Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening Noord-Holland 2010 |
Citeertitel | Monumentenverordening Noord-Holland 2010 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | monumenten, monumentenlijst, beschermd monument, collisie, structuren, dijklichaam |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-10-2015 | 24-11-2017 | art. 6, art. 12 | 28-09-2015 Provinciaal Blad, 2015, 128 | 651194-703346 | |
01-10-2010 | 30-10-2015 | Nieuwe regeling | 27-09-2010 Provinciaal Blad, 2010, 112 | 2010-48110 |
Het bepaalde in artikel 6 is niet van toepassing op een beschermd monument ten aanzien waarvan een mededeling als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet is gedaan, vanaf dat moment, tot onherroepelijk vast staat dat inschrijving in een register als bedoeld in artikel 6 van de wet niet zal volgen.
Verbodsbepalingen en vergunningverlening
Indien de monumentale waarden van het beschermd monument worden geschaad wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geweigerd, tenzij zwaarwichtige redenen van aantoonbaar algemeen maatschappelijk belang zich tegen een weigering verzetten.
Gedeputeerde staten kunnen besluiten tot aanwijzing van een structuur als beschermde structuur, dan wel tot intrekking van een zodanige aanwijzing.
Verbodsbepaling en vergunningverlening
Indien de monumentale waarden van de beschermde structuur worden geschaad wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geweigerd, tenzij zwaarwichtige redenen van aantoonbaar algemeen maatschappelijk belang zich tegen een weigering verzetten
Het bestuursorgaan kan ten aanzien van een beschermde structuur een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht weigeren indien een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is of kan worden verleend voor een in de plaats van het af te breken bouwwerk op te richten bouwwerk, doch de totstandkoming van het op te richten bouwwerk onvoldoende is verzekerd.
Hoofdstuk IV Schadevergoeding en procedurebepalingen
Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 15, lid 1, benoemen gedeputeerde staten uiterlijk binnen zes weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 15, lid 2, een onaf hankelijke deskundige, die tot taak heeft gedeputeerde staten van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslis- sing over de hoogte van de schadevergoeding.
De deskundige, dan wel als toepassing is gegeven aan het bepaalde in het tweede lid , de commissie van deskundigen, stelt een onderzoek in naar de omvang van de schade en brengt aan gedeputeerde staten rapport uit over zijn bevindingen en adviseert gedeputeerde staten over de hoogte van de uit te keren schadevergoeding.
Gedeputeerde staten beslissen binnen zes weken na ontvangst van het definitieve advies van de deskundige of van de commissie van deskundigen op het verzoek om schadevergoeding en maken dit besluit binnen deze termijn bekend aan de verzoeker. Gedeputeerde staten zenden een kopie van hun besluit aan de deskundige of de com- missie van deskundigen.
Gedeputeerde staten kennen verzoeker op zijn schriftelijk verzoek een voorschot toe op zijn schadevergoeding als hij naar het oordeel van gedeputeerde staten naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding in geld als bedoeld in artikel 13 en wanneer gedeputeerde staten van mening zijn dat het belang van verzoeker het vordert dat aan hem een voorschot op deze vergoeding wordt toegekend. Gedeputeerde staten beslissen op het verzoek nadat zij de deskundige of de commissie van deskundigen hebben gehoord.
Het voorschot wordt uitsluitend toegekend indien de verzoeker schriftelijk verklaart dat hij hetgeen dat ten onrechte als voorschot wordt uitbetaald – zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot – geheel en onvoorwaardelijk zal terugbetalen. Gedeputeerde staten kunnen hiervoor zekerheidsstelling verlangen.