Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Fryslân

Levensloopregeling

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Fryslân
Officiële naam regelingLevensloopregeling
CiteertitelLevensloopregeling Provincies
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerppersoneel

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Collectieve Arbeidvoorwaardenregeling Provincies
  2. Ambtenarenwet, art. 125

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-09-201101-01-201109-11-2011Art. 3 en toelichting

19-07-2011

Provinciaal blad, 2011, 48

GS-stik 935426
16-12-201001-01-200603-09-2011Nieuwe regeling

14-12-2010

Provinciaal blad, 2010, 77

GS-stik, 926765

Tekst van de regeling

Levensloopregeling

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    berekeningsgrondslag: het salaris, vermeerderd met de vakantieuitkering en de eindejaarsuitkering;

  • b.

    levensloopinstelling: een door de ambtenaar gekozen kredietinstelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • c.

    levenslooprekening: een geblokkeerde rekening op naam van de ambtenaar bij een levensloopinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd;

  • d.

    levenslooptegoed: de bij een levensloopinstelling opgebouwde voorziening in geld, vermeerderd met de daarop gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen, die is bestemd voor een uitkering tijdens onbetaald verlof;

  • e.

    levensloopverzekering: een verzekering op naam van de ambtenaar bij een levensloopinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd;

  • f.

    loon: loon als bedoeld in artikel 19g, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • g.

    CAP: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • h.

    pensioenreglement: Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • i.

    werkgeversbijdrage: bijdrage van de provincie aan de ambtenaar als bedoeld in artikel 9; deze bijdrage is niet aan te merken als salaris of bezoldiging.

Hoofdstuk 2 Sparen voor verlof

Artikel 2 Deelname

De ambtenaar kan eenmaal per jaar bij gedeputeerde staten een aanvraag indienen om aan deze regeling deel te nemen. De aanvraag wordt minimaal twee maanden voor de gewenste ingangsdatum ingediend.

Artikel 3 Bronnen

De ambtenaar kan voor deelname aan de in artikel 2 bedoelde regeling de volgende bronnen inzetten:

  • a.

    het salaris, voor zover dat uitgaat boven het voor de ambtenaar geldende wettelijk minimumloon;

  • b.

    de toelagen als bedoeld in de artikelen C.11 tot en met C.15 van de CAP;

  • c.

    de vakantieuitkering;

  • d.

    de eindejaarsuitkering;

  • e.

     de vergoeding voor meer uren werken als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de IKAP- regeling provincies en de vergoeding voor vermindering van de aanspraak op algemeen verlof als bedoeld in artikel 7, derde lid, van die regeling.

Artikel 4 Aanvraag deelname

  • 1 De in artikel 2 bedoelde aanvraag wordt per kalenderjaar opnieuw ingediend en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de levensloopinstelling;

    • b.

      het nummer van de levenslooprekening of het (polis)nummer van de levensloopverzekering;

    • c.

      tot welke bedragen uit de in artikel 3 genoemde bronnen wordt gespaard;

    • d.

      of eenmalig dan wel maandelijks wordt gespaard;

    • e.

      de begin- en einddatum van de spaarperiode indien is gekozen voor maandelijks sparen;

    • f.

      een verklaring van de ambtenaar waaruit blijkt:

      • -

        dat hij bekend is met de inhoud van deze regeling;

      • -

        of hij in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen een levenslooptegoed heeft opgebouwd en wat de omvang daarvan is op 1 januari van het kalenderjaar van de ondertekening van de verklaring;

      • -

        of hij een voorziening heeft ingevolge een regeling voor verlofsparen als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dit artikel op 31 december 2005 luidde, en wat het laatst bekende saldo van die regeling is;

      • -

        dat hij geen voorziening ingevolge deze regeling spaart in het kalenderjaar waarin hij bij een inhoudingsplichtige loon spaart ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964;

      • -

        dat hij ermee instemt dat zijn gehele of gedeeltelijke levenslooptegoed aan de provincie wordt uitgekeerd in situaties als bedoeld in artikel 6, derde lid, of artikel 19;

      • dat hij ermee instemt dat de levensloopinstelling aan de provincie informatie over de omvang van het levenslooptegoed verstrekt.

  • 2 Indien het een eerste aanvraag betreft gaat deze vergezeld van een verklaring van de levensloopinstelling waaruit blijkt dat deze instelling:

    • a.

      ten aanzien van de levenslooprekening of de levensloopverzekering conform het gestelde in deze regeling en de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 zal handelen;

    • b.

      de provincie aan het begin van elk kalenderjaar een opgave zal verstrekken van het levenslooptegoed op 1 januari van dat jaar.

  • 3 Indien het een eerste aanvraag betreft en in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen een levenslooptegoed is opgebouwd gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van de levensloopinstelling waar dat tegoed is opgebouwd, waarin wordt aangegeven hoeveel jaren de ambtenaar heeft gespaard, in welke kalenderjaren en tot welke bedragen in die jaren een voorziening in geld voor het opnemen van verlof is uitgekeerd en wat de omvang van het levenslooptegoed is op 1 januari van het lopende kalenderjaar.

  • 4 Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier.

Artikel 5 Beslissing op de aanvraag

  • 1 Gedeputeerde staten kennen de in artikel 2 bedoelde aanvraag toe binnen 30 dagen na ontvangst daarvan, tenzij het levenslooptegoed, vermeerderd met

    • a.

      het levenslooptegoed uit een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen; en

    • b.

      het saldo van de regeling voor verlofsparen als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel luidde op 31 december 2005;

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid blijft een salarisvermindering buiten beschouwing voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie of een lager gekwalificeerde functie in de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaand aan de pensioendatum mits de omvang van het dienstverband in geval van het aanvaarden van een deeltijdfunctie niet met meer dan 50% vermindert.

  • 3 De beslissing op de aanvraag wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt aan de ambtenaar en de levensloopinstelling.

Artikel 6 Maximum te sparen bedrag

  • 1 Uit de in artikel 3 genoemde bronnen kan, met inbegrip van de in artikel 9 bedoelde werkgeversbijdrage, per kalenderjaar ten hoogste 12% van het loon over dat jaar worden ingezet voor de voorziening in geld voor het opnemen van verlof.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde maximumpercentage geldt niet voor de ambtenaar die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar niet de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.

  • 3 Indien gedurende een kalenderjaar uit de in artikel 3 genoemde bronnen meer dan 12% van het loon over dat kalenderjaar is ingezet wordt, tenzij het tweede lid van toepassing is, het bovenmatig gedeelte voor het einde van dat kalenderjaar door de levensloopinstelling aan de provincie uitgekeerd op een door de provincie aangegeven wijze. Dit bovenmatig gedeelte wordt voor het einde van het kalenderjaar als salaris aan de ambtenaar uitgekeerd.

Artikel 7 Storting/overmaking

De uit de in artikel 3 genoemde bronnen te sparen bedragen worden door de provincie gestort op de levenslooprekening dan wel overgemaakt als premie voor de levensloop-verzekering, zo mogelijk in de maand waarin de door de ambtenaar aangewezen bronnen aan hem zouden zijn uitbetaald. Het is de ambtenaar niet toegestaan gelden rechtstreeks op zijn levenslooprekening te storten of rechtstreeks als premie over te maken voor de levensloopverzekering.

Artikel 8 Aanvraag beëindiging spaarperiode

Op aanvraag van de ambtenaar wordt de spaarperiode beëindigd uiterlijk met ingang van de tweede maand na ontvangst van die aanvraag.

Artikel 9 Werkgeversbijdrage levensloop

  • 1 De ambtenaar heeft aanspraak op een maandelijkse werkgeversbijdrage in de levensloopregeling.

  • 2 De werkgeversbijdrage bedraagt voor de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt

    • a.

      die lager is dan salarisschaal 14: 2,3% van het door hem genoten salaris;

    • b.

      die gelijk is aan of hoger dan salarisschaal 14: 1,75% van het door hem genoten salaris.

  • 3 De werkgeversbijdrage wordt zo mogelijk in de kalendermaand waarin daarop aanspraak bestaat gestort op de levenslooprekening dan wel overgemaakt als premie voor de levensloopverzekering.

  • 4 De ambtenaar kan ervoor kiezen om de werkgeversbijdrage niet voor de levensloopregeling aan te wenden. De bijdrage wordt in dat geval, na inhouding van de loonheffing, uitbetaald tegelijk met het salaris.

  • 5 De werkgeversbijdrage is pensioengevend inkomen in de zin van het pensioenreglement.

Hoofdstuk 3 Opnemen van verlof en levenslooptegoed

Artikel 10 Aanwending levenslooptegoed

  • 1 Over het levenslooptegoed wordt uitsluitend beschikt:

    • a.

      ten behoeve van de uitbetaling van een uitkering tijdens onbetaald verlof als bedoeld in artikel 11;

    • b.

      ten behoeve van het omzetten van het levenslooptegoed in een aanspraak ingevolge artikel 16.6 van het pensioenreglement, mits na de omzetting de aanspraak nog blijft binnen de in en krachtens hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde grenzen.

  • 2 Het levenslooptegoed wordt op geen enkele wijze afgekocht, vervreemd, prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk als voorwerp van zekerheid anders dan ten behoeve van de in artikel 61k van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bedoelde verpanding aangeboden.

Artikel 11 Financiering onbetaald verlof via het levenslooptegoed

De ambtenaar kan levenslooptegoed aanwenden voor

  • a.

    onbetaald volledig verlof en onbetaald deeltijdverlof, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13;

  • b.

    onbetaald ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;

  • c.

    onbetaald langdurend zorgverlof als bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 5 van de Wet arbeid en zorg;

  • d.

    onbetaald verlof, direct voorafgaand aan pensionering, met het oog op gehele of gedeeltelijke vervroegde uittreding, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.

Artikel 12 Aanvraag verlof

  • 1 De aanvraag van het in artikel 11 bedoelde onbetaald verlof bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de datum waarop het verlof ingaat;

    • b.

      het aantal op te nemen uren verlof;

    • c.

      de verdeling van de uren verlof over de weken;

    • d.

      het percentage van de berekeningsgrondslag dat als uitkering moet worden uitbetaald;

    • e.

      een machtiging van de ambtenaar om een eenmalige of maandelijkse uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens levenslooptegoed aan de provincie te verstrekken.

  • 2 Het verlof wordt bij samenloop voor de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof opgeschort.

Artikel 13 Onbetaald volledig of deeltijdverlof

  • 1 De ambtenaar vraagt het onbetaald verlof als bedoeld in artikel 11, onderdeel a, ten minste drie maanden tevoren aan.

  • 2 Het verlof bedraagt minimaal acht aaneengesloten weken. De maximumduur wordt in overleg tussen de ambtenaar en zijn leidinggevende vastgesteld.

  • 3 Gedeputeerde staten kennen het aangevraagde verlof toe, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van de ambtenaar besluiten dat het verlof op grond van onvoorziene omstandigheden niet wordt opgenomen of niet wordt voortgezet.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen het in het vierde lid bedoelde verzoek afwijzen indien een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet. Gedeputeerde staten hoeven aan dit verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan vier weken na het verzoek. In het geval dat het verlof met toepassing van het vierde lid na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van het verlof.

Artikel 14 Onbetaald verlof direct voor pensionering met het oog op vervroegde uittreding

  • 1 De ambtenaar vraagt het onbetaald verlof als bedoeld in artikel 11, onderdeel d, ten minste drie maanden tevoren aan.

  • 2 Het deeltijdverlof bedraagt ten minste 20% en ten hoogste 50% van de voor de ambtenaar geldende gemiddelde arbeidsduur per week, met dien verstande dat de resterende feitelijke werktijd steeds minimaal gemiddeld 7,2 uur per week bedraagt.

  • 3 Het deeltijdverlof kan worden gecombineerd met deeltijd-FPU of deeltijdpensioen bij de provincie indien:

    • a.

      die combinatie leidt tot een feitelijk volledig vervroegde uittreding bij de provincie; of

    • b.

      de resterende feitelijke werktijd steeds minimaal gemiddeld 7,2 uur per week bedraagt.

  • 4 Gedeputeerde staten kennen het aangevraagde verlof toe, tenzij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet.

Artikel 15 Uitkering uit het levenslooptegoed

  • 1 Voor zover het saldo uit het levenslooptegoed toereikend is verstrekken gedeputeerde staten gedurende het in artikel 11 bedoelde onbetaald verlof de ambtenaar maandelijks een uitkering ter hoogte van het bij de aanvraag aangegeven percentage van de berekeningsgrondslag over de maand, direct voorafgaande aan de datum van ingang van het verlof. De uitkering is ten hoogste gelijk aan die berekeningsgrondslag.

  • 2 Indien het verlof voor een deel van de voor de ambtenaar geldende arbeidsduur wordt toegekend gaat de uitkering tezamen met het daarnaast genoten loon bij de provincie niet uit boven die berekeningsgrondslag.

  • 3 De uitkering is niet aan te merken als salaris of bezoldiging.

Artikel 16 Aanspraken tijdens het onbetaald verlof en terugkeergarantie

  • 1 Over de opgenomen uren van het in artikel 11 bedoelde onbetaald verlof heeft geen opbouw van algemeen verlof, vakantieuitkering en eindejaarsuitkering plaats.

  • 2 Gedurende de periode van onbetaald verlof als bedoeld in artikel 11 behoudt de ambtenaar zijn aanspraak op een tegemoetkoming in de ziektekosten.

  • 3 Met uitzondering van de in artikel 15 bedoelde uitkering en de in het tweede lid bedoelde tegemoetkoming, bestaat over de opgenomen uren van onbetaald verlof geen aanspraak op doorbetaling van bezoldiging, toeslagen, toelagen, uitkeringen en vergoedingen.

  • 4 De op grond van het pensioenreglement verschuldigde pensioenpremie over de uitkering uit het levenslooptegoed komt

    • a.

      ingeval van onbetaald verlof als bedoeld in artikel 11, onderdeel d, volledig voor rekening van de ambtenaar;

    • b.

      ingeval van onbetaald verlof als bedoeld in artikel 11, onderdelen a, b of c, gedurende de eerste 6 maanden voor rekening van de provincie en de ambtenaar overeenkomstig de standaardverdeling van de pensioenpremie tussen werkgever en werknemer en daarna volledig voor rekening van de ambtenaar.

  • 5 Na afloop van het verlof, niet zijnde het verlof als bedoeld in artikel 11, onderdeel d, keert de ambtenaar terug in de functie die hij bij aanvang van dat verlof vervulde.

Hoofdstuk 4 Het aanwenden van levenslooptegoed voor extra pensioen

Artikel 17 Extra pensioen

  • 1 De ambtenaar die levenslooptegoed wil aanwenden voor het opbouwen van extra pensioen dient daartoe een aanvraag in met gebruikmaking van een formulier waar-van gedeputeerde staten het model hebben vastgesteld.

  • 2 In de aanvraag vermeldt de ambtenaar welk deel van het levenslooptegoed hij wil laten omzetten in een aanspraak ingevolge artikel 16.6 van het pensioenreglement.

  • 3 De aanvraag bevat een machtiging van de ambtenaar om een uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens levenslooptegoed aan de provincie te verstrekken op een door de provincie aangegeven wijze.

  • 4 Indien na de in het tweede lid bedoelde omzetting de aanspraak ingevolge artikel 16.6 van het pensioenreglement nog blijft binnen de in of krachtens hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde grenzen, kennen gedeputeerde staten de aanvraag toe binnen 30 dagen na ontvangst daarvan. Zij maken hun beslissing op de aanvraag zo spoedig mogelijk bekend aan de ambtenaar en de levensloopinstelling.

  • 5 Na ontvangst van de uitkering, bedoeld in het derde lid, wordt deze door de provincie overgemaakt aan de Stichting Pensioenfonds ABP.

Hoofdstuk 5 Beëindiging van de dienstbetrekking

Artikel 18 Ontslag

  • 1 De ambtenaar kan in geval van ontslag uit provinciale dienst een aanvraag tot afkoop van het levenslooptegoed indienen. In die aanvraag vermeldt de ambtenaar het bedrag uit het levenslooptegoed dat hij wenst af te kopen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanvraag bevat een machtiging van de ambtenaar om een uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens levenslooptegoed aan de provincie te verstrekken op een door de provincie aangegeven wijze.

  • 3 Gedeputeerde staten kennen de aanvraag toe binnen 30 dagen na ontvangst daarvan en maken de beslissing op de aanvraag zo spoedig mogelijk bekend aan de ambtenaar en de levensloopinstelling.

  • 4 Na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde uitkering wordt deze na inhouding van loonheffing aan de ambtenaar uitgekeerd.

  • 5 Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier.

Artikel 19 Overlijden

In geval van overlijden van de ambtenaar wordt het levenslooptegoed overeenkomstig de geldende voorwaarden van de levensloopinstelling aan de provincie uitgekeerd op een door de provincie aangegeven wijze. Het levenslooptegoed wordt na inhouding van loonheffing uitgekeerd aan de erfgenamen van de ambtenaar.

Hoofdstuk 6 Overgangsregeling

Artikel 20 (P.M.)

Het gaat hier om intrekking van lokale regelingen voor verlofsparen, met eventuele daarbij behorende overgangsvoorzieningen.

Hoofdstuk 7 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006

Artikel 22 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Levensloopregeling provincies.  

Ondertekening

Leeuwarden, 14 december 2010

voorzitter J.A. Jorritsma

secretaris drs. A.J. van den Berg