RIOOLHEFFING
DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10
november 2009;
gehoord het advies van de beleidscommissie d.d. 30 november 2009;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
B E S L U I T :
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2010.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt
afgevoerd.
- 2.
Als gebruiker wordt aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
Artikel 6 Belastingtarieven
De belasting bedraagt € 246,37 per perceel.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van
het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel
twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er
in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van
het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel
twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er
in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in gebruik neemt.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in 4 gelijke termijnen waarvan:
- -
de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend
op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld;
- -
de tweede termijn vervalt op de laatste dag van de maand, 3
maanden volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld;
- -
de derde termijn vervalt op de laatste dag van de maand, 4
maanden volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld;
- -
de vierde termijn vervalt op de laatste dag van de maand, 6
maanden volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld;
- 2
In afwijking van het eerste lid geldt dat, indien de verschuldigde
bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in 8 gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van
de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van
de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde
beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van
overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd
met de vaststelling van de belastingaanslag.
- 4
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de
invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1
De “Verordening rioolrecht gemeente Schinnen 2009”, van 18 december 2008
wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft
op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van de bekendmaking.
- 3
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
- 4
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing gemeente
Schinnen 2010”.