Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Sociaal Investeringsfonds |
Citeertitel | Subsidieverordening Sociaal Investeringsfonds |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | subsidie, sociaal beleid en zorg |
De regeling is ingetrokken bij besluit van Provinciale Staten d.d. 12 december 2007. De bepalingen van de regeling blijven van kracht voor zover dat voor de subsidieverstrekking van belang is. In tegenstelling tot wat in de ondertekening van de regeling is opgenomen, is de regeling vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van 1 november 2004.
Provinciewet, art. 145
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2007 | 21-12-2007 | Intrekking | 12-12-2007 Provinciaal Blad, 2007, 66 | Statenvoorstel 722643 | |
15-01-2005 | 21-12-2007 | Nieuwe regeling | 01-11-2004 Provinciaal Blad, 2004, 51 | Statenvoorstel 01H |
Paragraaf 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Onder product wordt in deze verordening verstaan het resultaat van samenhangend handelen van een aanvrager op een bepaald beleidsterrein.
Voor subsidie komen in aanmerking één of meerdere rechtspersonen of een groep van natuurlijke personen die een product wenst te realiseren dat voldoet aan de omschrijving in artikel 1.2.1.
Artikel 1.2.1 Object subsidieverlening
Subsidie kan worden verleend voor concrete en substantiële producten die direct leiden tot:
Artikel 1.2.2 Beleidsterreinen en thema’s
Gedeputeerde Staten kunnen jaarlijks voorrang verlenen aan producten die van toepassing zijn op door Gedeputeerde Staten vast te stellen beleidsterreinen of thema’s.
De in artikel 1.2.2 bedoelde beleidsterreinen en thema’s zullen minimaal drie maanden, voordat zij van toepassing zijn, bekend gemaakt worden.
Artikel 1.4 Hoogte van de subsidie
Onder tekort wordt in deze verordening verstaan het verschil tussen de door Gedeputeerde Staten noodzakelijk beschouwde uitgaven gedaan voor het product en de daarmee verband houdende mogelijke ontvangsten met uitzondering van het provinciale subsidie en de mogelijke financiering door derden van het product.
Paragraaf 3 De beslissing op de aanvraag
Artikel 3 Beslissing en beslistermijn
Paragraaf 4 Subsidie vaststelling
Artikel 4.1 Rekening en verantwoording
De aanvrager, aan wie een subsidie is verleend krachtens deze verordening, dient binnen 6 maanden na realisering van het product aan Gedeputeerde Staten, naast een bewijs van de realisering van het product, de navolgende bescheiden over te leggen:
wanneer het subsidiebedrag minder dan € 11.400,-- bedraagt: een door aanvrager vastgestelde rekening, die betrekking heeft op het product en die zodanig is ingericht dat hieruit de met de uitvoering gemoeide bedragen afzonderlijk blijken, alsmede een verklaring van aanvrager, dat de bedragen aan rechthebbenden zijn betaald;
Paragraaf 7 Bijzondere en slotbepalingen
Subsidieaanvragen, die in het kader van het Budget Zorg vóór het in werking treden van deze verordening zijn ingediend zullen door Gedeputeerde Staten, zowel op de aanvraag als op de afrekening, worden beoordeeld op grond van de bepalingen, zoals vastgelegd in de Subsidieverordening Budget Zorg van 15 maart 2000.
In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 zullen subsidieaanvragen, die in het kader van deze verordening worden ingediend vóór het in werking treden van deze verordening, door Gedeputeerde Staten in volgorde van binnenkomst worden beoordeeld op grond van de voorwaarden, zoals vastgelegd in de artikelen in paragraaf 1 van deze verordening.
De verordening is globaal van karakter, en wel om de volgende redenen. In de eerste plaats is globaliteit nodig omdat uit de aard der zaak volgt dat het niet mogelijk is de producten die voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen uitputtend te beschrijven: het is immers niet voorspelbaar welke knelpunten zich voor zouden kunnen doen, cq. welke vernieuwende producten tot ontwikkeling kunnen komen. In de tweede plaats is het globale karakter van de verordening noodzakelijk teneinde slagvaardig te kunnen handelen. Anderzijds vragen een optimale allocatie van middelen en rechtszekerheid van aanvragers om een zekere regelgeving, teneinde te voorkomen dat er in uiterste instantie sprake zou kunnen zijn van "normloos handelen". Wij menen dat de thans voorliggende verordening getuigt van evenwicht.
In artikel 1.1.1 wordt een definitie van een product gegeven. Een product is derhalve het resultaat van een activiteit of handeling en niet de activiteit of handeling zelf.
De in artikel 1.2.2. genoemde beleidsterreinen of thema’s worden bepaald aan de hand van het door Provinciale Staten vastgestelde Sociaal Beleidskader (SBK). Het jaarlijks vast te stellen programmakader dat op interactieve wijze totstandkomt zoals aangegeven in het SBK. In artikel 1.3. komt tot uitdrukking dat willen producten subsidiabel zijn, ze moeten bijdragen aan concrete verbetering van het voorzieningenniveau. Als hetzelfde product op meerdere plaatsen gerealiseerd moet worden, dient dit als één aanvraag ingediend te worden en niet als afzonderlijke aanvragen. Herhaling van hetzelfde dient voorkomen te worden, tenzij daar specifieke argumenten aan ten grondslag liggen.
In artikel 1.4 wordt invulling gegeven aan de randvoorwaarde genoemd in het collegeprogramma, t.w. dat het Sociaal Investeringsfonds niet het vooropgezette doel mag hebben om bezuinigingen op Rijksbudgetten te compenseren. Dit laat onverlet de mogelijkheid om bv. aanvullend op financiering door derden middelen beschikbaar te stellen of bv. met provinciale middelen een product eerder te realiseren dan door de reguliere financiers voorzien was. In termen van de Sturingsbrief: "alleen provinciale bemoeienis waar het een aantoonbare meerwaarde heeft".
Artikel 1.4, lid 1 en 2 geeft aan dat de realisatie van een product niet alleen door provinciaal subsidie dient te geschieden. Medefinanciering door derden is noodzakelijk. Bij medefinanciering wordt het door externen te doneren bedrag bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Echter zal het provinciaal subsidie nooit meer dan 50% van het begrote bedrag omvatten, met de aantekening dat medefinanciering en provinciaal subsidie tezamen nooit meer dan 100% zal zijn. Bijvoorbeeld bij 60% medefinanciering zal het provinciaal subsidie maximaal 40% bedragen.
In artikel 1.5, lid1 van de verordening is als weigeringgrond opgenomen dat Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie moeten weigeren indien op de provinciale begroting voor dat doel waarvoor subsidie wordt gevraagd geen of onvoldoende middelen beschikbaar zijn.
Artikel 1.5.2 en volgende regelen dat door Gedeputeerde Staten een deelplafond per tender en eventueel per beleidsterrein en/of thema’s wordt vastgesteld en bekend wordt gemaakt voordat de aanvragen worden ingediend.
Het plafond voor subsidieaanvragen beneden de € 5.000, - bedraagt € 50.000, - per jaar in totaal.
In artikel 2.1 komt tot uitdrukking dat ingediende aanvragen 2 maal per jaar beoordeeld zullen worden, de twee tenders. De financiële lasten van de oktober tender komen ten laste van het daaropvolgende jaar. De financiële lasten van de april tender van hetzelfde jaar.
Artikel 2.4 geeft al aan dat bij beantwoording van de vraag of en zo ja in hoeverre de provincie projecten subsidieert, acht geslagen wordt op de maatschappelijke effecten. Teneinde "sector-overstijgend" denken en handelen te bevorderen verdienen samenwerkingsprojecten de voorkeur. Deze samenwerking moet naar ons oordeel op gestructureerde wijze plaatsvinden, d.w.z. ze moet verder gaan dan louter gericht zijn op het binnenhalen van subsidie.
In artikel 3 wordt bovenstaande bij de beslissing nogmaals expliciet weergegeven. De criteria in artikel 3.3 staan in volgorde van belangrijkheid. Als niet aan één van de criteria voldaan wordt, worden de daaronder liggende criteria niet meer beoordeeld. De aanvraag die aan de meeste opeenvolgende criteria voldoet heeft de hoogste prioriteit.
Daarnaast hebben wij de mogelijkheid geschapen om direct te kunnen handelen bij actuele of niet voorziene gebeurtenissen en daar ook uitdrukking aan te geven in het beschikbaar stellen van kredieten.
De artikelen 4, 5 en 6 bevatten de normale bepalingen in een subsidie verordening, waarbij alleen bij artikel 5 c regels van de Europese Unie van invloed kunnen zijn op de hoogte van de subsidie. Dit zal bij de subsidieverlening reeds aangegeven worden.
In artikel 7.2 wordt rekening gehouden met een vaststelling van de verordening in de loop van het jaar. Vooruitlopend op de vaststelling kunnen er subsidieaanvragen ingediend worden, die eerst na vaststelling van de verordening, in volgorde van binnenkomst, in behandeling zullen worden genomen.
Indien in het kader van deze verordening op enigerlei wijze sprake is van aanbestedingen van diensten dan is boven een bedrag van € 200.000,- exclusief btw, de Europese richtlijn voor aanbesteding van diensten (92/50/EEG) van toepassing en dat bij leveringen boven een bedrag van € 236.945, - exclusief btw de Europese richtlijn voor aanbesteding van leveringen (93/36/EEG) van toepassing is.