Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Limburg

Nadere subsidieregels Cultuur 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLimburg
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingNadere subsidieregels Cultuur 2011
CiteertitelNadere subsidieregels Cultuur 2011
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsubsidies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht; Algemene Subsidieverordening 2004

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-10-201031-12-2011nieuwe regeling

26-10-2010

Provinciaal Blad, 2010, 64

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere subsidieregels Cultuur 2011

NADERE SUBSIDIEREGELS CULTUUR 2011

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 

  • 1.

    Project: een in tijd afgebakend samenhangend geheel van culturele activiteiten met een duidelijk

     

    geformuleerd doel of eindresultaat.

  • 2.

    Culturele activiteiten: activiteiten op het gebied van kunsten, erfgoed en media.

  • 3.

    Cultuurplanperiode: de door Gedeputeerde Staten als zodanig vastgestelde periode (2009 - 2012).

  • 4.

    De begrotingsinstellingen: culturele instellingen, die van provinciale of landelijke betekenis zijn, op het

     

    terrein van kunst en cultuur en daaraan een duurzame bijdrage leveren en die als zodanig een

     

    structurele exploitatiesubsidie van de Provincie Limburg ontvangen (hfdst 6).

  • 5.

    De cultuurplaninstellingen: culturele instellingen, die van provinciale of landelijke betekenis zijn, op het

     

    terrein van kunst en cultuur en daaraan een duurzame bijdrage leveren en die als zodanig zijn erkend

     

    en voor maximaal vier jaren in hun exploitatie worden gesubsidieerd (hfdst 6).

  • 6.

    Het Uitvoeringsprogramma Cultuur: het elk jaar door Gedeputeerde Staten vast te stellen overzicht

     

    van projecten, activiteiten en instellingen die voor subsidie dan wel opdrachtverlening in aanmerking

     

    komen.

  • 7.

    SMART:

    • ·

      Specifiek: zo concreet mogelijk aangeven wie, wat, waar, wanneer, hoe

    • ·

      Meetbaar: zo veel mogelijk in maat en getal uitdrukken

    • ·

      Acceptabel: doelen dienen te passen binnen het Beleidskader Cultuur 2009 – 2012, Cultuur: een

       

      betekenisvolle ontmoeting, het uitvoeringsprogramma Cultuur 2011 en draagvlak te hebben

    • ·

      Realistisch: doelen dienen binnen de gestelde tijd, financiële en personele randvoorwaarden te

       

      kunnen worden gerealiseerd

    • ·

      Tijdgebonden: vooraf vastleggen welke doelen op welk moment gehaald moeten zijn.

  • 8.

    Adviescommissie: de door Gedeputeerde Staten ingestelde onafhankelijke Adviescommissie kunst

     

    en cultuur, bestaande uit experts op het gebied van verschillende kunst- en cultuurdisciplines.

  • 9.

    Social Return on Investment: het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in onder

     

    meer subsidieverleningstrajecten zodat de subsidieontvanger een bijdrage levert aan het

     

    provinciaal beleid ten aanzien van:

    • ·

      bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete

       

      invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en

       

      (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder

       

      startkwalificatie.

    • ·

      bevorderen van maatschappelijke participatie en cultuurparticipatie. De concrete invulling hiervan

       

      gebeurt in dit verband aan de hand van een expliciete koppeling van kansarme, kwetsbare en niet

       

      actieve burgers en activiteiten op het gebied van kunst en cultuur.

  • 10.

    Culturele Sprong: een sprong waarmee Limburg internationaal op de kaart wordt gezet en zijn

     

    potentie en ambities kan waarmaken. Culturele Hoofdstad 2018, Floriade 2012 en de Culturele

     

    Biografie Limburg zijn de drie boegbeelden in deze sprong.

Artikel 2 Doel van de regeling

Uitgaande van een sterk zelfbewustzijn, dat vertrouwt op eigen kracht, wil de Provincie Limburg de culturele sprong wagen en cultureel burgerschap bevorderen door het faciliteren van een sterk publiek domein, waarin ruimte is voor getalenteerd experiment, (vertrouwde) ontmoeting en inspirerende uitwisseling vanuit een openheid van geest en grenzen. Hiertoe wordt financiële ondersteuning geboden in vier programmalijnen:

  • 1.

    inspirerend door innovatie en ontwikkeling (hfdst 2, 3 en 5)

  • 2.

    draagvlak door verankering en participatie (hfdst 7)

  • 3.

    sterk profiel door herkenbare culturele identiteit, (hfdst 2 en 4) en

  • 4.

    Limburg in de wereld en de wereld in Limburg (hfdst 2 en 3).

Artikel 3 Doelgroepen

  • 1.

    Natuurlijke personen en rechtspersonen (instellingen) die een bijdrage leveren aan een van de

     

    speerpunten talentontwikkeling, internationalisering cultuuraanbod of diversiteit cultuursector kunnen

     

    in aanmerking komen voor een eenjarige projectsubsidie (hfdst 2).

  • 2.

    Rechtspersonen (instellingen) die een bijdrage leveren aan een van de speerpunten

     

    talentontwikkeling of internationalisering cultuuraanbod kunnen in aanmerking komen voor een

     

    tweejarige projectsubsidie (hfdst 3). T.a.v. het speerpunt talentontwikkeling komen enkel de

     

    rechtspersonen zoals genoemd in artikel 14 voor een projectsubsidie in aanmerking.

  • 3.

    Natuurlijke personen en rechtspersonen (instellingen) die educatieve projecten op het gebied van

     

    erfgoed ontwikkelen kunnen in aanmerking komen voor een waarderingssubsidie in het kader van

     

    erfgoededucatie (hfdst 4).

  • 4.

    Rechtspersonen (instellingen) zoals genoemd in artikel 17, die volksculturele activiteiten ontwikkelen,

     

    kunnen in aanmerking komen voor een waarderingssubsidie. (hfdst 4).

  • 5.

    Het Huis voor de Kunsten kan in aanmerking komen voor specifiek benoemde projectsubsidies (hfdst 5).

  • 6.

    De begrotingsinstellingen en erkende cultuurplaninstellingen kunnen in aanmerking komen voor

     

    exploitatiesubsidies (hfdst 6).

  • 7.

    Gemeenten, verenigd in een regionaal platform, kunnen in aanmerking komen voor een

     

    projectsubsidie in het kader van Cultuurparticipatie (hfdst 7).

Artikel 4 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking

     

    van het standaard aanvraagformulier, behorend bij de specifieke regeling, dat geplaatst is op de

     

    website van de Provincie Limburg: www.limburg.nl/subsidies, actuele subsidieregelingen. De

     

    aanvraag moet een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier

     

    bevatten en zijn voorzien van bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden

     

    verzonden naar het op het formulier aangegeven adres.

  • 2.

    De begroting dient reëel en sluitend te zijn en er moet een transparant dekkingsplan voorgelegd

     

    worden.

  • 3.

    Uit de subsidieaanvraag moet blijken dat projecten danwel activiteiten, doelstellingen en resultaten

     

    ‘smart’ zijn geformuleerd. De aanvraag gaat vergezeld van een correct en volledig project- of

     

    activiteitenplan, alsmede van een realistische en sluitende begroting met zowel een inkomsten- als

     

    uitgavenkant. Het aan de Provincie Limburg gevraagde subsidiebedrag maakt onderdeel uit van de

     

    inkomstenkant.

  • 4.

    De subsidieaanvraag kan worden ingediend vanaf 1 oktober 2010 tot en met 31 december 2011. De

     

    aanvraag dient voor de aanvang van het project resp. de activiteiten te worden ingediend. In de

     

    hoofdstukken 2 t/m 6 staan de exacte indieningtermijnen vermeld.

  • 5.

    Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst.

    • a.

      De datum van de poststempel is bepalend.

    • b.

      Bij persoonlijk aangeleverde aanvragen is de ontvangststempel van de Provincie Limburg

       

      dan wel de datum van het verkregen bewijs van ontvangst bepalend.

    • c.

      Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.

  • 6.

    Aanvragen die ontvangen zijn na het verstrijken van de periode van artikel 4, derde lid worden

     

    afgewezen.

Artikel 5 Subsidieplafond en verdeling 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks dan wel halfjaarlijks de subsidieplafonds voor de hoofdstukken 2

     

    t/m 6 van deze regeling vast.

  • 2.

    Voor de verdeling van het plafond is beslissend het tijdstip waarop de aanvraag volledig is;

  • 3.

    Indien er meerdere volledige aanvragen zijn van dezelfde datum en deze binnen het subsidieplafond

     

    niet alle kunnen worden gehonoreerd vindt prioritering plaats door Gedeputeerde Staten;

  • 4.

    Aanvragen die worden ingediend nadat het subsidieplafond is bereikt worden door Gedeputeerde

     

    Staten afgewezen.

Artikel 6 Algemene subsidiecriteria

  • 1.

    Per aanvrager kan binnen het kader van één specifieke regeling, per project of activiteit eenmaal per

     

    jaar een subsidieaanvraag ingediend worden, tenzij in de specifieke regeling hiervan wordt

     

    afgeweken.

  • 2.

    Bij de bepaling van het subsidiebedrag houden Gedeputeerde Staten rekening met:

    • a.

      de mate van eigen (financiële) verantwoordelijkheid van de aanvrager;

    • b.

      de mate waarin medefinanciering door derden plaatsvindt of kan plaatsvinden; en

    • c.

      het door Gedeputeerde Staten als redelijk aanvaarde tekort.

  • 3.

    Het te verlenen subsidiebedrag in het kader van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van deze regeling

     

    bedraagt niet meer dan 50% van de totale projectkosten. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat

     

    vooraf aantoonbaar andere financieringsbronnen zijn verkend met als inzet het verwerven van

     

    financiële middelen.

  • 4.

    Afwijking van de 50%-cofinancieringnorm kan uitsluitend plaatsvinden op basis van zwaarwegende

     

    argumenten, zoals het grote beleidsmatige belang van een project, ter beoordeling van

     

    Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Een subsidie kan worden geweigerd wanneer er sprake is van een bovenmatig beslag op het

     

    beschikbare budget ten opzichte van de te realiseren resultaten, zulks ter beoordeling van

     

    Gedeputeerde Staten.

  • 6.

    De looptijd van een project wordt in de verschillende hoofdstukken aangegeven.

  • 7.

    Het project moet worden opgestart binnen een half jaar nadat de subsidie is verleend; voor

     

    exploitatiesubsidies geldt dat de activiteiten binnen de geldende subsidieperiode moeten worden

     

    uitgevoerd conform het werkplan en erbij behorende sluitende begroting.

  • 8.

    Uitgesloten van subsidie zijn projecten of activiteiten die de Provincie Limburg al op een andere

     

    wijze subsidieert of onder een andere provinciale subsidieregeling vallen.

  • 9.

    De navolgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      door de aanvrager verrekenbare BTW;

    • b.

      kosten die niet noodzakelijk zijn om het project te laten slagen;

    • c.

      onvoorziene uitgaven (post onvoorzien).

Artikel 7 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten kunnen besluiten een aanvraag aan de adviescommissie voor te leggen.

Artikel 8 Meldingsplicht

  • 1.

    De subsidieontvanger meldt direct (schriftelijk) aan Gedeputeerde Staten zodra aannemelijk is dat

     

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet helemaal, of helemaal niet zullen worden verricht of

     

    dat niet helemaal, of helemaal niet aan de in de beschikking opgelegde verplichtingen zal worden

     

    voldaan.

  • 2.

    Tussentijdse wijzigingen in de uitvoering van een project of activiteit (inhoud en/of uitvoeringstermijn)

     

    moeten vooraf schriftelijk ter goedkeuring worden voorgelegd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 9 Monitoring, verantwoording en evaluatie

  • 1.

    Bij projectsubsidies, welke zijn verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan

     

    een keer per jaar om een tussentijdse verantwoording worden gevraagd in de vorm van een

     

    tussentijdse rapportage, omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en

     

    inkomsten. Voor projectsubsidies met een looptijd langer dan een jaar zal in de

     

    verleningsbeschikking worden aangegeven óf een tussentijdse rapportage moet worden ingediend

     

    en zal het tijdstip van indienen hiervan worden vermeld.

  • 2.

    De monitoring van exploitatiesubsidies gebeurt aan de hand van een door Gedeputeerde Staten

     

    voorgeschreven voortgangsrapportage. Deze voortgangsrapportage wordt eenmaal per jaar

     

    ingediend op een tijdstip dat in de beschikking wordt vermeld.

  • 3.

    In elke voortgangsrapportage wordt eenduidig inhoudelijk en financieel verslag gedaan van de

     

    uitvoering van de gesubsidieerde activiteit en de gerealiseerde prestaties. Dit wordt onder meer

     

    gedaan voor wat betreft de bereikte resultaten aan de hand van de opgelegde verplichtingen.

Artikel 10 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    Waarderingssubsidies worden, zonder voorafgaande verleningsbeschikking, vastgesteld en direct

     

    uitbetaald. Ter beoordeling van Gedeputeerde Staten kan een projectsubsidie, ook direct, zonder

     

    voorafgaande verleningsbeschikking, worden vastgesteld en uitbetaald.

  • 2.

    Steekproefsgewijs wordt achteraf gecontroleerd:

    • a.

      of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd conform de subsidieaanvraag,

    • b.

      of aan de in de beschikking vermelde verplichtingen is voldaan en

    • c.

      of de beoogde resultaten/resultaatdoelstellingen zijn behaald.

  • 3.

    Indien bij de steekproef blijkt dat de resultaten niet zijn behaald kan de subsidie worden ingetrokken,

     

    dan wel alsnog lager worden vastgesteld. Dit betekent dat het reeds uitbetaalde bedrag (deels) kan

     

    worden teruggevorderd;

  • 4.

    Voor de overige subsidieverleningen zijn de bepalingen over de subsidievaststelling in de Algemene

     

    Subsidieverordening 2004 onverkort van toepassing.

HOOFDSTUK 2 EENJARIGE PROJECTSUBSIDIES

Artikel 11 Specifieke subsidiecriteria

Natuurlijke personen en rechtspersonen (instellingen) die in aanmerking komen voor een eenjarige projectsubsidie dienen een bijdrage te leveren aan ten minste één van de volgende speerpunten: talentontwikkeling, internationalisering Limburgs cultuuraanbod of diversiteit Limburgse cultuursector en te voldoen aan de hierna genoemde specifieke subsidiecriteria. Daarnaast komen natuurlijke personen en rechtspersonen (instellingen) in aanmerking die nadrukkelijk pop of jazz-activiteiten ontwikkelen én daarbij inzetten op tenminste één van de voornoemde speerpunten. Subsidieaanvragen moeten ten minste drie maanden voor aanvang van het project ingediend worden. Voor alle projecten

  • -

    Het project dient van inhoudelijk belang te zijn door haar bijzondere betekenis in het licht van

     

    vernieuwing of artistieke waarde, waarbij richtinggevend is de originaliteit en mate van uniek zijn

     

    binnen het sectoraanbod in Limburg; en

  • -

    het project dient een eigen schepping en cultureel ondernemerschap te realiseren; en

  • -

    het project is grootschalig en laagdrempelig met een aantoonbaar bovenlokaal bereik.

     

    Richtinggevend hierbij is; of het bovenlokaal karakter van een project, het project vindt in meer dan

     

    een gemeente plaats; of de mate van publieksbereik, met een richtlijn van 1.000 bezoekers.

Projecten gericht op talentontwikkeling

  • -

    Het project dient een stimulerende en voorbeeldstellende uitstraling te hebben binnen en voor de

     

    eigen kunstensector en naar vergelijkbare instellingen toe. Gekeken wordt naar deelname door

     

    toptalent aan nationale of internationale culturele activiteiten; of

  • -

    het project is een gerichte samenwerking tussen de amateur- en professionele kunsten; of

  • -

    het project positioneert Limburgs toptalent op nationaal of internationaal niveau; of

  • -

    het project dient in te zetten op een duurzaam begeleidingstraject van jong talent: voortraject,

     

    hoofdactiviteit en nazorgtraject, niet enkel podiumpresentatie op één moment.

Projecten gericht op internationalisering Limburgs cultuuraanbod

  • -

    Het project geeft een kwalitatieve impuls aan de betreffende sector of discipline en genietinternationale erkenning; of

  • -

    het project dient in zijn opzet de ambities omtrent de Culturele Sprong (Culturele Hoofdstad 2018,

     

    Floriade 2012 en Culturele Biografie Limburg) te ondersteunen; of

  • -

    het project dient een internationaal programma te omvatten en plaats te vinden in een brede context;

     

     

    of

  • -

    het project is gericht op culturele samenwerking met instellingen of organisaties over de grenzen

     

    heen.

Projecten gericht op de diversiteit van de Limburgse cultuursector

  • -

    Het project realiseert samenwerking met verschillende actoren waarbij aantoonbare inspanningen

     

    worden geleverd om andere gemeenschappen, culturen of kwetsbare burgers actief te betrekken; en

  • -

    het project stimuleert de verdere ontwikkeling van nieuwe Nederlanders in Limburg; of

  • -

    het project realiseert met behulp van kunst en cultuur een belangrijke bijdrage aan dialoog en

     

    uitwisseling tussen mensen met verschillende etnisch-culturele achtergronden; of

  • -

    het project verrijkt samen met gemeenten het culturele aanbod in diverse Limburgse wijken

     

    en buurten.

Projecten gericht op jazz/pop

  • -

    Het project dient een stimulerende en voorbeeldstellende uitstraling te hebben met betrekking tot

     

    jazz of pop, waarbij ingezet wordt op een duurzame ontwikkeling van het Limburgse pop/jazzklimaat;

     

    en

  • -

    Het project moet voldoen aan de criteria vermeld in eenjarige projecten talentontwikkeling of

     

    internationalisering Limburgs cultuuraanbod of diversiteit van de Limburgse cultuur sector.

Artikel 12 Subsidiebedrag eenjarige projectsubsidies 

Subsidies onder € 5.000,00 worden niet verleend.

HOOFDSTUK 3 TWEEJARIGE PROJECTSUBSIDIES

Artikel 13 Specifieke subsidiecriteria

Rechtspersonen (instellingen) die in aanmerking komen voor een tweejarige projectsubsidie dienen een bijdrage te leveren aan ten minste één van de volgende speerpunten: talentontwikkeling of internationalisering Limburgs cultuuraanbod, en te voldoen aan de hierna genoemde specifieke subsidiecriteria.

Voor alle projecten

  • -

    Het project dient van inhoudelijk belang te zijn door haar bijzondere betekenis in het licht van

     

    vernieuwing of artistieke waarde, waarbij richtinggevend is de originaliteit en mate van uniek zijn

     

    binnen het sectoraanbod in Limburg; en

  • -

    het project dient een eigen schepping, creatieve interventie en cultureel ondernemerschap te

     

    realiseren; en

  • -

    het project is grootschalig en laagdrempelig met een aantoonbaar bovenlokaal bereik.

     

    Richtinggevend is hierbij is; of het bovenlokaal karakter van een project, het project vindt in meer

     

    dan een gemeente plaats; of de mate van publieksbereik, met een richtlijn van 1.000 bezoekers.

Projecten gericht op talentontwikkeling

  • -

    Het project is gericht op begeleiding en ontwikkeling van talent in Limburg. Waarbij de aanvrager op

     

    planmatige manier aandacht besteed aan de ontwikkeling en begeleiding van talent; of

  • -

    het project positioneert Limburgs professioneel toptalent op nationaal en/of internationaal niveau.

Projecten gericht op internationalisering Limburgs cultuuraanbod

  • -

    Binnen het project dienen duurzame samenwerkingsverbanden te worden aangegaan tussen in

     

    Limburg gevestigde professionele gezelschappen of ensembles en in het buitenland gevestigde

     

    groepen en/of organisaties; of

  • -

    het project dient een kwalitatieve impuls af te geven en geniet internationale erkenning; of

  • -

    het project heeft een artistiek inhoudelijke samenhang/ wisselwerking in de programmering van

     

    internationale en Limburgse professionele kunstuitingen.

Artikel 14 Subsidieaanvraag, doelgroep en subsidiebedrag tweejarige projectsubsidies

1. Subsidieaanvragen voor tweejarige projectsubsidies talentontwikkeling kunnen uitsluitend, en wel drie maanden voor aanvang van het project, ingediend worden door:

Instelling

Maximaal subsidie

Limburg Festival

€ 40.000,00

Kunstbende

€ 20.000,00

Jan van Eijck

€ 40.000,00

Limburgs Fanfareorkest

€5.000,00

Orgelfestival Limburg

€ 17.000,00

Jongerentheater 020

€ 40.000,00

Kunstdagen Wittem

€ 15.000,00

Het Parcours

€ 15.000,00

De bedragen zijn maximum bedragen per jaar.

2. Subsidieaanvragen voor tweejarige projectsubsidies internationalisering kunnen ingediend worden door rechtspersonen (instellingen) en onder andere door: 

Instelling

Maximaal subsidie

Cultureel Centrum Roepaan

€ 40.000,00

International Poetry Night

€ 15.000,00

Requiem Margraten

€30.000,00

De bedragen zijn maximum bedragen per jaar.

3. Een aanvraag dient drie maanden voor aanvang van het project te worden ingediend.

HOOFDSTUK 4 WAARDERINGSSUBSIDIE ERFGOEDEDUCATIE EN VOLKSCULTUUR

Artikel 15 Subsidieverlening 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken binnen dit hoofdstuk alleen een waarderingssubsidie voor de

     

    volksculturele activiteiten en bijbehorende instellingen die als zodanig genoemd worden in artikel 17;

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een waarderingssubsidie verstrekken voor educatieve activiteiten op

     

    het gebied van erfgoed.

Artikel 16 Specifieke subsidiecriteria erfgoededucatie

Om voor een waarderingssubsidie in het kader van erfgoededucatie in aanmerking te komen dient aan alle volgende criteria te zijn voldaan:

  • 1.

    De activiteiten dienen educatief te zijn, hetgeen betekent dat ze een vormend karakter moeten

     

    hebben.

  • 2.

    De activiteiten sluiten aan bij historische thema’s zodat nieuwe kennis, inzichten en ervaringen

     

    kunnen ontstaan voor de doelgroep. In 2011 gaat speciale aandacht uit naar educatieve

     

    projecten die betrekking hebben op de Canon van Limburg.

  • 3.

    De doelgroep dient aantoonbaar betrokken te worden bij de ontwikkeling van het educatieve

     

    project, omdat het beleefbaar maken van historische thema’s meer kans van slagen heeft

     

    wanneer de doelgroep in een vroeg stadium betrokken wordt bij de voorbereiding.

  • 4.

    De activiteiten dienen het Limburgs cultureel erfgoed aantoonbaar bij een breed publiek, en bij

     

    voorkeur met een aantoonbaar bovenlokaal bereik, onder de aandacht te brengen. Schriftelijke

     

    publicaties komen niet voor subsidie in aanmerking; de regeling is met name bedoeld ter

     

    stimulering van het gebruik van nieuwe media bij educatieve erfgoedprojecten.

  • 5.

    De activiteiten dienen een projectmatig karakter te hebben. Derhalve moet er in de aanvraag

     

    een looptijd aangegeven worden met een start- en einddatum van het project.

Artikel 17 Subsidieaanvraag, doelgroep en subsidiebedrag

 

  • 1.

    Het te verlenen subsidiebedrag voor een educatief project bedraagt maximaal € 5.000,00.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voor de in dit lid bedoelde volksculturele activiteiten kunnen uitsluitend, en wel

     

    drie maanden voor aanvang van het project, ingediend worden door:

 

 

Instelling

Activiteit

Maximaal Subsidie

Stichting Kinjer Vastelaoves Leedjesfestival

Finale KVL 2011

€ 7.500,00

Schutterij St. Elisabeth Stokkem

KinderOLS 2011

€ 2.500,00

Stichting LiLiLi

LiLiLi-daag 2011

€ 7.500,00

Vereniging Limburgse Dialect en Naamkunde

VLDN-Congres 2011

€ 1.300,00

De bedragen zijn maximum bedragen per jaar.

HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEVERLENING PROJECTEN HUIS VOOR DE KUNSTEN

Artikel 18 Subsidieverlening

Gedeputeerde Staten verstrekken binnen dit hoofdstuk alleen een projectsubsidie aan het Huis voor de Kunsten voor activiteiten en bijbehorende organisaties die als zodanig genoemd worden in artikel 19.

Artikel 19 Subsidieaanvragen en subsidiebedrag

Het Huis voor de Kunsten kan voor de hierna genoemde organisaties of projecten, tenminste drie maanden voor aanvang van het betreffende project, een subsidieaanvraag indienen. Betreffende activiteiten of organisaties zijn aangesloten bij het Huis voor de Kunsten en maken onderdeel uit van het integrale werkplan. De activiteiten zijn gericht op de instandhouding, samenwerking en verdere ontwikkeling van de culturele infrastructuur in Limburg en geven mede uitvoering aan de speerpunten uit het Beleidskader Cultuur 2009-2012.

Activiteit/Instelling

Maximaal subsidie

1. Stichting Popmuziek Limburg

€ 50.000,00

2. Project Samenwerking Jazz in Limburg

€ 30.000,00

3. Project Jongerendans

€ 50.000,00

4. Project Functie Centrum Beeldende Kunst

€ 70.000,00

5. Project Festival Platform Limburg

€ 20.000,00

6. Project Amateur TheaterFestival

€ 15.000,00

De bedragen zijn maximum bedragen per jaar.

HOOFDSTUK 6 SUBSIDIEVERLENING CULTURELE INFRASTRUCTUUR

Artikel 20 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door de door de provincie Limburg erkende

     

    begrotings- en erkende cultuurplaninstellingen.

  • 2.

    De begrotingsinstellingen zijn:

    • 1)

      Bonnefanten Museum

    • 2)

      Continium

    • 3)

      Limburgs Museum

    • 4)

      Huis voor de Kunsten Limburg

    • 5)

      Bibliotheekhuis

    • 6)

      SHCL

    • 7)

      Monumentenwacht Limburg

    • 8)

      LGOG

    • 9)

      SRAL

  • 3.

    De cultuurplaninstellingen die voor de periode 2009 – 2012 zijn erkend zijn:

    • 1)

      Collegium ad Mosam

    • 2)

      Ensemble 88

    • 3)

      Het Laagland

    • 4)

      Toneelgroep Maastricht

    • 5)

      LSO

    • 6)

      opera Zuid

    • 7)

      Studium Chorale

    • 8)

      Huis van Bourgondië

    • 9)

      Intro in Situ

    • 10)

      Cultura Nova

    • 11)

      Festival Cement

    • 12)

      Musica Sacra

    • 13)

      Nederlandse Dansdagen

    • 14)

      Orlando Festival

    • 15)

      Poezie Festival

    • 16)

      WMC

    • 17)

      Odapark

    • 18)

      NAiM/Bureau Europa

    • 19)

      Charles Hennen Concours

    • 20)

      Klassiek op Locatie

    • 21)

      Station Zuid

    • 22)

      Popsport

  • 4.

    Om voor een subsidie als cultuurplaninstelling in aanmerking te komen dient één maal per vier jaren

     

    een meerjarig beleidsplan met meerjarenbegroting en prestatiemodel, gericht op de termijn van de

     

    komende cultuurplanperiode te worden ingediend.

  • 5.

    Begrotingsinstellingen en erkende cultuurplaninstellingen dienen jaarlijks een activiteitenplan en een

     

    sluitende begroting in te dienen vóór 1 oktober, voorafgaand aan het jaar waarop de

     

    subsidieaanvraag betrekking heeft. Het activiteitenplan en de begroting van de betreffende

     

    begrotingsinstelling dan wel erkende cultuurplaninstelling zijn gebaseerd op het goedgekeurde

     

    meerjarig beleidsplan en de goedgekeurde meerjarenbegroting, zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel.

     

    In het activiteitenplan voor het betreffende jaar, zijn concrete outputresultaten opgenomen. Niet tijdig

     

    ingediende aanvragen worden afgewezen. 

Artikel 21 Specifieke criteria en beoordeling cultuurplaninstellingen 

  • 1.

    Bij de beoordeling van de aanvragen kunnen de beschikbare adviezen van de Raad voor Cultuur en

     

    het standpunt van de standplaatsgemeente worden meegenomen.

  • 2.

    Bij de beoordeling wordt tevens betrokken de mate waarin de instelling in de voorafgaande periode

     

    heeft voldaan aan de afgesproken outputresultaten, mede op basis van monitoringsgesprekken en

     

    verslagen van activiteitenbezoek.

Artikel 22 Subsidieverlening

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen gedurende de subsidieperiode 2009-2012, jaarlijks aan de

     

    begrotingsinstellingen en aan de erkende cultuurplaninstellingen, een exploitatiesubsidie

     

    verlenen binnen de door Provinciale Staten in de provinciale programmabegroting, nader uitgewerkt

     

    in de productenraming, beschikbaar gestelde middelen.

  • 2.

    Subsidieverlening vindt jaarlijks plaats nadat Gedeputeerde Staten en de onder lid 1 van dit artikel

     

    bedoelde instellingen overeenstemming hebben bereikt over de doelstellingen en prestaties volgens

     

    het model prestatieoverzicht, evenals over de profilering van de Provincie bij haar activiteiten.

Artikel 23 Subsidieplafond en verdeelsleutel 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast voor de exploitatiesubsidies voor de

     

    cultuurplaninstellingen.

  • 2.

    Verdeling van de middelen vindt plaats in de mate waarin de subsidieaanvragen voldoen aan de

     

    subsidiecriteria.

Artikel 24 Monitoring, verantwoording en evaluatie cultuurplaninstellingen 

  • 1.

    De monitoring geschiedt aan de hand van door Gedeputeerde Staten voorgeschreven

     

    geformatteerde, schriftelijke voortgangsrapportages. De frequentie hiervan en de wijze van monitoring

     

    worden medegedeeld in de subsidiebeschikking.

  • 2.

    In elke voortgangsrapportage wordt eenduidig inhoudelijk en financieel verslag gedaan van de

     

    uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en de concrete outputresultaten. Dit wordt onder meer

     

    gedaan voor wat betreft de bereikte output aan de hand van de opgelegde verplichtingen.

  • 3.

    Met ieder afzonderlijke erkende cultuurplaninstelling vindt tweemaal gedurende de planperiode een

     

    monitoringsgesprek plaats over de tussentijdse resultaten van de activiteiten waarvoor een provinciaal

     

    subsidie is ontvangen. Voor zover nodig vindt een extra tussentijds overleg plaats.

  • 4.

    Tussentijdse wijzigingen in de uitvoering van een activiteit (inhoud en uitvoeringstermijn) worden

     

    vooraf schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK 7 CULTUURPARTICIPATIE

Artikel 25 Subsidieverlening cultuurparticipatie

  • 1.

    Gemeenten verenigd in een regionaal platform Cultuurparticipatie kunnen in aanmerking komen voor

     

    financiële middelen ten behoeve van Cultuurparticipatie in de periode 2009-2012. Hiertoe dient een

     

    gemeente, al dan niet namens een aantal samenwerkende gemeenten binnen een regio, een

     

    gedetailleerd project- resp. activiteitenplan, ter goedkeuring in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Het verzoek om een financiële bijdrage dient voorzien te zijn van een beargumenteerd positief advies

     

    van de regionale Ambtelijke Adviescommissie en dient een maand voor aanvang van het project

     

    resp. de activiteiten te worden ingediend.

  • 3.

    Het ingediende project resp. plan voldoet aan de criteria zoals overeengekomen in het ondertekende

     

    convenant Cultuurparticipatie tussen de regiogemeenten en de Provincie Limburg.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot

     

    kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 27 Inwerkingtreding 

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011, met dien verstande dat voor de

     

    begrotingsinstellingen en erkende cultuurplaninstellingen deze regeling op 1 oktober 2010 in werking

     

    treedt.

  • 2.

    De regeling geldt tot en met 31 december 2011.

  • 3.

    De Nadere Subsidieregels Cultuur 2010 worden op de dag van de inwerkingtreding van de

     

    Nadere Subsidieregels Cultuur 2011 (1 januari 2011) ingetrokken, met dien verstande dat voor de

     

    begrotingsinstellingen en erkende cultuurplaninstellingen deze regeling op 1 oktober 2010 wordt

     

    ingetrokken.

Artikel 28 Overgangsrecht

  • 1.

    Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarover bij

     

    inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, worden op basis van deze nieuwe regeling

     

    afgehandeld.

  • 2.

    Voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze regeling blijven de

     

    Algemene Subsidieverordening 2004 en de daarop gebaseerde Nadere subsidieregels Cultuur van

     

    toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

Artikel 29 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere subsidieregels Cultuur 2011”.

Gedeputeerde Staten voornoemd,  

L.J.P.M. Frissen, voorzitter  

mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris  

 

Uitgegeven, 28 oktober 2010  

De secretaris,  

mr. A.C.J.M. de Kroon