Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Barneveld

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Barneveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Barneveld
Officiële naam regelingVerordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Barneveld
CiteertitelVerordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Barneveld
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op het primair onderwijs, art. 140 
  2. Wet op het primair onderwijs, art. 141 
  3. Wet op de expertisecentra, art. 134 
  4. Wet op de expertisecentra, art. 135 
  5. Wet op het voortgezet onderwijs, art. 96g 
  6. Wet op het voortgezet onderwijs, art. 96h 
  7. Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden, art. XIII 
  8. Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden, art. XV 
  9. Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden, art. XVII 
  10. Gemeentewet, art. 108 
  11. Gemeentewet, art. 149 
  12. Algemene wet bestuursrecht, hoofdstuk 4 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-04-200801-01-2015

01-04-2008

-

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Barneveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 08-13;

gelet op artikel 140/141 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 134/135 van de Wet op de expertisecentra en artikel 96g/96h van de Wet op het voortgezet onderwijs;

gelet op de artikelen XIII, XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden;

gelet op artikel 108 en 149 van de Gemeentewet;

gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het gevoerde schriftelijk overleg met het OOGO bij brief van 12 december 2007, nr. 302288;

overwegende dat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in het kader van aanvullend gemeentelijk beleid ten aanzien van het onderwijs bij verordening te regelen;

besluitvast te stellen de volgende:

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Barneveld

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

  • b.

    schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c.

    school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en school voor voortgezet onderwijs;

  • d.

    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • e.

    voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

  • f.

    aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • g.

    indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • h.

    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • i.

    tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • j.

    subsidieplafond: het door de raad of het college vastgestelde bedrag, voor een door de raad aangewezen voorziening, dat ten hoogste beschikbaar is binnen een bepaald tijdvak;

  • k.

    feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • l.

    subsidievaststelling: de beschikking van het college waarin het subsidiebedrag voor een voorziening of aanvullende voorziening definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3.

    Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1.

    Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2.

    Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

Hoofdstuk 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 6 Indiening aanvraag
  • 1.

    Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3.

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn
  • 1.

    Het college besluit binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag
  • 1.

    Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

  • 2.

    Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Het college besluit binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

  • b.

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

Paragraaf 2.3 Toekenning, intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling
  • 1.

    De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of

    • b.

      een subsidievaststelling.

  • 2.

    De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3.

    De beschikking tot subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie

    • b.

      voor zover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

  • 4.

    De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 13 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel niet voldaan is aan de gestelde verplichtingen, er nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.

Artikel 14 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

HOOFDSTUK 3 Slotbepalingen

Artikel 15 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 16 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Barneveld.

  • 2.

    De verordening treedt in werking met ingang van 4 april 2008.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 1 april 2008.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Bijlage bij de verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Barneveld

  • I

    Voorziening : Praktijkgericht onderwijs Vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs. Onder een bestaand gebouw wordt mede verstaan een gebouw waarvan de realisatie al zover is gevorderd dat oplevering en ingebruikneming in 2007 of 2008 zal plaatsvinden. Bij de aanpassing van het gebouw kan het tevens gaan om een nieuwe inrichting ten behoeve van praktijkgericht onderwijs.

  • II

    Datum van indiening: 4 juli 2006.

  • III

    Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend: Kalenderjaar 2008.

  • IV

    Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening:

  • IVa

    Schoolsoort Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • IVb

    De voorziening staat open voor alle hoofdvestigingen en nevenvestigingen binnen de gemeentegrenzen.

  • IVc

    Een school komt in aanmerking voor deze voorziening indien deze niet eerder op basis van deze verordening ter beschikking is gesteld. Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Barneveld zoals deze op het moment van toepassing luidt, komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van deze verordening.

  • V

    Wijze van toekenning met daarbij behorende berekeningseenheid:

    • -

      het aantal leerlingen (V)SO, niet zijnde verbreed toegelaten leerlingen, ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005 zoals opgegeven op de leerlingentelling OCW/CfI:

    • 1.000

      euro per leerling (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK), en

    • 140

      euro extra per leerling ZMLK.

    • -

      een plan waarin de aanvraag wordt onderbouwd. Uit dit plan moet blijken om welke aanpassing het gaat, wat daarvan de doelstelling is en welk bedrag wordt aangevraagd.

    • -

      Op grond van de bij het verzoek ingediende begroting bedraagt de bijdrage voor de (V)SO Jan Hein Donnerschool met 94 leerlingen voor de gemeente Barneveld een bedrag van € 94.000,--.

    • -

      Deze voorziening staat open voor alle in de gemeente Barneveld gevestigde scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, oftewel de (V)SO Jan Hein Donnerschool te Barneveld.

  • VI

    Subsidieplafond: Er is sprake van een subsidieplafond. Dit bedraagt € 94.000,-- Deze voorziening wordt bekostigd aan het schoolbestuur waar de leerlingen conform sub V onderwijs volgen.

Toelichting voorziening Praktijkgericht onderwijs:

Algemeen

In het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) is er behoefte aan een versterking van de mogelijkheden voor arbeidstoeleiding zodat leerlingen beter kunnen worden voorbereid op arbeidsmatige activiteiten. Meer praktijkgericht onderwijs betekent dat meer praktijkgerichte ruimte nodig is.

Om dit mogelijk te maken verdeelt de gemeente eenmalig een bedrag van € 94.000,-- aan de (V)SO scholen.

I Aanduiding van de voorziening

Hier staat aangegeven dat het gaat om een vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs. Bij aanpassing kan het ook gaan om een nieuwe inrichting of om nieuwe materialen waardoor beter praktijkgericht onderwijs mogelijk is.

II Indieningsdatum

Hier is de indieningsdatum voor de betreffende voorziening bepaald. Deze is gekoppeld aan het reeds door het schoolbestuur ingediende verzoek op grond van deze eenmalige voorziening.

III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

Omdat het om eenmalige gelden gaat, is er gezien de datum van aanbieding van deze verordening voor gekozen het kalenderjaar 2008 als tijdvak te kiezen.

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening

Het geheel van criteria zoals geformuleerd onder IV., geeft de omstandigheden weer waarin de school moet verkeren om in aanmerking te komen voor de voorziening.

IVa Schoolsoort

Hier is aangegeven dat de mogelijkheid om de voorziening aan te vragen wordt geopend voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de verordening.

IVb

Hier is aangeven dat de voorziening open staat voor een nevenvestiging binnen de gemeentegrenzen van een hoofdvestiging in een andere gemeente. Deze bepaling is alleen van toepassing voor gemeenten waarvan de hoofdvestiging ook nevenvestiging(en) in een of meer andere gemeentes heeft.

Een gemeente kan deze voorziening ook van toepassing verklaren op de in de gemeente gesitueerde nevenvestigingen met een hoofdvestiging in een andere gemeente (artikel 140 / 141 WPO, 134/135 van de WEC en artikel 96g/96hm van de WVO). In het omgekeerde geval moet een gemeente die een bepaalde voorziening ter beschikking stelt aan een aantal scholen en een van die scholen is een hoofdvestiging met een nevenvestiging in een andere gemeente, de voorziening ook ter beschikking stellen voor deze nevenvestiging (uiteraard alleen voor zover de nevenvestiging voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor de voorziening).

Nevenvestigingen van een in de gemeente gelegen hoofdvestiging vallen onder de reikwijdte van de verordening van de gemeente van hoofdvestiging. Dit geldt ook wanneer de nevenvestiging niet op het grondgebied is gesitueerd van de gemeente van de hoofdvestiging.

Voor het opnemen van deze bepaling is gekozen omdat de gelden in het gemeentefonds verdeeld zijn over de gemeenten met dit type onderwijs binnen de gemeentegrenzen. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar hoofd- en nevenvestiging. Met andere woorden: de gemeente krijgt extra geld in het gemeentefonds voor de nevenvestiging(en) binnen de gemeentegrenzen. Door het opnemen van deze bepaling wordt het mogelijk gemaakt om dat geld ook daadwerkelijk toe te leiden naar de school waarvoor dat bedoeld is.

Het kan voorkomen dat een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente ligt, dezelfde voorziening kan aanvragen bij twee gemeenten. Een ‘dubbele’ toekenning is dan te veel van het goede. De gemeente van hoofdvestiging en de gemeente van nevenvestiging doen er verstandig aan om in overleg met de betrokken schoolbesturen hun verordening onderling af te stemmen op dergelijke situaties en af te spreken dat de nevenvestiging de aanvraag doet bij de gemeente waar deze is gelegen.

IVc

Het betreft hier een eenmalige subsidie waarop door de school maar eenmalig aanspraak kan worden gemaakt.

V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

De ‘wijze van toekenning’ geeft de grondslag aan voor toekenning van voorzieningen. Op grond van de wet dient de verordening te voorzien in een behandeling naar dezelfde maatstaf. Met de invulling van dit element van de bijlage wordt op een objectiveerbare wijze – voor wat betreft het bepalen van de omvang van de toekenning – hieraan invulling gegeven.

Er wordt aangesloten bij de systematiek zoals die gebruikt is voor verdeling van de FES middelen in het gemeentefonds. De verdeling vindt plaats via een maatstaf die eenmalig speciaal voor dit doel in het leven is geroepen, namelijk het aantal leerlingen (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005. Dit betekent dat voor elke (V)SO-leerling ouder dan 12 jaar eenmalig een bedrag van € 1.000 beschikbaar wordt gesteld.

Daarnaast wordt voor leerlingen ZMLK een (eenmalig) extra bedrag beschikbaar gesteld. Het gaat hier om een incidentele impuls voor het jaar 2006. Ook dit bedrag wordt verdeeld via een maatstaf die eenmalig speciaal hiervoor in het leven is geroepen, namelijk het aantal leerlingen ZMLK op 1 oktober 2005. Dit komt neer op een extra toevoeging van € 140 per leerling VSO-ZMLK. Voor deze leerlingen is er dus een bedrag van (1.000 + 140) 1.140 euro per leerling beschikbaar.

Aan het VSO ZMLK zijn ook de SO ZMLK leerlingen toegevoegd van 13 jaar en ouder op een school zonder VSO component. Verbreed toegelaten leerlingen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Een verbreed toegelaten leerling is een leerling, die door een commissie voor de indicatiestelling toelaatbaar is verklaard tot een andere onderwijssoort binnen het regionaal expertisecentrum dan de onderwijssoort die door de school, waar de leerling is meegeteld, wordt verzorgd.

Bij beide maatstaven is gekozen om 1 oktober 2005 als definitief vaststellingsmoment te gebruiken. Ook hier is aangesloten bij de verdelingssystematiek van de FES-middelen in het gemeentefonds. Reden hiervoor is dat het hier middelen betreft afkomstig uit het FES-fonds met een specifiek doel en voor een specifieke doelgroep. Daarbij biedt dit vaststellingsmoment voor alle betrokken partijen duidelijkheid over het totaal beschikbare budget.

Zoals gezegd is bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding uitgegaan van de FES-middelen die voor dit doel aan het gemeentefonds zijn toegevoegd.

Dit bedrag is het maximale bedrag dat per leerling ter beschikking wordt gesteld. Indien het subsidieplafond (zie V.) wordt uitgeput, kan het namelijk noodzakelijk zijn om minder per berekeningseenheid uit te keren.

Tot slot wordt aan het schoolbestuur gevraagd een plan in te dienen waarmee de aanvraag wordt onderbouwd en inzichtelijk wordt gemaakt waaraan het geld wordt uitgegeven.

VI Subsidieplafond

Voor deze voorziening wordt een subsidieplafond gehanteerd. Dat bedrag is gelijk aan het budget dat voor de gemeente Barneveld voor dit doel is toegevoegd aan het gemeentefonds. Aan een subsidieplafond moeten verdelingsregels worden gekoppeld. Wanneer het plafond wordt overschreden, is er voor gekozen om het beschikbare bedrag te verdelen over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen. De bedragen per leerling, genoemd bij V. worden in dat geval naar rato aanpast / naar beneden bijgesteld.