Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2005 |
Citeertitel | Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2005 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | natuur en landschap, schadebestrijding |
Deze regeling is ingetrokken met ingang van 1 november 2014.
Flora- en faunawet, art. 65
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2014 | 01-11-2014 | Intrekking | 24-09-2014 Provinciaal Blad, 2014, 2427 | Statenvoorstel 1139612 (B3) | |
30-09-2005 | 01-11-2014 | Nieuwe regeling | 28-09-2005 Provinciaal Blad, 2005, 36 | Statenvoorstel 603452 |
PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 5 juli 2005, nr H.5;
gelezen het oordeel van 17 augustus 2005, kenmerk FF/2005.287, van het bestuur van het Faunafonds;
overwegende dat ingevolge artikel 65, vierde lid, van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet bij provinciale verordening kan worden toegestaan dat de grondgebruiker, in afwijking van de artikelen 9 en 10, handelingen, bedoeld in die artikelen, verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen, zulks onder de in artikel 65, vijfde lid, bedoelde voorwaarden;
overwegende voorts dat deze mogelijkheid ingevolge artikel 66 van de Flora- en faunawet ook bestaat voor de gebruiker van opstallen, niet zijnde de grondgebruiker, voorzover het de door hem gebruikte opstallen en de daarbij behorende erven betreft;
overwegende dat gedeputeerde staten hebben ingestemd met het Beleidskader Faunabe-heer, uitgebracht door onder andere het IPO (Inter Provinciaal Overleg), het Ministerie van LNV en LTO (Land- en Tuinbouworganisatie Nederland), hetgeen ondermeer tot het aanwij-zen van ganzenfoerageergebieden heeft geleid;
overwegende dat het ingevolge het Beleidskader Faunabeheer vereist is dat binnen de ganzenfoerageergebieden voor de foeragerende soorten rust heerst, terwijl buiten die gebieden zo effectief mogelijk, met name door kolganzen, grauwe ganzen en smienten veroorzaakte gewassenschade moet kunnen worden voorkomen en bestreden;
overwegende dat het nodig is om bestrijding van schade aan kwetsbare gewassen door kolganzen, grauwe ganzen en smienten, met aan verjaging ondersteunend afschot, uitsluitend toe te staan op percelen waarop voldoende preventieve middelen aanwezig zijn;
overwegende dat het wenselijk is de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2004 te vervangen, aangezien de huidige vrijstellingsregeling onvoldoende voorziet in het bewaren van rust binnen de ganzenfoerageergebieden en in het effectief bestrijden van gewassenschade daarbuiten;
I. tot vaststelling van de navolgende verordening inzake het toestaan van handelingen in afwijking van de artikelen 9 en 10 van de Flora- en faunawet; II. tot intrekking van de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2004.
In afwijking van het bepaalde in artikel 9 van de Flora- en faunawet is het de grondgebruiker toegestaan, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, de beschermde diersoorten kolgans, grauwe gans en smient te doden op de door hem gebruikte gronden, voorzover deze zijn gelegen buiten de ganzenfoerageergebieden als bedoeld in het Beleidskader Faunabeheer en buiten Natuurbeschermingswetgebieden, Vogelricht-lijngebieden, Habitatrichtlijngebieden en natuurgebieden van terreinbeherende organisaties.
In afwijking van het bepaalde in artikel 10 van de Flora- en faunawet is het de grondgebruiker toegestaan beschermde inheemse diersoorten, zoals genoemd in artikel 2 van deze verordening opzettelijk te verontrusten op de door hem gebruikte gronden of in of aan de door hem gebruikte opstallen, zulks onder de in artikel 65, vijfde lid, van de Flora- en faunawet bedoelde voorwaarden, met dien verstande dat dit binnen de ganzenfoerageergebieden als bedoeld in het Beleidskader Faunabeheer, gedurende de periode dat deze gebieden dienen voor de opvang van dieren waarvoor ze bestemd zijn, niet is toegestaan voor ganzen en smienten en daar voor de overige diersoorten slechts is toegestaan tussen 12.00 uur en zonsondergang onder de voorwaarde dat een afstand van ten minste 500 meter tot foeragerende ganzen en smienten in acht wordt genomen .
Artikel 3 Voorschriften en beperkingen
De in artikel 1, lid 1, bedoelde handeling (doden) is uitsluitend toegestaan aan de grondgebruiker die in het bezit is van een door Gedeputeerde Staten van Fryslân verstrekt meldingsbewijs. De grondgebruiker kan schriftelijk, gedagtekend en ondertekend, een meldingsbewijs aanvragen bij Gedeputeerde Staten van Fryslân (afdeling Landelijk Gebied) onder opgave van ten minste naam, adres, postcode en woonplaats van de grondgebruiker.
Indien de grondgebruiker het hem ingevolge artikel 1, lid 1, van deze vrijstelling toekomende recht per schriftelijke toestemming overdraagt aan een jachtaktehouder is het de jachtaktehouder, in afwijking van het bepaalde in artikel 65, lid 6, van de Flora- en faunawet, slechts toegestaan het hagelgeweer te gebruiken als middel om het recht uit te oefenen.
De persoon die ingevolge deze vrijstelling aan verjaging ondersteunend afschot uitvoert, moet bij zich hebben: een jachtakte, het meldingsbewijs en - in geval hij niet zelf de grondgebruiker is - tevens de in lid 2 bedoelde schriftelijke toestemming van de grondgebruiker; hij geeft deze bescheiden op eerste vordering van een daartoe bevoegde ambtenaar ter inzage af.
Van de in artikel 1, lid 1, bedoelde handeling (doden) mag op percelen met kwetsbare gewassen (akkerbouwgewassen, vollegrondsgroenten en pas - ná 1 augustus laatstelijk voorafgaand aan de datum van schadebestrijding - ingezaaid gras) slechts gebruik worden gemaakt wanneer na het gelijktijdig (aantoonbaar) inzetten van tenminste twee typen preventieve verjaagmiddelen, te weten voldoende visuele afweermiddelen én voldoende akoestische afweermiddelen, blijkt dat deze onvoldoende effect hebben. De norm voor voldoende afweermiddelen is afhankelijk van het soort middel dat wordt ingezet. Voor een uiteenzetting van de beschikbare afweermiddelen en de toepassing daarvan, wordt verwezen naar het Handboek Faunaschade van het Faunafonds. Daarin staat o.a. vermeld dat visuele middelen, zoals vlaggen en vogelverschrikkers, geplaatst dienen te worden op een onderlinge afstand van maximaal 100 meter. Voor wat betreft akoestische middelen, zoals b.v. een knalapparaat, dient minimaal één knalapparaat per 5 hectare te worden geplaatst. Gedurende de tijdstippen dat aan verjaging ondersteunend afschot van kolganzen, grauwe ganzen en smienten daadwerkelijk plaatsvindt, behoeven geen akoestische middelen te worden toegepast.