Organisatie | Limburg |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling voor de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Limburg |
Citeertitel | Regeling voor de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Limburg |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | zorg en welzijn |
Geen
Gezondheidswet van 18 januari 1956, opgenomen in het Staatsblad van 1956, nr. 51, zoals die sindsdien is gewijzigd.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-03-2006 | 08-03-2006 | Nieuwe regeling | 07-03-2006 Provinciaal Blad van Limburg, 2006, 21 | Onbekend |
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder: raad: Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Limburg - wet: Gezondheidswet van 18 januari 1956, opgenomen in het Staatsblad van 1956, nr. 51, zoals die sindsdien is gewijzigd; zittingsperiode: het tijdvak, bedoeld in artikel 7, lid 1; inspecteurs: de Inspecteurs van de Volksgezondheid, belast met het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, binnen wier ambtsgebied de provincie Limburg gelegen is; directeur: de persoon die door de raad is benoemd tot hoofd van het bureau, als bedoeld in artikel 52 der wet; Provinciale Staten: Provinciale Staten van Limburg; Gedeputeerde Staten:Gedeputeerde Staten van Limburg.
Paragraaf 1 De samenstelling van de Raad
Conform de bepalingen van artikel 48 van de Wet, zal de samenstelling van de PRV zodanig worden geregeld, dat daarin in elk geval zitting hebben leden afkomstig uit de kringen van:
Onverminderd het hieromtrent bepaalde in de artikelen 6 en 7 eindigt het lidmaatschap van de raad ook door:
Paragraaf 1 De bevoegdheden van de raad
Met inachtneming van het bepaalde in de wet, in het bijzonder in de artikelen 47, 54, de leden 1 en 2, en 57 der wet, alsmede het bepaalde in artikel 2, lid 4 van deze regeling, is de raad bevoegd zich bezig te houden met al hetgeen door hem voor de volksgezondheid in Limburg van belang wordt geacht.
De in het vorig lid bedoelde registeraccountant dient na afloop van ieder kalenderjaar een accountantsrapport in bij de raad. Tevens controleert hij tussentijds, op ongeregelde tijdstippen, doch tenminste driemaal per jaar, de financiële administratie en de kas. Over deze tussentijdse controles maakt hij proces verbaal op. Dit proces verbaal wordt, mede ondertekend door de directeur, in afschrift toegezonden aan de raad en Gedeputeerde Staten.
De raad beslist tegen welke vergoeding aan natuurlijke personen en particuliere rechtspersonen en instellingen een advies wordt uitgebracht.
De raad is bevoegd besturen van instellingen of hun vertegenwoordiger op het gebied van de volksgezondheid in de provincie Limburg bijeen te roepen, teneinde deze te raadplegen met betrekking tot problemen op het gebied der volksgezondheid. De raad is bevoegd tot het laten verrichten van wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de door haar te verstrekken adviezen met inachtneming van het gestelde in artikel 15 en 16 lid 1 en 3.
Voor zover de wet bepaalde bevoegdheden niet imperatief aan de raad heeft toegekend kan hij die bevoegdheid delegeren aan het presidium en hier regels aan verbinden.
HOOFDSTUK V De Directeur en de overige functionarissen van het bureau
In de ambtelijke ondersteuning kan worden voorzien door benoeming van eigen personeel danwel door het aantrekken van personeel op detacheringsbasis, danwel door middel van het aangaan van een dienstverleningsovereenkomst met derden. Voor zover er sprake is van eigen personeel, wordt dat personeel door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.
Voor de benoeming van een lid van het overige personeel kan met een enkelvoudige aanbeveling van de directeur worden volstaan, tenzij de raad een aanbeveling van tenminste twee personen verlangt.
In zijn instructie wordt het toezicht van de directeur op de werkzaamheden van het overige personeel en zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van de gelden van de raad geregeld.
De bezoldiging van de directeur en de overige functionarissen van het bureau wordt (onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten) door de raad vastgesteld.
Bij de uitvoering van de krachtens de artikelen 36 en 37 geldende voorschriften wordt door de raad aansluiting gezocht bij het door Gedeputeerde Staten ten aanzien van het provinciaal personeel terzake gevoerde beleid.