Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 1996 |
Citeertitel | Monumentenverordening Noordoostpolder 1996 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-1996 | 01-10-2012 | ingetrokken regeling | 20-09-2012 Gemeenteblad 101, Flevopost 26-09-2012 | 2012-11795 |
De raad van de gemeente Noordoostpolder,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 augustus 1996, no. 18500;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 mei 2010, no. 8165;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988;
gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voorzover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Hoofdstuk 4. SCHADEVERGOEDING.
Hoofdstuk 5. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 17. Opsporingsbevoegdheid.
De opsporing van de in artikel 16 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voorzover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voorzover zij door het college belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.