Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Fryslân

Subsidieverordening Sociaal Investeringsfonds

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFryslân
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingSubsidieverordening Sociaal Investeringsfonds
CiteertitelSubsidieverordening Sociaal Investeringsfonds
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsubsidie, sociaal beleid en zorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De regeling is ingetrokken bij besluit van Provinciale Staten d.d. 12 december 2007. De bepalingen van de regeling blijven van kracht voor zover dat voor de subsidieverstrekking van belang is. In tegenstelling tot wat in de ondertekening van de regeling is opgenomen, is de regeling vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van 1 november 2004.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Provinciewet, art. 145

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-200721-12-2007Intrekking

12-12-2007

Provinciaal Blad, 2007, 66

Statenvoorstel 722643
15-01-200521-12-2007Nieuwe regeling

01-11-2004

Provinciaal Blad, 2004, 51

Statenvoorstel 01H

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Sociaal Investeringsfonds

SUBSIDIEVERORDENING MET BETREKKING TOT HET VERLENEN VAN SUBSIDIES UIT HET SOCIAAL INVESTERINGSFONDS

Provinciale Staten van Fryslân:

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 24 augustus 2004;

gezien de Algemene Subsidieverordening Provincie Fryslân 1998;

besluiten als volgt:

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Bevoegdheid Gedeputeerde Staten

  • 1

    Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot het verlenen en vaststellen van subsidie als bedoeld in deze verordenin

  • 2

    De Algemene Subsidieverordening Provincie Fryslan 1998 is van toepassing, tenzij in de volgende artikelen daarvan wordt afgeweken.

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

Onder product wordt in deze verordening verstaan het resultaat van samenhangend handelen van een aanvrager op een bepaald beleidsterrein.

Artikel 1.2

Voor subsidie komen in aanmerking één of meerdere rechtspersonen of een groep van natuurlijke personen die een product wenst te realiseren dat voldoet aan de omschrijving in artikel 1.2.1.

Artikel 1.2.1 Object subsidieverlening

Subsidie kan worden verleend voor concrete en substantiële producten die direct leiden tot:

  • a.

    het voorkomen en/of wegwerken van achterstanden in de directe dienstverlening aan burgers op de gebieden van welzijn/sociaal beleid en zorg in Fryslân;

  • b.

    het bieden van kansen voor de verbetering van de leefomgeving van de burgers, als onderdeel van de door Provinciale Staten geformuleerde integrale aanpak vanuit welzijn/sociaal beleid en zorg in Fryslân.

Artikel 1.2.2 Beleidsterreinen en thema’s

Gedeputeerde Staten kunnen jaarlijks voorrang verlenen aan producten die van toepassing zijn op door Gedeputeerde Staten vast te stellen beleidsterreinen of thema’s.

Artikel 1.2.3

De in artikel 1.2.2 bedoelde beleidsterreinen en thema’s zullen minimaal drie maanden, voordat zij van toepassing zijn, bekend gemaakt worden.

Artikel 1.3.

  • 1

    Aanvragen om subsidies voor producten die naar hun inhoud vergelijkbaar zijn met producten waarvoor reeds eerder aan eenzelfde aanvrager subsidie is verleend op grond van deze regeling, of reeds door een ander zijn of worden geleverd komen in beginsel niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2

    Op basis van deze verordening worden slechts incidentele subsidies verleend.

  • 3

    Het product dient gerealiseerd te worden binnen het daarvoor in de beschikking aangegeven tijdvak.

  • 4

    Indien in de aanvraag is aangegeven dat het beoogde product niet binnen één jaar gerealiseerd kan worden, kunnen Gedeputeerde Staten een subsidie voor langer dan één jaar verstrekken.

Artikel 1.4 Hoogte van de subsidie

  • 1

    De provinciale subsidie bedraagt nooit meer dan 50% van het werkelijke tekort tot een maximum van € 1.000.000, -.

  • 2

    Onder tekort wordt in deze verordening verstaan het verschil tussen de door Gedeputeerde Staten noodzakelijk beschouwde uitgaven gedaan voor het product en de daarmee verband houdende mogelijke ontvangsten met uitzondering van het provinciale subsidie en de mogelijke financiering door derden van het product.

  • 3

    Aan de subsidieverlening kunnen door Gedeputeerde Staten voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen ondermeer betrekking hebben op het aandeel in de totale kosten die gedragen wordt door derden.

Artikel 1.5 Het subsidie plafond

  • 1

    Subsidie wordt verleend voorzover binnen het door Provinciale Staten voor deze verordening vastgestelde krediet voldoende middelen aanwezig zijn.

  • 2

    Gedeputeerde Staten kunnen het door Provinciale Staten vastgestelde krediet verdelen over de door hen, krachtens artikel1.2.2., vastgestelde beleidsterreinen en thema’s. Zij geven daarbij aan op welk tijdvak de verdeling betrekking heeft.

  • 3

    Indien de aanvragen daartoe aanleiding geven zijn Gedeputeerde Staten bevoegd de verdeling onder 1.5.2 te wijzigen.

  • 4

    Gedeputeerde Staten maken het besluit tot vaststelling van een verdeling als bedoeld in de leden 2 en 3 bekend voor de aanvang van het tijdvak waarop de verdeling betrekking heeft.

  • 5

    De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats op basis van een vergelijking van de geschiktheid van de producten. ( zie artikel 3.3)

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 2 De aanvraag

  • 1

    Aanvragen voor subsidie kunnen tweemaal per jaar ingediend worden bij Gedeputeerde Staten, te weten vóór 1 april en vóór 1 oktober.

  • 2

    Gedeputeerde Staten doen mededeling van de data van openstelling en sluiting van de in lid 1 genoemde tijdstippen drie maanden voor de aanvang van het desbetreffende tijdstip.

  • 3

    De aanvraag moet worden ingediend voordat de werkzaamheden voor de realisering van het product van start zijn gegaan.

  • 41

    De aanvrager dient bij het indienen van de aanvraag voor een subsidie van € 5.000, - of meer, over te leggen een gespecificeerde begroting van inkomsten en uitgaven, voorzien van:

    • a.

      Een beschrijving van het te realiseren product;

    • b.

      Een beschrijving van de geplande activiteiten;

    • c.

      Het doel en de doelgroepen;

    • d.

      De samenwerking met andere partijen zowel bij de opzet als bij de uitvoering;

    • e.

      De tijdsplanning;

    • f.

      De doorlooptijd van de realisatie van het product;

    • g.

      Het subsidiebedrag dat wordt gevraagd, alsmede een gemotiveerde onderbouwing daarvan.

    • h.

      De wijze waarop de aanvrager het eigen aandeel in de kosten financiert en een opgave van de gevraagde of verstrekte subsidies en/of bijdragen van derden.

    • i.

      Een beschrijving van de effecten die worden beoogd en verwacht met de realisering van het product.

  • 42

    De aanvrager dient bij het indienen van de aanvraag voor een subsidie van minder dan € 5.000, -, over te leggen:

    • a.

      Een beschrijving van het in te dienen product en wanneer het geraliseerd wordt.

    • b.

      Een begroting van inkomsten en uitgaven.

    • c.

      Het subsidiebedrag dat wordt gevraagd.

Paragraaf 3 De beslissing op de aanvraag

Artikel 3 Beslissing en beslistermijn

  • 1

    Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk 13 weken na de sluitingstermijn voor het indienen van aanvragen.

  • 2

    Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing met ten hoogste vier weken uitstellen. Van het uitstel wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan.

  • 3

    Gedeputeerde Staten wegen de aanvragen die voldoen aan paragraaf 2 tegen elkaar af en rangschikken deze vervolgens op basis van onderstaande in volgorde van zwaarte opgenomen criteria:

    • a.

      relatie van het product met de algemene en nadere omschrijving genoemd in de artikelen 1.2.1. en 1.2.2. van deze verordening;

    • b.

      de beoogde en verwachte effecten in relatie met de hoogte van het gevraagde subsidie;

    • c.

      de haalbaarheid van het ingediende productvoorstel;

    • d.

      producten waarbij sprake is van medefinanciering door derden en die een breed draagvlak hebben.

    • e.

      producten waarvan de realisering direct gestart kan worden;

    • f.

      producten met een kwalitatief goed uitgewerkt en onderbouwd plan;

    • g.

      producten waarbij zicht is op de effecten van het product op langere termijn;

  • 4

    Gedeputeerde Staten beoordelen bovendien de subsidie aanvragen, naast hetgeen genoemd wordt in het vorige lid, op de volgende aspecten:

    • a.

      de regionale spreiding van producten waaraan subsidie wordt verleend;

    • b.

      een verdeling die evenwichtig overeenkomt met de in artikel 1.2.1. en 1.2.2 genoemde omschrijving.

Paragraaf 4 Subsidie vaststelling

Artikel 4.1 Rekening en verantwoording

  • 1

    De aanvrager, aan wie een subsidie is verleend krachtens deze verordening, dient binnen 6 maanden na realisering van het product aan Gedeputeerde Staten, naast een bewijs van de realisering van het product, de navolgende bescheiden over te leggen:

    • a.

      wanneer het subsidiebedrag minder dan € 11.400,-- bedraagt: een door aanvrager vastgestelde rekening, die betrekking heeft op het product en die zodanig is ingericht dat hieruit de met de uitvoering gemoeide bedragen afzonderlijk blijken, alsmede een verklaring van aanvrager, dat de bedragen aan rechthebbenden zijn betaald;

    • b.

      wanneer het subsidiebedrag meer bedraagt dan € 11.400,--, dient de onder a. bedoelde rekening vergezeld te gaan van een goedkeurende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • c.

      een inhoudelijk verslag van de wijze waarop het product gerealiseerd is.

  • 2

    Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijnen.

Artikel 4.2 Vaststelling achteraf

Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast uiterlijk zes weken na ontvangst van de door de aanvrager ingediende rekening.

Paragraaf 5 Intrekking

Artikel 5 Intrekking subsidieverlening

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    de realisering van het product, waarvoor de subsidie is verleend, niet plaatsvindt;

  • b.

    de realisering van het product waarvoor subsidie is verleend niet aanvangt en/of niet plaatsvindt binnen zes maanden na het, in de aanvraag vermelde, tijdstip waarop de realisering van het product zou aanvangen en/of plaatsvinden;

  • c.

    de afrekening van het product niet binnen de in artikel 4.1 lid 1 gestelde termijn ontvangen is;

  • d.

    regels van de Europese Unie tot lagere percentages of maxima verplichten.

Paragraaf 6 De betaling

Artikel 6.1 De betaling

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken uitbetaald nadat de subsidie door Gedeputeerde Staten is vastgesteld.

Artikel 6.2

Op de verleende subsidie kan, na een schriftelijk verzoek daartoe, door Gedeputeerde Staten een voorschot worden verleend tot maximaal 90% van de verleende subsidie.

Paragraaf 7 Bijzondere en slotbepalingen

Artikel 7.1

Bij twijfel over de uitleg of het bereik van deze regeling beslissen Gedeputeerde Staten.

Artikel 7.2 Overgangsbepaling

  • 1

    Subsidieaanvragen, die in het kader van het Budget Zorg vóór het in werking treden van deze verordening zijn ingediend zullen door Gedeputeerde Staten, zowel op de aanvraag als op de afrekening, worden beoordeeld op grond van de bepalingen, zoals vastgelegd in de Subsidieverordening Budget Zorg van 15 maart 2000.

  • 2

    In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 zullen subsidieaanvragen, die in het kader van deze verordening worden ingediend vóór het in werking treden van deze verordening, door Gedeputeerde Staten in volgorde van binnenkomst worden beoordeeld op grond van de voorwaarden, zoals vastgelegd in de artikelen in paragraaf 1 van deze verordening.

Artikel 7.3 Slotbepaling

  • 1

    Deze verordening wordt aangehaald als de "Subsidieverordening Sociaal Investeringsfonds”.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking zes weken na plaatsing in het Provinciaal Blad van Fryslân.

  • 3

    Met ingang van het in het vorige lid vermelde tijdstip worden geen aanvragen meer in het kader van het budget zorg in behandeling genomen.

  • 4

    Voor aanvragen, die vóór het in het tweede lid van dit artikel vermelde tijdstip in het kader van het budget zorg zijn ingediend, blijft de subsidieverordening budget zorg van kracht.

Leeuwarden, 9 november 2004

voorzitter drs. E.H.T.M. Nijpels

griffier O. Bijlsma

Toelichting

I. Algemeen

De verordening is globaal van karakter, en wel om de volgende redenen. In de eerste plaats is globaliteit nodig omdat uit de aard der zaak volgt dat het niet mogelijk is de producten die voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen uitputtend te beschrijven: het is immers niet voorspelbaar welke knelpunten zich voor zouden kunnen doen, cq. welke vernieuwende producten tot ontwikkeling kunnen komen. In de tweede plaats is het globale karakter van de verordening noodzakelijk teneinde slagvaardig te kunnen handelen. Anderzijds vragen een optimale allocatie van middelen en rechtszekerheid van aanvragers om een zekere regelgeving, teneinde te voorkomen dat er in uiterste instantie sprake zou kunnen zijn van "normloos handelen". Wij menen dat de thans voorliggende verordening getuigt van evenwicht.

II Artikelsgewijs

In artikel 1.1.1 wordt een definitie van een product gegeven. Een product is derhalve het resultaat van een activiteit of handeling en niet de activiteit of handeling zelf.

De in artikel 1.2.2. genoemde beleidsterreinen of thema’s worden bepaald aan de hand van het door Provinciale Staten vastgestelde Sociaal Beleidskader (SBK). Het jaarlijks vast te stellen programmakader dat op interactieve wijze totstandkomt zoals aangegeven in het SBK. In artikel 1.3. komt tot uitdrukking dat willen producten subsidiabel zijn, ze moeten bijdragen aan concrete verbetering van het voorzieningenniveau. Als hetzelfde product op meerdere plaatsen gerealiseerd moet worden, dient dit als één aanvraag ingediend te worden en niet als afzonderlijke aanvragen. Herhaling van hetzelfde dient voorkomen te worden, tenzij daar specifieke argumenten aan ten grondslag liggen.

In artikel 1.4 wordt invulling gegeven aan de randvoorwaarde genoemd in het collegeprogramma, t.w. dat het Sociaal Investeringsfonds niet het vooropgezette doel mag hebben om bezuinigingen op Rijksbudgetten te compenseren. Dit laat onverlet de mogelijkheid om bv. aanvullend op financiering door derden middelen beschikbaar te stellen of bv. met provinciale middelen een product eerder te realiseren dan door de reguliere financiers voorzien was. In termen van de Sturingsbrief: "alleen provinciale bemoeienis waar het een aantoonbare meerwaarde heeft".

Artikel 1.4, lid 1 en 2 geeft aan dat de realisatie van een product niet alleen door provinciaal subsidie dient te geschieden. Medefinanciering door derden is noodzakelijk. Bij medefinanciering wordt het door externen te doneren bedrag bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Echter zal het provinciaal subsidie nooit meer dan 50% van het begrote bedrag omvatten, met de aantekening dat medefinanciering en provinciaal subsidie tezamen nooit meer dan 100% zal zijn. Bijvoorbeeld bij 60% medefinanciering zal het provinciaal subsidie maximaal 40% bedragen.

In artikel 1.5, lid1 van de verordening is als weigeringgrond opgenomen dat Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie moeten weigeren indien op de provinciale begroting voor dat doel waarvoor subsidie wordt gevraagd geen of onvoldoende middelen beschikbaar zijn.

Artikel 1.5.2 en volgende regelen dat door Gedeputeerde Staten een deelplafond per tender en eventueel per beleidsterrein en/of thema’s wordt vastgesteld en bekend wordt gemaakt voordat de aanvragen worden ingediend.

Het plafond voor subsidieaanvragen beneden de € 5.000, - bedraagt € 50.000, - per jaar in totaal.

In artikel 2.1 komt tot uitdrukking dat ingediende aanvragen 2 maal per jaar beoordeeld zullen worden, de twee tenders. De financiële lasten van de oktober tender komen ten laste van het daaropvolgende jaar. De financiële lasten van de april tender van hetzelfde jaar.

Artikel 2.4 geeft al aan dat bij beantwoording van de vraag of en zo ja in hoeverre de provincie projecten subsidieert, acht geslagen wordt op de maatschappelijke effecten. Teneinde "sector-overstijgend" denken en handelen te bevorderen verdienen samenwerkingsprojecten de voorkeur. Deze samenwerking moet naar ons oordeel op gestructureerde wijze plaatsvinden, d.w.z. ze moet verder gaan dan louter gericht zijn op het binnenhalen van subsidie.

In artikel 3 wordt bovenstaande bij de beslissing nogmaals expliciet weergegeven. De criteria in artikel 3.3 staan in volgorde van belangrijkheid. Als niet aan één van de criteria voldaan wordt, worden de daaronder liggende criteria niet meer beoordeeld. De aanvraag die aan de meeste opeenvolgende criteria voldoet heeft de hoogste prioriteit.

Daarnaast hebben wij de mogelijkheid geschapen om direct te kunnen handelen bij actuele of niet voorziene gebeurtenissen en daar ook uitdrukking aan te geven in het beschikbaar stellen van kredieten.

De artikelen 4, 5 en 6 bevatten de normale bepalingen in een subsidie verordening, waarbij alleen bij artikel 5 c regels van de Europese Unie van invloed kunnen zijn op de hoogte van de subsidie. Dit zal bij de subsidieverlening reeds aangegeven worden.

In artikel 7.2 wordt rekening gehouden met een vaststelling van de verordening in de loop van het jaar. Vooruitlopend op de vaststelling kunnen er subsidieaanvragen ingediend worden, die eerst na vaststelling van de verordening, in volgorde van binnenkomst, in behandeling zullen worden genomen.

Tot slot.

Indien in het kader van deze verordening op enigerlei wijze sprake is van aanbestedingen van diensten dan is boven een bedrag van € 200.000,- exclusief btw, de Europese richtlijn voor aanbesteding van diensten (92/50/EEG) van toepassing en dat bij leveringen boven een bedrag van € 236.945, - exclusief btw de Europese richtlijn voor aanbesteding van leveringen (93/36/EEG) van toepassing is.