Organisatie | Nieuwegein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Participatievoorzieningen |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Participatievoorzieningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door het Uitvoeringsbesluit participatievoorzieningen 2012.
Verordening Participatievoorzieningen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-04-2012 | nieuwe regeling | 16-11-2010 De Molenkruier 29-12-2010 | 2010-15869 |
Gelet op het bepaalde in de Verordening Participatievoorzieningen, zoals die is vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Nieuwegein van 14 december 2010,
overwegend dat het wenselijk is om een aantal nadere regels betreffende de uitvoering van de Verordening Participatievoorzieningen vast te leggen in een door burgemeester en wethouders vast te stellen uitvoeringsbesluit,
besluit het college van burgemeester en wethouders vast te stellen het
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
startkwalificatie:een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, bedoelt in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Iedere in Nieuwegein woonachtige Nederlander of vreemdeling die door de wet gelijk is gesteld aan een Nederlander van 18 jaar of ouder en van 16 of 17 jaar wanneer geen sprake meer is van een leer- of kwalificatieplicht of wanneer schooluitval dreigt en een startkwalificatie alsnog behaald kan worden door een leerwerktraject;
Artikel 4. Werken met behoud van uitkering
Onder een leerwerkstage wordt verstaan: het tijdelijk onder begeleiding, met behoud van uitkering, verrichten van werkzaamheden door middel van een stage, gecombineerd met een beroepsgerichte training of scholing, bedoeld om werkervaring en vaardigheden op te doen binnen een bepaald vakgebied. De leerwerkstage duurt maximaal 24 maanden, tenzij voor het behalen van een startkwalificatie meer tijd nodig is.
Onder een proefplaatsing wordt verstaan: het tijdelijk onder begeleiding, met behoud van uitkering, verrichten van werkzaamheden bij een werkgever gericht op doorstroom naar regulier werk bij diezelfde werkgever. De proefplaatsing mag maximaal 3 maanden duren en kan bij uitzondering eenmalig 3 maanden worden verlengd.
Voor de klant die niet beschikt over een startkwalificatie is een leerwerkstage die mede is gericht op het behalen van een startkwalificatie een voorliggende voorziening. Dit is niet het geval wanneer de klant niet in staat is een startkwalificatie te halen of wanneer het geen bijdrage levert aan de arbeidsinschakeling.
wanneer de hoogte van de stagevergoeding vermeld onder lid 3 gezien de gezinssituatie van de jongere lager is dan de inkomensvoorziening die de jongere op basis van de WIJ gekregen zou hebben, is een toeslag mogelijk. De stagevergoeding plus toeslag bedraagt niet meer dan de inkomensvoorziening waarop de jongere op grond van de WIJ op basis van zijn gezinssituatie recht heeft.
Het college zet de voorziening vrijwilligerswerk in wanneer aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde pas op (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en voor zover het college dit noodzakelijk acht ten behoeve van de re-integratie van de uitkeringsgerechtigde.
Het college kan van oordeel zijn dat het verrichten van vrijwilligerswerk voor de uitkeringsgerechtigde noodzakelijk is om de uitkeringsgerechtigde op deze wijze met behoud van uitkering werkritme op te laten doen of te behouden en om te voorkomen dat de uitkeringsgerechtigde in een sociaal isolement komt of om een sociaal isolement op te heffen opdat de uitkeringsgerechtigde hiermee wordt voorbereid op de uiteindelijke uitstroom uit de bijstand.
HOOFDSTUK III Premies en inkomensvrijlating
Artikel 11. Premies aan de klant
Op grond van artikel 13 van de Verordening Participatievoorzieningen kent het college de volgende premies toe:
Uitstroompremie is voor de uitkeringsgerechtigde bij duurzame uitstroom uit de bijstand naar werk of opleiding. Wanneer een uitkeringsgerechtigde minimaal een jaar aaneensluitend bijstand heeft gehad en dan uitstroomt naar werk of opleiding ontvangt de uitkeringsgerechtigde na zes maanden € 1000,00. De premie wordt maximaal één keer per drie jaar verstrekt.
Premie parttime werk is voor de uitkeringsgerechtigde die minimaal 5 uur gemiddeld per week werkt en aanvullende uitkering ontvangt. Wanneer de uitkeringsgerechtigde recht heeft op de inkomensvrijlating op grond van artikel 31 lid 2 sub o van de WWB, krijgt hij of zij de premie 6 maanden na afloop van de duur van de inkomensvrijlating.
Premie vrijwilligerswerk is voor de uitkeringsgerechtigde voor wie het trajectdoel maatschappelijke zelfredzaamheid is en die minimaal 5 uur gemiddeld per week of op jaarbasis minimaal 250 uur vrijwilligerswerk verricht. De uitkeringsgerechtigde krijgt na 12 maanden en vervolgens jaarlijks een premie van € 250,00.
Artikel 12. Inkomstenvrijlating
Een bijstandsgerechtigde komt in aanmerking voor inkomstenvrijlating volgens artikel 31 lid 2 sub o van de WWB, indien hij/zij parttime aan het werk gaat met de intentie en de mogelijkheden om het aantal uren en daarmee de inkomsten dusdanig uit te breiden dat er, zo spoedig mogelijk, volledige uitstroom uit de uitkering plaats vindt.
HOOFDSTUK IV Flankerende voorzieningen
Artikel 13. Onkostenvergoedingen aan de klant
1.Het college kan aan de klant die in het kader van de door het college noodzakelijk geachte voorziening kosten maakt, deze kosten vergoeden, dit voor zover in deze kosten niet op andere wijze, niet zijnde bijzondere bijstand, wordt voorzien. Het gaat hierbij in ieder geval om:
Artikel 17. Kosten in verband met scholing
Aan de klant die in het kader van een traject noodzakelijke scholing of opleiding volgt of gaat volgen, kan door het college een vergoeding worden toegekend voor de in verband daarmee noodzakelijk te maken kosten.
Aan de klant die vanwege het volgen van een traject overige noodzakelijke kosten maakt, kan het college deze kosten vergoeden.
HOOFDSTUK VI Bijzondere bepalingen Inburgering
Artikel 22 Ontheffing van de inburgeringsplicht
indien het college beoordeelt dat, op grond van de door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen ten aanzien van het behalen van het (inburgerings)examen binnen de in artikel 7 van de WI gestelde termijnen, het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het (inburgerings)examen te behalen. De inburgeringsplichtige dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij de gemeente, vanaf zes maanden voor het verstrijken van de inburgeringstermijn, vergezelt van een duidelijke motivatie.
In de Verordening Participatievoorzieningen is in artikel 25 en 26 de hoogte van de bestuurlijke boetes vastgelegd. In dit artikel is de werkwijze met betrekking tot het opleggen van de boetes uitgewerkt. Lid 1 correspondeert met artikel 25 lid 1 van de verordening en lid 2 met artikel 25 lid 2 van de verordening.
Het college legt een boete van € 250,00 op indien de inburgeringsplichtige voor de derde keer niet verschijnt op een zonder tegenbericht of geldige reden en het college het vermoeden heeft dat de inburgeringsplichtige onvoldoende medewerking verleent. Na de eerste en tweede keer niet verschijnen stuurt het college een herstelbrief en een nieuwe afspraak.
Het college legt een boete van € 500,00 op indien de inburgeringsplichtige voor de tweede keer geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de WI of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 21 van de Verordening Participatievoorzieningen. Na de eerste keer volgt een gesprek en een waarschuwingsbrief.
De bestuurlijke boete wordt pas opgelegd als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden zijn vastgesteld. Dit zal uit nader onderzoek moeten blijken (bv. huisbezoek). Als uit het onderzoek blijkt dat de inburgeringsplichtige geen verwijtbaar gedrag heeft getoond (opname in het ziekenhuis; vakantie, enz.) dan moet er geen boete worden opgelegd.
Artikel 26 Stimuleringsbijdrage
Indien de eigen bijdrage is meegenomen in een schuldregeling conform artikel 20 lid 4 van de Verordening Participatievoorzieningen, of indien er een passende betalingsregeling is vastgesteld in verband met onvoldoende draagkracht en de inburgeringsplichtige het (inburgerings)examen heeft behaald binnen de gestelde termijn zoals opgenomen in de beschikking wordt een bonus uitgekeerd ter hoogte van het tot dan toe voldane bedrag van de eigen bijdrage. De resterende betalingstermijnen vervallen daarmee.
Onverminderd het bepaalde in de wet, kan het college, indien een uitkeringsgerechtigde die gebruik maakt van een voorziening niet of onvoldoende voldoet aan het gestelde in artikel 6 en 7 van de Verordening Participatie, de uitkering verlagen op de wijze zoals voorzien in de Afstemmingsverordening Nieuwegein, voor zover deze van toepassing is, alsmede het recht op de voorziening geheel of gedeeltelijk herzien en de kosten van de voorziening terugvorderen.
Indien een niet-uitkeringsgerechtigde die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in artikel 6 en 7 van de Verordening Participatie, kan het college het recht op de voorziening geheel of gedeeltelijk herzien en de kosten van de voorziening terugvorderen. Dit geldt niet voor inburgeringsvoorzieningen.
Artikel 28. Intrekking oude regeling
Het Uitvoeringsbesluit Verordening re-integratie Nieuwegein 2009 inclusief bijlagen en wijzigingen, de Beleidsregels inburgering en de Beleidsregels vrijwillige inburgering wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit.
Voorzieningen die zijn verleend onder de werking van het Uitvoeringsbesluit re-integratie 2009, de Beleidsregels Inburgering en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit participatievoorzieningen worden aangemerkt als voorzieningen krachtens dit Uitvoeringsbesluit.
Re-integratieladder en voorzieningen
Bijlage 2 Beleidsregels werkgeverssubsidies onder de WWB
Op grond van Verordening participatievoorzieningen kan de gemeente voorzieningen inzetten voor personen die ondersteuning nodig hebben bij het vinden van werk. Deze verordening geeft het kader voor de inzet van deze voorzieningen. Artikel 12 van de Verordening bepaalt dat het college de volgende subsidies voor werkgevers kan inzetten:
Het doel van deze subsidies is om de duurzame arbeidsinpassing van werkzoekenden uit de gemeentelijke doelgroep te bevorderen.
1.1 Wat is een re-integratiesubsidie?
De re-integratiesubsidie is een voorziening om werkgevers te stimuleren om werkzoekenden in dienst te nemen, die begeleiding nodig hebben bij hun inwerkproces in een reguliere baan. De re-integratiesubsidie is een bijdrage in de kosten van begeleiding en de kosten van productieverlies in de inwerk- en gewenningsperiode.
1.2 Wat is een begeleidingskostensubsidie?
De begeleidingskostensubsidie is een voorziening om werkgevers te stimuleren om werkzoekenden de gelegenheid te bieden om zich via onbetaalde werkzaamheden of stage te ontwikkelen richting de reguliere arbeidsmarkt. De begeleidingskostensubsidie is een bijdrage in de kosten van de begeleiding die de werkgever biedt.
1.3 Wat is een loonkostensubsidie?
De loonkostensubsidie is een voorziening om re-integratiebedrijven en andere organisaties die re-integratieactiviteiten ontwikkelen, in staat te stellen om een arbeidsovereenkomst aan te bieden aan klanten met een afstand tot de arbeidsmarkt. Deze voorziening maakt het mogelijk om instroom in de uitkering te voorkomen en om tijdens een re-integratietraject de omslag van uitkering naar loonbetaling tot stand te brengen.
De loonkostensubsidie is maximaal € 1.000 per maand.
Waar in deze beleidsregels gesproken wordt over een re-integratiebedrijf, wordt daarmee ook bedoeld de andere organisaties die re-integratieactiviteiten ontwikkelen.
Relevante wet- en regelgeving, naast de hiervoor genoemde Verordening participatievoorzieningen:
de EG-verordening Algemene groepsvrijstelling (EG nr. 800/2008) van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op werkgelegenheidssteun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar wordt verklaard. (Verzamelcirculaire SZW, juni 2009).
De toepassing van de Europese regelgeving wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5 van deze notitie.
Bij het formulieren van deze beleidsregels hebben de volgende uitgangspunten centraal gestaan:
2 Beleidsregels re-integratiesubsidies
Re-integratiesubsidie is een voorziening die ingezet wordt voor klanten die meer dan de gebruikelijke begeleiding nodig hebben bij hun inwerkproces in een reguliere baan. De re-integratiesubsidie is een bijdrage in de kosten van begeleiding en de kosten van productieverlies in de inwerk- en gewenningsperiode.
Een re-integratiesubsidie kan ingezet worden voor:
2.3 Criteria bij de beoordeling
De re-integratiesubsidie wordt verleend wanneer aan de volgende criteria en voorwaarden is voldaan:
2.4 Verplichtingen voor de werkgever
2.5 Hoogte en duur van de re-integratiesubsidie
€ 750 per maand bij een arbeidsovereenkomst van 32 uur per week of meer.
2.6 Vergoeding van scholingskosten
2.7 Aanvraag en verlening van de re-integratiesubsidie
2.8 Vaststelling en uitbetaling van de re-integratiesubsidie
2.9 Samenloop met andere voorzieningen
Samenloop met andere voorzieningen uit de verordening participatievoorzieningen is mogelijk.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels re-integratiesubsidies ingevolge artikel 12 Verordening participatievoorzieningen”.
3 Beleidsregels begeleidingskostensubsidies
Begeleidingskostensubsidie is een voorziening die ingezet wordt voor klanten die begeleiding nodig hebben om hun afstand tot de arbeidsmarkt te overbruggen. De begeleidingskostensubsidie is een bijdrage in de kosten van begeleiding bij het uitvoeren van werkzaamheden met behoud van uitkering.
Een begeleidingskostensubsidie kan ingezet worden voor alle Wwb-, WIJ-, Ioaw- en Ioaz-gerechtigden die een uitkering ontvangen van de gemeente Nieuwegein.
3.3 Criteria bij de beoordeling
De begeleidingskostensubsidie wordt verleend wanneer aan de volgende criteria en voorwaarden is voldaan:
3.4 Verplichtingen voor de werkgever
3.5 Hoogte en duur van de begeleidingskostensubsidie
3.6 Vergoeding van scholingskosten
3.7 Aanvraag en verlening van de begeleidingskostensubsidie
uitval door ziekte langer dan 2 weken;
wijzigingen in aard, duur en omvang van de werkzaamheden.
3.8 Vaststelling en uitbetaling van de begeleidingskostensubsidie
3.9 Samenloop met andere voorzieningen
Samenloop met andere voorzieningen uit de verordening participatievoorzieningen is mogelijk.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels begeleidingskostensubsidies ingevolge artikel 12 Verordening participatievoorzieningen”.
4 Beleidsregels loonkostensubsidies
De loonkostensubsidie is een voorziening om een arbeidsovereenkomst aan te bieden aan klanten met een afstand tot de arbeidsmarkt. De loonkostensubsidie maakt onderdeel uit van een ingekochte re-integratievoorziening. De loonkostensubsidie is gekoppeld aan intensieve begeleiding gericht op uitstroom naar regulier betaald werk. Indien nodig wordt scholing ingezet.
Een loonkostensubsidie kan ingezet worden voor:
4.3 Criteria bij de beoordeling
De loonkostensubsidie wordt verleend wanneer aan de volgende criteria en voorwaarden is voldaan:
4.4 Verplichtingen voor het re-integratiebedrijf
4.5 Hoogte en duur van de loonkostensubsidie
4.6 Vergoedingen voor de kosten van begeleiding, nazorg en scholing
4.7 Verlening, vaststelling en uitbetaling van de loonkostensubsidie en de vergoedingen voor de kosten van begeleiding, nazorg en scholing
Het re-integratiebedrijf ontvangt vanaf de aanvang de dienstbetrekking voorschotten op de loonkostensubsidie en de overeengekomen vergoedingen voor de kosten van begeleiding, nazorg en scholing. De omvang en de frequentie van de voorschotten worden contractueel overeengekomen in het inkooptraject. In dit inkooptraject worden ook afspraken gemaakt over de vaststelling van de subsidie en de eindafrekening.
Duurzame uitplaatsing is een gerealiseerde uitplaatsing van minimaal 6 maanden.
Voor de verrekening wordt een maand gesteld op 30 dagen.
4.8 Samenloop met andere voorzieningen
Samenloop met andere voorzieningen uit de verordening participatievoorzieningen is mogelijk.
De raamovereenkomst voor toepassing van de loonkostensubsidies en voor de vergoedingen voor begeleiding, nazorg en scholing wordt na het inkooptraject door afdelingshoofd Werk en Inkomen of een concerndirecteur ondertekend op basis van het mandateringsbesluit.
Voor de individuele toepassing van deze overeenkomst is de gebruikelijke regeling bij de uitvoering van re-integratietrajecten van toepassing: de accountmanager werk is hiervoor bevoegd.
Dit besluit wordt aangehaald als: “Beleidsregels loonkostensubsidies ingevolge artikel 12 Verordening participatievoorzieningen”.
5 Europese regelgeving inzake staatsteun
Re-integratiesubsidies, begeleidingskostensubsidies en loonkostensubsidies kunnen aangemerkt worden als staatssteun. Dat wil zeggen dat aan bepaalde bedrijven een voordeel wordt verschaft dat weer kan leiden tot concurrentievervalsing. Gemeenten (en provincies) dienen na te gaan of er sprake is van staatssteun. Als dat het geval is, dient de gemeente in sommige gevallen de lokale subsidieregeling ter goedkeuring toe te zenden naar de Europese Commissie.
De van toepassing zijnde regels omtrent staatssteun zijn bepaald in de EG-verordening Algemene groepsvrijstelling (EG nr. 800/2008) van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op werkgelegenheidssteun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar wordt verklaard. (Verzamelcirculaire SZW, juni 2009). Deze EG verordening stelt steun gericht op het scheppen van werkgelegenheid en het indienstnemen van kansarme en gehandicapte personen vrij van de meldingsplicht aan de Europese commissie, teneinde administratieve procedures te vereenvoudigen.
5.2 Staatssteun door re-integratiesubsidies en begeleidingskostensubsidies?
De regels voor re-integratiesubsidies en begeleidingskostensubsidies zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 3 van deze notitie zijn geen selectieve regeling. Alle bedrijven zowel in Nieuwegein als daarbuiten, kunnen een beroep doen op deze subsidieregeling. Om die reden is er geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 87 lid 1 van het EG-verdrag.
5.3 Staatssteun door loonkostensubsidies?
De regeling voor loonkostensubsidie zoals beschreven in hoofdstuk 4 van deze notitie is volgens de algemene criteria aan te merken als staatsteun. De steunregeling valt onder de verordening algemene groepsvrijstelling omdat:
De verstrekking van loonkostensubsidies geschiedt volgens de EG-verordening Algemene groepsvrijstelling (EG nr. 800/2008) van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op werkgelegenheidssteun, publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 337/3. De bepalingen in de Verordening participatievoorzieningen, het daarbij behorende Uitvoeringsbesluit en beleidsregels voldoen aan deze regelingen. De werkgeverssubsidies hoeven niet gemeld te worden aan de Commissie.