Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De "Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2010" van 16 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Gemeentewet, artikel 228a
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-12-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 15-12-2010 Zuid-Limburger 22-12-2010 | 10Rb045 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft;
d water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafval, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
a degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de heffing geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
De heffing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, bedraagt per belastingjaar:
a ter zake van een woning bewoond door een huishouden van één
b terzake van een woning bewoond door een huishouden van meer
c ter zake van een woning bewoond door meer dan één persoon
Bij een heffing als bedoeld in artikel 5, tweede lid, bedraagt de heffing per jaar bij een waterverbruik van:
5 5.001 t/m 10.000m3 € 1.024,00
6 10.001 t/m 20.000m3 € 1.654,00
7 20.001 t/m 30.000m3 € 2.053,00
vermeerderd met een bedrag van € 399,-- per 10.000m3 of een gedeelte daarvan boven de afgevoerde hoeveelheid van 30.000m3, één en ander met een maximum van € 10.020,--.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen rioolheffingen of het totaal van de op het aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffingen met andere heffingen, die in het belastingjaar worden opgelegd, worden betaald in evenzoveel gelijke maandelijkse termijnen als er met inbegrip van de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste twee bedraagt.
De eerste termijn vervalt aan het eind van de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag en de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt voor aanslagen rioolheffingen of het totaal van de op het aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffingen met andere heffingen, die na het belastingjaar worden opgelegd, dat zij moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffingen.