Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Referendumverordening Fryslân 2005 |
Citeertitel | Referendumverordening Fryslân 2005 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | inspraak, referendum |
Historie van de regeling: Nieuwe regeling vastgesteld op 22 juni 2005, inwerking getreden op 8 januari 2006, Provinciaal Blad 2005, 27; 1e wijziging vastgesteld op 24 april 2013, inwerking getreden op 27 april 2013, Provinciaal Blad 2013, 28.
Provinciewet, art. 145
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-04-2013 | Toelichting | 24-04-2013 Provinciaal Blad, 2013, 28 | Statenvoorstel 14B | ||
08-01-2006 | 27-04-2013 | Nieuwe regeling | 22-06-2005 Provinciaal Blad, 2005, 27 | Statenvoorstel 25B |
Het inleidend verzoek moet voorafgaand aan de vergadering van Provinciale Staten, waarvoor het te nemen besluit is geagendeerd, schriftelijk bij Gedeputeerde Staten worden ingediend. Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 1/3 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten.
Artikel 4 Beslissing op het inleidend verzoek
Wanneer Provinciale Staten van mening zijn dat over het voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, wordt het betreffende voorstel aan Provinciale Staten op de gangbare wijze behandeld. De stemming over het door Provinciale Staten te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het definitieve verzoek wordt beslist.
Artikel 5 Steunverwerving en besluit definitief verzoek
In het verzoek wordt aangegeven om welk besluit van Provinciale Staten het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats. De legitimatie van de verzoeker en het zetten van de handtekening dient plaats te vinden op het gemeentehuis van de verzoeker.
Gedeputeerde Staten zijn belast met de uitvoering van het besluit van Provinciale Staten tot het houden van een referendum. Gedeputeerde Staten regelen de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.
Provinciale Staten stellen, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.
Paragraaf 3 Straf- en slotbepalingen
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:
stembiljetten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Toelichting Referendumverordening Fryslân 2005
Algemeen deel Op 1 januari 2002 is de Tijdelijke referendumwet in werking getreden. Deze wet bevatte een tijdelijke regeling van het raadgevend correctief referendum. De wet was tijdelijk omdat het in functie en perspectief stond van het voorstel tot grondwetsherziening inzake het correctief referendum. Op 29 juni 2004 heeft de Tweede Kamer evenwel gestemd over de tweede lezing voor het wijzigen van de Grondwet met het oog op het opnemen van bepalingen voor het correctief referendum (Kamerstuk 28 515). Aangezien het hier een grondwetswijziging betreft, was een meerderheid van tweederde van de leden nodig. Dit is niet gehaald. Er komt dus geen landelijke regeling voor correctieve referenda (een referendumwet). In de Tijdelijke referendumwet was bepaald dat deze wet met ingang van 1 januari 2005 zou komen te vervallen. Op 14 oktober 2004 is een initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Dubbelboer en Duyvendak dat ertoe strekt de tijdelijkheid van de Tijdelijke referendumwet ongedaan te maken door de Tweede Kamer, na hoofdelijke stemming, verworpen. Om de mogelijkheid van een provinciaal referendum open te houden, is derhalve een autonome referendumverordening noodzakelijk. De Referendumverordening Fryslân 2005 voorziet in het raadgevend correctief referendum. Een dergelijk referendum verschilt juridisch van het beslissend correctief referendum. Bij het raadgevend correctief referendum behoudt de provinciale wetgever onder alle omstandigheden de bevoegdheid om gemotiveerd zijn eigen, eventueel van het kiezersoordeel afwijkende keuze, te maken. Hierna zal – voorzover noodzakelijk – een artikelsgewijze toelichting worden gegeven op de Referendumverordening Fryslân 2005.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze verordening gaat het om een raadgevend (initiatief kiezers) correctief referendum. Dat wil zeggen een referendum dat niet bij voorbaat bindend is voor Provinciale Staten en plaatsvindt voordat door Provinciale Staten een definitief besluit over het betreffende onderwerp wordt genomen. Een beslissend correctief referendum, waarbij de bevolking een besluit dat Provinciale Staten al hebben genomen achteraf bindend kan verwerpen, is wettelijk niet mogelijk. Ten aanzien van het begrip kiezers wordt een relatie gelegd met het begrip kiesgerechtigdheid. Wie kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten is bepaald in artikel B2 van de Kieswet: het moet gaan om Nederlandse ingezeten van de provincie die op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
Artikel 2 Voorwerp van het referendum Een algemeen verbindend voorschrift is een, krachtens wetgevende bevoegdheid gegeven, naar buiten werkende algemene regel. De meeste provinciale verordeningen vallen hieronder. Verordeningen die betrekking hebben op het interne functioneren van bijvoorbeeld Provinciale Staten, zoals de reglementen van orde, zijn geen algemeen verbindende voorschriften. Dit geldt echter niet voor verordeningen die regels bevatten voor andere organen, zoals de verordeningen op de commissies. Voor de reikwijdte van het referendum is voorts van belang dat onder besluiten inhoudende algemeen verbindende voorschriften niet alleen het vaststellen van een volledig nieuwe verordening valt, maar ook een wijziging van een bestaande verordening. Intrekking van een verordening is naar gangbare opvatting geen besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften, en zou daarmee ook niet referendabel zijn. Er is echter voor gekozen de intrekking van een verordening bij wijze van aanvulling onder het referendum te brengen. Een besluit waarbij de bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften wordt gedelegeerd (artikel 152, derde lid, van de Provinciewet), geldt zelf ook als een algemeen verbindend voorschrift en is daarmee referendabel. Een belangrijke overweging om besluiten tot delegatie van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften niet uit te zonderen is, dat de krachtens delegatie vastgestelde algemeen verbindende voorschriften niet meer referendabel zijn: onderhavige verordening is immers beperkt tot algemeen verbindende voorschriften vastgesteld door Provinciale Staten. Referendabiliteit van het delegatiebesluit vormt aldus een waarborg tegen uitholling van het referendum door grootscheepse delegatie. Overigens: delegatie van andere bevoegdheden dan het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften is zelf geen algemeen verbindend voorschrift. Dergelijke delegatiebesluiten zullen dus niet referendabel zijn. Mandaatverlening van de bevoegdheid algemeen verbindende voorschriften vast te stellen, voorzover dat wordt toegestaan door artikel 10:3, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht, is zelf geen algemeen verbindend voorschrift. Het besluit tot vaststelling van de begroting en de rekening valt niet onder de categorie besluiten inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, zodat referendabiliteit niet aan de orde is. Een besluit van Provinciale Staten als bedoeld in artikel 156, eerste lid, van de Provinciewet betreft een besluit tot wijziging van de naam van de provincie.
Artikel 3 Inleidend verzoek Kiezers kunnen een verzoek indienen voor het houden van een referendum (raadgevend referendum). Een referendum biedt burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. Het zou onjuist zijn wanneer alleen Provinciale Staten kunnen bepalen bij welk te nemen besluit het moment is aangebroken waarop burgers hun gekozen vertegenwoordigers kunnen “corrigeren”. De in de-ze verordening geregelde procedure gaat uit van twee stappen: een inleidend verzoek en een definitief verzoek. Een inleidend verzoek moet worden ingediend bij Gedeputeerde Staten en moet worden ondersteund door 1/3 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten. De naam, adres, leeftijd, woonplaats en handtekening van de kiezers moeten worden geplaatst op van provinciewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de provincie de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bij de controle of er niet is gefraudeerd met de handtekeningen op de lijsten zal veelal een steekproefsgewijze controle volstaan.
Artikel 4 Beslissing op het inleidend verzoek Na indiening van het inleidend verzoek is het aan Provinciale Staten te beslissen of dit verzoek een besluit betreft wat op grond van deze verordening referendabel is en of voldaan is aan de in artikel 3 gestelde eisen. Omdat een inleidend verzoek voorafgaand aan de vergadering van Provinciale Staten kan worden ingediend, dus ook zeer kort voor deze vergadering, biedt het tweede lid de mogelijkheid om de beslissing op het inleidend verzoek te verdagen. Wanneer een referendum wordt gehouden over een voorgenomen besluit is het ongewenst dat als er een inleidend of een definitief verzoek tot het houden van een referendum wordt ingediend, tevens het besluitvormingsproces stil ligt. Het verdient daarom aanbeveling de besluitvorming zo veel mogelijk af te ronden. Alle argumenten zijn dan uitgewisseld, zodat ook het onderwerp en de vraagstelling op een zinnige wijze kunnen worden gepresenteerd. De eindbeslissing wordt evenwel na het referendum genomen. Hiertoe is het derde lid opgenomen.
Artikel 5 Steunverwerving en besluit definitief verzoek Nadat Provinciale Staten op grond van artikel 4 hebben besloten dat over een door hen te nemen besluit een referendum kan worden gehouden, wordt dit krachtens het vierde lid van voornoemd artikel door Gedeputeerde Staten bekendgemaakt. Niet geregeld is hoe deze bekendmaking dient te geschieden. Er dient echter een grote mate van bekendheid te worden gegeven van het feit dat er een definitief verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend. Bekendmaking in het Provinciaal Blad en diverse dag-, nieuws- en huis-aanhuisbladen ligt dan voor de hand. Binnen zes weken na de bekendmaking kunnen de kiezers een definitief verzoek indienen bij Provinciale Staten. Dit definitieve verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 5 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten. Wanneer het definitieve verzoek wordt gedaan door het vereiste aantal kiezers en binnen de termijn van zes weken, zullen Provinciale Staten beslissen tot het houden van een referendum. Zowel het besluit op het inleidende verzoek als op het definitieve verzoek zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.
Artikel 7 Vraagstelling Provinciale Staten beslissen of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stellen ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden, vast. Daarbij kunnen Provinciale Staten zich laten adviseren door de commissie als bedoeld in artikel 8. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij Provinciale Staten berusten. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om: - ‘ja’ of ‘nee’; - een keuze uit alternatieven; - een combinatie van deze twee mogelijkheden.
Artikel 8 Advies en toezicht In dit artikel wordt de mogelijkheid dat Statenleden zelf in de commissie zitting nemen, opengelaten. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, verdient het echter de voorkeur dat er geen Statenleden in de commissie zitting nemen. De commissie kan zich met een aantal zaken bezighouden: - formulering van de vraagstelling en antwoordcategorieën; - toezicht op de organisatie van het referendum; - toezicht op de objectiviteit van de voorlichting, bijvoorbeeld een folder of t.v.-spotje waarin de argumenten pro en contra worden genoemd.
Artikel 9 Uitvoering Het feit dat Gedeputeerde Staten zijn belast met de uitvoering van het besluit van Provinciale Staten tot het houden van een referendum, volgt uit de Provinciewet (artikel 158, eerste lid, onder a). In dit artikel is bepaald dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn het dagelijks bestuur van de provincie te voeren, voorzover niet bij of krachtens de wet Provinciale Staten of de Commissaris van de Koning hiermee zijn belast.
Artikel 12 Geldigheid van de uitslag Wanneer 40% van hen die gerechtigd zijn deel te nemen aan het referendum zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Door de hantering van het percentage van 40% zullen, in samenhang met de eisen die gelden voor het inleidende en het definitieve verzoek, alleen die onderwerpen voor een referendum aan bod komen die door een redelijk deel van de bevolking van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk wordt een geldige uitslag te verkrijgen.
Artikel 13 De beslissing van Provinciale Staten In de eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, moeten Provinciale Staten een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor Provinciale Staten. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag een voldoende draagvlak heeft onder de bevolking. Provinciale Staten kunnen zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele leden van Provinciale Staten, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben