Organisatie | Rhenen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen maatschappelijke ondersteuning |
Citeertitel | Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen maatschappelijke ondersteuning 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-2013 | Onbekend | 12-12-2006 Rhenense Betuwse Courant | alg 06/6582 |
Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Rhenen 2007
Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen
Artikel 2.2 Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Hoofdstuk 3. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Artikel 3.1 Regels rond verstrekking en verantwoording.
mobiele tilliften, losse douchestoelen, douchebrancards, toiletstoelen. In sociale huurwoningen worden alle woonvoorzieningen uitsluitend in natura, via de woningcorporatie verstrekt. Hiervoor is geen Persoons Gebonden Budget mogelijk.
Artikel 3.2 Weigering persoonsgebonden budget
1.Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.
Artikel 3.3 Controle persoonsgebonden budget
Bij verstrekkingen van een woonvoorziening vanaf € 20.420,00 en voor hulp bij het huishouden vanaf klasse 6, zoals genoemd in artikel 11 van de Verordening en artikel 5.1 van dit Besluit, zal in elk geval controle plaatsvinden. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.
Hoofdstuk 4. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.
Artikel 4.1. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel.
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van hulp bij het huishouden bedraagt:
voor de gehuwde personen waarvan tenminste één van beiden jonger is dan 65 jaar: € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.810,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.810,00;
voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 19.837,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19.837,00.
In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste € 1816,00 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.
Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1816,00 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.
Artikel 4.4 Niet opleggen van de eigen bijdrage
De eigen bijdrage wordt niet opgelegd voor zover:
binnen een jaar nadat de aanbieder van de maatschappelijke ondersteuning de naam, het adres en de woonplaats alsmede de omvang van de maatschappelijke ondersteuning heeft aangeleverd bij de op grond van artikel 16 van de Wet aangewezen rechtspersoon, deze rechtspersoon de naam, het adres en de woonplaats niet heeft teruggevonden in de gemeentelijke basisadministratie.
Artikel 4.5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel sportrolstoel, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen
Het bedrag dat personen dienen te betalen bij woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 13 onder b,c en d van de verordening, bij vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 22 onder b,c van de
verordening en bij een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 27 onder a,b,c van de verordening is € 0.,--
Hoofdstuk 6. Woonvoorzieningen.
1.Een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.7. Kosten van onderhoud. keuring en reparatie
* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Begin keuringen zullen daarom nauwelijks nog voorkomen. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het liftinstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief van € 76,50.
In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Lifteninstituut (voorrijkosten + diverse keuringstarieven) vermenigvuldigd met een factor 2 (er komen 2 personen) vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.
Bovenstaande bedragen zijn gebaseerd op de Tarieven voor veiligheidskeuringen uitgevoerd door het liftinstituut.
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven betreffende onderhoud zijn:
Artikel 6.8 vergoeding bezoekbaar maken hoofdverblijf
1.Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2848,26.
Hoofdstuk 7. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 7.1 Algemene vervoersvoorziening
Het College verstaat onder een collectieve vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 22, sub a, van de Verordening: het gebruik van een gemaximeerd aantal zones met het collectief vraagafhankelijk vervoer tegen het door het College te bepalen gereduceerde zonetarief. Daarnaast wordt een forfaitaire financiële tegemoetkoming in de kosten van het collectief vraagafhankelijk vervoer verstrekt van € 72,04 per kwartaal.
Artikel 7.2 Vervoersvoorziening als persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
Artikel 7.3 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
het gezamenlijk bruto-inkomen exclusief vakantiegeld, inclusief de overhevelingstoeslag, van de aanvrager en zijn echtgenoot indien deze een echtgenoot heeft; elk verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering en vermeerderd met inkomsten uit alimentatie en de van toepassing zijnde heffingskortingen.