Organisatie | Opmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2009 |
Citeertitel | Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 221
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 24-12-2008 de Koggenlander | Onbekend |
Bij de gebruikersbelasting wordt:gebruik door degene aan wie een deel van een ruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;het ter beschikking stellen van een ruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld. Degene die een in het vorige lid, onder a bedoelde deel of een onder b bedoelde ruimte ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of deel daarvan ter beschikking is gesteld.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
De heffingsmaatstaf is de waarde van de roerende woon- of bedrijfsruimte. De waarde wordt bepaald op de waarde die aan de roerende woon- of bedrijfsruimte dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de roerende woon- of bedrijfsruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een roerende bedrijfs-ruimte, met uitzondering van roerende bedrijfsruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 (Stb. 638) vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een roerende woonruimte die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 (Stb. 1989, 252) aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om die zaak gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is.
Indien een roerende woon- of bedrijfsruimte na de waardepeildatum die behoort bij het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld:
een verandering in waarde ondergaat van ten minste 5 percent met een minimum van € 11.345,- dan wel van € 113.445,- of meer als gevolg van een andere, specifiek voor de roerende woon- of bedrijfsruimte geldende, bijzondere omstandigheid, wordt, in afwijking in zoverre van het vijfde lid, de waarde bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar volgende op dat waarin de in onderdeel a bedoelde feiten geheel of ten dele hun beslag hebben gekregen dan wel de in onderdeel b bedoelde omstandigheid heeft plaatsgevonden of is gebleken.
De belastingplichtige die niet binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die twee maanden bij het college van burgemeester en wethouders een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Artikel 8 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt dat, zo lang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in ten hoogste acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten.