Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schinnen

Verordening op de heffing en de invordering van staangeld gemeente Schinnen 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchinnen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van staangeld gemeente Schinnen 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005
CiteertitelVerordening staangeld gemeente Schinnen 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 156, lid 2, onderdeel g
  2. Gemeentewet, art. 229, lid 1, aanhef en onderdeel a en b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200414-01-2016Nieuwe regeling

03-06-2004

Goed Nieuws, 23-06-2004

Onbekend
03-06-2004

03-06-2004

Goed Nieuws

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van staangeld gemeente Schinnen 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005

STAANGELD

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 mei 2004;

gelet op het advies van de Raadscommissie Bestuurszaken van 13 mei 2004;

gelet op artikel 156, tweede lid, onderdeel g, en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet ;

B E S L U I T :

vast te stellen de :

“Verordening op de heffing en de invordering van staangeld gemeente Schinnen 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005”.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a

    standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1 eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • b

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet;

  • c

    huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld;

  • d

    dag: een etmaal of gedeelte daarvan;

  • e

    week: een kalenderweek;

  • f

    maand: een kalendermaand.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “staangeld” wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen.

Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4 Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het tarief, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing

Het recht wordt geheven bij wege van een gedagtekende kennisgeving.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1

    Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 7,60.

  • 4

    Belastingbedragen van minder dan € 7,60 worden niet geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbegrip van de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet, nog maanden in het belastingtijdvak overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval van dagtekening van het aanslagbiljet na het einde van het belastingtijdvak dat de aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel tot maximaal het jaarlijks gemiddelde huurverhogingspercentage met inachtneming van het terzake bepaalde in de ministeriële circulaire van het ministerie van VROM.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van staangeld.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De “Verordening staangeld gemeente Schinnen 1e half jaar 2004” van18 december 2003, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2004.

  • 4

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening staangeld gemeente Schinnen 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 juni 2004.

De Griffier

De Voorzitter