).
Bedrag : maximaal tot NIBUD prijzengids basispakket baby-uitzet
Draagkracht : inkomen > 100 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00
Uitkering : incidenteel in de vorm van een lening
Voorliggende voorziening : geen
De kosten van een basispakket babyuitzet.
Alleenstaande ouders en echtparen met kinderen
Een alleenstaande ouder of een echtpaar met kinderen wordt geacht nog over een basispakket babyuitzet te beschikken. Dit betekent dat er voor deze groep in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er van deze regel worden afgeweken. In hoeverre het reëel is dat men nog een basispakket baby-uitzet in huis heeft moet wel individueel worden beoordeeld.
Alleenstaanden en echtparen zonder kinderen
Een alleenstaande en een echtpaar dat (nog) geen kinderen heeft, beschikt nog niet over een
babyuitzet. De IASZ wil deze groep in die kosten tegemoet komen. Voor deze groep wordt
de aanschaf van een babyuitzet tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. In
zo’n situatie kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt voor een basispakket babyuitzet volgens
de Nibud norm. Als de aanvrager meer inkomen dan de bijstandsnorm heeft wordt men geacht dit
meerdere, in elk geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap, voor deze kosten te reserveren. Is dit verzuimd dan is er sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Basispakket baby-uitzet volgens de Nibud-norm.
2.9 Bewassingskosten en kosten kledingslijtage
Bijstand : berekenen aan de hand van Nibud normbedrag belastingdienst in mindering brengen
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Uitkering : periodiek en incidenteel
De kosten voor het doen van de was behoren in het algemeen tot de algemeen noodzakelijke kosten
van het bestaan, tenzij er vanwege bijzondere medische omstandigheden meerkosten ontstaan. Dit
kan bijvoorbeeld zijn wanneer de cliënt tengevolge van ziekte of handicap van zichzelf of een gezinslid
meer gezinswas heeft dan normaal (bijvoorbeeld als gevolg van incontinentie).
Bij het beoordelen van de vraag of bijzondere bijstand voor de meerkosten van een gezinswas kan
worden verleend, moet eerst de noodzaak worden vastgesteld. Bij een aanvraag voor bijzondere
bijstand in deze kosten is dan ook een medisch advies vereist. Uit het advies moet blijken of er een
medische noodzaak is voor extra waskosten en hoe vaak er extra gewassen moet worden. Zie
hiervoor ook de Nibud-bedragen. Op de vergoeding dient dan het normbedrag van de belastingdienst in mindering te worden gebracht.
Extra slijtage van kleding, schoenen, beddengoed bij ziekte of handicap
Ziekte of handicap kunnen tot extra en snellere slijtage van kleding, schoenen en beddengoed leiden.
Voorbeelden hiervan zijn incontinentie, kunsthulpmiddelen na amputaties, versnelde gewichtstoe- of
afname. Als gevolg daarvan worden er meerkosten gemaakt, die als bijzondere kosten aan te merken
Om dit vast te kunnen stellen moet een medisch advies gevraagd worden over de reden(en) en de
omvang van de slijtage, dus hoe vaak iets extra vervangen moet worden. Voor de vergoeding van de
meerkosten (ten opzichte van normale aanschaf) kan worden uitgegaan van de bedragen en de
gemiddelde aantallen aankopen in de Nibud gids.
2.10 Kosten maaltijdvoorziening
Bijstand : alleen de meerkosten (zie Nibud normen)
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Indicatie : Stichting Welzijn Ouderen/IASZ
Aan personen die om lichamelijke of psychische redenen geen warme maaltijd kunnen klaarmaken
kan bijzondere bijstand worden verstrekt in de meerkosten van maaltijdvoorziening. Bijzondere
bijstand hiervoor is in elk geval mogelijk bij gebruik van “Tafeltje Dekje”. Hiervoor is door de Stichting
Welzijn Ouderen namelijk al een indicatie gesteld. In sommige gemeenten zijn ook andere
(commerciële) maaltijdvoorzieningen actief. Als vast staat dat iemand zelf geen warme maaltijd meer
kan klaarmaken is hiervoor ook bijzondere bijstand mogelijk. De indicatie daarvoor moet dan worden
gesteld door de IASZ zelf. Dit gebeurt dan door de consulent, die dit op dezelfde manier doet als bij een aanvraag hulp in de huishouding. Verder kan ook niet méér bijstand worden verstrekt dan wanneer de maaltijdvoorziening via Tafeltje Dekje zou lopen.
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van Tafeltje Dekje onder aftrek van de kosten van een warme maaltijd volgens de Nibud norm.
2.11 Reiskosten sociaal vervoer
Bedrag : kosten openbaar vervoer/benzine autovervoer
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : AWBZ, WMO, TBU (Tegemoetkoming Bijzondere Uitgaven)
1. reiskosten worden in de volgende gevallen als bijzondere kosten aangemerkt :
a. als de reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt, en;
b. het gaat om bezoek aan uit huis geplaatste kinderen, of;
c. het betreft bezoek aan partner of familieleden in de eerste graad en familieleden in de
tweede graad die tot het gezin behoren en in een verpleeginrichting of detentie verblijven.
2. er moet altijd uitgegaan worden van de goedkoopste manier van reizen; bij gebruik van een auto
wordt alleen van de kosten van verbruikte brandstof uitgegaan. Als dit goedkoper is dan het
openbaar vervoer worden de brandstofkosten vergoed.
3. de bezoekfrequentie is maximaal 1 keer per week. Afwijking van de bezoekfrequentie kan op
individuele gronden. Hieraan moet een duidelijk gemotiveerd rapport ten grondslag liggen. Hierbij
kan gedacht worden aan bezoek aan nog jonge kinderen of personen die terminaal zijn.
4. de kosten die een kind moet maken (kindertehuis) om naar het ouderlijk huis te reizen, vallen
onder de werking van de AWBZ. Als het kind niet in staat is alleen te reizen voorziet ook hier de
5. reiskosten voor ziekenhuisbezoek, het bijwonen van een uitvaart en dergelijke
behoren tot de algemene bestaanskosten en komen niet in aanmerking voor bijstand;
Reiskosten bezoek familielid in detentie
De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht als :
Er dient dan een bewijs van detentie te worden overgelegd, evenals de vervoersbewijzen.
Bedrag : 50 % van de kosten van openbaar vervoer
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Voorliggende voorziening : WTOS, leerlingenvervoer
Voor kinderen die (speciaal) basisonderwijs volgen geldt het gemeentelijk leerlingenvervoer als een
Voor gezinnen met kinderen jonger dan 18 jaar, die voortgezet onderwijs volgen buiten hun
woonplaats kan in sommige situaties bijzondere bijstand worden verstrekt.
De bijdrage vanuit Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten bestaat uit 2
Op individuele basis kan een vergoeding voor reiskosten worden verstrekt als het kind voortgezet
onderwijs volgt buiten de eigen woonplaats ;
Voorwaarden waar aan moet worden voldaan;
woonplaats, wordt gevolgd (dus niet als dit een gevolg is van een keuze, bijvoorbeeld op grond van godsdienstige overwegingen), en;
diverse oorzaken : Medische, psychische of andere redenen. Bij andere redenen kan gedacht
worden aan het (nog) niet aan het fietsverkeer deel kunnen nemen wegens verstandelijke
beperkingen. Of aan kinderen die in een asielzoekerscentrum hebben gewoond en nog niet aan het drukke verkeer in de Randstad zijn gewend;
De kosten worden voor 50 % vergoed.
De bijstand wordt betaald na ontvangst van vervoerbewijzen.
2.13 Leges gehandicaptenparkeerplaats
Bijstand : kosten leges aanleg gehandicaptenparkeerplaats
Draagkracht : 40 % ruimte in inkomen > 110% norm, vermogen > artikel 34 lid 3 WWB
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de leges van een gehandicaptenparkeerplaats wanneer de noodzaak via de toekenning van de WMO is vastgesteld.
Let op : Als aantoonbaar is dat de enige wijze van adequaat vervoer de eigen auto is mag deze
op grond van artikel 34 lid 2 onder a niet tot het vermogen worden gerekend.
2.14 Duurzame gebruiksgoederen
Draagkracht : inkomen > 94 % bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : Reservering vooraf, WMO woonvoorziening.
De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren
tot de algemene bestaanskosten en moeten in beginsel uit het normale inkomen worden betaald. In
beginsel wordt hiervoor geen bijzondere bijstand verstrekt. Hier zijn twee uitzonderingen op :
1. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de vervangingsaanschaf/aanschaf niet voorzienbaar was.
2. Als iemand niet heeft kunnen reserveren voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen door een toepassing van een beslag op het inkomen.
In individuele situaties kan, op grond van bijzondere omstandigheden wel bijzondere bijstand worden
verleend voor duurzame gebruiksgoederen. Wat bijzondere omstandigheden zijn, is niet in regels te
vatten. Daarbij moet maatwerk geleverd worden. Zaken die bij de beoordeling een rol kunnen spelen
Deze opsomming is niet uitputtend. Een huisbezoek is veelal noodzakelijk om een aanvraag
zorgvuldig af te kunnen handelen.
Bepaling van de reserveringscapaciteit
Voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen is het uitgangspunt dat hiervoor gereserveerd
moet worden uit het periodieke inkomen. Iedereen weet dat op den duur huishoudelijke apparaten
kapot gaan. Wanneer dat gebeurt is onvoorzienbaar. Voor deze kosten moet men dus sparen.
Voor bepaalde goederen moet uitgegaan worden van het moment waarop de belanghebbende
redelijkerwijs kon weten dat er gereserveerd moest worden, bijvoorbeeld: bij inschrijving als
woningzoekende, het moment dat belanghebbende wist dat zij zwanger is.
De reserveringscapaciteit is als volgt
Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6 % van de norm. Het inkomen boven de
bijstandsnorm wordt men geacht volledig te kunnen reserveren. Het vermogen meer dan één
maandnorm moet de aanvrager gebruiken om deze kosten te voldoen.
Bepaling van de aflossingscapaciteit en duur
Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6 % (het minimale aflossingsbedrag is
altijd 6%) en 40% van het meerinkomen overeenkomstig het vastgestelde debiteuren beleid.
Op de leenbijstand moet 36 maanden worden afgelost. Het restant wordt na 36 maanden kwijtgescholden, tenzij de leenbijstand is verstrekt op grond van artikel 48 lid 2 WWB (tekort schietend besef).
Vorm van bijstandsverlening: om niet of geldlening
Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel in de vorm van een geldlening
verstrekt op grond van artikel 51 WWB. Er zijn echter situaties waarin iemand wel heeft kunnen
reserveren, maar dat niet heeft gedaan. Soms is een aanschaf onontkoombaar.
Ondanks het feit dat men had moeten reserveren kan dan bijstand worden verstrekt. De bijstand wordt dan als leenbijstand verstrekt op grond van artikel 48 lid 2 onder b WWB (er is dan sprake geweest van tekortschietend besef). In dat geval kan geen kwijtschelding na 36 maanden plaats vinden.
In sommige gevallen moet overgegaan worden tot bijstandsverlening 'om niet'. Bijvoorbeeld omdat de
aanvrager toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) en geen nieuwe
schulden mag maken en/of leningen mag afsluiten.
De hoogte van de bijzondere bijstand
Als bijstand wordt verstrekt voor de kosten van inrichting en de aanschaf en/of vervanging van
algemeen noodzakelijke gebruiksgoederen, dan wordt de hoogte van de bijstand bepaald op de reële
noodzakelijke kosten. Hiervoor wordt uitgegaan van een opgave van de belanghebbende. Als
maximum bedrag geldt 100% van de door de IASZ gehanteerde normenlijst. Er kan dus minder bijstand verstrekt worden, maar nooit meer. Het is redelijk voor sommige kosten uit te gaan van tweedehands artikelen, mits dit niet voor de volgende apparatuur is : vierpitskookplaat, geiser, gaskachel. Dit uit het oogpunt van veiligheid.
Vloerbedekking € 25,00 per strekkende meter
Overgordijnen (per meter, 1.40 meter breed, incl bijkomende kosten) € 10
Vitrage (per meter, 1.80 meter breed, incl bijkomende kosten) € 8
De overige beleidsuitgangspunten die meegenomen moeten worden bij het al dan niet
toekennen van leenbijstand zijn:
Wanneer achteraf bijstand wordt aangevraagd en de te vervangen goederen al aangeschaft maar nog niet betaald zijn, bestaat er geen noodzaak meer tot bijstandsverlening. Ook kan in dat geval meestal niet meer bepaald worden of de vervanging noodzakelijk was. Dus ook als men dit binnen drie maanden na aanschaf aan vraagt moet de aanvraag afgewezen worden op grond vanartikel 44 lid 2 WWB (in tegenstelling tot veel andere bijzondere bijstandsaanvragen waarbij men binnen drie maanden nog bijstand kan krijgen). Uitzondering hierop zijn goederen die een acute vervanging vergen zoals een koelkast. Deze moet dan binnen 14 dagen worden aangevraagd.
aangegeven doel. De kopieën van rekeningen moeten binnen 4 weken na uitbetaling
ingeleverd worden bij de IASZ. Ook bij de aanschaf van tweedehands artikelen moet een kwitantie worden overlegd van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
2.15 Duurzame gebruiksgoederen asielzoekers en vluchtelingen
Draagkracht : alles meer dan het COA zakgeld
Duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten asielzoekers en vluchtelingen
Het uitgangspunt voor leenbijstand voor (ex-)asielzoekers en vluchtelingen is dat de woning volledig
wordt ingericht. Een deel van de duurzame gebruiksgoederen kan redelijkerwijs tweedehands worden aangeschaft. Voor (ex-)asielzoekers geldt overigens dat als zij een inkomen hebben gehad dat hoger is dan het COA-zakgeld, zij worden geacht dit te reserveren voor de verhuizing naar een eigen woning.
Hoogte en vorm van de bijstand:
De bijzondere bijstand voor de woninginrichting wordt vastgesteld op in beginsel maximaal de vergoeding complete woninginrichting afgestemd op de huishoudgrootte. Deze wordt
verstrekt als leenbijstand. Aflossing vindt plaats overeenkomstig § 2.13. Wanneer in de woning ter overname goede artikelen worden aangeboden worden deze stuksprijzen overeenkomstig de normenlijst in § 2.13 afgetrokken.
Hoogte leenbijstand woninginrichting
Alleenstaande (kamerbewoner) € 1.415,-
Alleenstaande (zelfstandig gehuisvest) € 2.703,-
Gezin van 2 personen € 4.543,-
Gezin van 3 personen € 5.136,-
Gezin van 4 personen € 5.744,-
Gezin van 5 personen € 6.342,-
Gezin van 6 personen € 6.965,-
Meestal moet een persoon of gezin vanuit de COA snel verhuizen. Er is dus snel geld nodig om de
woning in te kunnen richten. Daarom kan voor deze kosten een voorschot worden verstrekt. Het
voorschot bedraagt de helft van het toe te kennen bedrag. Soms komt het voor dat een asielzoeker
die naar een IASZ gemeente gaat verhuizen nog niet bekend is in de GBA en SZWnet. Als zeker is dat de asielzoeker de woning wel geaccepteerd heeft (dit moet dan dus in dat geval wel bij de
woningcorporatie of het AZC nagevraagd worden) kan een voorschot worden verstrekt.
Voor de begeleiding bij het inrichten van de woning en de maatschappelijke begeleiding in de eerste 6 maanden wordt Stichting Vluchtelingenwerk Noord-West Holland ingezet. Voor de gemeente Bloemendaal moet hiervoor € 600,00 per huishouden betaald worden.
Voor de coaching/huisvesting kan bijzondere bijstand worden verleend. De betaling geschiedt om niet en vind rechtstreeks aan Vluchtelingenwerk plaats.
Voor de integratie binnen de gemeente is het goed als asielzoekers zich kunnen verplaatsen in de directe omgeving van hun woning. Ook wordt dit als vervoermiddel gebruik om naar school of de inburgeringscursus te gaan.
Voor een volwassenen is de normprijs voor een fiets € 225,00, voor kinderfietsen € 150,00. Dit kunnen goede 2e handsfietsen zijn, maar ook fietsen bij Halfords. De prijs is inclusief een slot.
Bijstand : kosten verhuizer/verhuisbusje, dubbele huur en waarborgsom
Draagkracht : inkomen > 94 % bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : reservering vooraf, WMO woonvoorziening.
Deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene bestaanskosten die in beginsel uit het
normale inkomen moeten worden betaald. Er kan in beginsel geen bijstand voor verleend worden.
Alleen in individuele gevallen kan op grond van bijzondere omstandigheden bijstand verleend worden door de vertrekkende gemeente. Opknapkosten en inrichtingskosten moeten worden aangevraagd in de gemeente van vestiging, tenzij dit natuurlijk dezelfde gemeente is.
Er moet in ieder geval sprake zijn van een noodzaak tot het aanvaarden van (andere) woonruimte. Als
de belanghebbende beschikt over adequate woonruimte, dan is er geen noodzaak tot verhuizen.
Vaak kan de noodzaak worden bepaald aan de hand van een aanwezige urgentieverklaring. Als die er
niet is, zal de IASZ zelf de noodzaak moeten bepalen aan de hand van de volgende aspecten :
De behandelend consulent zal zich dus dan zelf een oordeel moeten vormen over de noodzaak van
de verhuizing. Een huisbezoek ligt daarbij voor de hand om zelf de situatie in ogenschouw te nemen.
Maar hij/zij kan ook af gaan op rapporten van GGZ, maatschappelijk werk, GGD, politie,
woningstichting etc. via de voorzitter van het sociaal team van de betreffende gemeente.
Als iemand al woonruimte huurt kan hij of zij niet van de ene op de andere dag verhuizen. Het is reëel
dat deze persoon een maand nodig heeft om te verhuizen. Als de noodzaak van de verhuizing vast
staat, kan daarom voor maximaal 1 maand huur bijzondere bijstand worden verstrekt. De bijstand
Soms vraagt een verhuurder een waarborgsom. Deze bijstand wordt in de vorm van een geldlening
verstrekt (artikel 48 lid 2 WWB). Op termijn krijgt iemand deze waarborgsom immers weer terug.
Bepaling van de reserveringscapaciteit
Voor de kosten van verhuizing is het uitgangspunt dat hiervoor gereserveerd moet worden uit het
periodieke inkomen. Voor deze kosten moet men dus sparen, in elk geval vanaf het moment waarop
de belanghebbende redelijkerwijs kon weten dat hij/zij moet gaan verhuizen.
De reserveringscapaciteit is als volgt:
Met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm: 6% van de norm. Het inkomen boven de
bijstandsnorm wordt men geacht volledig te kunnen reserveren.
Overige beleidsuitgangspunten:
verhuisbedrijf noodzakelijk. Vaak kan worden volstaan met het huren van een transportbusje;
2.17 Doorbetaling vaste lasten bij opname AWBZ inrichting, detentie, dwangopname.
Bijstand : de hoogte van de noodzakelijke vaste lasten
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm, vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : geen
Doorbetaling vaste lasten bij opname in een inrichting
omgezet worden in de norm verblijf in inrichting en kan bijzondere bijstand voor de woonkosten verstrekt worden de maand uit + 1 maand;
Als nog niet bekend is of de opname blijvend is wordt de norm alleenstaande de maand uit + twee maanden doorbetaald. Daarna wordt de bijstandsnorm omgezet in de norm voor verblijf in een inrichting. Van de “gewone” uitkering kunnen de vaste lasten doorbetaald worden. Van de norm verblijf in een inrichting kan dat niet.
De bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en
water. Bij een eigenwoning is paragraaf 2.18 van toepassing.
Doorbetaling vaste lasten bij detentie
Bij detentie geldt in beginsel artikel 13 WWB. Dit houdt in dat er in geval van detentie in beginsel
géén bijstand voor de doorbetaling van de vaste lasten toegekend kan worden. Dit kan echter tot
huisuitzetting leiden. Er zijn gevallen denkbaar waarin huisuitzetting tot een onaanvaardbare situatie
leidt. Wat een onaanvaardbare situatie is, is afhankelijk van persoon en omstandigheden. Maar we
moeten dan denken aan een situatie waarin de gevolgen van huisuitzetting zulke grote gevolgen heeft
dat van een normaal functioneren na ontslag uit detentie geen sprake meer is. Bij het onderzoek naar
het recht op deze vorm van bijstand kunnen andere instanties als maatschappelijk werk, GGZ,
etc. worden betrokken. Maar dat is niet altijd nodig. Het kan ook voorkomen dat een persoon na veel
bemoeienis van allerlei instanties eindelijk een woning heeft gekregen. Die woning is vervolgens
ingericht met behulp van leenbijstand. Vervolgens wordt die persoon voor een korte periode
gedetineerd, met het gevolg dat hij of zij de woning weer kwijt raakt. Belanghebbende (en de IASZ en
alle andere hulpverleners) moet weer helemaal opnieuw beginnen. Ook kan er sprake zijn van
achterblijvende kinderen, die dan op straat zouden komen te staan. Om die reden wordt door veel
gemeenten in bepaalde situaties al een uitzondering op artikel 13 WWB gemaakt. Dit kan met
toepassing van artikel 16 lid 1 WWB.
Harde criteria zijn echter wel :
Omdat detentie de oorzaak is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een lening. De bijzondere bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en water.
Bijzondere bijstand bij dwangopname
Bij dwangopname geldt een uitzondering op het eerste lid van artikel 13 WWB.
Iemand die als gevolg van een gedwongen opname zijn uitkering verliest, heeft ook geen middelen meer om zijn vaste lasten te voldoen die verbonden zijn aan het aanhouden van zijn woning. Artikel 13 lid 3 biedt daarom de mogelijkheid om deze personen bijzondere bijstand te verlenen. Niet alleen voor vaste lasten, maar ook voor de premie ziektekostenverzekering en eventuele persoonlijke uitgaven. Voor de doorbetaling van de vaste lasten wordt aangesloten bij de voorwaarden die ook gelden bij opname in een inrichting.
Doorbetaling vaste lasten bij dwangopname
De bijstand bedraagt de huur, onder aftrek huurtoeslag, een vastrechtbedrag van gas, elektra en
water. Bij een eigenwoning is paragraaf 2.18 van toepassing.
Woonkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. In de meeste gevallen
zal het inkomen, aangevuld met huurtoeslag toereikend zijn om in deze kosten te voorzien. Toch komt
het voor dat door omstandigheden de woonkosten niet betaald kunnen worden. Hiervoor is de
woonkostentoeslag in het leven geroepen.
Geen woonkostentoeslag voor bepaalde groepen
Aan studerenden wordt geen bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt. De
Wet op de huurtoeslag en de Wet op de Studiefinanciering worden geacht als een voldoende
voorliggende voorziening te functioneren. Kamerbewoners en krakers komen niet voor een
woonkostentoeslag in aanmerking als hun wooneenheid niet voldoet aan de normering voor de huurtoeslag. Zij moeten hun woonkosten voldoen uit het hen ter beschikking staande inkomen en/of vermogen.
Geen woonkostentoeslag bij niet noodzakelijke verhuizing .
Als iemand is verhuisd zonder dat daarvoor de noodzaak aanwezig is en/of hij kan voorzien dat de
woonkosten voor de nieuwe woning niet opgebracht kunnen worden, omdat de inkomsten
onvoldoende zijn, moet de aanvraag worden afgewezen op grond van tekortschietende besef van verantwoordelijkheid (artikel 18 lid 2 WWB).
Woonkostentoeslag huurwoning tot aan de grens huurtoeslag
Voorliggende voorziening : Wet op de huurtoeslag
Voor een huurwoning tot de huurtoeslaggrens is geen woonkostentoeslag mogelijk. De
huurtoeslagwet is een voorliggende voorziening die passend en toereikend geacht wordt. Is er sprake
van terugval in inkomen, dan kan namelijk tussentijds verhoging van de huurtoeslag worden
Woonkostentoeslag huurwoning boven de huurtoeslaggrens
Bijstand : het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag + 100 % van het meerdere
Draagkracht : de normhuur volgens de wet huurtoeslag + alles > 100% bijstandsnorm
Uitkering : periodiek maximaal 6 maanden
Wanneer de huur van een woning hoger is dan de huurtoeslaggrens, bestaat er geen recht op
huurtoeslag. In dat geval kan voor maximaal de duur van 6 maanden een woonkostentoeslag worden
verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat de belanghebbende er alles aan moet doen om zo spoedig
mogelijk de beschikking te krijgen over goedkopere woonruimte.
In de beschikking wordt daarom in ieder geval opgenomen dat de belanghebbende:
a. zich zo spoedig mogelijk in schrijft in het woningzoekendensysteem “Woonservice”;
b. reageert op alle via “Woonservice” aangeboden betaalbare woonruimte;
c. reageert op betaalbare woonruimte aangeboden in huis-aan-huis bladen, particuliere woningbureaus etc. waar de regio in principe niet uitmaakt.
d. aangeboden passende woonruimte accepteert.
Deze nadere verplichtingen kun je opleggen op grond van artikel 55
Indien belanghebbende redelijkerwijs geen goedkopere woonruimte kan krijgen binnen 6 maanden, is
verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk.
Woonkostentoeslag bij eigen woning
Bijstand: het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag + 100 % van het meerdere
Draagkracht: de normhuur volgens de Wet op de huurtoeslag + alles > 100% bijstandsnorm
Huiseigenaren beschikken meestal over een flinke overwaarde in de woning. Het algemene standpunt is dat dit vermogen moet worden aangesproken. Daarom moet de aanvrager voordat hij een beroep doet op bijstand een verzoek om een extra hypotheek indienen bij de eigen hypotheekverstrekker en een derde hypotheekverstrekker (of een tussenpersoon, zoals ‘De Hypotheker’) ter voorziening in de kosten van het bestaan. In de regel zal een hypotheekverstrekker hier negatief op reageren, immers het ontbreken van draagkracht en relatie met hoge(re) woonlasten is een belemmerende factor voor verstrekking van kredieten.
Het is echter niet de bedoeling dat met de verstrekking van bijstand het eigen vermogen in stand wordt gehouden, dan wel wordt vergroot. Woonkostentoeslag t.b.v. eigendomswoningen wordt in principe dan ook verleend in de vorm van een lening (art. 48, tweede lid WWB); al dan niet met als zekerheidsstelling de vestiging van een krediethypotheek (artikel 48, derde lid WWB).
De overwaarde wordt bepaald door het verschil tussen de waarde van de woning in het economische verkeer en het saldo van de hypothecaire geldlening(en). Omdat de opwaardering van de WOZ-waarde in combinatie met de crisis op de woningmarkt sinds 2009 heeft geleid tot een nivellering tussen deze waarden mag voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer worden uitgegaan van de WOZ-waarde.
Hierbij wordt in overwaarde onderscheid gemaakt:
1. Woonkostentoeslag bij een overwaarde lager dan de vrijlating conform art. 34, lid 2, sub d WWB
In deze situatie kan bijzondere bijstand in de vorm van periodieke woonkostentoeslag worden verstrekt voor de duur van 6 maanden. De verhuisplicht wordt opgelegd (zie kopje verhuisplicht). Als blijkt dat betrokkene heeft voldaan aan de bepalingen van de verhuisplicht, maar een verhuizing is niet gerealiseerd, is verlenging van de woonkostentoeslag met 6 maanden mogelijk.
In deze situatie wordt de bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt. De reden hiervan is dat kosten gemaakt moeten worden voor de verhuizing naar een subsidiabele huurwoning. Bovendien verliest betrokkene de extra vrijlating bij het verkopen van de woning, waardoor naar verwachting geen recht op bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten meer bestaat.
2. Woonkostentoeslag bij een overwaarde hoger dan de vrijlating conform art. 34, lid 2, sub d WWB
In deze situatie zijn de voorwaarden gelijk aan de voorwaarden genoemd onder 1, met het verschil dat de bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een lening, conform het eerder genoemde uitgangspunt dat vermogen door de belanghebbende aangesproken moet worden. In deze situaties kan tot zekerheidstelling worden besloten door als voorwaarde de vestiging van een krediethypotheek te stellen. Bij de vestiging van een krediethypotheek zijn alle bijkomende kosten voor rekening van de aanvrager. De afweging om tot zekerheidstelling over te gaan is een individuele afweging.
Geen verhuisplicht geldt voor zelfstandigen met een bedrijfswoning of bedrijfsruimte bij de woning die een korte tijd beroep doen op de bijstand maar deze geldt wel als de zelfstandige het bedrijf beëindigt.
Bij de berekening voor de hoogte van de woonkosten rekening houden met:
opstalverzekering (dus geen inboedelverzekering) en het onderhoud van de woning.
aanvraagt. De voorlopige teruggaaf die betrekking heeft op de renteaftrek wordt op de
woonkosten in mindering gebracht. Aan de bijstandverlening wordt de voorwaarde verbonden dat betrokkene aangifte doet en een kopie van de aanslag en aangifte inlevert. Aan de hand daarvan wordt een jaar later berekend wat feitelijk terug is ontvangen i.v.m. hypotheekrenteaftrek en afgezet tegen de voorlopige teruggaaf. Dit kan tot een nabetaling of een terugvordering leiden.
Berekening woonkostentoeslag :
De berekening van de woonkostentoeslag bestaat uit twee delen.
Stap 1 is de fictieve woonkostentoeslag te berekenen. Dit is de woonkostentoeslag bij een inkomen op het sociaal minimum. Als iemand een WWB uitkering ontvangt hoeft stap 2 dus niet gemaakt te worden.
Stap 2 is de berekening van de feitelijke woonkostentoeslag.
Berekening fictieve woonkostentoeslag
a. Woonkosten onder de huurtoeslaggrens
Bereken de woonkostentoeslag door via de website van de belastingdienst een berekening te maken.
Bij deze berekening neem je het sociaal minimum voor die persoon/dat gezin en. Bij een koopwoning
neem je in plaats van huur de woonkosten. De uitkomst van deze berekening is de fictieve woonkostentoeslag.
b. woonkosten boven de huurtoeslaggrens
Neem de uitkomst van a. Daarbij tel je het verschil tussen de huurtoeslag en de daadwerkelijke
huur/woonkosten en de huurtoeslaggrens op. De uitkomst van deze berekening is de fictieve
De daadwerkelijke huur is € 750. De maximale huurgrens is € 680. Uit de berekening via de website
van de belastingdienst blijkt dat de huurtoeslag bij een huur van € 680, € 330 bedraagt. De fictieve
woonkostentoeslag bedraagt dan:
Volgens berekening website € 330,00
Berekening feitelijke woonkostentoeslag:
Neem de uitkomst van a of b. Tel de uitkomst van a of b op bij de toepasselijke bijstandsnorm.
Zet dit af tegen de inkomsten. Het verschil is de feitelijke woonkostentoeslag.
Uitkomst b (fictieve WKT) is € 400,00
Feitelijke woonkostentoeslag € 250,00
In deze berekening is dus alle draagkracht boven de 100% volledig meegenomen.
Bij een eigen woning is de berekening van de daadwerkelijke woonkosten waarmee de woonkostentoeslag berekend kan worden complexer.
Berekening van de netto woonkosten bij eigenaar-bewoners
Eigenaarsdeel Onroerende Zaakbelasting €
De aankoop van de eigen woning wordt meestal gefinancierd met een hypotheek, een lening met de woning als onderpand. Bij de vaststelling van de hoogte van de netto woonkosten t.b.v. de woonkostentoeslag is ongeacht de hypotheekvorm de hoogte van de te betalen rente op de hoofdsom van belang.
Rentebetaling in verband met de hypotheek verlaagt het belastbaar inkomen, zodat men minder loonbelasting hoeft te betalen. Door middel van een verzoek om een voorlopige teruggaaf kan men dit fiscaal voordeel terugontvangen. De netto rente (te betalen rente -/- het bedrag van de voorlopige teruggave) wordt als woonkosten aangemerkt.
Een aanvraag woonkostentoeslag kan alleen worden toegekende als de belastingteruggave via een voorlopige teruggave wordt verkregen. Als belanghebbende geen vooraftrek wil aanvragen wordt de aanvraag afgewezen op grond van ‘onvoldoende meewerken’.
De aflossing van de lening wordt gezien als bezitsvorming en moet buiten beschouwing blijven. Ook de premie levensverzekering blijft buiten beschouwing.
Premie brand/opstalverzekering
Het gaat hier om de verzekering van de opstal, een verzekering die als verplichte voorwaarde wordt gesteld in de hypotheekakte.
Eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting
Uitsluitend het eigenaarsdeel kan in aanmerking komen voor de bepaling van de hoogte van de woonlasten.
De rioolbelasting is een gemeentelijke heffing. Deze heffing is een zakelijke last en valt daarmee onder het begrip woonkosten van een eigen woning.
De ‘huur’ van de grond waarop de woning gebouwd is, voor zover dit geen eigen grond is. De hoogte van de jaarlijkse erfpacht staat vermeld in de eigendomsakte. Wanneer na het aflopen van het erfpachtrecht een nieuw recht wordt geleverd is tussenkomst van een notaris noodzakelijk voor het opmaken van een akte en de registratie daarvan. Verzoeken om voor deze eenmalige kosten bijzondere bijstand te verlenen kunnen worden beoordeeld. Voor het bedrag dat gemoeid is met het afkopen van de erfpacht kan geen bijstand worden verleend. In dat geval zijn de jaarlijkse beheerskosten verschuldigd, die in de berekening van de woonkostentoeslag kunnen worden meegenomen.
De jaarlijkse aanslag t.b.v. de waterschapsomslag behoort tot de woonkosten die meegenomen kunnen worden bij de berekening van de woonkosten. De verontreinigingsheffing en de ingezetenenomslag kunnen niet meegenomen worden, omdat deze kosten niet worden gerekend tot de zakelijke lasten verbonden aan de woning.
Voor de kosten van groot onderhoud wordt aangesloten bij de Divosamethode. Dit betekent dat er voor woning voor 1945 per jaar € 580,00 kan worden opgevoerd per jaar. Voor woningen na 1945 is dit bedrag € 496,00 (normen juli 2010) De normen worden jaarlijks op 1 juli aangepast.
Dit zijn de kosten voor het normale onderhoud (schoonmaak trappenhuis, onderhoud groenvoorziening of cv enz.) Een aantal kosten wordt gerekend tot de kosten die normaal uit de norm voldaan moeten worden. Uitsluitend de kosten voor de huismeester, de schoonmaak van de collectieve ruimtes kunnen voor een bedrag van maximaal € 12.00 per maand meegenomen worden
2.19 Legeskosten verblijfsvergunning
Bijstand : de kosten van de leges
Draagkracht : inkomen > 100% bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00
Voorliggende voorziening : geen
De kosten van verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning worden aangemerkt als algemeen
noodzakelijke kosten van het bestaan die uit een inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan
door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een asielzoeker/vluchteling en een vreemdeling. Deze laatste komt op vrijwillige basis naar Nederland, er is geen sprake van noodzakelijk verblijf (bijvoorbeeld gezinshereniging, werk of studie). In dat geval kan geen bijzondere bijstand voor deze kosten worden verstrekt. Wanneer men niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten kan een vergoeding in de vorm van een geldlening worden verstrekt.
Bij vluchtelingen en de vreemdelingen die hier een vergunning hebben om op medische gronden hier te mogen verblijven kan aangemerkt worden dat hier sprake is van een bijzondere noodzaak. Bij hen is ook geen sprake van een keuzemogelijkheid. Deze groep kan wanneer men niet voldoende heeft kunnen reserveren en geen vermogen heeft de leges om niet vergoed krijgen.
Voor legeskosten naturalisatie wordt geen bijstand verstrekt. Naturalisatie is namelijk niet
Bijstand : de feitelijke kosten
Draagkracht : inkomen 100% > bijstandsnorm; vermogen > € 2000,00
Voorschoolse educatie vinden wij een belangrijke voorziening om kinderen tijdig in contact te laten komen met andere kinderen en de taal goed te gaan spreken. Vanaf 2,5 tot 4 jaar kan voor een kind voor maximaal 2 dagdelen bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage van de veelal gesubsidieerde peuterspeelzaal. Als het kind op een kinderdagverblijf of andere vorm van kinderopvang zit is er geen noodzaak aanwezig omdat dan binnen die voorziening aandacht is voor de achterstanden.
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2011
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 30 november 2010.
R.Th.M. Nederveen , burgemeester.
A.Ph. van der Wees , secretaris.
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 9 december 2010.
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
CAK Centraal Administratiekantoor
COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
GGD Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst
GGZ Geestelijke Gezondheids Zorg
GVS Geneesmiddelenvergoedingssysteem
NIBUD Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
TBU Tegemoetkomingsregeling Buitengewone Uitgaven
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jongeren
Wet Bopz Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
WSNP Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen