Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
de rekenkamer: het gemeenschappelijke orgaan, bedoeld in artikel 2
van deze regeling;
- b.
provincie: aan de regeling deelnemende provincie;
- c.
Provinciale Staten: Provinciale Staten van de aan de regeling
deelnemende provincies;
- d.
Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de aan de regeling
deelnemende provincies.
Artikel 2 Gemeenschappelijk orgaan Zuidelijke Rekenkamer
- 1
Er is een gemeenschappelijk orgaan: Zuidelijke Rekenkamer Noord-Brabant
en Limburg, nader aan te duiden als Zuidelijke Rekenkamer.
- 2
Met betrekking tot de personele kosten is de kassiersfunctie ten
aanzien van de rekenkamer belegd bij de provincie Noord-Brabant.
- 3
De provincie Noord-Brabant treedt namens de deelnemende provincies op
als eerste aanspreekpunt voor de rekenkamer in zaken die voortvloeien
uit de uitvoering van de aan de Zuidelijke Rekenkamer op te dragen
taak.
Artikel 3 Taak en bevoegdheden rekenkamer
- 1
De rekenkamer is een onafhankelijk orgaan.
- 2
Het gemeenschappelijke orgaan heeft, als vastgelegd in hoofdstuk XIA van
de Provinciewet, tot taak het onderzoeken van de doelmatigheid, de
doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het provinciebestuur
gevoerde bestuur, niet zijnde de controle van de jaarrekening die
jaarlijks door de accountant wordt verricht.
- 3
Onverminderd de bevoegdheid van de rekenkamer, als vastgesteld in
hoofdstuk XIA van de provinciewet, is de rekenkamer bevoegd ten dienste
van haar onderzoek advies van deskundigen in te winnen.
Artikel 4 Publiek en privaatrechtelijke rechtshandelingen
- 1
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant dragen er zorg voor dat aan de
voorzitter van de rekenkamer de bevoegdheid wordt toegekend te besluiten
tot publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen ter
uitvoering van de aan de rekenkamer opgedragen taak, voor zover
betrekking hebbend op de financiële bedrijfsvoering van de
rekenkamer.
- 2
De Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant draagt er zorg voor,
dat aan de voorzitter van de rekenkamer de bevoegdheid wordt toegekend
tot vertegenwoordiging bij het verrichten van publieksrechtelijke en
privaatrechtelijke rechtshandelingen ter uitvoering van de aan de
rekenkamer opgedragen taak.
- 3
De voorzitter van de rekenkamer kan de directeur/secretaris machtigen
de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, uit te
oefenen.
Artikel 5 Samenstelling en benoeming leden rekenkamer
- 1
De rekenkamer bestaat uit drie leden, daaronder begrepen het door
Provinciale Staten tot voorzitter benoemde lid.
- 2
De leden van de rekenkamer kiezen uit hun midden een plaatsvervangende
voorzitter.
- 3
Provinciale Staten besluiten maximaal eenmaal tot herbenoeming van een
lid.
- 4
Voordat de leden van de rekenkamer de eed of belofte, bedoeld in
artikel 79g van de Provinciewet afleggen, leggen zij aan Provinciale
Staten een door hen ondertekende verklaringover vermeldende alle
openbare betrekkingen en andere functies die zij vervullen.
- 5
Openbaarmaking van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, geschiedt
door ter inzage legging op de provinciehuizen van de provincies.
- 6
De verklaring, bedoeld in het vijfde lid, wordt jaarlijks voor 1
januari te worden geactualiseerd en aan Provinciale Staten
gezonden.
- 7
Het afleggen van de eed of belofte, bedoeld in het vierde lid,
geschiedt in de vergadering van Provinciale Staten van die deelnemende
provincie die als laatste een besluit neemt over de benoeming van de
leden van de rekenkamer.
Artikel 6 Rechtspositie leden rekenkamer
- 1
De leden en de voorzitter van de rekenkamer genieten een bezoldiging
ter grootte van tien, respectievelijk twintig procent van de bezoldiging
van een gedeputeerde, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de
Provinciewet.
- 2
De leden en de voorzitter van de rekenkamer ontvangen voor de overige
aan de uitoefening van hun functie verbonden kosten een
onkostenvergoeding ter grootte van tien, respectievelijk twintig procent
van de onkostenvergoeding die een gedeputeerde op grond van artikel 43,
tweede lid, van de Provinciewet ontvangt.
- 3
De leden van de rekenkamer ontvangen voor de noodzakelijk gemaakte
reis- en verblijfkosten een vergoeding overeenkomstig de artikelen 5 en
6 van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en
commissieleden van de provincie Noord-Brabant.
- 4
De uitgaven, gedaan overeenkomstig het eerste tot en met derde lid,
komen ten laste van de middelen van de rekenkamer.
- 5
In afwijking van het tweede lid, geniet een lid dan wel de voorzitter
geen bezoldiging gedurende de periode dat Provinciale Staten het
desbetreffende lid of de voorzitter krachtens artikel 79d van de
Provinciewet op non-activiteit stellen.
- 6
Indien de non-activiteit anders dan door ontslag is geëindigd, kunnen
Provinciale Staten besluiten de niet genoten geldelijke vergoeding
alsnog geheel of gedeeltelijk uit te betalen.
Artikel 7 Bureau van de rekenkamer
- 1
Er is een bureau van de rekenkamer.
- 2
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant benoemen op voordracht van de
voorzitter van de rekenkamer de ambtenaren die nodig zijn voor een goede
uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer.
- 3
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant benoemen op bindende voordracht
van de voorzitter van de rekenkamer een van de ambtenaren, bedoeld in
het tweede lid, in de functie van directeur/secretaris.
- 4
De kosten die voortvloeien uit de benoemingen, bedoeld in het vorige
lid, komen ten laste van de middelen van de rekenkamer.
- 5
De directeur/secretaris van de rekenkamer is tevens belast met de
dagelijkse leiding van het bureau van de rekenkamer.
- 6
De directeur/secretaris is verantwoording schuldig aan de voorzitter
van de rekenkamer.
- 7
De overige ambtenaren, die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer,
zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig
aan de directeur/secretaris.
- 8
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ontslaan, op voordracht van de
voorzitter van de rekenkamer, ambtenaren van de rekenkamer uit hun
functie.
- 9
De Collectieve Arbeidsvoorwaarden Provincies, zoals die gelden voor de
ambtenaren in dienst van de provincie Noord-Brabant, zijn van
overeenkomstige toepassing op de ambtenaren, bedoeld in het tweede lid
van dit artikel.
Artikel 8 Begroting van de rekenkamer
- 1
Provinciale Staten stellen, na overleg met de rekenkamer, voor een
periode van zes jaar een vast bedrag per jaar taakstellend beschikbaar
voor een goede uitvoering van de in artikel 3 het tweede lid omschreven
taak.
- 2
De rekenkamer stelt jaarlijks, met inachtneming van de beschikbaar
gestelde middelen, bedoeld in het eerste lid, voor 1 december een
jaarbegroting voor het komende jaar vast en stuurt deze ter vaststelling
aan Provinciale Staten.
- 3
Op basis van de door PS vastgestelde begroting van de rekenkamer worden
op 100% voorschotbasis door de deelnemende provincies de middelen van
het komende begrotingsjaar beschikbaar gesteld.
- 4
De deelnemende provincies delen in gelijke mate in de te bevoorschotten
middelen en stellen jaarlijks voor 31 december hun aandeel in de
bevoorschotting beschikbaar aan de rekenkamer.
- 5
Artikel 48, vijfde lid, juncto eerste, derde en vierde lid van de Wet
gemeenschappelijke regelingen is niet van toepassing op wijzigingen van
de begroting indien deze wijzigingen kunnen worden gerealiseerd binnen
de in het eerste lid bedoelde middelen.
- 6
Indien in enig jaar blijkt dat de totale lasten lager zijn dan de voor
dat jaar ter beschikking gestelde middelen, wordt het overschot in
mindering gebracht op de middelen die voor het daarop volgende jaar op
grond van het eerste lid beschikbaar zouden worden gesteld.
- 7
De Zuidelijke Rekenkamer mag, ten behoeve van de uitvoering van de in
artikel 3 omschreven taak, beschikken over een bedrijfsreserve ter
grootte van maximaal 5% van de jaarlijkse bijdrage.
- 8
Deze reserve wordt, in afwijking van lid 6, gevormd of aangevuld uit
overschotten van de bijdragen in voorgaande jaren tot het maximale
percentage uit lid 7.
Artikel 9 Verantwoording van de rekenkamer
- 1
Rekening houdende met het gestelde in artikel 8, delen de deelnemende
provincies in gelijke mate in de feitelijke kosten van de
rekenkamer.
- 2
Jaarlijks declareert de rekenkamer vóór 1 april de werkelijk gemaakte
kosten uit het voorgaande begrotingsjaar bij de deelnemende provincies
op basis van in het eerste lid van dit artikel bedoelde verdeling.
Artikel 10 Inhoudelijke verslaglegging
- 1
Jaarlijks brengt de rekenkamer ter kennis van Provinciale Staten:
- a.
voor 1 april het verslag, zoals bedoeld in artikel 186, derde
lid, van de Provinciewet, en
- b.
voor 1 december een onderzoeksprogramma voor het komende
jaar.
- 2
In het verslag, bedoeld in het eerste lid, onder a, schenkt de
rekenkamer naast haar werkzaamheden eveneens aandacht aan de
implementatie van de besluiten, die door Provinciale Staten over haar
aanbevelingen zijn genomen.
Artikel 11 Programmaraad rekenkamer
- 1
Er is een programmaraad voor de rekenkamer.
- 2
De programmaraad bestaat uit drie Statenleden per deelnemende
provincie, te benoemen door en uit Provinciale Staten.
- 3
De leden kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangende
voorzitter van de programmaraad.
- 4
De leden van de programmaraad van elk van de deelnemende provincies
worden ondersteund door hun respectievelijke griffier.
- 5
De programmaraad heeft als taak:
- a.
het aan de rekenkamer doen van aanbevelingen over het door de
rekenkamer voorgenomen onderzoeksprogramma;
- b.
het voor de leden van de rekenkamer op verzoek fungeren als
klankbord.
- c.
het geven van advies aan Provinciale Staten inzake de
vaststelling van de begroting voor het komende begrotingsjaar en
de inhoudelijke en bedrijfsmatige verantwoording over het
afgelopen begrotingsjaar van de rekenkamer.
Artikel 12 Werkwijze van de rekenkamer
- 1
Provinciale Staten van elk van de deelnemende provincies kunnen via de
programmaraad een onderwerp voor onderzoek door de rekenkamer
voordragen.
- 2
De rekenkamer bepaalt zelf, gehoord de programmaraad, naar welke
onderwerpen zij onderzoek wil verrichten en welke methodieken zij
daarbij hanteert.
- 3
Een provincie kan de rekenkamer verzoeken ten behoeve van deze
provincie aanvullende onderzoeken te verrichten.
- 4
De kosten van aanvullende activiteiten die de rekenkamer op grond van
het derde lid verricht, komen volledig voor rekening van de
desbetreffende provincie.
- 5
In het onderzoeksprogramma wordt naar onderwerp aangegeven:
- a.
de afbakening van het onderzoeksterrein;
- b.
de formulering van de onderzoeksopdracht;
- c.
de eventuele randvoorwaarden;
- d.
- 6
Ten behoeve van de wijze waarop de rekenkamer haar onderzoek uitvoert,
stelt de rekenkamer een onderzoeksprotocol vast.
- 7
Dit onderzoeksprotocol wordt ter kennis gebracht van Provinciale
Staten.
Artikel 13 Archiefzorg rekenkamer
Op de zorg voor de archiefbescheiden van de rekenkamer is de
Archiefverordening van de provincie Noord-Brabant 1996, voor zover
betrekking hebbend op de zorg voor de archiefbescheiden van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 14 Toetreding en uittreding provincies
- 1
Toetreding tot deze gemeenschappelijke regeling staat slechts open voor
provincies.
- 2
Toetreding van nieuwe deelnemers behoeft de instemming van Provinciale
Staten, die daaraan voorwaarden kunnen verbinden.
- 3
Elke deelnemende provincie kan bij besluit van Provinciale Staten van
die provincie besluiten tot uittreden.
- 4
Van een besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie
maanden vóór het einde van het kalenderjaar kennis gegeven aan de
overige deelnemers.
- 5
De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar
volgend op de datum van het in het derde lid bedoelde
uittredingsbesluit.
- 6
Provinciale Staten bepalen in onderling overleg de financiële en
overige gevolgen van de uittreding.
- 7
Indien het overleg, bedoeld in het zesde lid, niet leidt tot
overeenstemming, leggen Provinciale Staten het geschil voor een bindend
advies voor aan een onafhankelijke commissie.
- 8
Provinciale Staten wijzen elk een onafhankelijke deskundige aan als lid
van de in het vorige lid bedoelde commissie van advies, die tezamen een
derde deskundige als voorzitter aanwijzen.
- 9
De commissie, bedoeld in het zevende lid, brengt een bindend advies
uit.
Artikel 15 Wijziging, intrekking en opheffing
- 1
Provinciale Staten kunnen besluiten tot wijziging of intrekking van
deze regeling.
- 2
Provinciale Staten kunnen besluiten tot opheffing van het
gemeenschappelijke orgaan.
- 3
Ter regeling van de financiële en personele gevolgen van de opheffing
voor de provincies, stellen Provinciale Staten een liquidatieplan
op.
- 4
Bij het ontbreken van overeenstemming over het liquidatieplan is artikel
14, zevende lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16 Evaluatie
- 1
Provinciale Staten evalueren iedere zes jaar het functioneren van het
gemeenschappelijke orgaan.
- 2
De evaluatie, bedoeld in het eerste lid, vindt voor de eerste maal
plaats in 2015.
Artikel 17 Intrekking
De Gemeenschappelijke regeling gemeenschappelijke provinciale rekenkamer
Noord-Brabant en Limburg (Zuidelijke Rekenkamer) wordt ingetrokken.
Artikel 18 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Provinciaal Blad van de provincie Limburg waarin zij wordt
geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.
Artikel 19 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Eerste wijzigingsregeling
Gemeenschappelijke regeling Zuidelijke Rekenkamer Noord-Brabant en Limburg
2013.
Maastricht, d.d. 4 juli 2014
Provinciale Staten voornoemd
de voorzitter, dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens
de griffier, mw. drs. J.J. Braam
de griffier, mw. drs. J.J. Braam
Maastricht, 22 januari 2015