Organisatie | Teylingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Teylingen |
Citeertitel | Subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Teylingen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Subsidieverordening Welzijn Gemeente Teylingen van 28 september 2006
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-02-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 05-02-2009 Nieuwsblad Teylingen, 18-02-2009 | 2008/17448 |
Hoofdstuk I Algemene Bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De activiteit, zo mogelijk vertaald in meetbare prestaties en beoogde effecten, die door de instelling zal worden uitgevoerd en door de gemeente kan worden gesubsidieerd.
Het vrij besteedbare vermogen van een instelling, niet zijnde een bestemmingsreserve.
Een besluit, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, dat een algemene regel geeft voor het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan en is vastgesteld door het college.
Een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag.
Een schriftelijke beslissing van het college of de gemeenteraad, inhoudende een publiekrechtelijke handeling.
Het vermogen van de instelling dat met een specifiek doel, na goedkeuring door het college, in de balans is opgenomen.
Een subsidie aan een instelling, waarbij vooraf het aantal subsidiejaren, de objectieve subsidiecriteria, de uitgangspunten van het subsidiebeleid en de wijze waarop de bijstelling van het budget plaatsvindt, is bepaald voor van tevoren omschreven activiteiten en prestaties ter bewerkstelliging van gemeentelijke doelen.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen.
Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserves, de bestemmingsreserves en het gerealiseerde resultaat na bestemming.
Alle financiële handelingen die bedoeld zijn om de in het activiteitenprogramma opgenomen activiteiten uit te voeren.
Voor het bepalen van de hoogte van de exploitatieomzet gaat de gemeente uit van het netto resultaat van de afzonderlijke activiteiten zijnde het verschil tussen de uitgaven en de opbrengsten van de activiteiten.
Een subsidie ten behoeve van activiteiten van structurele aard ter bewerkstelliging van gemeentelijke doelen, waarbij de subsidie voorziet in (een deel van ) het tekort van de exploitatiebegroting.
Rechtspersoon waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel heeft de instelling financieel te ondersteunen of waarbij in geval van liquidatie van de gelieerde rechtspersoon gelden aan de instelling kunnen toevloeien.
Een subsidie voor één of meerdere activiteiten met een eenmalig of experimenteel karakter
Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zonder winstoogmerk, aantoonbare activiteiten ontplooit op het terrein van maatschappelijke ondersteuning voor de burgers van Teylingen.
Een subsidie ten behoeve van verbouw of nieuwbouw of eerste inrichting van een accommodatie.
Een persoon die op 1 januari van het desbetreffende subsidiejaar de leeftijd van 18 jaar of lager heeft bereikt, contributie betaalt voor een lidmaatschap en actief lid is.
Maatschappelijke ondersteuning
Alle activiteiten die ten doel hebben om door middel van participatie van zoveel mogelijk burgers, de eigen verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid voor elkaar te laten toenemen zodat meer sociale cohesie ontstaat in buurten en wijken van Teylingen, minder mensen worden buitengesloten van deelname aan de samenleving en de leefbaarheid in Teylingen wordt bevorderd.
Een instelling die meer dan één beroepskracht in dienst heeft en waarvan de personeelslasten hoger zijn dan € 25.000,00 per jaar.
Een aanspraak op financiële middelen door de gemeenteraad of het college verstrekt aan een instelling met het oog op bepaalde activiteiten of prestaties van die instelling anders dan als betaling voor het aan de gemeente leveren van goederen of diensten.
Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Het subsidieplafond wordt door het college vastgesteld binnen de financiële kaders die de gemeenteraad heeft vastgesteld.
Een schriftelijk besluit van het college waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.
een schriftelijk besluit van het college tot verlening van de subsidie waarbij het college aangeeft waarvoor de subsidie wordt verleend en onder welke voorwaarden.
Een reservering van financiële middelen als bedoeld in artikel 374, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor naar verwachting onvermijdelijke uitgaven voorzover deze als zodanig door het college als redelijk is aangemerkt. Het college kan terzake beleidsregels vaststellen.
Een subsidie die het college verstrekt als waardering indien het bepaalde activiteiten van belang acht zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden.
Een besluit van de gemeenteraad waarin een samenhangend beleid op het terrein van maatschappelijke ondersteuning wordt vastgelegd voor een periode van 4 jaar, overeenkomstig artikel 3 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen voor activiteiten op het terrein van maatschappelijke ondersteuning, tenzij een bijzondere subsidieverordening van toepassing is.
Deze verordening is niet van toepassing op doelsubsidies of doeluitkeringen die worden verstrekt op basis van Rijksregelingen
Alleen activiteiten die door rechtspersonen georganiseerd en uitgevoerd worden, komen in aanmerking voor subsidie.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan door het college subsidie worden verleend ten behoeve van activiteiten die door (een groep van) natuurlijke personen worden georganiseerd. De in deze verordening opgenomen bepalingen worden overeenkomstig toegepast.
De begroting van een instelling moet zijn gebaseerd op het prijspeil van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd en zijn voorzien van een toelichting.
Verlening van subsidie vindt niet plaats, indien een instelling zelf in de kosten van de activiteiten kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.
Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het vierde lid, worden ook verstaan de reserves en het batig exploitatiesaldo van gelieerde rechtspersonen.
Indien een instelling gebruik maakt van vrijwilligers verplicht dit de instelling in ieder geval om mogelijkheden op te nemen om vrijwilligers financieel tegemoet te komen met betrekking tot onkostenvergoedingen en een WA- en ongevallenverzekering voor hen af te sluiten.
Hoofdstuk II Het aanvragen van subsidie
Een aanvraag tot subsidieverlening dient vóór 1 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar, of de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ingediend te worden tenzij het gaat om een incidenteel subsidie of investeringssubsidie. Deze dienen minimaal twee maanden voor de aanvang van de activiteit of beoogde investering te worden aangevraagd.
Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, laat het college deze buiten behandeling, tenzij de instelling naar het oordeel van het college een verschoonbare reden opgeeft.
In het geval een aanvraag tijdig maar niet correct is ingediend dan wel niet is voorzien van de vereiste bijlagen, zoals bepaald in artikel 4, geeft het college de aanvrager een redelijke termijn waarbinnen het verzuim kan worden hersteld. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan wordt besloten het verzoek niet in behandeling te nemen. Artikel 4:5 lid 4 van de Awb is hierbij van toepassing.
4. Bij de subsidieaanvraag worden in ieder geval overgelegd:
Het indienen van een exploitatiesubsidieaanvraag door niet-professionele instellingen of organisaties geschiedt in overeenstemming met de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde formulieren.
Het college kan nadere voorschriften geven voor de inrichting van activiteitenprogramma’s.
Hoofdstuk III Het verlenen van subsidie
Het college maakt het subsidieplafond bekend vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld. Bij de bekendmaking wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging van het subsidieplafond en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen indien deze verlaging voortvloeit uit de vaststelling van de gemeentebegroting.
Artikel 9 Intrekking, wijziging en beëindiging
Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen indien:
Voorschriften inhoudende verplichtingen die niet strekken tot het doel van de subsidieverlening kunnen aan de beschikking worden verbonden, voor zover in de verordening is bepaald en voor zover die voorschriften betrekking hebben op de wijze waarop middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
Indien het jaarlijks aan de rechtspersoon toegekende subsidie meer dan € 75.000,00 bedraagt, dient het financieel verslag (jaarrekening plus balans) voorzien te zijn van een accountantsverklaring, als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze verklaring strekt zich tevens uit inzake de vraag of de subsidiegelden zijn besteed waarvoor zij bedoeld zijn.
De instelling is tevens verplicht medewerking te verlenen aan een Rekenkameronderzoek of aan door het college geïnitieerde doelmatigheid- en doeltreffendheidsonderzoeken (ex.art.213A Gemeentewet).
Hoofdstuk IV Het vaststellen van subsidie
Artikel 12 Vaststellen van een lager bedrag
Vaststelling van de subsidie kan geschieden voor een lager bedrag dan de verlening indien:
Artikel 14 Vaststelling incidentele en investeringssubsidies
Indien een incidentele subsidie is verleend, dient de instelling binnen 3 maanden na het plaatsvinden van de activiteit(en) waarvoor subsidie is verleend een verslag in te dienen van de activiteit(en), (inhoudelijk verslag, aantallen gebruikers/deelnemers, aantal bijeenkomsten) alsmede een gespecificeerde opgave van de werkelijke uitgaven en inkomsten.
Indien de vaststelling positief is, dan stelt het college de subsidie vast conform het daadwerkelijke tekort zoals dat blijkt uit de gespecificeerde opgave van de werkelijke uitgaven en inkomsten tot de hoogte van de maximale subsidieverlening. Het eventuele subsidieoverschot moet worden terugbetaald aan de gemeente.
Hoofdstuk V Bijzondere bepalingen
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college in overeenstemming met de intentie en strekking van deze verordening.
Op subsidies die voor bekendmaking van deze verordening zijn verstrekt en op aanvragen tot vaststelling die betrekking hebben op subsidies die zijn verleend op grond van de Algemene Subsidieverordening Welzijn Teylingen, blijven de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Welzijn Teylingen van toepassing.
Artikel 21 Reikwijdte leefbaarheid
Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:
Artikel 22 Ontmoetingsprogramma’s voor jeugd en jongeren
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder ontmoetingsprogramma voor jeugd en jongeren de activiteiten die de mogelijkheid bieden voor creatieve en recreatieve ontplooiing van jongeren tot 25 jaar in groepsverband onder leiding van een daartoe gekwalificeerde beroepskracht of vrijwilligers.
Hoofdstuk VII Actieve participatie en sociale cohesie
Artikel 28 Actieve participatie en sociale cohesie
Dit hoofdstuk heeft betrekking op de instellingen die activiteiten uitvoeren op het gebied van actieve participatie en sociale cohesie.
Dit hoofdstuk heeft betrekking op de instellingen die activiteiten uitvoeren op het gebied van actieve participatie en sociale cohesie; Actieve participatie de bevordering van de participatie in en betrokkenheid bij het maatschappelijk functioneren in het publieke domein (politiek, sociaal, cultureel en economisch), volgens de voor burgers gelijk geldende rechten en plichten.
Sociale cohesie is de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving.
Artikel 29 Reikwijdte actieve participatie en sociale cohesie
Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:
Artikel 38 Reikwijdte gezondheid
Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:
Hoofdstuk IX Het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen
Artikel 42 Het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen
Onder het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen wordt verstaan:
Artikel 43 Reikwijdte van het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen
Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:
Hoofdstuk X Preventief Jeugdbeleid
Artikel 49 Reikwijdte van preventief jeugdbeleid
Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:
Hoofdstuk XI Maatschappelijke opvang
Artikel 53 Maatschappelijke opvang
Maatschappelijke opvang is het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Aldus besloten in de openbare vergadering van d.d. 5 februari 2009
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
R. van Dijk drs. S.W.J.G. Schelberg
Overwegingen voor de subsidieverordening Maatschappelijke ondersteuning
Subsidies worden aan instellingen verstrekt indien zij met het uitvoeren van activiteiten bijdragen aan verwezenlijking van doelen die zijn vastgesteld in gemeentelijk beleid.
Indien de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) het fundament wordt voor het te voeren beleid of beter, het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning, dan zullen de huidige vijf beleidsterreinen, jeugd- en jongerenwerk, peuterspeelzaalwerk en opvoedingsondersteuning, maatschappelijke zorg, kunst en cultuur en sport, moeten worden vervangen door iets anders.
In principe zouden dat de negen prestatievelden moeten zijn van de WMO. Immers iedere instelling die een bijdrage levert aan de gestelde doelen in deze prestatievelden komt in aanmerking voor subsidie.
Bestaande subsidies moeten in het nieuwe beleidskader worden ingepast. Het jongerenwerk wordt tot op heden gesubsidieerd in het kader van de functie “ontmoeting en recreatie” en de functie “vorming en educatie”. Sportverenigingen worden gesubsidieerd omdat zij voldoen aan de functie” ontmoeting en recreatie en alle muziekverengingen weer voor de functie “cultuur en creativiteit”.
De doelstellingen van de WMO gaan het inhoudelijke kader vormen voor het subsidiebeleid.
Instellingen vragen subsidie aan omdat hun activiteiten/producten bijdragen aan de verwezenlijking van deze doelstellingen. Dus de toetsing vindt niet meer plaats op basis van een bijdrage aan “ontmoeting en recreatie”, maar aan leefbaarheid of een bijdrage aan sociale cohesie.
Uitgaande van de negen prestatievelden en het tot nu toe gevoerde subsidiebeleid is voorgesteld om het beleid maatschappelijke ondersteuning onder te verdelen in zes beleidsprogramma’s :
Aanvragen voor subsidie worden getoetst aan de doelstellingen van deze programma’s.
In de hoofdstukken VI tot en met XI worden deze zes beleidsprogramma’s ieder uitgewerkt.
Verschillen met de Algemene Subsidieverordening Welzijn
Behalve het bovenstaande beleidsinhoudelijke verschil, is een ander groot verschil met de vorige subsidieverordening dat nu in principe subsidie aan niet professionele instellingen kan worden verleend voor een hele collegeperiode. Let wel die wordt in de praktijk dus wel een periode van vier jaar waarbij het eerste jaar nog wordt gesubsidieerd onder regime van het vorige college omdat de begrotingen en programma’s altijd een jaar eerder worden ingediend dan het jaar waarvoor zij gelden. Dus voor de collegeperiode 2010-2014 geldt dat het jaar 2010 nog wordt gesubsidieerd door het college uit de periode 2006-2010. Overigens wel op basis van het nieuwe beleid.
De niet-professionele instellingen (lees vrijwilligersorganisaties) dienen aan het begin van een nieuwe collegeperiode hun begroting, activiteitenprogramma, jaarrekening van het jaar daarvoor en balans in en kunnen dan voor een periode van vier een subsidie ontvangen indien zij passen in het maatschappelijk ontwikkelingsbeleid van de gemeente Teylingen. De verenigingen dienen wel elk jaar een activiteitenverslag in omdat wel moet worden vastgesteld of het geld daadwerkelijk is besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie werd verleend.
De subsidiebudgetten worden voor een periode van vier jaar vastgesteld. Dat betekent niet alleen zekerheid voor de organisaties, maar ook voor de gemeente die weet waaraan zij tot is voor wat betreft de subsidiering van organisaties. Het moet ook duidelijk zijn dat tussentijds de budgetten niet worden aangepast dan behalve aan de inflatiecorrectie. Stijging van het aantal jeugdleden of uitbreiding van de activiteiten levert niet een hoger subsidiebudget op.
Aan het einde van de collegeperiode wordt een afrekening met jaarverslag ingediend. Dan kan de gemeente nagaan hoe de vereniging er financieel voorstaat.
De hierboven geschetste verandering levert niet alleen veel tijdwinst op voor de vrijwilligersorganisaties (niet ieder jaar begroting, jaarrekening etc.) en de gemeente zelf, maar het schept ook een duidelijkheid naar de organisaties toe. Men voert activiteiten uit die passen binnen het gemeentelijk beleid en aangezien het beleid niet ieder jaar zal wijzigen (wel per collegeperiode) is het overbodig dat ieder jaar opnieuw een subsidieaanvraag wordt ingediend.
De binnensportverenigingen vragen ieder jaar uitvoerig een subsidie aan terwijl de activiteiten passen in het gemeentelijk beleid en deze activiteiten ieder jaar hetzelfde zijn. Dat geldt overigens ook voor veel jongereninstellingen en de amateuristische kunstbeoefening sector.
De professionele instellingen dienen wel ieder jaar een begroting en jaarrekening in te dienen alsmede een activiteitenprogramma en jaarverslag. Dat is niet alleen gedaan vanwege de hogere subsidiebudgetten die deze instellingen ontvangen maar ook vanwege het feit dat de gemeente graag jaarlijks afspraken maakt over de inzet van beroepskrachten.
Tot slot wordt opgemerkt dat door de voorgenomen wijzigingen ook het jaarlijkse welzijnsprogramma komt te vervallen. De subsidiebudgetten worden jaarlijks opgenomen in de Programmabegroting, voor het eerst in de programmabegroting 2010-2014.