Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Fryslân

Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Fryslân
Officiële naam regelingSubsidieverordening pMJP Fryslân 2009
CiteertitelSubsidieverordening pMJP Fryslân 2009
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpsubsidie, natuur en landschap

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Historie van de regeling: Nieuwe regeling vastgesteld op 11 februari 2009, inwerking getreden op 27 februari 2009, met terugwerkende kracht tot en met 1 februari 2009: Provinciaal Blad 2009, 20; 1e wijziging vastgesteld op 24 juni 2009, inwerking getreden op 2 juli 2009, met terugwerkende kracht tot en met 1 februari 2009, Provinciaal Blad 2009, 48.  

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 145
  2. Wet inrichting landelijk gebied, art. 11, lid 3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-01-201101-02-200914-02-2014Hoofdstukken 1.1.3, 1.2, 1.3, 5.1.1, 5.1.2, 6.1.2, 6.2, 6.3, 6.5, 6.6.1, 7 en Bijlage I

15-12-2010

Provinciaal Blad, 2011, 2

Statenvoorstel 888745
02-07-200901-02-200906-01-2011art. 2 van hfdst. 1.1.3

24-06-2009

Provinciaal Blad, 2009, 48

Statenvoorstel 817094

Tekst van de regeling

Verordening van 11 februari 2009 houdende bepalingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies voor inrichting van het landelijk gebied (Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009)

provinciale staten van Fryslân,

overwegende dat in verband met artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied regeling nodig is van de subsidieverstrekking uit het Investeringsbudget landelijk gebied, alsmede subsidieverstrekking uit het Frysk Ynvestearringsbudzjet Lânlik Gebiet, alsmede subsidieverstrekking uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

gelet op de Kadersubsidieverordening pMJP 2009, artikel 145 van de Provinciewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluiten vast te stellen de Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009 als volgt:

1. Landbouw en Visserij

Inleiding

Een economisch sterke en duurzame landbouw wordt gestimuleerd door subsidies te verstrekken voor onder meer kavelruil, bedrijfsverplaatsing, pilots op het gebied van duurzaam ondernemen en voor kennisverspreiding en innovatieve projecten.

1.1 Subsidie grondgebonden landbouw

Het gaat hierbij om subsidies voor verbetering van de agrarische (infra)structuur. Daarbij zijn te onderscheiden: • de verkavelingsstructuur • de inrichtingssituatie van kavels en percelen • de verplaatsing van bedrijven • de ontsluiting en toegankelijkheid van kavels en percelen • de waterbeheersingssituatie m.b.t. kavels en percelen.

Verbetering van de agrarische (infra)structuur kan in de vorm van enkelvoudige projecten gericht op één structuuraspect of gebiedsgericht met meestal meerdere structuuraspecten en vaak ook meerdere inrichtingsdoelen, zoals doelen m.b.t. natuur, landschap en recreatie. Gebiedsgerichte projecten worden uitgevoerd door bestuurscommissies in de zin van artikel 81, eerste lid, van de Provinciewet.

1.1.1 Vrijwillige kavelruil

Inleiding

Vrijwillige kavelruil heeft tot doel de ligging van kavels en percelen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het bedrijfsgebouw te verbeteren. In sommige kavelruilen kunnen tevens andere dan agrarische doelen gerealiseerd worden. Kavelruilen kunnen, gekoppeld aan de ruilingen, gecombineerd worden met kavelinrichtingswerken.

Subsidieaanvragen voor vrijwillige kavelruilen kunnen door de betrokken ondernemers en/of eigenaren zelf worden ingediend of door bestuurscommissies als bedoeld in artikel 81, eerste lid van de Provinciewet . In geval van bestuurscommissies betreft het veelal projecten voor ‘planmatige kavelruil’, waarvoor de bestuurscommissie een plan indient voor een bepaalde periode met een te realiseren prestatie (aantal hectares kavelruil) en daarvoor geraamde kosten. De bestuurscommissie vraagt vooraf voor een dergelijk project subsidie aan. 

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Het verwerven van gronden: kosten faciliteren van aankoop van ruilgronden (‘landmetershectares’). Het betreft niet de netto aankoopkosten van gronden.

  • 2 Het ruilproces, zoals: kosten van het stimuleren van kavelruil, kadaster- en notariskosten, kosten kavelruilcoördinator.

  • 3 Inrichtingsmaatregelen gerelateerd aan de geruilde hectares, zoals: het dempen en/of graven van sloten, lichte egalisaties om percelen op elkaar aan te laten sluiten, het aanpassen c.q. het vervangen van drainage, het aanbrengen van ontsluitingswegen c.q. kavelpaden en/of ontsluitingsdammen, aanpassingswerken m.b.t. de waterbeheersing.

Artikel 2 Subsidiabele kosten

  • 1 Proceskosten, zoals: planvormingskosten, adviseurskosten, taxateurskosten, kosten voor het inschakelen van een ingenieursbureau, kosten bestuurscommissie.

  • 2 Notariële- en kadasterkosten tot een maximum van 100% van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 3 Projecten voor ‘Planmatige kavelruil’ c.q. ‘kavelruil-modules’ die door bestuurscommissies worden ingediend: de aanvaardbaar geachte proceskosten samenhangend met het ruilproces zoals toe te rekenen kosten bestuurscommissie, toedelingsonderzoek kadaster, kosten kavelruilcoördinator, taxatiekosten, kosten voor het faciliteren van aankoop ruilgronden (‘landmeters hectares’), algemene voorlichting en communicatie m.b.t. kavelruil. waarvan maximaal 100% subsidie.

  • 4 Kavelruilen die niet door bestuurscommissies ingediend en/of afgehandeld worden: adviseurs- en taxateurskosten tot een maximum van € 2.000,-- per kavelruilovereenkomst + € 50,-- per geruilde hectare; waarvan maximaal 90% subsidie. (NB: Kavelruilen die door bestuurscommissies afgehandeld worden in het kader van ‘planmatige kavelruil-projecten’ of ‘kavelruil-modules’, komen niet in aanmerking voor subsidie op adviseurskosten).

  • 5 Kosten voor minimaal noodzakelijke aanpassing van de ontsluiting van de geruilde kavels en percelen, ter compensatie van de inbrengsituatie; waarvan maximaal 100% subsidie. Voor de noodzakelijke aanleg van nieuwe dammen of verbetering van bestaande dammen tot een maximum van € 3.500,-- per dam.

  • 6 Kosten voor inrichtingsmaatregelen tot een maximum van € 1.500,-- per geruilde hectare. waarvan maximaal 40% subsidie.

  • 7 Inrichtingswerken, samenhangend met de ruiling van gronden, ten behoeve van andere dan agrarische doelen en waarvan de betreffende agrarische ondernemer geen voordeel geniet (niet productieve investeringen). waarvan maximaal 100% subsidie.

  • 8 Kosten voor minimaal noodzakelijke aanpassingswerken m.b.t. de waterbeheersing ten behoeve van de geruilde kavels en percelen ter compensatie van de inbrengsituatie. waarvan maximaal 100% subsidie.

Artikel 3 Subsidieaanvragers

Agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, bestuurscommissies, provincies, waterschappen en gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 4 Subsidieverstrekking

  • 1 Aanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      De activiteiten passen binnen het beleid van de provincie Fryslân zoals vastgelegd in de provinciale beleidsnota ‘Sociaal-economisch landbouwbeleid / duurzame landbouw’.

    • b.

      De activiteiten dragen bij aan het ontwikkelen en in stand houden van een duurzame en economisch perspectiefvolle landbouwsector in Fryslân. In bijzondere gevallen kunnen dit ook andere dan agrarische doelen zijn.

    • c.

      Minimaal 3 partijen nemen deel aan de kavelruil en er dient ruiling van gronden plaats te vinden.

    • d.

      De ruilingen leiden direct of indirect tot verbetering van de agrarische verkavelingsstructuur en/of in bijzondere gevallen tot realisatie van doelen m.b.t. natuur, landschap, waterbeheer, recreatie en/of sociaal economische plattelandsontwikkeling.

    • e.

      Gebouwen maken geen deel uit van een kavelruil, tenzij de ruiling noodzakelijk is in het kader van een bedrijfsverplaatsing en het betreffende gebouw zijn agrarische bestemming behoudt.

1.1.2 Infrastructuur voor de ontwikkeling / aanpassing van de land- en bosbouw (landinrichting / gebiedsontwikkeling)

Inleiding

Naast vrijwillige kavelruil biedt de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) ook de mogelijkheid tot ‘wettelijke kavelruil’. De in de Wilg aangegeven wetgeving is hierop van toepassing. ‘Wettelijke kavelruil’ wordt gebiedsgericht ingezet, onder verantwoordelijkheid van een bestuurscommissie voor het betreffende gebied. De bestuurscommissie stelt hiertoe een landinrichtingsplan op. Meestal omvat een landinrichtingsplan, naast doelen voor de agrarische structuurverbetering ook andere doelen, zoals doelen voor natuur, landschap, waterbeheer, recreatie en sociaal economische plattelandsontwikkeling. Er is dan sprake van ‘integrale landinrichtings- c.q. ge-biedsontwikkelingsplannen’.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Voor subsidiëring van maatregelen gericht op de ontwikkeling / aanpassing van de land- en bosbouw, komen de volgende activiteiten in aanmerking:

    • a.

      Het ruilproces om een doelmatiger ligging van de percelen te bereiken.

    • b.

      Kavelaanvaardingswerken. activiteiten die vereist zijn om de bij een wettelijke kavelruil betrokken en toegedeelde gronden van gelijke aard en hoedanigheid te maken als de ingebrachte kavels en/of toegedeelde kavels fysiek op elkaar aan te laten sluiten c.q. te scheiden: zoals demping c.q. graven van sloten, egalisaties, begreppeling, aanpassen of vervangen van drainage, noodzakelijke aanpassingen van het waterbeheer, noodzakelijke ontsluiting van kavels en/of percelen door aanleg van wegen en/of dammen.

    • c.

      Aanleg en/of verbetering van (landbouw)wegen voor de ontsluiting van landbouwgronden en aanleg/ aanpassing van andere infrastructuur t.b.v. de landbouwgronden.

    • d.

      Verbetering en/of aanpassing van het waterbeheer van de landbouwgronden die de duurzaamheid van de landbouw vergroten.

    • e.

      Inpassingsmaatregelen. technische maatregelen in het gebied of in de omgeving gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de functie landbouw: zoals compenserende beplanting en aanpassingen in de wegen- en padenstructuur.

Artikel 2 Subsidiabele kosten

  • 1 Kosten van het ruilproces: kadaster- en notariskosten, kosten faciliteren aankoop ruilgronden (‘landmetershectares’), taxatiekosten e.d.

  • 2 Proceskosten: planvormings- en organisatiekosten (zoals kosten ‘gebiedscommissie’, inhuren experts, ingenieursbureaus en/of onderzoeksinstellingen.

  • 3 Als de eindbegunstigde een overheid is of een organisatie met een publieke activiteit, waaronder een bestuurscommissie: maximaal 100%.

  • 4 Bij investeringen door ondernemers: maximaal 100% wanneer het gaat om de kosten die noodzakelijk zijn voor het ruilproces. Kosten voor inrichtingsmaatregelen tot een maximum van € 1.500 per geruilde hectare, waarvan maximaal 40% subsidie.

Artikel 3 Subsidieaanvragers

Agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, bestuurscommissies, provincies, waterschappen en gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 4 Subsidieverstrekking

  • 1 Aanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2 Subsidiecriteria: De activiteiten passen binnen een door gedeputeerde staten vastgesteld landinrichtingsplan voor het betreffende gebied.

1.1.3 Subsidie agrarische bedrijfsverplaatsing en investeringssteun

Inleiding Het doel van deze subsidieregeling is het ondersteunen van kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren. Secundair doel: Hervestiging van perspectiefvolle grondgebonden landbouwbedrijven, waarvan de landbouwgronden benodigd zijn voor het realiseren van overheidsdoelstellingen ten aanzien van de verbetering van de ruimtelijke of agrarische structuur, verbetering van natuur, landschap, water of milieu.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een grondgebonden agra-risch bedrijf waarvan de cultuurgrond voor tenminste 50% is gelegen in:

  • a.

    De ecologische hoofdstructuur (hierna te noemen EHS) of

  • b.

    Een landinrichtingsgebied dan wel een gebied ten behoeve van planmatige kavelruil of

  • c.

    Een gebied, anders dan een gebied zoals bedoeld onder a. en b., dat is opgenomen in een aankoopstrategieplan en waarvoor in dat aankoopstrategieplan is bepaald dat deze subsidieregeling ook op dat gebied van toepassing is. Voor de begrenzing op detailniveau is de informatie in het desbetreffende aankoopstrategieplan bepalend.

 

Artikel 2 Subsidiabele kosten

  • 1 Ter stimulering van het verplaatsen in het algemeen belang, kan investerings-steun worden toegekend voor de investeringen die met name zijn gericht op de volgende doelstellingen: Verlaging van de productiekosten, verbetering en omschakeling van de productieverhoging van de kwaliteit, instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu, of de verbetering van de hygiëneomstandigheden of de normen inzake dierenwelzijn.

  • 2 Op grond van artikel 4 van de verordening (EG) nr. 1857/ 2006 bedraagt de subsidie maximaal 40% van deze met de verplaatsing samenhangende inves-teringen. Een aanvraag voor deze investeringssteun dient binnen een termijn van 2 jaren na het passeren van de akte te worden ingediend.

  • 3 Op grond van artikel 6 van de verordening (EG) nr. 1857/ 2006 bedraagt de subsidie voor de verplaatsingskosten maximaal:

    • a.

      100% van de daadwerkelijk gemaakte verplaatsingskosten bestaande uit het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties alsmede de kosten ten behoeve van de hervestiging, bevattende:

      • i.

        Advieskosten (zoals de kosten van makelaar, accountant, architect etc.),

      • ii.

        Ontwerpkosten,

      • iii.

        Onderzoekskosten,

      • iv.

        Notariskosten,

      • v.

        Kadastrale kosten,

      • vi.

        Verhuiskosten,

      • vii.

        Fiscale afrekening i.v.m. bedrijfsverplaatsing.

    • b.

      40% van de waardestijging van de betrokken installaties na de verplaatsing, indien de verplaatsing in het algemeen belang de landbouwer modernere installaties oplevert, met de voorwaarde dat de eigen bijdrage van de landbouwer overeen moet komen met tenminste 60% van de hiermee gepaard gaande uitgaven.

    • c.

      40% van de met verhoging van de productiecapaciteit gepaard gaande uitgaven, indien de verplaatsing in het algemeen belang leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit, met de voorwaarde dat de eigen bijdrage van de landbouwer overeen moet komen met ten minste 60% van de hiermee gepaard gaande uitgaven.

  • 4 De subsidie bedraagt maximaal € 400.000,- per 3 fiscale jaren.

  • 5 Kosten van het saneren van de bodem worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

  • 6 Kosten voor leges (van vergunningen, wijziging bestemmingsplan, artikel 19-procedure, schoongrondverklaringen e.d.) worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

  • 7 De waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van het te verlaten erf met de zich daarop bevindende gebouwen en installaties wordt vastgesteld op basis van een door gedeputeerde staten goedgekeurde onafhankelijke taxatie.

Artikel 3 Subsidieaanvragers

De eigenaar(s) en/ of gebruiksgerechtigde(n) van een grondgebonden agrarische bedrijf en de cultuurgrond, zijnde „kleine en middelgrote ondernemingen” („kmo's”): ondernemingen als omschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 70/2001.

Artikel 4 Subsidieverstrekking

  • 1 Aanvraag

    • a.

      de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 is onverkort van kracht met uitzondering van artikel 6, tweede lid. Een subsidieaanvraag kan gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2 Subsidiecriteria

    • 1.

      De subsidie wordt slechts verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

      • a.

        Het grondgebonden agrarisch bedrijf dient te worden verplaatst zodanig dat het nieuwe erf met zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties en de cultuurgrond niet zijn gelegen in de EHS of een natuurgebied.

      • b.

        Aanvrager dient de te verlaten cultuurgrond en erf met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties in eigendom, vrij van enig zekerheids-, gebruiks- of ander beperkend of bezwarend recht, aan Bureau Beheer Landbouwgronden (hierna te noemen BBL) (of in incidentele gevallen aan een door gedeputeerde staten aan te wijzen instantie) over te dragen op grond van een overeenkomst van koop, verkoop en eigendomsoverdracht tussen BBL (dan wel de door gedeputeerde staten aan te wijzen instanties) en de aanvrager. De overdracht zal plaatsvinden tegen vergoeding van de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende gebouwen en installaties, welke waarde wordt vastgesteld op basis van een door gedeputeerde staten goedgekeurde onafhankelijke taxatie.

    • 2.

      De hierboven onder 1.b. genoemde voorwaarde geldt niet voor die cultuurgrond waarvoor aanvrager ten tijde van de afronding van de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf als bedoeld onder 1.a. een overeenkomst ingevolge de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer(PSN) heeft afgesloten, die leidt tot de verwezenlijking van de voor de desbetreffende cultuurgrond aangegeven natuurdoel(en).

    • 3.

      Gedeputeerde staten kunnen in afwijking van het bepaalde onder 1b) bepalen dat het erf met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties en circa 1 hectare cultuurgrond (hiervoor zijn de topografische grenzen bepalend) niet in eigendom hoeven te worden overdragen aan BBL of een door gedeputeerde staten aan te wijzen instantie mits:

      • a.

        de bedrijfskavel niet is gelegen in de EHS en handhaving van de eventuele bedrijfswoning passend is in de doelstellingen zoals verwoord in het gebiedsplan dat op het desbetreffende gebied van toepassing is en

      • b.

        het erf met gebouwen een naar het oordeel van gedeputeerde staten passende niet-agrarische bestemming krijgt en

      • c.

        de zich op het erf bevindende bedrijfsgebouwen en installaties worden gesloopt.

      • d.

        de onder 3c) genoemde voorwaarde geldt niet voor de bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties waarvan het gemeentebestuur heeft verklaard dat sloop daarvan niet zal worden toegestaan.

    • 4.

      In het geval de cultuurgrond is gelegen in een landinrichtingsgebied kunnen gedeputeerde staten, in afwijking van het gestelde onder 1b) bepalen dat de cultuurgrond en het erf met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties niet in eigendom hoeven te worden overgedragen aan BBL of een door gedeputeerde staten aan te wijzen instantie, als met de inbreng en toedeling van de cultuurgrond en het erf met gebouwen natuurdoelen dan wel provinciale beleidsdoelen worden gerealiseerd .

    • 5.

      In afwijking van het bepaalde onder 3c) kunnen gedeputeerde staten toestaan dat bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van circa 200 m2 , passend binnen de geldende bebouwingsomvang en landschappelijke omgeving worden behouden, mits er een bedrijfswoning aanwezig is op of bij het betrokken erf en de afstand van de te handhaven bedrijfsgebouwen tot deze woning niet meer dan 25 meter bedraagt. Voorts kunnen gedeputeerde staten in afwijking van het bepaalde onder 3c), het behoud van (voormalige) bedrijfsgebouwen toestaan die onlosmakelijk zijn verbonden met de bedrijfswoning en daarmee architectonisch een geheel vormen.

    • 6.

      De subsidieaanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk binnen 24 maanden na de verlening van de subsidie aan de verplichtingen wordt voldaan. Gedeputeerde staten kunnen deze termijn éénmalig verlengen indien aanvrager de verplaatsing niet binnen die termijn kan afronden als gevolg van het niet tijdig kunnen beschikken over de voor verplaatsing benodigde vergunningen, vrijstellingen, ontheffingen en andere publiekrechtelijke instemmingen en zulks niet is te wijten aan aanvrager.

    • 7.

      Geen subsidie wordt verleend indien:

      • a.

        de cultuurgrond en het erf met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties voor of op de datum waarop de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend in eigendom is overgedragen aan een BBL dan wel een door gedeputeerde staten aan te wijzen instantie.

      • b.

        op het erf of (delen van) de cultuurgrond woningbouw is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of volgens een geldend besluit als bedoeld in artikel 3.10 van deze wet.

      • c.

        Het grondgebonden agrarisch bedrijf is ingebracht bij een verzoek om provinciale planologische medewerking aan:

        • I.

          de realisatie van één of meer ‘ruimte voor ruimte’ -woningen,

        • II.

          de ontwikkeling van een nieuw landgoed of een nieuwe buitenplaats,

    • 8.

      Als in het kader van de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf of de sloop van de zich op het erf bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen, en/of installaties een vergoeding wordt verstrekt door een of meer andere overheidslichamen, wordt op grond van deze regeling slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend dat de som van de door het andere overheidslichaam of overheidslichamen verstrekte of te verstrekken vergoeding(en) en de op grond van deze regeling te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de maximale subsidiebijdrage voortvloeiende uit deze verordening. 

1.2 Subsidie kennis en innovatie duurzame landbouw

Inleiding Doelstelling is het bevorderen van een primaire land- en tuinbouw die duurzaam rendeert én duurzaam produceert. Subsidiëring van kennis- en innovatieprojecten duurzame landbouw is gebaseerd op de provinciale Landbouwagenda 2011-2013.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Projecten gericht op duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Met natuurlijke hulpbronnen bedoelen we water, bodem, lucht, energie, meststoffen, vee en biodiversiteit. Onder duurzaam gebruik wordt verstaan het zowel duurzaam voorraad- als duurzaam ketenbeheer. Het eerste is het vermijden van schadelijke onttrekkingen aan de fysieke leefomgeving, het tweede het vermijden van schadelijke toevoegingen. Speciale aandachtspunten zijn:

    • klimaatneutraal boeren, waarbij de uitstoot van broeikasgassen vermindert; dat kan door minder energie te verbruiken; met een hoger aandeel duurzame energie; door zelf duurzame energie te produceren; het kan ook met maatregelen gericht op voer, mest, dier - en bodemmanagement;

    • klimaatbestendig boeren, waarbij ingespeeld wordt op klimaatverandering; dat kan bijvoorbeeld met versterking van de bodemstructuur en de bodem-biodiversiteit en zuinig omgaan met water; ook maatregelen gericht op preventie en bestrijding van klimaatafhankelijke ziekten en plagen en projecten gericht op klimaatbestendige soorten en rassen vallen onder dit thema;

    • sluiten van mineralenkringlopen, vooral wat betreft stikstof (om de emissie van nitraat, ammoniak en lachgas te verminderen), fosfaat (voorraden raken uitgeput terwijl bodem en water oververzadigd zijn) en koolstof (emissie broeikasgassen reduceren onder andere door meer organische stof in de bodem vast te leggen); dat mag het bedrijfsniveau gelden maar ook het regionale of Europese schaalniveau;

    • duurzaam produceren als voorwaarde voor duurzame kwaliteitsproducten;

    • dierwelzijn en diergezondheid; het medicijngebruik bij vee.

  • 2.

    Projecten gericht op landbouw en ruimtelijke kwaliteit.

  • 3.

    Projecten gericht op productie van duurzame energie, bestemt voor doorlevering aan derden.

Voor de activiteiten genoemd in de leden 1, 2, en 3 van artikel 1 zijn verschillende werkvormen denkbaar, bijvoorbeeld: pilots, demonstratieprojecten, kennisuitwisselingsprojecten, opstellen en toepassen van certicerings- en kwaliteitsborgingssystemen, promotie en afzetbevordering.

Artikel 2 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor de activiteiten genoemd in de leden 1 en 2 van artikel 1 geldt:

    Subsidiabel zijn alle extra kosten die voor de innovatieve toepassing gemaakt moeten worden, plus alle kosten van het kennisdeel, met uitzondering van:

    • Kosten van de aankoop van landbouwproductierechten en mestrechten.

    • Kosten van de aankoop van dieren en zaai- en pootgoed en de verwerking daarvan, voor zover deze ook bij een normale exploitatie gemaakt zouden zijn.

  • 2 Voor de activiteiten genoemd in lid 3 van artikel 1 geldt dat haalbaarheidsstudies, voorbereidings- en andere plankosten voor 50% subsidiabel zijn, voor zover vallend onder de subsidievoorwaarden behorend bij de maatregelfiches 311 en 321 uit het POP 2.

  • 3 Voor landbouwondernemingen bedraagt de maximale subsidie 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,-- in 3 jaar. Voor probleemgebieden geldt een percentage van 50% en een maximum van € 250.000,-- in 3 jaar.

  • 4 Voor investeringen die leiden tot extra kosten in verband met de bescherming en verbetering van het milieu, de verbetering van de hygiëne op dierenhouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren, mogen de maximale steunpercentages als genoemd in het voorgaande lid, worden verhoogd met maximaal 10%. Deze verhoging mag alleen worden toegepast voor investeringen die verder gaan dan wat volgens de geldende communautaire minimumeisen nodig is, of voor investeringen om te voldoen aan pas ingevoerde minimumnormen.

  • 5 Voor niet-landbouwondernemingen bedraagt de subsidie maximaal 50% van de totaal subsidiabele kosten.

Artikel 3 Subsidieaanvragers

Natuurlijke personen en rechtspersonen uit de primaire land- en tuinbouw én één of meerdere bedrijven uit de andere schakels uit de agro-keten actief betrokken is. Tot de voornoemde schakels worden toelevering, dienstverlening, verwerking, groot- en detailhandel, onderwijs en onderzoek en overheden gerekend. De initiatiefnemer hoeft niet perse een boer te zijn, mag ook een vertegenwoordiger uit de keten zijn, maar er moeten wel altijd boeren bij betrokken zijn.

Artikel 4 Subsidieverstrekking

  • 1 Subsidieaanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 geldt dat het projectvoorstel een heldere omschrijving moet bevatten van de te behalen doelen, bijvoorbeeld de gewenste milieukwaliteit.

    • d.

      Projectvoorstellen waarbij ILG-middelen voor duurzaam ondernemen ingezet worden, worden door de provincie ter goedkeuring voorgelegd aan het ministerie van VROM.

    • e.

      Projectvoorstellen waarvoor POP.Nu middelen voor productie van duurzame energie worden ingezet moeten voldoen aan voorwaarden van fiches 311, 311b, 321, 321b en 321c.

       

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      De activiteiten passen binnen het beleid van de provincie Fryslân zoals vastgelegd in de provinciale landbouwagenda 2011-2013.

    • b.

      De activiteiten dragen bij aan het ontwikkelen en in stand houden van een duurzaam renderende én duurzaam producerende landbouw in Fryslân.

    • c.

      De activiteiten zijn ontwikkelingsgericht en innovatief.

    • d.

      Het project moet zicht bieden op implementatie bij minstens 25 % van de bedrijven van de tak van landbouw waar het project betrekking op heeft.

    • e.

      Het project moet aan minimaal twee aspecten van duurzame economische, ecologische en sociale ontwikkeling (wurk, omjouwing, minske) bijdragen.

    • f.

      Van de activiteiten die gefinancierd worden uit ILG-middelen voor duurzaam ondernemen wordt de te realiseren milieukwaliteit gemonitord, waarbij tevens inzicht wordt gegeven in de maatschappelijke kosten en baten.

    • g.

      Een kennis- en innovatieproject komt voor subsidie in aanmerking wanneer daarin maatregelen zijn opgenomen die de productie daadwerkelijk verduurzamen. Ook het ontwikkelen en verspreiden van kennis zijn verplichte onderdelen. Andere activiteiten, zoals kwaliteitsborging en afzetbevordering van duurzame kwaliteitsproducten, kunnen ook op onze steun rekenen, mits die een logisch onderdeel vormen van een breder project waarin ook feitelijke wijzigingen in het productieproces doorgevoerd worden. Voor alle werkvormen geldt dat die alleen op steun kunnen rekenen mits er binnen hetzelfde project ook feitelijke wijzigingen in het productieproces doorge-voerd worden.

    • h.

      Projecten gericht op duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen die gesubsidieerd worden uit het budget ILG/duurzaam ondernemen moeten voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld door het ministerie van VROM.

    • i.

      Projecten gericht op de productie van duurzame energie die gesubsidieerd worden uit POP.NU moeten voldoen aan de EU-voorwaarden zoals geformuleerd voor fiches 311, 311b, 321, 321b en 321c. 

1.3 Subsidie kennis, innovatie en versterking 

VERVALLEN 

1.4 Subsidie visserij

Inleiding 

De doelen die ten aanzien van visserij nagestreefd worden, zijn verwoord in de nota Visserijbeleid en richten zich op het versterken van de structuur en organisatie van de sector.

De subsidiabele activiteiten zijn als volgt onderverdeeld: • Speerpunten per regio: Waddenzee, IJsselmeer en de binnenwateren • Ondersteunen van Friese visserijbedrijven • Stimulans aanverwante economische sectoren.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1.

    Waddenzee - kiezen voor de garnaal

  • a.

    Activiteiten ter verbetering van de sector, bijvoorbeeld door deskundigheidsbevordering.

  • b.

    Inzet op geïntegreerde visserij.

  • c.

    Innovatie ambachtelijke visserij.

  • d.

    Voorzieningen voor visserij in Haven Lauwersoog / Harlingen.

  • e.

    Promotie van garnalen.

  • f.

    Project pelmachine.

  • 2.

    IJsselmeer - kiezen voor de aal

Acties in de toekomst zijn mede afhankelijk van de strategie van LNV in het aalherstelplan en de herziening van het beleidsbesluit binnenvisserij.

  • a.

    Ondersteunen van projecten aalintrek.

  • b.

    Ondersteunen van flankerend beleid na sanering door rijk.

  • c.

    Tegengaan van stroperij.

  • d.

    Aanpak van de vogelproblematiek.

  • e.

    Keurmerk voor IJsselmeeraal.

  • 3.

    Binnenwateren: kiezen voor de combinatie sport- en beroepsvisserij

  • a.

    Bevorderen van de visstand.

  • b.

    Uitvoeren van het visplan.

  • c.

    Tegengaan van stroperij.

  • d.

    Uitvoeren infrastructurele maatregelen (bevorderen migratie en paai).

  • e.

    Opstellen van een visie op de strategische aanpak van knelpunten in de vismigratie en het verbeteren van de paai.

  • 4.

    Beroepsbinnenvisserij

  • a.

    Inzetten op het verbreden van de beroepsvisserij.

  • b.

    Aansluiten van activiteiten bij plattelandsbeleid.

  • c.

    Afhankelijk van uitkomsten van pilot VBC “visregistratiesysteem” worden nieuwe afspraken gemaakt over economische benutting van de schubvis.

  • d.

    Ontwikkelen van een keurmerk.

  • 5.

    Sportvisserij

  • a.

    Verbeteren van het imago van de visserij.

  • b.

    Opstellen van een viskansenkaart.

  • c.

    Ontwikkelen van arrangementen (sportief / culinair).

  • d.

    Ontwikkelen en inrichten van een internationale wedstrijdvisbaan.

  • e.

    Bevorderen van de kwaliteitsverbetering sportvisvoorzieningen, ook bij eigen provinciale vaarwegen.

  • 6.

    Ondersteunen Friese visserijbedrijven

  • a.

    Verbreden van de visserijsector.

  • b.

    Stimuleren innovatie en verbreding in de visserijsector.

  • c.

    Flexibiliseren van vergunningen.

  • 7.

    Stimuleren aanverwante economische sectoren

  • a.

    Stimuleren van de aquacultuur.

  • b.

    De rest van de keten stimuleren.

  • 8.

    Ecologische en fysieke randvoorwaarden visserij

  • a.

    Verbeteren van randvoorwaarden voor de visserij via het optimaal benutten van regulier beleid.

  • b.

    Bevorderen van een goede visstand.

  • c.

    Verzekeren van voldoende planologische ruimte.

  • d.

    Zorgen voor fysieke ruimte voor de sportvisserij.

  • 9.

    Samenwerken binnen en buiten de sector

  • a.

    Inspelen op cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid met recreatief-, toeristisch- en plattelandsbeleid.

  • b.

    Samenwerken binnen de bij de sport- en beroepsvisserij betrokken organisaties.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Maximaal 50% van de kosten die betrekking hebben op de subsidiabele activiteiten.

  • 2 Maximaal 100% van de kosten voor de arbeidsinzet van politie Fryslân voor de aanpak van visstroperij.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

  • 1 Natuurlijke personen en rechtspersonen die de belangen vertegenwoordigen van de sportvisserij of de beroepsvisserij.

  • 2 Politie Fryslân.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1. Subsidieaanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009, kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2. Subsidiecriteria

    • a.

      De activiteiten passen binnen het beleid van de provincie Fryslân zoals vastgelegd in de Nota Visserijbeleid 2004.

    • b.

      De activiteiten zijn van belang voor de bevordering van een duurzame visserij.

2. Natuur

Doel is zekerstelling van de biodiversiteit en de kwaliteit van de leefomgeving en duurzaam, gebruik van de natuur. 

2.1 Subsidie verwerving gronden t.b.v. realisatie Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Inleiding 

Voor de verwerving van gronden ten behoeve van de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur kan subsidie worden verleend.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Verwerving van terreinen en beëindiging van pachtovereenkomsten uitsluitend voor de terreinen:

    • a.

      die door de provincie zijn begrensd als natuurgebied en als zodanig zijn opgenomen in een door gedeputeerde staten vastgesteld gebiedsplan of

    • b.

      die zijn gelegen binnen een door gedeputeerde staten vastgesteld aankoopgebied of als zodanig zijn opgenomen in een Aankoop Strategie Plan of

    • c.

      waarover bestuurlijke overeenstemming met GS bestaat of

    • d.

      die worden ingezet als ruilgrond voor realisatie EHS, waarbij gedeputeerde staten nadere bepalingen kunnen opnemen in de beschikking over de termijn waarop de gronden moeten zijn ingezet voor realisatie van de EHS en over het beheer van de gronden of

    • e.

      die zijn aangeduid als bestaande natuur én waarvan de verwerving past binnen het provinciale beleid.

  • 2 Verwerving van bos- en landschapselementen als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet of artikel 17, derde lid, onderdeel c, van de Wet inrichting landelijk gebied uitsluitend wanneer de bos- en landschapselementen zijn aangelegd in het kader van landinrichtingsprojecten.

  • 3 Verwerving van gebouwen, uitsluitend voor gebouwen:

    • a.

      die na verwerving worden ingezet voor het beheer van het natuurgebied of

    • b.

      die een dusdanige verstorende werking op het beheer van het natuurgebied hebben dat sloop na verwerving noodzakelijk is of

    • c.

      die onlosmakelijk met de aankoop van terreinen zijn verbonden, maar die na verwerving weer, los van de aangekochte terreinen, op de particuliere markt worden verkocht.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1.

    De kosten van verwerving van terreinen en de kosten van verwerving van gebouwen zijn subsidiabel indien het aankoopbedrag niet meer bedraagt dan de reële marktwaarde (dit moet blijken uit een taxatierapport).

  • 2.

    Als subsidiabele kosten voor de verwerving van een terrein, of verwerving van een gebouw worden aangemerkt:

    • a.

      het aankoopbedrag ).

    • b.

      het kadastraal recht en het registratierecht.

    • c.

      veiling- en notariskosten.

    • d.

      overdrachtsbelasting, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend.

    • e.

      schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend.

    • f.

      het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein.

    • g.

      kosten van hervestiging of onteigening, voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door BBL dan wel de provincie aan de betrokken instelling in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend.

    • h.

      kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen.

    • i.

      toeslagen die in bijzondere situaties worden toegepast, door gedeputeerde staten bij beschikking vast te stellen.

    • j.

      taxatie en bemiddelingskosten tot een door gedeputeerde staten bij beschikking vast te stellen maximumbedrag.

    • k.

      kosten van wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren tot een door gedeputeerde staten bij beschikking vast te stellen maximumbedrag.

  • 3.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten. Subsidies of bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt of eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend worden verrekend met de subsidie zodat het totaal niet meer dan 100% van de subsidiabele kosten bedraagt ).

  • 4.

    Subsidie voor de kosten van beëindiging van een pachtovereenkomst wordt slechts verleend voor een terrein:

    • a.

      Waarvan It Fryske Gea of De Vereniging Natuurmonumenten eigenaar of erfpachter is.

    • b.

      Waarop al vóórdat het terrein door instelling is verworven, pachtrechten zijn gevestigd. en

    • c.

      Waarvoor beëindiging van de pachtovereenkomst is gewenst vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of natuurontwikkeling.

    • d.

      Waarvoor de hoogte van de pachtvergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten.

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de kosten van de vergoeding ter beëindiging van de pachtovereenkomst, met dien verstande dat de subsidie vermeerderd met subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, alsmede vermeerderd met eigen middelen van It Fryske Gea of Vereniging Natuurmonumenten die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, niet meer dan 100% van het totaal van die kosten mag bedragen.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Subsidie kan alleen worden aangevraagd door It Fryske Gea en de Vereniging Natuurmonumenten.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1.

    Subsidieaanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

    • d.

      In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 gaat de aanvraag vergezeld van een toelichting en omvat in ieder geval:

      • -

        een kadastrale kaart, schaal 1 : 5.000 met vermelding perceelsnummer, oppervlakte en omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd.

      • -

        hoofdlijnen van beheer, met daarin aandacht voor de toegankelijkheid van het terrein.

      • -

        een begroting en getekend taxatierapport van Bureau Beheer Landbouwgronden van de met de verwerving, respectievelijk de beëindiging van de pachtovereenkomst, gemoeide kosten.

      • -

        in voorkomend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend.

      • -

        indien van toepassing een verwijzing naar een vastgesteld aankoopstrategieplan.

      • -

        topografische kaart 1 : 10.000, waarop de aankoop ingetekend is.

      • -

        getekende koopovereenkomst.

      • -

        status van een terrein: traditionele natuur, eerste fase relatienota, tweede fase relatienota of natuurontwikkeling.

  • 2.

    Subsidiecriteria

    • a.

      Een aanvraag voor subsidie in de kosten van de verwerving van een terrein/ gebouw dient zo mogelijk 13 weken, doch uiterlijk 4 weken vóór het passeren van de koopakte te worden ingediend.

    • b.

      Een aanvraag voor subsidie in de kosten van de beëindiging van een pachtovereenkomst dient zo mogelijk 13 weken, doch uiterlijk 4 weken vóór de beëindiging van de pachtovereenkomst te worden ingediend.

    • c.

      Voor terreinen waarvoor, vooruitlopend op de begrenzing, subsidie is verleend, geldt dat zodra het terrein definitief niet als natuurgebied wordt begrensd, het moet worden verruild voor een wel als zodanig aangewezen terrein, dan wel dat het moet worden verkocht. Indien er niet binnen 1,5 jaar, gerekend vanaf de datum van de subsidieverleningsbeschikking, door gedeputeerde staten een gebiedsplan is vastgesteld voor de betreffende terreinen, dan wordt dit aangemerkt als zijnde definitief niet begrensd. Bij de bepaling van het te restitueren bedrag bij uitruil of vervreemding van gronden waarvoor eertijds subsidie werd verleend, wordt uitgegaan van de opbrengsten bij vervreemding, met als minimum te restitueren bedrag het destijds verleende subsidiebedrag.

    • d.

      Voor terreinen waarvoor vooruitlopend op de natuurbegrenzing subsidie is verleend, geldt dat deze niet eerder een natuurfunctie krijgen, en derhalve ook niet eerder worden ingericht, dan nadat de percelen zijn opgenomen in een door gedeputeerde staten vastgesteld gebiedsplan.

    • e.

      Het terrein blijft in beginsel tot die tijd in gangbaar agrarisch gebruik,zonder gebruiksbeperkingen, en wordt uitgegeven door Bureau Beheer Landbouwgronden totdat het terrein formeel is begrensd als natuurgebied en als zodanig is opgenomen in een door gedeputeerde staten vastgesteld gebiedsplan. De subsidieontvanger is verplicht de gronden op een zodanige manier te onderhouden en te (laten) beheren dat de landbouwkundige gebruiks- en economische waarde op peil blijft.

    • f.

      Voor gronden gelegen binnen een vastgesteld Aankoop Strategie Plan (ASP) gelden de voorwaarden zoals genoemd in betreffende ASP.

  • 3.

    Subsidieverplichtingen

    • a.

      De subsidieontvanger is verplicht om:

      • -

        de daadwerkelijke verwerving van het terrein en/of de beëindiging van de pachtovereenkomsten te laten plaatsvinden binnen een tijdvak van twaalf weken na de subsidieverlening.

      • -

        de kosten te maken binnen twee jaar na de subsidieverlening, voor zover de subsidieverlening tevens betrekking heeft op de subsidiabele kosten “afkoopbedrag van de landinrichtingsrente”, voor zover die kosten rusten op het verworven terrein, of de kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen.

      • -

        op verzoek van de betrokken instelling kan gedeputeerde staten deze termijnen verlengen tot een nader vast te stellen tijdstip.

    • b.

      Voor alle gevallen, waarin subsidie verleend wordt voor verwerving van terreinen, beëindiging van pachtovereenkomsten of aankoop van gebouwen, gelden de navolgende verplichtingen:

      • -

        De eigenaar mag de betreffende gronden of gebouwen geheel noch gedeeltelijk vervreemden, noch in erfpacht uitgeven, noch ten laste daarvan enig zakelijk recht verlenen, noch het karakter en/of de doelstelling ervan wijzigen, dan na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van gedeputeerde staten, die daaraan voorwaarden kunnen verbinden.

      • -

        Toestemming van gedeputeerde staten is niet vereist voor overeenkomsten tot verpachting van een met provinciale subsidie verworven natuurterrein voor zover deze in overeenstemming is met de instandhouding of ontwikkeling van de op het terrein aanwezige waarden voor zover deze in overeenstemming is met de natuurdoelstelling.

      • -

        Bij verkoop van een terrein waarvoor provinciale subsidie is gegeven, wordt het te restitueren bedrag gebaseerd op de opbrengsten bij vervreemding, met als minimum te restitueren bedrag het destijds verleende subsidiebedrag. De verkoopprijs wordt gebaseerd op de taxatie van BBL.

      • -

        Het onderhoud van de gronden moet in overeenstemming met hun karakter en/of doelstelling tot genoegen van gedeputeerde staten geschieden.

      • -

        De wegen en paden van het betreffende gebied moeten van zonsopgang tot zonsondergang voor een ieder kosteloos toegankelijk zijn voor zover dit zonder ernstige afbreuk aan de belangen van natuur ter plaatse mogelijk is.

      • -

        De eigenaar geeft, na een schriftelijk gedane aanvraag, kosteloos de gelegenheid voor wetenschappelijk onderzoek en beoefening van kunst, voor zover dit naar zijn oordeel zonder schade voor het desbetreffende gebied en het beheer ervan kan geschieden.

      • -

        Bij de beheersactiviteiten dient de subsidieontvanger inschakeling van derden te bevorderen, voor zover dit niet strijdig is met de natuurdoelstelling

    • c.

      Bij beëindiging van de instelling behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van gedeputeerde staten.

    • d.

      Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht of artikel 22 en 23 van de Kadersubsidieverordening pMJP 2009, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van terugvordering tot aan het moment van algehele voldoening. Terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten blijft achterwege, indien het terrein aan de provincie wordt overgedragen.

    • e.

      De instelling beschikt over statuten, die aan gedeputeerde staten ter kennisneming worden overlegd. De instelling stelt gedeputeerde staten onverwijld in kennis van wijziging van de statuten.

  • 4.

    Bevoorschotting

In afwijking van het artikel 11, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kunnen gedeputeerde staten een voorschot verlenen tot ten hoogste 100% van het aankoopbedrag vermeld in de subsidieverleningsbeschikking.

  • 5.

    Weigeringsgronden

    • a.

      De subsidie aan It Fryske Gea of de Vereniging Natuurmonumenten, wordt geweigerd indien een terrein is gelegen buiten de invloedssfeer van de instelling die de aanvraag tot subsidieverlening heeft ingediend, tenzij op grond van de eerstgegadigdenkaart de eerstgegadigde met de desbetreffende verwerving (aanvraag) of het desbetreffende beheer schriftelijk heeft ingestemd.

    • b.

      De subsidie aan It Fryske Gea of de Vereniging Natuurmonumenten wordt geweigerd indien de werkwijze genoemd in de nota “Impuls Particulier Natuurbeheer” d.d. juni 2005, niet is gevolgd.

  • 6.

    Subsidievaststelling

    • 1.

      Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt in afwijking van artikel 18 van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 binnen 3 maanden na verwerving van een terrein en/of gebouw ingediend bij de Dienst Landelijk Gebied, betaalorgaan, en gaat, in afwijking van artikel 19 lid 1a, b en c van de Kadersubsidieverordening pMJP 2009, vergezeld van:

      • a.

        Het Bewijs van eigendom (gewaarmerkte notariële akte) en een Nota van Afrekening (beide in kopie).

      • b.

        Een overzicht van de kosten, bedoeld in artikel 2.

      • c.

        een overzicht van subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk zijn aangewend.

    • 2.

      In afwijking van artikel 18, eerste lid, van de kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009, wordt een aanvraag tot subsidievaststelling binnen 3 maanden na beëindiging van een pachtovereenkomst ingediend bij de Dienst Landelijk Gebied, betaalorgaan, en gaat in afwijking van artikel 19, lid 1a, b en c van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009, vergezeld van:

      • a.

        een afschrift van de uitspraak van de rechter tot ontbinding van de pachtovereenkomst, bedoeld in artikel 377, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek”.

      • b.

        Een overzicht van de kosten verbonden aan de beëindiging van de pachtovereenkomst.

      • c.

        een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk zijn aangewend.

2.2 Subsidie natuur (beheer/inrichting) overig 

 

2.2.1 In stand houden schaapskuddes

Inleiding 

Subsidies worden verleend voor het hoeden van schapen op gronden van de provinciale EHS en op dijken in eigendom en beheer bij rijk, provincie, gemeenten of het waterschap.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

Activiteiten die een bijdrage leveren aan een doelmatig beheer door middel van het hoeden van schapen op gronden van de provinciale EHS en of op dijken in eigendom en beheer bij rijk, provincie, gemeenten of Wetterskip Fryslân.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Een door gedeputeerde staten vastgesteld bedrag per schaapskudde per jaar:

    • a.

      voor kuddes tot 250 ooien

    • b.

      voor kuddes vanaf 250 ooien

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

  • a.

    Rechtspersonen met als doelstelling het verrichten van activiteiten ten behoeve van de instandhouding van schaapskuddes.

  • b.

    Eigenaren van particuliere kudde(s).

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidie aanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

    • d.

      In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009, gaat de aanvraag vergezeld van:

      • -

        Een afschrift van het begrazingsplan, waarin is aangegeven het aantal en het soort schapen waarmee, en de perioden waarin, begrazing plaatsvindt.

      • -

        Een verklaring van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen, waaruit blijkt dat hij instemt met de begrazing.

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      De kudde wordt tenminste gedurende de periode van 15 april tot 15 september gehoed door een herder, met gebruik van een of meer honden, gedurende ten minste 5 uren per dag, met uitzondering van perioden met extreme weersomstandigheden.

    • b.

      De kudde bestaat uit tenminste 100 ooien.

    • c.

      De kudde wordt gehoed op gronden van de provinciale EHS of op dijken in eigendom en beheer bij rijk, provincie, gemeenten of het waterschap in de provincie Fryslân.

    • d.

      Het begrazingsplan bevat tenminste:

      • -

        Een aanduiding van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen die begraasd worden.

      • -

        De doelstellingen ten aanzien van het natuurbeheer.

      • -

        Een topografische kaart met schaal 1 : 10.000 waarop het te begrazen gebied en de daar voorkomende vegetatietypen zijn aangegeven.

      • -

        Het aantal en het soort schapen.

      • -

        De perioden wanneer en op welk tijdstip begrazing plaatsvindt.

2.2.2 Stimuleren weidevogelbeheer

Inleiding 

Doel is het bevorderen van nest- en kuikenbescherming van de grutto en de tureluur op graslandpercelen in Fryslân.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten  

  • a.

    Subsidies worden verleend voor het langer laten staan van de eerste maaisnede met als doel de bescherming van nesten èn kuikens van de grutto en de tureluur op graslandpercelen in Fryslân.

  • b.

    Gedeputeerde staten zijn bevoegd ook andere weidevogelsoorten onder de regeling te laten vallen. Dit onder voorwaarde dat de subsidieaanvrager op het graslandperceel geen andere vergoeding of subsidie of pachtreductie ontvangt voor een dergelijke maatregel.

  • c.

    Gedeputeerde staten zijn bevoegd om maïslandpercelen onder de regeling te laten vallen.

  • d.

    Subsidies kunnen ook verleend worden aan kansrijke weidevogelprojecten die in de praktijk aangetoond hebben een substantiële verbetering van de weidevogelstand te bewerkstelligen.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • Een door gedeputeerde staten vastgesteld bedrag per nest met een minimum van 5 grutto-nesten. Bij het behaalde minimum zijn de tureluurnesten ook voor hetzelfde bedrag subsidiabel. Dit bedrag is uit de volgende componenten opgebouwd:

    • -

      Bedrag per enclave van 50 m²

    • -

      Bedrag per vluchtstrook 750 m²

    • -

      Bedrag voor extra maatregelen voor maaien

    • -

      Bedrag voor het invullen van het waarnemingsformulier per nest

Artikel 3 Subsidieaanvragers  

  • a.

    De aanvraag kan uitsluitend worden ingediend door een agrarisch ondernemer en dient tevens te worden ondertekend door de betrokken nazorger, die aangesloten dient te zijn bij de Bond van Friese Vogel Wachten.

  • b.

    De agrarisch ondernemer en de betrokken nazorger mogen niet één en dezelfde persoon zijn.

Artikel 4 Subsidieverstrekking  

  • 1.

    Subsidieaanvraag

    • a.

      In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kunnen aanvragen tot en met 10 mei van het betreffende subsidiejaar worden ingediend. Hiervoor geldt de instapeis van minimaal 5 gruttonesten. Tot en met 8 juni van het betreffende subsidiejaar wordt de mogelijkheid geboden om een aanvulling op de subsidieaanvraag in te dienen. Hiervoor geldt géén instapeis van 5 gruttonesten.

    • b.

      Bij een afwijkend broedseizoen kunnen Gedeputeerde staten besluiten de aanvraagperiode hierop aan te passen.

    • c.

      In afwijking van artikel 6, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 wordt een subsidieaanvraag ingediend bij het Samenwerkingsverband Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (SANL), Postbus 2003, 8901 JA te Leeuwarden op een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier.

    • d.

      In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 gaat de aanvraag vergezeld van een topografische kaart met daarop aangegeven de locatie van de nesten, welke soorten het betreft, waar de vluchtstroken liggen en om welke oppervlakte het gaat.

    • e.

      Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

    • f.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2.

    Subsidiecriteria

    • a.

      Er zijn minimaal 5 gruttonesten aanwezig. pas als dit minimum is gehaald komen ook nesten van de tureluur in aanmerking voor subsidie.

    • b.

      Per nest zijn op een oppervlakte van 800 m² maatregelen genomen om het nest én de jongen te beschermen. en

    • c.

      Per nest is minimaal 5 x 10 meter als nestenclave blijven staan, waarop geen andere agrarische activiteiten, zoals beweiding, plaatsvinden. en

    • d.

      De hierboven genoemde nestenclave van 50 m² wordt pas gemaaid nadat het nest is uitgekomen, de jongen de nestenclave hebben verlaten en de betrokken nazorger toestemming heeft gegeven voor het maaien. en

    • e.

      Naast de oppervlakte gras zoals hierboven genoemd blijft een oppervlakte van 750 m² gras bij voorkeur elders op het perceel als vluchtstrook tot 15 juni staan, waarop geen andere agrarische activiteiten, zoals beweiding, plaatsvinden. De vluchtstrook van 750 m² is ook toegestaan op aangrenzende percelen onder de voorwaarden: dat de ligging duidelijk op kaart wordt aangegeven en er voor de kuikens geen barrières (bijvoorbeeld sloten met steile taluds) zijn om zich naar het betreffende perceel te verplaatsen. de aangrenzende percelen moeten ook in gebruik zijn bij de aanvrager en er mag op deze percelen geen andere vergoeding of subsidie of pachtreductie voor een dergelijke maatregel worden ontvangen. Ook is het toegestaan om bij de eerste maaisnede de strook te laten staan en bij de tweede maaisnede de oude strook mee te maaien en een nieuwe strook te laten staan tot 15 juni.

    • f.

      Het sloottalud wordt niet meegerekend als zijnde een vluchtstrook.

    • g.

      Er wordt een waarnemingsformulier ingevuld, waarop per waarneemdatum (minimaal twee) wordt vermeld:

      • -

        de conditie van het nest per bezoekdatum.

      • -

        de uitkomst resultaten per nest.

      • -

        bij verlies de oorzaken.

      • -

        eventuele bijzonderheden die voor de inhoud van deze regeling van belang kunnen zijn.

    • h.

      In afwijking op het artikel 12 van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 worden de activiteiten in het jaar van de subsidieverlening afgerond.

  • 3.

    Subsidievaststelling

In aanvulling op het artikel 19, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 dient het waarnemingsformulier, zoals dat wordt uitgegeven door het Samenwerkingsverband Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (SANL), vóór 1 augustus ingediend te worden in het jaar waarin de subsidie is verleend. 

2.2.3 Herstellen kleine natuurgebieden

Inleiding 

Doel is herstel of verbetering van de kwaliteit van natuurgebieden in de provincie, gelegen buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Activiteiten die zich richten op het behoud en ontwikkeling van buiten de EHS gelegen natuurterreintjes. De doelen dienen gericht te zijn op typen zoals aangeduid op de provinciale natuurdoeltypenkaart. Het gaat om maatregelen als plaggen, kappen, afgraven, baggeren en het treffen van waterhuishoudkundige maatregelen.

  • 2 De activiteiten zijn gericht op verbetering van het a-biotisch en biotisch functioneren van het natuurterrein en niet op bijvoorbeeld een betere recreatieve inrichting.

  • 3 De betreffende terreinen dienen de functie natuur te hebben (bestemming natuur, bos, water). Beheersgebieden (met de functie landbouw) vallen niet onder de regeling.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 75% van de kosten van alle bovengenoemde of vergelijkbare maatregelen, tot een maximum van € 25.000,-

  • 2 Niet subsidiabel zijn de kosten die gemaakt worden voor monitoring.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1.

    Subsidieaanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2.

    Subsidiecriteria

    • a.

      De activiteiten leveren een gunstige bijdrage aan het abiotisch en biotisch functioneren van het natuurgebied leidende tot een natuurdoeltype conform de provinciale natuurdoeltypenkaart.

    • b.

      Er is voldoende perspectief op verbetering van de toestand van het betreffende terrein na uitvoering van de maatregelen.

  • 3.

    Subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 19 van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009, gaat de aanvraag om subsidievaststelling vergezeld van een verslag van het resultaat van de activiteiten.  

2.2.4 Ondersteunen activiteiten Milieu Natuur- en Landschapszorg

Inleiding 

Doel is het ondersteunen van activiteiten die zijn gericht op communicatie, educatie, samenwerking en voorlichting rondom projecten op het gebied van natuur, milieu en landschap.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten  

  • 1 Buitenschoolse natuureducatie

  • 2 Uitvoeringsprojecten op het gebied van natuur en landschapszorg

  • 3 Samenwerking op het gebied van natuur.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

Kosten voor eenmalige communicatie- en educatieprojecten met een maximum van € 7.000 per project, inclusief BTW.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2 Subsidiecriteria

    De projecten of activiteiten hebben een groot bereik en:

    • a.

      dragen bij aan kennisoverdracht over herstel en behoud van natuur en landschappelijke waarden. of

    • b.

      vervullen een voorbeeldfunctie. of

    • c.

      zijn uniek en/ of vernieuwend.

2.3 Subsidie verbeteren milieukwaliteit en verminderen verdroging EHS-gebieden / Natura 2000 / Natuurbeschermingswet 1998

Inleiding 

Doel is herstel en/of verbetering van de kwaliteit van de Ecologische Hoofdstructuur gebieden (EHS) binnen de provincie Fryslân. Daarbij ligt de focus op de realisatie van de natuurdoelen van de EHS-gebieden die opgenomen zijn in de zogenaamde TOP-lijst van verdroogde gebieden die is vastgesteld door gedeputeerde staten. De in de TOP-lijst gebieden voorkomende milieutekorten, in de meeste gevallen verdroging, worden met deze regeling prioritair aangepakt. 

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Activiteiten die gericht zijn op het beperken of wegnemen van de belasting en/of milieutekorten van de EHS, die verder gaan dan wettelijk is voorgeschreven.

  • 2 Activiteiten zoals vastgelegd in de door gedeputeerde staten vastgestelde documenten:

    • a.

      “Op paad mei de Fryske EHS”.

    • b.

      De TOP lijst van verdroogde gebieden in de Natura 2000 gebieden.

    • c.

      Het door provinciale staten vastgestelde waterhuishoudingplan.

  • 3 De activiteiten betreffen niet productieve investeringen waarvan aanvragende ondernemers geen bedrijfseconomisch voordeel hebben.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 De maximale subsidie bedraagt 75% van de investeringskosten van de activiteiten.

  • 2 Kosten van activiteiten ter verbetering van de milieukwaliteit van de EHS, waaronder de vermindering van de verdroging tot maximaal 75%. Dit kunnen zowel activiteiten zijn op de EHS-terreinen als daarbuiten, mits deze activiteiten aantoonbaar effect hebben op de nabij gelegen EHS.

  • 3 Kosten van voorbereidend onderzoek tot maximaal 75%.

  • 4 Kosten voor monitoring tot maximaal 75%.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2 Subsidiecriteria

    Activiteiten ten behoeve van de kwaliteitsverbetering (zowel milieukwaliteit als verdroging van de EHS), waaronder prioritair de Natura 2000 en NB wet gebieden, komen voor een subsidie in aanmerking, indien:

    • a.

      het betrokken gebied een EHS gebied is en

    • b.

      het gebied onder de Natura 2000 regeling valt en

    • c.

      deze bijdragen aan de verbetering van de milieukwaliteit van het gebied dan wel het waterregime van het betrokken gebied verbeteren of herstellen en

    • d.

      deze niet in het generieke (milieu)beleid zijn voorzien of aanvullend zijn op dit beleid en

    • e.

      de aanvrager, dan wel andere partijen eveneens een financiële bijdrage leveren en

    • f.

      de projecten of activiteiten voorkomen in de gebiedskaders, zoals deze worden vastgesteld door gedeputeerde staten.

2.4. Subsidie Nationale Parken

Inleiding 

Doel is natuurbeheer en –behoud, recreatief medegebruik, voorlichting en educatie, monitoring en onderzoek. De financiële middelen voor de Nationale Parken “De Alde Feanen” en “Schiermonnikoog” zijn opgenomen in het Investeringsbudget Landelijk Gebied. Daarnaast is voor alle Nationale Parken, waarmee de provincie Fryslân een relatie onderhoud, cofinanciering opgenomen in het Frysk Ynvestearringsbudzjet Lânlik Gebiet.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Activiteiten ten behoeve van natuurbeheer en –behoud.

  • 2 Activiteiten op het gebied van recreatief medegebruik.

  • 3 Activiteiten op het gebied van voorlichting en educatie.

  • 4 Activiteiten op het gebied van monitoring en onderzoek.

  • 5 Geen subsidie wordt verleend voor economische activiteiten.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 In aanvulling op artikel 5, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 zijn kosten van regulier natuurbeheer en –behoud niet subsidiabel.

  • 2 De subsidieaanvrager levert een eigen financiële bijdrage van 50% van de projectkosten. Gedeputeerde staten kunnen hiervan, in overleg met het Overlegorgaan van het betreffende Nationaal Park, gemotiveerd afwijken.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 4 Subsidieverstrekking  

  • 1 Indien de subsidieontvanger naast de te subsidiëren activiteiten ook economische activiteiten uitoefent, dan dient de subsidieontvanger een gescheiden boekhouding bij te houden.

  • 2 De subsidieontvanger vermeldt bij iedere externe communicatie dat het project of de activiteit is gerealiseerd met financiële steun van het betreffende Nationaal Park.

  • 3 Alvorens een besluit te nemen, winnen gedeputeerde staten advies in bij het Overlegorgaan van het Nationaal Park. Dit orgaan toetst de aanvragen aan de volgende criteria:

    • a.

      De mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het Nationaal Park.

    • b.

      In hoeverre het project past in de prioriteitenlijst van het Beheer- en Inrichtingsplan.

    • c.

      In hoeverre het project uitvoerbaar is in het betreffende projectenjaar (planologisch, financieel, tijd en dergelijke).

    • d.

      In hoeverre het project past in het (deel) budget van het betreffende (doel)onderdeel.

  • 4 Het Overlegorgaan van het Nationaal Park rangschikt de aanvragen op grond van het gestelde in het derde lid en brengt advies uit aan gedeputeerde staten.

  • 5 Gedeputeerde staten beslissen op de subsidieaanvragen.

  • 6 Gedeputeerde staten kunnen gemotiveerd afwijken van een advies van het Overlegorgaan van het Nationaal Park.

2.5 Subsidie soortenbescherming

Inleiding 

Doel is de leefgebieden van de in Fryslân bedreigde planten- en diersoorten te verbeteren. Projecten die zich richten op soorten die zich bevinden op terreinen die niet vallen onder de binnen de EHS gelegen terreinen van de terreinbeherende organisaties verdienen bijzondere aandacht bij de realisering van de doelen. Voor de stimulering van de soortenbeschermingsdoelen is door gedeputeerde staten een werkplan soortenbeleid opgesteld.

Voor soortenbescherming voert de Provincie Fryslân maatregelen uit op basis van de beleidsstrategie Leefgebiedenbenadering en de daarbij behorende soortenlijst.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Activiteiten die zich richten op het behoud en ontwikkeling van de in het werkplan soor-tenbeleid aangegeven leefgebieden en de daarbij horende landelijke en bij voorkeur pro-vinciale aandachtssoorten.

  • 2 Concrete uitvoeringsmaatregelen die direct ten goede komen aan de instandhouding van de soort.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 In aanvulling op artikel 5 van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 zijn niet subsidiabel:

    • a.

      Kosten voor onderzoek naar soorten, voor zover deze niet in relatie staan tot uit te voe-ren inrichtingsmaatregelen, en

    • b.

      Monitoringskosten.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1. Subsidieaanvraag

    • a. In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b. Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ont-vangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2. Subsidiecriteria

    • a.

      De subsidie bedraagt maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten.

    • b.

      De activiteiten dragen naar verwachting bij aan een gunstige staat van instandhouding van de soorten genoemd in het werkplan soortenbescherming.

  • 3.

    Subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 19 van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009, gaat een aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een verslag van het resultaat van de activiteiten.

3. Subsidie bodemsanering

Inleiding 

Doel is het stimuleren van het uitvoeren van de sanering van gevallen van ernstige bodemverontreiniging door derden in dynamische situaties en de aanpak van ernstige en spoedeisende bodemverontreiniging in statische situaties. Alvorens een subsidie in de kosten van sanering kan worden aangevraagd dient in een besluit van gedeputeerde staten te zijn vastgesteld dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Een subsidie kan worden verleend voor de saneringskosten van gevallen van ernstige bodemverontreiniging indien die bodemverontreiniging een belemmering vormt in de uitvoering van projecten in het kader van natuur, landbouw, water, recreatie en toerisme, landschap of plattelandsbeleid. Hierbij is dan sprake van een dynamische situatie.

  • 2 Indien sprake is van een statische situatie, waarbij niet tevens een project in het kader van natuur, landbouw, water, recreatie en toerisme, landschap of plattelandsbeleid wordt uitgevoerd, wordt slechts een subsidie verleend indien sprake is van een geval van ernstige en spoedeisende bodemverontreiniging.

  • 3 Een subsidie wordt verstrekt met inachtneming van het bepaalde in de Wet bodembescherming en de daarop gebaseerde regelingen.

  • 4 Activiteiten ter verbetering van de bodemkwaliteit, anders dan in het kader van sanering, worden niet op grond van deze paragraaf gesubsidieerd.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Een subsidie wordt slechts verleend in de saneringskosten.

  • 2 Een subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de netto saneringskosten met een maximum van €100.000,= per project.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen een afwegingskader vast ter nadere bepaling van de hoogte van de te verlenen subsidie.

  • 4 Geen subsidie wordt verleend in de kosten die te maken hebben met samenloop zoals bedoeld in de beleidsnotitie Budget Medefinanciering.

  • 5 Geen subsidie wordt verleend in kosten die op grond van het Besluit Financiële bepalingen bodemsanering zijn uitgesloten.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Aanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

    • d.

      In aanvulling op artikel 4, zesde lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP 2009 stellen gedeputeerde staten jaarlijks een subsidieplafond vast in het jaarprogramma Bodemsane-ring Landelijk Gebied.

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      Er is sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en

    • b.

      De sanering wordt geheel gerealiseerd binnen de Provincie Fryslân en

    • c.

      De saneringslocatie ligt niet binnen het grondgebied van de gemeente Leeuwarden tenzij het een waterbodemsanering betreft en

    • d.

      Een subsidie wordt niet verleend voor zover de aanvrager dient te worden gerekend tot de doelgroep van andere medefinancieringsregelingen in het kader van de Wet bodembescherming.

4. Recreatie en toerisme

Doel is het bevorderen, versterken en verbeteren van het toeristische en recreatieve aanbod in de provincie Fryslân voor bezoekers en voor bewoners. Om aan deze algemene doelstelling te voldoen dienen de projecten in ieder geval te passen binnen het beleid van de provincie zoals dat is verwoord in de “Beleidsnota Recreatie en Toerisme 2002 – 2010” en beleidsnotitie “Fryslân, toeristische topattractie in Nederland”. 

4.1 Subsidie recreatief groen

Inleiding 

Doel van het onderdeel ‘recreatief groen’ is het bieden van voldoende recreatief groen binnen en buiten kernen met het oog op het welzijn van de bewoners. ‘Recreatie naast de deur’ draagt bij aan een duurzame samenleving. Men hoeft geen lange afstanden af te leggen voor deze vrijetijdsbesteding.

Het onderdeel levert een bijdrage aan de investeringen voor de aankoop van gronden, het inrichten van een braakliggend terrein, de aanleg of het in gebruik nemen van water, realiseren van recreatieterreintjes of een speelbos/-park, het realiseren van wandelpaden rondom een kern, de openstelling van boerenland, het realiseren van wandelverbindingen tussen kernen, enz.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 In afwijking op het artikel 5, eerste lid, sub k van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 is aankoop van grond wel tot maximaal 100% subsidiabel.

  • 2 Aankoop van grond ter vergroting van het areaal recreatief groen rondom een kern.

  • 3 Het inrichten van een terrein met recreatieve voorzieningen, beplanting en recreatieve infrastructuur ter vergroting van (kwaliteit van) de recreatiemogelijkheden rondom een kern.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

Kosten van de grondaankoop en de inrichting van het terrein.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Gemeenten

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Het project dient te passen binnen het beleid van de provincie zoals dat is verwoord in de “Beleidsnota Recreatie en Toerisme 2002 – 2010” en beleidsnotitie “Fryslân, toeristische topattractie in Nederland”.

  • 2 De subsidie bij grondaankopen bedraagt maximaal 10% over maximaal 10 ha grondaankoop per aanvraag

  • 3 De subsidie bij inrichting van het terrein bedraagt maximaal 50% van de kosten met een maximum van € 200.000,- per aanvraag.

  • 4 Allleen kernen met minder dan 30.000 inwoners komen voor subsidie in aanmerking.

     

4.2 Subsidie ontwikkelen en versterken toegankelijkheid en voorzieningenniveau

Inleiding 

Doel is het ontwikkelen en in stand houden van (inter)provinciaal aaneengesloten routenetwerken en het versterken/verbeteren van de kwaliteit van het toeristisch voorzieningenniveau.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Activiteiten ter verbetering van de kwaliteit van het toeristisch-recreatieve aanbod door:

    • a.

      het bevorderen van de samenwerking en het tegengaan van de versnippering tussen de verschillende organisaties werkzaam op dit terrein.

    • b.

      het tot stand brengen van een betere aansluiting tussen de verschillende voorzieningen en de attracties.

    • c.

      het verbeteren van de kwaliteit van de recreatieve omgeving door:

      • -

        het tegengaan van de milieubelasting.

      • -

        de inpassing van een voorziening in het landschap.

    • d.

      het verbeteren van de kwaliteit en de uitbreiding van het cultuur- en natuurtoerisme door:

      • -

        de ontwikkeling en uitvoering van cultuur- of landschappelijk historische routes.

      • -

        de ontwikkeling en uitvoering van cultuurhistorische evenementen waarbij aandacht wordt geschonken aan het Frysk eigene.

      • -

        de verspreiding van cultuurhistorische en historisch-landschappelijke informatie door middel van panelen, borden en zuilen.

    • e.

      het verbeteren van de infrastructuur door:

      • -

        projecten die aansluiten bij het Friese Merenproject.

      • -

        het ontwikkelen van toervaarroutes.

      • -

        de verbetering, ontwikkeling en uitvoering van fiets-, wandel-, kano-, ruiter-, schaats- en skeelernetwerken die onderdeel uitmaken van een samenhangend (inter) provinciaal netwerk.

    • f.

      het verbeteren van de kwaliteit van bestaande en de uitbreiding van (slechtweer)voorzieningen en attracties op bovenregionale schaal.

    • g.

      het verbeteren van de kwaliteit van bestaande culturele of sportieve evenementen met groeikansen en de ontwikkeling van nieuwe culturele of sportieve evenementen die gericht zijn op jongeren of plaats vinden in het voor- of naseizoen en waarbij sprake is van een landelijke of provinciale uitstraling.

    • h.

      het verbeteren van de kwaliteit van bestaande musea door de verbetering van de inrichting.

  • 2 Deelname van ondernemers aan kwaliteitstrajecten ten behoeve van verbetering van de kwaliteit van de bedrijfsvoering.

  • 3 In afwijking van de definitie genoemd in artikel 1, onder k, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kunnen projecten plaatsvinden in de gehele provincie Fryslân, met uitzondering van projecten waarvoor POP2-middelen worden ingezet.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 De aanvrager brengt zelf minimaal 25 % van de totale projectkosten in.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 80.000,--. Bij stapeling met andere provinciale budgetten kan de totale provinciale bijdrage nooit meer zijn dan 40 % van de totale subsidiabele kosten.

  • 3 Voor ondernemingen geldt een maximaal subsidiepercentage van 20 % met een maximum van € 50.000.

  • 4 Kosten voor promotie en marketing die onlosmakelijk met het project verbonden zijn en tot een maximum van 25 % van de totale subsidiabele projectkosten.

  • 5 Niet subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      kosten die betrekking hebben op het opstellen van de subsidieaanvraag.

    • b.

      kosten voor de verklaring van de registeraccountant of een accountant-administratieconsulent.

    • c.

      de kosten voor het oprichten van een formele organisatie ten behoeve van de uitvoering van het project (stichtingskosten).

    • d.

      kosten die betrekking hebben op de inrichting met uitzondering van de kosten van de activiteiten bedoeld in artikel 1,lid 1, sub f, g en h.

    • e.

      niet begrote kosten dan wel onvoldoende inzichtelijk gemaakte of ongespecificeerde kosten.

    • f.

      kosten voor de aankoop van gronden met uitzondering van die gevallen waarbij het gaat om het verbeteren van de toeristische infrastructuur in de vorm van samenhangende (inter)provinciale routenetwerken, tot een maximum van 10 % van de totale subsidiabele kosten.

    • g.

      kosten van de aanschaf van (een deel van) een (museum)collectie.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen of rechtspersonen.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag:

    In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 gaat een aanvraag vergezeld van een activiteitenplan met daarin de volgende gegevens:

    • a.

      de geplande activiteiten.

    • b.

      het doel en de doelgroep(en).

    • c.

      de samenwerking met andere partijen bij zowel het opzetten van het project als bij de uitvoering ervan.

    • d.

      een kostenraming waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de personele en materiele kosten per jaar.

    • e.

      de doorlooptijd van het project.

    • f.

      plantekening(en).

    • g.

      het subsidiebedrag dat wordt gevraagd teneinde het project te kunnen verwezenlijken en een gemotiveerde onderbouwing daarvan.

    • h.

      de wijze waarop de aanvrager het eigen aandeel in de kosten van het project financiert en een opgave van gevraagde of verstrekte subsidies van derden.

    • i.

      musea overleggen bij hun subsidieaanvraag een bewijs waaruit blijkt dat het een geregistreerd museum betreft of dat het museum voldoet aan de eisen van een voorlopige registratie.

  • 2 Subsidiecriteria:

    • 1.

      Subsidieaanvragen dienen te passen binnen het beleid van de provincie zoals dat is verwoord in de “Beleidsnota Recreatie en Toerisme 2002 – 2010” en beleidsnotitie “Fryslân, toeristische topattractie in Nederland”.

    • 2.

      Het Gebiedsplatform toetst de aanvragen aan de volgende, in volgorde van zwaarte opgenomen, criteria:

      • a.

        Gewenste effecten

        Prioriteit wordt gegeven aan projecten die een positief effect sorteren op de werkgelegenheid en op de groei van de recreatieve en toeristische sector. Hierbij wordt gekeken naar onder meer het creëren van arbeidsplaatsen, het bereik, de uitstraling, de voorbeeldfunctie en de promotie van het project.

      • b.

        Uitvoeringsgereedheid

        Prioriteit wordt gegeven aan projecten die startklaar en besteksklaar zijn dat wil zeggen dat in ieder geval alle vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen geregeld zijn.

      • c.

        Professionele Opzet

        Prioriteit wordt gegeven aan projecten met een kwalitatief goed uitgewerkt en onderbouwd plan waarbij onder meer aandacht is besteed aan landschappelijke en milieuaspecten.

      • d.

        Continuïteit

        Prioriteit wordt gegeven aan projecten waarbij zicht is op continuïteit na afloop van het project.

      • e.

        Medefinanciering en draagvlak

        Prioriteit wordt gegeven aan projecten waarbij sprake is van medefinanciering door andere partijen en aan projecten die een breed draagvlak hebben. Hierbij wordt specifiek gekeken naar de medefinanciering door de gemeente waarin het project plaats vindt.

    • 3.

      Subsidieaanvragen van musea komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie wanneer het een in het kader van het museumregistratieproject Fryslân van de Federatie van Friese musea en oudheidskamers, geregistreerd museum betreft of het museum voldoet aan de eisen van voorlopige registratie.

  • 3 Weigeringsgronden

    Gedeputeerde staten weigeren de verlening van een subsidie als:

    • a.

      De activiteit niet openbaar is.

    • b.

      De activiteit niet de toeristische en recreatieve sector van de provincie Fryslân ten goede komt.

    • c.

      Een aanvraag uitsluitend betrekking heeft op de instandhoudingkosten van de aanvragende partij.

    • d.

      Een aanvraag uitsluitend betrekking heeft op de inrichtingskosten van de activiteiten bedoeld in artikel 1,lid 1, sub f, g en h.

    • e.

      Een aanvraag betrekking heeft op een periodiek terugkerende activiteit, met uitzondering van periodiek terugkerende activiteiten die in een ontwikkelingsfase verkeren en met uitzondering van de verbetering van de kwaliteit van bestaande culturele of sportieve evenementen.

    • f.

      Het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 4.500,--.

    • g.

      Het een aanvraag betreft van het Fries landbouwmuseum, het Fries scheepvaartmuseum, het Fries natuurmuseum of het Fries museum.

    • h.

      Een aanvraag betrekking heeft op sportaccommodaties en/of voorzieningen ten behoeve van de sport, met uitzondering van voorzieningen t.b.v. de water- en hengelsport en recreatieve aspecten t.b.v. de paardensport gericht op publieke voorwaarden scheppende voorzieningen als ruiterpaden en -routes.

5. Landschap en Archeologie

Inleiding 

De provincie Fryslân heeft een grote verscheidenheid aan zeer waardevolle landschappen. Het doel van de provincie is om dit landschap te verbeteren en te behouden door projecten te ontwikkelen die bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de beleving en ontsluiting hiervan en verbreiding van kennis en bewustzijn van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.

Het rijk heeft de waarde van het landschap ook onderkend door twee Nationale Landschappen aan te wijzen in Fryslân. Het rijk heeft daarmee ook de inzet van de voor landschap beschikbare rijksmiddelen geprioriteerd in deze Nationale Landschappen. De provincie Fryslân heeft daarom voor het landschap naast een provinciaal budget voor de Nationale Landschappen ook een budget beschikbaar voor de realisatie van de landschapsdoelen buiten de Nationale Landschappen.

Het landschap is in deze verordening daarom in twee delen opgenomen: 5.1.1 Subsidie landschap (generiek) 5.1.2 Subsidie nationale landschappen: Noardlike Fryske Wâlden en Zuidwest-Fryslân.

Ook het onderdeel archeologie is in twee delen opgeknipt: 5.2.1 Veiligstellen archeologische objecten 5.2.2 Instellen archeologische steunpunten

Bij het eerste onderdeel gaat het bijvoorbeeld om het behoud en herstel van (gedeeltelijk) afgegraven terpen, het aanbrengen van een beschermende buffer tegen verdere afploeging, het herstellen van oorspronkelijke randsloten, het verwijderen van verstorende beplanting, aanpassing waterpeil of ophoging/aanvulling van terreinen ten behoeve van hun zichtbaarheid. Maar ook om aankoop van archeologisch waardevolle terreinen door een gemeente of natuurbeschermingsorganisatie zodat het beheer kan worden afgestemd op het veiligstellen van de archeologische waarden.

Het tweede onderdeel is gericht op het verspreiden en beheer van kennis en het vergroten van draagvlak voor archeologische monumentenzorg. Dit draagt bij aan de verhoging van de leefbaarheid van het platteland door middel van de bevordering van cultuurtoerisme.  

5.1 Landschap

 

5.1.1 Subsidie landschap (generiek)  

Inleiding 

Het doel is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit via investeringen in het Friese landschap om landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten te behouden en te versterken en karakteristieke landschapselementen te herstellen.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Activiteiten ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Hieronder wordt verstaan:

    • a.

      Herstel, inrichting en aanleg van landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische elementen.

    • b.

      Projecten ten behoeve van landschappelijke inpassing van ruimtelijke ingrepen.

    • c.

      Projecten ten behoeve van versterking van het landschap in brede zin.

    • d.

      Projecten die bijdragen aan verbreiding van kennis over landschap, aardkunde en cultuurhistorie van het landschap.

    • e.

      Primair wordt ingezet op realisatie van fysieke verbeteringen in het landschap zoals bedoeld onder sub a. en sub b.

  • 2 Ondersteunende/proceswerkzaamheden van de in het eerste lid genoemde activiteiten. 

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2  Voor erfbeplanting is maximaal 70% van de aanlegkosten voor bestaande agrarische bedrijven en maximaal 80% voor de aanlegkosten van nieuwe agrarische bedrijven subsidiabel inclusief een jaar onderhoud op grond van de normkosten van de Dienst Landelijk gebied. 

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen. 

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 gaat de aanvraag vergezeld van een kaart 1:10.000, waarop de locatie van de werkzaamheden is aangegeven (met topografische ondergrond).

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      De mate waarin projecten bijdragen aan de fysieke versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

    • b.

      De mate waarin projecten in fysieke zin bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten in het streekplan onderscheiden landschapstypen.

    • c.

      De mate waarin het project bijdraagt aan de beleefbaarheid van het landschap.

    • d.

      De mate waarin het project mede d.m.v. een eigen bijdrage wordt gefinancierd.

    • e.

      Van de totale kosten van het project dient aantoonbaar minimaal 75% besteed te worden aan onder lid 2 a. en lid 2 b. bedoelde fysieke investeringen in het landschap. 

5.1.2 Subsidie nationale landschappen: Noardlike Fryske Wâlden en Zuidwest-Fryslân

Inleiding 

Het doel is projecten te ontwikkelen die bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de beleving en ontsluiting hiervan en verbreiding van kennis en bewustzijn van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de Nationale Landschappen.  

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 3 Herstel, inrichting en aanleg van landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische en archeologische elementen.

  • 4 Projecten die bijdragen aan betere beleving en recreatieve ontsluiting van de ruimtelijke kwaliteiten.

  • 5 Projecten die bijdragen aan verbreiding van kennis over landschap, aardkunde en cultuurhistorie en archeologie van het gebied

  • 6 Ondersteunende/proceswerkzaamheden van de in de in dit artikel genoemde activiteiten. 

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

Projecten en activiteiten die bijdragen aan het bovenbeschreven doel kunnen tot maximaal 75% worden gesubsidieerd.  

Artikel 3 Subsidieaanvragers

Natuurlijke personen en rechtspersonen. 

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 gaat de aanvraag vergezeld van een kaart 1:10.000, waarop de locatie van de werkzaamheden is aangegeven (met topografische ondergrond).

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      Voor subsidie komen alleen projecten in aanmerking die uitgevoerd worden binnen de op kaart vastgelegde begrenzing van de Nationale Landschappen.

    • b.

      Projecten worden beoordeeld aan de hand van subsidiecriteria, zoals die zijn opgenomen in Uitvoeringsprogramma’s Nationale Landschappen voor de Noordelijke Friese Wouden en voor Zuidwest-Fryslân (september 2006).

    • c.

      Gedeputeerde staten nemen geen besluit over de verlening van subsidies Nationaal Landschap zonder dat de Stuurgroep Noardlike Fryske Wâlden of het Gebiedsplatform Zuidwest-Fryslân een advies heeft uitgebracht.

    • d.

      Projecten die in fysieke zin bijdragen aan de mate waarin:

      • een bijdrage wordt geleverd aan herstel, inrichting en aanleg van landschappelijke kernkwaliteiten of cultuurhistorische elementen.

      • bijgedragen wordt aan betere beleving en ontsluiting van de ruimtelijke kwaliteiten.

      • bijgedragen wordt aan verbreiding van kennis over het gebied. 

5.2 Archeologie

 

5.2.1 Veiligstellen archeologische objecten 

Inleiding 

Doel is bij te dragen aan het veiligstellen (conserveren) van archeologische waarden in de bodem (in situ) op een zodanige wijze dat de archeologische informatie zo min mogelijk in kwaliteit achteruit gaat en/of zo goed mogelijk voor toekomstig onderzoek toegankelijk blijft dan wel wordt.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 herstel en inrichting van archeologisch waardevolle terreinen en hun (oorspronkelijke) begrenzingen.

  • 2 activiteiten ten behoeve van behoud van archeologische waarden in brede zin

  • 3 activiteiten die bijdragen aan verspreiding van kennis over archeologie.

  • 4 specifieke ondersteunende/proceswerkzaamheden gericht op de eerste twee genoemde activiteiten.

  • 5 onderzoek ten behoeve van vaststelling archeologische waarden en de verbetering van hun behoud.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Projecten en activiteiten die bijdragen aan het hiervoor beschreven doel kunnen tot maximaal 50% worden gesubsidieerd.

  • 2 In afwijking van het gestelde in artikel 5.1.k van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan in het geval van aankoop van een waardevol terrein tot maximaal 100% worden gesubsidieerd.

  • 3 Niet subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      Kosten die als gevolg van de doorwerking van het Verdrag van Malta ten laste van de verstoorder of het project komen.

    • b.

      Eventuele inkomstenderving als gevolg van het project of de activiteit.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

  • 1 Natuurlijke personen en rechtspersonen.

  • 2 Wanneer het aankoop betreft, kan de subsidieaanvrager uitsluitend een rechtspersoon zijn die in haar statuten het beheer van archeologische en/of cultuurhistorische terreinen heeft opgenomen of een gemeente.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 gaat een aanvraag vergezeld van een kaart met schaal 1:10.000 met een aanduiding van de ligging van het terrein en een bewijs van de archeologische waarde van het terrein.

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      Het archeologisch waardevolle terrein dient van provinciaal belang te zijn.

    • b.

      Prioriteit wordt gegeven aan terreinen met een hoge archeologische waarde in combinatie met een hoge kwetsbaarheid.

    • c.

      De aanvraag wordt beoordeeld op grond van de mate waarin het project of de activiteit naar verwachting zal bijdragen aan het beoogde doel.

    • d.

      In afwijking van het gestelde in artikel 21, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 houdt de subsidieontvanger tenminste vijftien jaar na de subsidievaststelling, of zolang als in de verleningsbeschikking vermeld, de resultaten van de activiteiten in stand.

5.2.2 Instellen archeologische steunpunten

Inleiding 

Doel is het realiseren van archeologische steunpunten. Een archeologisch steunpunt is een kleine, permanente tentoonstelling, ingericht aan de hand van een plaatsgebonden archeologisch thema, ondergebracht bij een “gastheer”. De tentoonstelling wordt aangevuld door een archeologisch themaboek en archeologische fietsroute. Doel van archeologische steunpunten is verhoging van de leefbaarheid van het platteland door middel van de bevordering van cultuurtoerisme en vergroting van het draagvlak voor archeologische monumentenzorg door middel van kennisvergroting dan wel kennisbeheer.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 het inrichten van een tentoonstelling op basis van een specifiek thema, vast te stellen in overleg met en met goedkeuring van de provinciaal archeoloog.

  • 2 Kleine aanpassingen van de tentoonstellingsruimte ten behoeve van het steunpunt tot een maximum van € 5.000,-.

  • 3 Het realiseren van een archeologisch themaboek in de reeks ‘Archeologie in Fryslân’, in Nederlands en Fries.

  • 4 Het realiseren van een archeologische fiets- en/of wandelroute in samenwerking met de rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.

  • 5 Aanvullende/ondersteunende producten (te denken valt aan een lespakket, tijdelijke tentoonstellingen, databeheer, het updaten van een vaste tentoonstelling of herdruk van themaboeken).

  • 6 Het plaatsen van routeborden ten behoeve van het archeologische steunpunt.

  • 7 Opening van een archeologisch steunpunt tot een maximum van € 3.500,-.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Projecten en activiteiten die bijdragen aan het bovenbeschreven doel kunnen tot maximaal 50% worden gesubsidieerd.

  • 2 Aanvullende en ondersteunende projecten en activiteiten (zoals open dagen, tijdelijke tentoonstellingen en activiteiten van vrijwilligers) kunnen tot maximaal 75% worden gesubsidieerd.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      Getoetst wordt op regionale spreiding zowel fysiek als thematisch.

    • b.

      Het steunpunt moet in elk geval in het hoogseizoen (van 1 april tot 1 oktober) tenminste vijf dagen per week toegankelijk zijn.

6. Sociaal economische vitaliteit platteland 

De provincie wil vanuit verschillende invalshoeken bijdragen aan de sociaal economische vitaliteit op het platteland. De invalshoeken zijn: 6.1 Verbetering leefbaarheid plattelandsgebieden 6.2 Verbetering fysieke woonomgeving 6.3 Stimuleren en verbreden plattelandseconomie 6.4 Erfgoed en monumentenzorg 6.5 Cultuur 6.6 Plattelandsprojecten (Leader) 

6.1 Subsidie verbetering leefbaarheid plattelandsgebieden 

Inleiding 

Het doel is activiteiten te stimuleren in het kader van het plattelandsbeleid. Daarbij worden de volgende subdoelen onderscheiden:

• bouwen/verbouwen dorpshuizen of multifunctionele centra • het verbeteren van de basisvoorzieningen woon-zorg • kleinschalige leefbaarheidsinitiatieven op lokaal niveau • leefbaarheidsinitiatieven op regionaal niveau • projecten leefbaarheid op provinciaal niveau

Voor deze subdoelen geldt dat stapeling van subsidies onderling niet mogelijk is. Stapeling met andere provinciale budgetten en FYLG-onderdelen met het doel sociaal economische vitaliteit platteland is mogelijk tot een maximum van 70% van de subsidiabele kosten en voor zover de andere budgetten stapeling niet uitsluiten.

Voor alle subsidiabele activiteiten die vallen onder deze paragraaf (6.1) kan zelfwerkzaamheid worden ingebracht tegen een door gedeputeerde staten vast te stellen uurtarief. 

6.1.1 Bouwen / verbouwen dorpshuizen of multifunctionele centra

 

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

Subsidie kan worden verleend voor de kosten van de bouw van nieuwe en voor de verbouw van bestaande dorpshuizen of multifunctionele centra, voor zover deze kosten niet worden gedekt door andere subsidies. 

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 De subsidie bedraagt nooit meer dan de gemeentelijke subsidie.

  • 2 In afwijking van artikel 5, onder g, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 zijn de kosten voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen zoals arbo- en brandveiligheidseisen wel subsidiabel voor zover ze onderdeel uitmaken van een integraal plan voor ver- of nieuwbouw van een dorpshuis of multifunctioneel centrum.

  • 3 Subsidiëring vindt uitsluitend plaats in dat deel van de kosten waarvoor geen doeluitkeringen beschikbaar zijn.

  • 4 De subsidie bedraagt maximaal 25 % van de subsidiabele kosten.

  • 5 Voor het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek of een voorzieningenspreidingsplan kan een subsidie voor de kosten hiervan worden toegekend van maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,-.

  • 6 Bij de bepaling van de hoogte van de subsidie wordt uitgegaan van vier categorieën:

    • a.

      Dorpshuizen in kleinere kernen (minder dan 1.500 inwoner) met een functie gericht op de eigen kern. De subsidie bedraagt maximaal € 50.000,-.

    • b.

      Dorpshuizen en multifunctionele centra in middelgrote kernen (1.500–3.000 inwoners) met een beperkte regionale functie. De subsidie bedraagt maximaal € 75.000, -.

    • c.

      Dorpshuizen en multifunctionele accommodaties in grote kernen (3.000–5.000 inwoners) met een sterke regionale functie. De subsidie bedraagt maximaal € 150.000,-.

    • d.

      Dorpshuizen en multifunctionele accommodaties in kernen met tussen 5.000 en 30.000 inwoners met een volledig regionale functie. De subsidie bedraagt maximaal € 150.000.

  • 7 Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt de vermogenspositie van de aanvrager betrokken.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Rechtspersonen.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      De activiteiten vinden plaats op het Friese platteland.

    • b.

      Het dorpshuis of multifunctioneel centrum heeft een publieke functie voor het dorps- en verenigingsleven en is toegankelijk voor de gehele dorpsgemeenschap.

    • c.

      Het dorpshuis of multifunctioneel centrum heeft een lokale, beperkt regionale of sterk regionale functie.

    • d.

      Er is sprake van een flexibel meervoudig gebruik van ruimtes met een gezamenlijke programmering.

    • e.

      Het ruimtegebruik is afgestemd met andere ruimtebiedende accommodaties (bijv. sport, café, kerk, zorginstelling, onderwijs) in het dorp en in de omgeving.

    • f.

      In het dorp is voldoende draagvlak voor het project.

    • g.

      Het project is vernieuwend, experimenteel of creatief van aard.

    • h.

      Voor subsidieaanvragen voor dorpshuizen of multifunctionele centra in kernen met meer dan 1.500 inwoners, geldt dat de aanvraag in overeenstemming is met de gemeentelijke visie inzake de spreiding van voorzieningen.

    • i.

      Subsidiëring van de ver- of nieuwbouw van een dorpshuis of multifunctioneel centrum kan maximaal ééns in de 10 jaar plaatsvinden, gerekend vanaf de datum van de verleningsbeschikking.

    • j.

      Per kern kan slechts één dorpshuis of multifunctioneel centrum worden gesubsidieerd.

    • k.

      Alvorens een beslissing te nemen winnen gedeputeerde staten het advies van de stichting Doarpswurk in.

    • l.

      Aanvragen voor kernen tussen 5.000 en 30.000 inwoners moeten voldoen aan de POP-voorwaarden, zoals gesteld in maatregelfiche 321.

6.1.2 Basisvoorzieningen woon-zorg

Inleiding 

Doel is het verbeteren van de basisvoorzieningen door het ondersteunen van instanties, organisaties, samenwerkingsverbanden en ondernemingen die basiszorg aanbieden voor de plattelandsbevolking, met name met betrekking tot woon-zorg en activiteiten die zich richten op specifieke doelgroepen zoals ouderen, mensen met een handicap, kinderopvang e.d.

Verbeteringen van de basisvoorzieningen met betrekking tot woon-zorg, als onderdeel van de sociale infrastructuur, dragen bij aan de vitaliteit van het platteland. Tevens kunnen de activiteiten van belang zijn voor de werkgelegenheid en economische ontwikkeling van het platteland. 

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Het ontwikkelen of opschalen van innovatieve concepten voor basisvoorzieningen zoals woon-zorgzones, elektronische dienstverlening en diensten op maat.

  • 2  Het stimuleren van voorzieningen zoals zuigelingenzorg, mantelzorg, gehandicaptenzorg en ‘zorgboerderijen’.

  • 3 In het geval de subsidieaanvrager een overheid is, is de subsidie, exclusief de eigen bijdrage, maximaal 75% van de subsidiabele kosten. Als er sprake is van ondernemersactiviteiten, wordt de overheid als onderneming beschouwd.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

Subsidiabel zijn alle éénmalige kosten t.b.v. het realiseren van een project. 

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Overheden, overige rechtspersonen en natuurlijke personen. 

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidiecriteria

    • a.

      De activiteiten passen binnen het geldende Plattelandsbeleid van de provincie Fryslân.

    • b.

      De activiteiten dragen bij aan het opheffen van tekorten of wegnemen van dreiging van aantasting van het voorzieningenniveau m.b.t. de woon-zorg.

    • c.

      De activiteiten zijn gebaseerd op een gedegen ‘ondernemingsplan’ waaruit de uitvoerbaarheid, een gezonde exploitatie en beheer blijkt.

    • d.

      De activiteiten bieden voldoende perspectief op continuïteit voor de projecten/activiteiten na verstrekking van de subsidie.

    • e.

      De activiteiten dienen uitsluitend publieke doelen.

6.1.3 Kleinschalige leefbaarheidsinitiatieven op lokaal niveau

Inleiding  

Doel van dit onderdeel is het ondersteunen van kleinschalige lokale initiatieven die gericht zijn op het versterken van de leefbaarheid van kleine kernen, dat wil zeggen kernen met minder dan 5.000 inwoners. Projecten moeten draagvlak hebben in de eigen kern en in de regio. Dit eerste blijkt bijvoorbeeld uit betrokkenheid van de plaatselijke bevolking in de vorm van een financiële bijdrage of zelfwerkzaamheid. Draagvlak in de regio betekent dat de projecten moeten passen binnen het gebiedskader.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Kleinschalige lokale leefbaarheidinitiatieven die passen binnen de nota Plattelânsbelied en binnen de gebiedskaders en jaarplannen van de gebieden Plattelânsprojekten Fryslân met als doel de plaatselijke leefbaarheid te bevorderen.

  • 2 Projecten die plaatsvinden op het Friese platteland in kernen met minder dan 5.000 inwoners.

     

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Investeringskosten met een minimum van € 2.250,-.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,-.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Rechtspersonen. 

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidiecriteria

    • a.

      Het project heeft geen winstoogmerk.

    • b.

      Het project past binnen één of meer van de onderwerpen zoals nader aangegeven in het geldende plattelandsbeleid.

6.1.5 Leefbaarheidsinitiatieven op regionaal niveau

Inleiding  

Doel is het ondersteunen van projecten met een bovenlokaal karakter die gericht zijn op versterken van de leefbaarheid op het platteland. De projectbureaus Plattelânsprojekten spelen een belangrijke rol bij de verwerving van projecten voor dit onderdeel.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

Activiteiten met een bovenlokaal karakter die gericht zijn op het versterken van de leefbaarheid op het Friese platteland met als werkingssfeer (een deel van) één van de zes gebieden van de projectbureaus Plattelânsprojekten.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Investeringskosten die worden aangemerkt als redelijke investeringskosten.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,=.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Rechtspersonen 

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidiecriteria

    • a.

      het project heeft geen winstoogmerk.

    • b.

      het project past binnen één of meer van de onderwerpen zoals nader aangegeven in het geldende Plattelandsbeleid.

    • c.

      Het project draagt bij aan bundeling, versterking of continuïteit van (vernieuwende) initiatieven.

6.1.5 Projecten leefbaarheid op provinciaal niveau 

Doel van dit onderdeel is het ondersteunen van projecten die gericht zijn op versterken van de leefbaarheid op het Friese platteland.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

Projecten die de leefbaarheid op het Friese platteland versterken, met als werkingssfeer de gehele provincie en/of die een voorbeeldfunctie voor de gehele provincie vervullen.  

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

1. Subsidiabel zijn alle éénmalige kosten t.b.v. het realiseren van een project. 2. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,=. 

Subsidieaanvragers 

Rechtspersonen 

Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    • a.

      In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kan een subsidieaanvraag gedurende het hele jaar worden ingediend.

    • b.

      Subsidieaanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld.

    • c.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ont-vangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      het project mag geen winstoogmerk hebben.

    • b.

      het project draagt bij aan één of meer van de thema’s zoals nader aangegeven in het gel-dende Plattelânsbelied

    • c.

      Het project draagt bij aan bundeling, versterking of continuïteit van (vernieuwende) initia-tieven.

6.2 Subsidie verbetering fysieke woonomgeving

Inleiding 

Doel is het verbeteren van de ruimtelijk fysieke kwaliteit van dorpen en bewoningskernen. Het gaat daarbij om dorpsvernieuwing en/of –ontwikkeling. Ook kan het gaan om sanering van situaties die hinder veroorzaken. Het aantrekkelijk maken en/of houden van dorpen voor bewoners, ondernemers en toeristen, draagt bij aan een aantrekkelijk werk-, woon- en leefklimaat op het platteland. 

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten  

  • 1 Herinrichting van kernen met betrekking tot openbare voorzieningen zoals dorpspleinen, havens, parken, openbaar groen, openbare gebouwen en infrastructuur.

  • 2 Lokale maatregelen gericht op sanering van hinder (incl. bedrijfsverplaatsing), voor zover het bovenwettelijke activiteiten betreft.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Subsidiabel zijn alle éénmalige kosten ten behoeve van het realiseren van een project.

  • 2 De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Gemeenten of andere rechtspersonen zonder winstoogmerk, die, volgens een schriftelijke verklaring van de betreffende gemeente, een overheidstaak invullen. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, verenigingen voor dorpsbelangen. 

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidiecriteria

    a. De activiteiten:

    • -

      passen binnen het beleid van de provincie Fryslân zoals vastgelegd in het geldende Plattelânsbelied.

    • -

      dragen bij aan het verbeteren van de (cultuurhistorische) karakteristieken van het dorp.

    • -

      dragen bij aan het versterken van relaties dorp (woon- c.q. bedrijfslocaties) en het aangrenzende (cultuur) landschap.

    • -

      dragen bij aan verbetering van één of meerdere functies van het herstructuringsgebied (de functiekwaliteit moet dus wezenlijk verbeterd zijn. projecten waarbij het gebied functioneel hetzelfde blijft, bijv. bij enkel herstraten, komen niet in aanmerking voor subsidie). Naar mate meer functies verbeterd worden komt een project eerder in aanmerking voor subsidie.

    • -

      waarvan relatief veel gebruik wordt gemaakt, mede in relatie tot de omgeving en in relatie tot de doelgroepen, komen eerder in aanmerking voor subsidie.

6.3 Subsidie stimuleren en verbreden plattelandseconomie

Inleiding 

MKB-ondernemingen niet zijnde landbouwondernemingen, vormen, samen met MKB-landbouwondernemingen, de economische motor op het platteland. Onder de MKB-ondernemingen vormen de ‘micro-ondernemingen’ een speciale groep. ‘Micro-ondernemingen’ hebben minder dan 10 werknemers in dienst en hun omzet en balanstotaal is minder dan € 2 miljoen op jaarbasis. Het stimuleren en/of begeleiden van vestiging, uitbreiding, innovatief vermogen en bedrijfsopvolging van deze ‘micro-ondernemingen is van groot belang voor het platteland, met name ook voor behoud en/of uitbreiding van de werkgelegenheid Ook het ondersteunen van samenwerking en netwerkvorming van ondernemers valt hieronder. Door schaalvergroting in de landbouw verliezen agrarische bedrijfsgebouwen hun functie. Soms is bedrijfsmatig hergebruik buiten de landbouw van vrij komende agrarische bebouwing aan de orde. dit kan zowel economisch als landschappelijk van belang zijn voor het omringende platteland. Het kan ook gaan om de ontwikkeling van kleinschalige bedrijfslocaties of ‘bedrijfsverzamelgebouwen’.

Doel is de vestiging van nieuwe of ontwikkeling van bestaande kleinschalige economische bedrijvigheid op het platteland die de plattelandseconomie versterken.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Activiteiten gericht op het oprichten van nieuwe of het ontwikkelen van bestaande ondernemingen met als doel behoud en/of uitbreiding van werkgelegenheid met name met betrekking tot jongeren en vrouwen.

  • 2 Bevorderen van ondernemerschap, samenwerking en netwerkvorming tussen de ondernemingen en eventuele andere actoren.

  • 3 Stimuleren en/of ontwikkelen van nieuwe, innovatieve producten of diensten en activiteiten gericht op marketing en promotie van deze nieuwe producten of diensten.

  • 4 Herbestemming van vrijkomende agrarische bebouwing voor ondernemersactiviteiten, niet zijnde primaire landbouwactiviteiten.

  • 5 Ontwikkeling van kleinschalige bedrijfslocaties of ‘bedrijfsverzamelgebouwen’.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Subsidiabel zijn alle éénmalige kosten t.b.v. het realiseren van een project.

  • 2 De subsidie voor activiteiten gericht op het oprichten van nieuwe of het ontwikkelen van bestaande ondernemingen, bevorderen van ondernemerschap, stimuleren en/of ontwikkelen van nieuwe, innovatieve producten of diensten en activiteiten gericht op marketing en promotie van deze nieuwe producten of diensten, is maximaal 20% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,--

  • 3 De subsidie voor activiteiten gericht op samenwerking en netwerkvorming tussen de ondernemingen en eventuele andere actoren, is maximaal 30 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,--.

  • 4 De subsidie voor herbestemming van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen en ontwikkeling van kleinschalige bedrijfslocaties of verzamelgebouwen is maximaal 30% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000..

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen. 

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidiecriteria

    a. De activiteiten:

    • -

      passen binnen het beleid van de provincie Fryslân zoals vastgelegd in het geldende Plattelânsbelied.

    • -

      hebben een positief economisch perspectief, zoals blijkt uit de economische onderbouwing in een ondernemingsplan, met als doel behoud en/of uitbreiding van werkgelegenheid vooral voor jongeren en vrouwen.

    • -

      dragen positief bij aan de werkgelegenheid.

    • -

      zijn verenigbaar met, en dragen bij voorkeur bij aan landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in het vigerend streekplan.

    • -

      activiteiten die zich positief onderscheiden m.b.t. tot jongeren en vrouwen genieten een voorkeur.

  • 2 De subsidiabele activiteiten beperken zich tot MKB-ondernemingen, die vallen onder de categorie ‘micro-ondernemingen’, niet zijnde landbouwbedrijven in de primaire productie..

6.4 Subsidie erfgoed. 

 

6.4.1 Projecten en activiteiten cultuurhistorisch erfgoed

Inleiding 

Doel is het behoud en versterken van Friese cultuurhistorische elementen, patronen en structuren. 

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten  

  • 1 Projecten en activiteiten die gericht zijn op de instandhouding, versterking en stimulering van het cultuurhistorisch erfgoed in Fryslân.

  • 2 Fysieke projecten zoals reconstructie van objecten, complexen of structuren, herbestem-ming van gebouwen en een projectmatige aanpak van landschapselementen zoals bij-voorbeeld dijken.

  • 3 Procesmatige projecten, zoals Belvédèreprojecten, projecten gericht op de versterking van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ordening, projecten gericht op het terrein van erfgoededucatie en symposia en congressen.

  • 4 Concrete projecten zoals boeken en voorlichtingsmateriaal.

  • 5 In afwijking van artikel 1, onder k, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 kunnen projecten plaatsvinden in de gehele provincie Fryslân, met uitzondering van pro-jecten waarvoor POP2-middelen worden ingezet. 

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Subsidiabel zijn alle éénmalige kosten t.b.v. het realiseren van een project.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 3 Subsidieontvangers 

Natuurlijke personen en rechtspersonen. 

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidiecriteria

    • a. Het project draagt bij aan het beleid zoals vastgelegd in de Nota Erfgoed.

    • b. Het project heeft een provinciale uitstraling.

    • c. Het project draagt bij aan de instandhouding, versterking of stimulering van de kenmerkende cultuurhistorische eigenschappen van de provincie.

  • 2 Weigeringsgronden

    Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      Een aanvraag betrekking heeft op de ontwikkeling en of uitvoering van een project dat naar het oordeel van gedeputeerde staten een zuiver gemeentelijke taak is of zou moeten zijn.

    • b.

      Een aanvraag betrekking heeft op een jaarlijks terugkerende activiteit.

    • c.

      Het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 3.000,-.

    • d.

      De aanvraag betrekking heeft op een restauratie van een gebouwd rijksmonument of monument, overeenkomstig de subsidieverordening monumentenzorg en cultuurhistorie provincie Fryslân.

    • e.

      De aanvraag gehonoreerd is binnen het onderdeel ‘Recreatie en Toerisme (hoofdstuk 4)’ van deze Subsidieverordening of de Subsidieverordening archeologie.

    • f.

      De aanvraag betrekking heeft op een tentoonstelling die georganiseerd wordt voor een museum/musea die op een andere wijze door de provincie wordt gesubsidieerd.

6.4.2 Subsidie riet- en pangedekte daken en uilenborden

Inleiding 

Doel is het stimuleren van het behoud van de historische verschijningsvorm van boerderijen, niet zijnde een rijksmonument, door middel van een traditionele dakbedekking van riet en dakpannen én uilenborden. Met traditioneel wordt bedoeld dat de uitvoering in overeenstemming is met architectuur, historische techniek en materiaal uit de bouwperiode van de boerderij.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Materiaal en de werkzaamheden voor het onderhoud, herstel en aanbrengen van een traditioneel uilenbord van een voor 1940 gebouwde boerderij niet zijnde een rijksmonument. Het gaat hier uitsluitend om een massief houten uilenbord, dus geen gelamineerd plaatmateriaal en ook geen kunststof. Het verdient de voorkeur de maatvoering van nog aanwezige, oorspronkelijke onderdelen over te nemen.

  • 2 Materiaal en de werkzaamheden voor het onderhoud, herstel en aanbrengen van een traditionele dakbedekking van dakpannen en riet op het hoofdgebouw van een vóór 1940 gebouwde boerderij, niet zijnde een rijksmonument. Dit omvat:

    • a.

      het eventueel verwijderen van niet-traditionele dakbedekking (bijvoorbeeld golfplaten) en rietlagen en het (tijdelijk) verwijderen van traditionele dakpannen.

    • b.

      de dakpannen, inclusief panhaken, nok- en kepervorsten.

    • c.

      het terugbrengen van de dakbedekking naar de oorspronkelijke toestand, bijvoorbeeld het verwijderen van lichtplaten, zodat weer een gesloten dakvlak ontstaat, het verwijderen van golfplaten op riet naar een rieten dakbedekking of het verwijderen van golfplaten op daken waar oorspronkelijk dakpannen op lagen naar een traditioneel pannendak.

  • 3 In aanvulling op artikel 5 van de Kadersubsidieverordening pMJP 2009, zijn niet subsidiabel:

    • a.

      De dakconstructie onder de rieten en pannen dakbedekking.

    • b.

      Het vervangen van niet-traditionele onderdelen door niet-traditionele onderdelen, bijvoorbeeld het vervangen van lichtplaten door lichtplaten of glasramen, het vervangen van golfplaten door golfplaten met een dakpanprofiel, of het toepassen van kunstriet.

    • c.

      Dakbedekking en uilenborden van bijgebouwen, dat wil zeggen vrijstaande of (later) aangebouwde bouwwerken, zoals koetshuis, stookhut, bijschuur komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Maximaal 35% van de kosten van het onderhoud, herstel of aanbrengen van de dakbedekking en uilenbord:

    • a.

      voor daken met overwegend riet als dakbedekking: maximaal € 15.000,-.

    • b.

      voor daken met overwegend dakpannen als dakbedekking: maximaal € 10.000,-.

    • c.

      per massief houten uilenbord maximaal € 500,-.

  • 2 In geval van zelfwerkzaamheid komen uitsluitend de materiaalkosten voor subsidie in aanmerking.

  • 3 Per boerderij wordt op grond van deze regeling slechts éénmaal subsidie verstrekt.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Eigenaren.

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    • a.

      Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

    • b.

      Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

    • c.

      Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in gelegenheid is gesteld de onvolledige aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst.

  • 2 Subsidiecriteria

    • a.

      Bij het onderhoud, herstel of aanbrengen van een rieten dakbedekking wordt gebruik gemaakt van natuurriet op een laag spreidriet.

    • b.

      Bij het onderhoud, herstel of aanbrengen van een traditioneel pannendak wordt gebruik gemaakt van dakpannen die wat betreft het type, de dikte, het formaat en de kleur overeenkomen met de (eventueel nog aanwezige) oorspronkelijke dakpannen (van vóór 1940). Derhalve zijn uitgesloten pantypen die na de Tweede Wereldoorlog zijn ontwikkeld, zoals de (niet keramische) groot formaat of sneldekpannen en de Opnieuw Verbeterde Hollandse (OVH-)pan en de naoorlogse afwerkingen (bijvoorbeeld geëngobeerd). Uiteraard verdient hergebruik de voorkeur, maar ook het gebruik van tweedehandse pannen van pantypen van vóór 1940 is toegestaan.

    • c.

      Het gebruik van de vereiste materialen en noodzakelijke werkzaamheden dient te blijken uit de ingediende offerte en uit de eindafrekening, waarbij de kosten per onderdeel zijn gespecificeerd.

    • d.

      In afwijking van artikel 11 van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 worden geen voorschotten verstrekt.

    • e.

      Artikel 21, eerste lid, van de kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 is niet van toepassing in geval van het op het dak aanbrengen van een installatie voor het opwekken van energie.

6.5 Subsidie cultuur

Inleiding 

Doel is het voorzien in kleinschalige infrastructuur om culturele en vrijetijdsactiviteiten op het platteland mogelijk te maken en het verbeteren van de kwaliteit van activiteiten met landschap als podium.

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten 

  • 1 Het ondersteunen van cultuuruitingen met landschap als podium

  • 2 Jongeren (pop)cultuur

    Subsidie is mogelijk voor voorzieningen met een duurzaam karakter, die rechtsreeks bijdragen aan presentaties en uitvoeringen van jongerencultuur (in voorstellingen en objecten). Activiteiten dienen voor en/of met jongeren te worden georganiseerd.

    Voorbeelden van subsidiabele voorzieningen met een duurzaam karakter zijn:

    • -

      technische apparatuur zoals geluidsinstallaties, film- en video.

    • -

      faciliteiten zoals tribunes, verlichting, podia, toneelgordijnen, dansvloeren.

    • -

      veiligheidsvoorzieningen om aan brandweereisen te kunnen voldoen.

    • -

      sanitaire voorzieningen.

Artikel 2 Subsidiabele kosten 

  • 1 Subsidie wordt verleend voor de redelijke investeringskosten. Hiertoe behoren eenmalige ontwikkel- en organisatiekosten en eenmalige investeringen in kapitaalintensieve duurzame faciliteiten (bijv. mobiel onderkomen) die er toe bijdragen dat een activiteit voor meerdere jaren in bijvoorbeeld verschillende regio's herhaald kan worden.

  • 2 Kosten met betrekking tot het ondersteunen van cultuuruitingen met landschap als podium:

    • a.

      Investeringen ten behoeve van het inpasbaar maken van kunstuitingen in het landschap.

    • b.

      Investeringen in kwaliteitsverbetering door organisaties die activiteiten organiseren waarbij het landschap als podium wordt ingezet. Belangrijke groep vormen de iepenloftspullen.

    • c.

      Investering in manuren ten behoeve van:

      • -

        het versterken van kennis en vaardigheden van vrijwilligers door het organiseren van workshops en coaches

      • -

        coördinatie van activiteiten

      • -

        PR en marketing van activiteiten

      • -

        deskundigheidsbevordering omtrent inzet van landschap (locatiescouts)

      • -

        kwaliteitsbevordering werkzaamheden

  • 3 In aanvulling op artikel 5, eerste lid, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009 wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      Operationele kosten, beheerskosten en voor zover relevant, exploitatiekosten.

    • b.

      De kosten voor het vervaardigen van een kunstwerk of het opzetten van een productie.

    • c.

      Reguliere culturele en vrijetijdsactiviteiten alsmede het in stand houden van het bestaande niveau zonder aantoonbare kwalitatieve of kwantitatieve verbetering dan wel innovatie.

    • d.

      Vervangingsinvesteringen.

    • e.

      Het opzetten en/of realiseren van een productie.

  • 4  De subsidie bedraagt maximaal 30 % van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 20.000.

Artikel 3 Subsidieaanvragers 

Rechtspersonen.  

Artikel 4 Subsidieverstrekking 

  • Subsidiecriteria

    • 1.

      Projecten hebben een bovenlokaal karakter.

    • 2.

      Bij projecten in kernen tussen 15.000 en 30.000 inwoners wordt aangetoond dat de voorgestelde investeringen en activiteiten overwegend ten goede komen aan bewoners van het platteland buiten de kern.

    • 3.

      Het project past in het geldende provinciale Cultuurbeleid.  

6.6 Subsidie plattelandsprojecten (Leader)

Inleiding 

De Leader-aanpak binnen POP2 is enerzijds een wijze van werken, een manier om ontwikkelingen in een gebied aan te jagen, anderzijds een financieringsbron voor projecten die van onderaf ontwikkeld worden. Met dat laatste wordt beoogd om projecten binnen de drie andere hoofddoelen, te weten:

- verbetering concurrentievermogen landbouw en bosbouwsector - verbetering van het milieu en het platteland - de leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie

van het Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland te verbreden, het draagvlak voor de projecten te vergroten en vernieuwing te stimuleren.

Het budget kan ook worden aangewend voor de wijze van werken. Hiermee krijgen de plaatselijke groepen (gebiedsplatforms) mogelijkheden en faciliteiten om samenwerkingsprojecten op te zetten, als platform te functioneren en om met pilots, studies, aanjaagprojecten etc. recht te doen aan de ontwikkel-, laboratorium- en regiefunctie van de platforms. 

6.6.1 De maatregelen genoemd in de fiches 411, 412 en 413 van POP2, ten behoeve van de assen 1, 2 en 3

 

art. 1 Subsidiabele activiteiten 

Het betreft hier projecten die niet zijn uitgeschreven in het pMJP, maar die realiseerbaar zijn op basis van de regionale Gebiedskaders/Ontwikkelingsstrategieën . Via de Leader-aanpak worden de volgende doelen bediend:

As 1. Verbetering van het concurrentievermogen en de land- en de bosbouwsector As 2. Verbetering van het milieu en het platteland As 3. De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie

Voor deze activiteiten/maatregelen, die worden opgezet als projecten van onderaf, gelden dezelfde voorwaarden als in Assen 1, 2 en 3 van het POP2.

Art. 2 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke en rechtspersonen, waaronder overheden.

Art. 3 Subsidieverstrekking 

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten. 

6.6.2 De maatregelen genoemd in fiche 421, tbv samenwerkingsprojecten

 

Art. 1 Subsidiabele activiteiten 

  • Samenwerkingsprojecten die ondersteund kunnen worden zijn:

    • 1.

      projecten gericht op inter-territoriale samenwerking, d.w.z. samenwerking binnen Nederland.

    • 2.

      projecten gericht op transnationale samenwerking, d.w.z. samenwerking met gebieden in andere EU-lidstaten en met gebieden in derde landen.

De activiteiten dienen verder te voldoen aan de voorwaarden gesteld in maatregelfiche 4.21 behorende bij de POP2-verordening.

Toetsing vindt plaats aan de criteria en doelen die m.b.t. samenwerkingsprojecten zijn opgenomen in de regionale gebiedskaders.ontwikkelingsstrategieën.

Art. 2 Subsidieaanvragers 

Natuurlijke en rechtspersonen.

Art. 3 Subsidieverstrekking 

  • 1 Subsidieaanvraag

    • 1.

      Subsidieaanvragen kunnen driemaal per jaar worden ingediend.

  • 2 Subsidiecriteria

    De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 50.000,-

6.6.3 Beheer, verwerving, vakkundigheid en dynamisering (maatregelfiche 431 POP-verordening)

 

Art. 1 Subsidiabele activiteiten 

  • Volgens bijlage 4 (maatregelfiche 4.31) bij POP2 zijn de volgende maatregelen en activiteiten subsidiabel. De bedoeling van deze maatregel is om het Gebiedsplatform te faciliteren voor zijn rol van regisseur, experimenten met projecten, aanjagen van ontwikkelingen, informatieoverdracht en –uitwisseling met de streek/gebied en daarin participerende maatschappelijke organisaties.

    • 1.

      Studies over het betreffende gebied.

    • 2.

      Activiteiten om voorlichting over het gebied en over het plaatselijke ontwikkelingsstrategie/GBK te geven.

    • 3.

      De opleiding/training van betrokkenen bij de opstelling en de uitvoering van een plaatselijk ontwikkelingsstrategie/GBK. Dit is tevens mogelijk onder dienstverlening (technische hulp) van het Nationaal Netwerk.

    • 4.

      Dynamiseringsacties en de opleiding van personen met een dynamiseringstaak.

      • a.

        Dit betreft de kosten (inclusief salariskosten) voor de inzet van externe aanjagers en/of procesbegeleiders. De dynamiseringsacties zijn instrumenten voor het voeren van regie op de speerpunten in het gebiedskader en/of de jaarplannen. Als voorbeeld wordt genoemd de jeugdproblematiek; een ander voorbeelsd is de begeleiding van samenwerkingsinitiatieven.

      • b.

        Onder dynamiseringstaak worden verstaan het geven van inhoud en vorm aan de regierol van het platform d.m.v. het bijwonen van bijeenkomsten, het zich laten scholen in methoden en technieken, het uitwisselen van ideeën en projecten met andere gebieden, het zelf organiseren van informatieve en educatieve bijeenkomsten, perspublicaties en andere vormen van het onder de aandacht brengen van een breed publiek van successen en studies etc. gerealiseerd op basis van de ontwikkelingsstrategie/GBK (anders dan genoemd onder b)

    • 5.

      Uitvoering, door andere publiek-private partnerschappen dan de in artikel 62, lid 1, onder b), omschreven groepen, van een plaatselijk ontwikkelingsstrategie/GBK die een of meer van de in artikel 52, onder a), b) en c), bedoelde maatregelen omvat. (Europese Kaderverordening NO 1698/2005).

Toetsing van de concrete activiteiten vindt plaats aan ontwikkelingsstrategie voor het desbetreffende gebied.

Artikel 2 Subsidieaanvragers 

Gebiedsplatforms als genoemd in artikel 1, onder h, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009.

Artikel 3 Subsidieverstrekking 

  • 1 De subsidie kan worden aangevraagd voor de hele periode of voor een gedeelte daarvan.

  • 2 De subsidie is door zijn aard alleen aan te vragen door het Gebiedsplatform van het betreffende gebied.

7. Slot 

Artikel 1 Inwerkingtreding, intrekking en overgangsrecht

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 februari 2009.

  • 2 De Gewijzigde Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 wordt met ingang van 1 februari 2009 ingetrokken.

  • 3 De bepalingen van de in het tweede lid genoemde verordening blijven van kracht voor aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de in het eerst lid genoemde verordening.

Ondertekening

Leeuwarden, 11 februari 2009

voorzitter J.A. Jorritsma

griffier O. Bijlsma