Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Gewijzigde Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 |
Citeertitel | Gewijzigde Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | subsidie, natuur en landschap |
Historie van deze regeling: Nieuwe regeling vastgesteld op 11 februari 2009, inwerking getreden op 27 februari 2009 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 (zie hieronder); Provinciaal Blad, 2009, 19. Deze regeling werkt, met uitzondering van hoofdstuk 7.6 (subsidie Ruiten- en pangedekte daken en uilenborden), terug tot en met 1 januari 2007. Hoofdstuk 7.6 (subsidie Rieten- en pangedekte daken en uilenborden) werkt terug tot en met 1 oktober 2008. Op aanvragen ingediend voor deze datum is het recht van toepassing zoals dat luidde voor 1 oktober 2008. Op aanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn de bepalingen van deze regeling van toepassing.
Wet inrichting landelijk gebied, art. 11; Provinciewet, art. 145
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-11-2009 | 01-01-2007 | 13-11-2009 | Art. 1.1.7, 1.3.6, 1.6.6, 2.2.4, 6.1.5, 7.3.4, 7.4.5, 7.5.3, 7.8.5, 7.9.4, 7.10.5 en 7.11.4 | 04-11-2009 Provinciaal Blad, 2009, 70 | Statenvoorstel 825829 |
Verordening van 11 februari 2009, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot het verstrekken subsidies voor inrichting van het landelijke gebied (Gewijzigde Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebeid provincie Fryslân 2007)
Provinciale Staten van Fryslân,
overwegende dat in verband met artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied regeling nodig is van de subsidieverstrekking uit het Investeringsbudget landelijk gebied;
gelet op de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007, artikel 145 van de Provinciewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,
besluiten vast te stellen de Gewijzigde Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 als volgt:
1.1 Subsidie grondgebonden landbouw: Kavelruil
De te realiseren doelen en activiteiten via kavelruil zullen grotendeels worden uitgevoerd via overeenkomsten en opdrachtverstrekking. Een klein deel van de kosten die een kavelruil met zich meebrengt komt voor subsidie in aanmerking.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van Kavelruil overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 16 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 125 (top-up, geen Europese middelen), 216 of 221, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 is van toepassing. Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 221 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006. Bovendien wordt, indien staatssteun wordt toegekend in het kader van maatregel 221, ook voldaan aan de in artikel 51 van Vo. (EG) 1698/2005 opgenomen voorwaarden voor subsidieverstrekking. Indien middelen voor het POP zijn uitgeput, of niet voldaan wordt aan de voorwaarden, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het in 1.1.6 Europese regelgeving genoemde subsidiekader.
1.2 Subsidie grondgebonden Landbouw: Landinrichting
Voor subsidiering van landbouwbedrijven in lijn met de Europese Vrijstellingsverordening voor de landbouw (Vo. EG 1/2004) wordt onderscheidt gemaakt tussen probleemgebieden en niet probleemgebieden. Probleemgebieden zijn op grond van artikel 17 van de Verordening met algemene bepalingen voor Structuurfondsen(EG 1260/1999) aangewezen door de lidstaten. De Friese lijst van aangewezen probleemgebieden is opgenomen als bijlage I.
1.2.2 Subsidiabele activiteiten (Vo. EG 1/2004)
Voor subsidiering van landinrichting komen de volgende activiteiten in aanmerking:
Kavelaanvaardingswerken (art. 4:4 Vo.EG 1/2004)
In het geval van subsidiering van Ondernemingen die landbouwproducten produceren is subsidiering maximaal 50% in probleemgebieden en 40% in niet-probleemgebieden.
Subsidie kan worden verstrekt voor werken welke vereist zijn om de bij herverkaveling betrokken en toegedeelde gronden van gelijke aard en hoedanigheid te maken als de ingebrachte kavels, met betrekking tot:
In het geval van subsidiering van Ondernemingen die landbouwproducten produceren is subsidiering maximaal 40% in niet-probleemgebieden(art. 4 Vo. EG 1/2004). In alle andere gevallen bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten.
Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende werken:
In het geval van subsidiering van Ondernemingen die landbouwproducten produceren is subsidiering maximaal 40% in niet-probleemgebieden(art. 4 Vo. EG 1/2004). In alle andere gevallen bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten.
Subsidie kan worden verstrekt door waterbeheersingswerken ten behoeve van de bescherming van natuur en ten behoeve van de landbouw, met betrekking tot:
Subsidie kan worden verstrekt voor recreatieve paden, routes en eenvoudige voorzieningen ten behoeve van de vergroting van het recreatief medegebruik van het landelijk gebied met een maximum van 50% van de subsidiabele kosten.
Inrichting reservaten, bos- en natuurontwikkelingsgebieden die onderdeel zijn van de provinciale ecologische hoofdstructuur
Subsidie kan worden verstrekt voor de inrichting van reservaten, bos- en natuurontwikkelingsgebieden, zijnde onderdeel van de provinciale ecologische hoofdstructuur, voor de volgende werken, en maximaal 100% van de subsidiabele kosten:
Subsidie kan worden verstrekt voor bosaanleg op niet-landbouwgronden die eigendom zijn van gemeenten, natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen, met een maximum van 50% van de subsidiabele kosten.
Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende werken die leiden tot de verbetering van de kwaliteit van het milieu, met een maximum van 20% van de subsidiabele kosten:
Kavelaanvaardingswerken: grondeigenaren/ grondgebruikers
Ontsluiting: grondeigenaren/ grondgebruikers
Waterbeheersing: grondeigenaren/ grondgebruikers/ Wetterskip Fryslân
Inrichting recreatie: grondeigenaren/ grondgebruikers
Inrichting reservaten etc.: grondeigenaren/ grondgebruikers/ natuurbeheerorganisaties
Inrichting Bos: grondeigenaren/ grondgebruikers/ natuurbeheerorganisaties
Milieumaatregelen: grondeigenaren/ grondgebruikers/ gemeenten
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van Landinrichting overeenkomstig artikel 4 en 14 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Voor de subsidiering van MKB ondernemingen wordt gebruik gemaakt van de artikelen 4 en 5 Verordening (EG) Nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 216 of 221, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 221 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006. Bovendien zal, indien staatssteun wordt toegekend in het kader van maatregel 221, ook worden voldaan aan de in artikel 51 van Vo (EG) 1698/2005 opgenomen voorwaarden voor subsidieverstrekking.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput, of niet voldaan wordt aan de voorwaarden, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
1.3 Subsidie agrarische bedrijfsverplaatsing
2. Indien de verplaatsing in het algemeen belang de landbouwer modernere installaties oplevert, moet de bijdrage van de landbouwer ten minste overeenkomen met 60% in niet -probleemgebieden en 50% in probleemgebieden van de waardestijging van de betrokken installaties na de verplaatsing. De percentages voor jonge landbouwers zijn respectievelijk 55% en 45%.
3. Heeft de verplaatsing in het algemene belang een toeneming van de productiecapaciteit tot gevolg, dan moet de bijdrage van de begunstigde ten minste gelijk zijn aan 60% in niet-probleemgebieden en 50% in probleemgebieden van de met deze toeneming verband houdende uitgaven. De percentages voor jonge landbouwers zijn respectievelijk 55% en 45%.
Landbouwbedrijven gelegen in door Gedeputeerde Staten begrensde natuurgebieden en inrichtingsprojecten.
Voor verplaatsing landbouwbedrijven vanuit algemeen belang gelden de voorwaarden die zijn verbonden aan het gebruik van Vrijstellingsverordening (EG) nr. 1/2004 artikel 6 “Verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang”
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van agrarische bedrijfsverplaatsing overeenkomstig artikelen 6 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 16 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van maatregel 125, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput, of niet voldaan wordt aan de voorwaarden, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het in 1.3.5 Europese regelgeving genoemde subsidiekader.
Voor subsidiering van landbouwbedrijven in lijn met de Europese Vrijstellingsverordening voor de landbouw (Vo. EG 1/2004) wordt onderscheidt gemaakt tussen probleemgebieden en niet probleemgebieden. Probleemgebieden zijn op grond van artikel 17 van de Verordening met algemene bepalingen voor Structuurfondsen(EG 1260/1999) aangewezen door de lidstaten. De Friese lijst van aangewezen probleemgebieden is opgenomen als bijlage I.
1.4.2 Subsidiabele activiteiten
De vestiging van een nieuwe glastuinbouwlocatie(s) tot maximaal 450 hectare in Noordwest Fryslan.
De investeringen moeten zijn gericht op één of meer van de volgende doelstellingen(art 4:3. Vo.(EG)1/2004):
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel glastuinbouw overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
1.5 Subsidie duurzaam ondernemen
Voor subsidiering van landbouwbedrijven in lijn met de Europese Vrijstellingsverordening voor de landbouw(Vo. EG 1/2004) wordt onderscheidt gemaakt tussen probleemgebieden en niet probleemgebieden. Probleemgebieden zijn op grond van artikel 17 van de Verordening met algemene bepalingen voor Structuurfondsen(EG 1260/1999) aangewezen door de lidstaten. De Friese lijst van aangewezen probleemgebieden is opgenomen als bijlage I.
1.5.2 Subsidiabele activiteiten
Biologische landbouw (artt. 4 en 14, Vo. EG 1/2004 en Vo. 1860/2004)
Stimulering en ondersteuning van:
projecten/activiteiten die gericht zijn op de versterking en of verbetering van de promotie en afzet van biologische producten, voor zover deze vallen binnen de kaders die in de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reclame voor in bijlage I van het Verdrag vermelde producten en voor bepaalde niet in bijlage I vermelde producten(2001/C 252/03) worden gesteld.
1. In aanvulling op artikel 6, lid 1 van de Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 geldt voor pilotprojecten die betrekking hebben op de duurzame productie dat het projectvoorstel een heldere omschrijving moet bevatten van de te behalen milieukwaliteit, warbij wordt aangegeven op welke wijze agro-biodiversiteitsmaatregelen worden ingezet.
Aan een besluit tot subsidieverlening bij pilotprojecten die betrekking hebben op de duurzame productie wordt de verplichting verbonden dat de te realiseren milieukwaliteit dient te worden gemonitord, waarbij tevens inzicht wordt gegeven in de maatschappelijke kosten en baten.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Landbouw overeenkomstig artikelen 1, 4, 7, 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en af-zetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Landbouw overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector.
Voor de subsidiering van MKB ondernemingen wordt gebruik gemaakt van de artikelen 4 en 5 Verorde-ning (EG) Nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artike-len 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2).Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 216, 221 of 311, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 221 en 311 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006. Bovendien wordt, indien staatssteun wordt toegekend in het kader van maatregel 221, ook voldaan aan de in artikel 51 van Vo (EG) 1698/2005 opgenomen voorwaarden voor subsidieverstrekking.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet voldaan wordt aan de voorwaarden, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
1.6 In stand houden schaapskuddes
1.6.1 Subsidiabele activiteiten
Activiteiten die een bijdrage leveren aan een doelmatig beheer door middel van het hoeden van schapen op gronden van de provinciale EHS en of op dijken in eigendom en beheer bij rijk, provincie, gemeenten of Wetterskip Fryslân.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Landbouw overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007, PbEU, L 337/35 van 21.12.2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector.
1.7.2 Subsidiabele activiteiten
De subsidiabele activiteiten zijn als volgt onderverdeeld:
Deze onderdelen zijn hierna in speerpunten en acties uitgewerkt.
Speerpunten per regio; Waddenzee, IJsselmeer en de binnenwateren
Speerpunt Waddenzee: kiezen voor de garnaal
Speerpunt IJsselmeer: kiezen voor de aal
Acties in de toekomst zijn mede afhankelijk van de strategie van LNV in het aalherstelplan en de herziening van het beleidsbesluit binnenvisserij.
Speerpunt binnenwateren: kiezen voor de combinatie sport- en beroepsvisserij
Ondersteunen Friese visserijbedrijven
Stimuleren aanverwante economische sectoren
Ecologische en fysieke randvoorwaarden visserij
Samenwerken binnen en buiten de sector
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Landbouw overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007, PbEU, L 337/35 van 21.12.2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector.
2.1 Subsidie milieukwaliteit EHS-/Natura 2000-/Nb-wetgebieden
Het doel van deze regeling is met subsidies activiteiten/projecten te realiseren die zijn gericht op het herstel of de verbetering van de kwaliteit van de Ecologische Hoofdstructuur- gebieden(EHS) binnen de provincie Fryslan, waaronder de Natura 2000 (Vogel en Habitat Richtlijn) en Natuurbeschermingswet(NB-wet) gebie-den. Maatregelen die de verdroging tegengaan in deze gebieden worden in de Natura 2000 gebieden ingezet. Hiervoor zal Gedeputeerde Staten de TOP-lijst vaststellen.
Activiteiten of projecten ter uitvoering van maatregelen in of ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van de EHS, waaronder de Natura 2000 en NB wet gebieden komen voor een subsidie van maximaal 75 % van de investeringskosten in aanmerking waar het niet-landbouwbedrijven betreft. In gevallen dat het wel een landbouwbedrijf betreft zijn de percentages 40% in niet-probleemgebieden en 50% in pro-bleemgebieden.
Communicatie en educatieactiviteiten komen voor subsidie in aanmerking indien:
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel mili-eukwaliteit EHS-/Natura 2000-/Nb-wetgebieden overeenkomstig artikelen 3, 4, 5, 7, 12 en 14 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel milieukwaliteit EHS-/Natura 2000-/Nb-wetgebieden overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector.
Voor de subsidiering van MKB ondernemingen wordt gebruik gemaakt van de artikelen 4 en 5 Veror-dening (EG) Nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaar-den zijn hierop van toepassing.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013(POP2). Voor dit onderdeelkan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 216, 221, 311 of 323, mits ten minste aan de in de maatregelen vermel-de voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 221, 311 en 323 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006. Bovendien wordt, indien staatssteun wordt toegekend in het kader van maatregel 221, ook voldaan aan de in artikel 51 van Vo (EG) 1698/2005 opgenomen voorwaarden voor subsidieverstrekking.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet voldaan wordt aan de voorwaarden, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
2.2 Subsidie nationale parken Schiermonnikoog en Alde Feanen
Het overlegorgaan van het betreffende Nationaal Park stelt een voortschrijdend begrotingsoverzicht op over een periode van ten minste 3 jaar. Dat is het meerjarenprogramma met bestedingsplan.
In aanvulling op de Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 vermeldt de subsidieontvanger bij ieder externe communicatie tevens dat het project of de activiteit is gerealiseerd met financiële steun van het betreffende Nationaal Park.
2.3 Subsidie soortenbescherming
Doel van het actieve soortenbeleid is de leefgebieden van de in Fryslân bedreigde planten- en diersoorten te verbeteren. Projecten die zich richten op soorten die zich bevinden op terreinen die niet vallen onder binnen de EHS gelegen terreinen van de terreinbeherende organisaties verdienen bijzondere aandacht bij de realisering van de doelen. Voor de stimulering van de soortenbeschermingsdoelen wordt door Gedeputeerde Staten een werkplan soortenbeleid opgesteld.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Soortenbescherming overeenkomstig artikelen 4, 5 en 14 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Soortenbescherming overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector.
Realisatie EHS vindt plaats via grondverwerving. Voor inrichting EHS zal subsidiering plaatsvinden via Programma Beheer. Ook voor Beheer EHS zal subsidiering via Programma Beheer gaan. De onderstaande artikelen zijn gebaseerd op de activiteit grond verwerving.
2.4.2 Subsidiabele activiteiten
Er kan subsidie aangevraagd worden voor:
Subsidies voor verwerving van terreinen en voor vergoeding ter beëindiging van pachtovereenkomsten worden slechts verstrekt voor:
Subsidies voor de aankoop van gebouwen worden slechts verstrekt voor gebouwen die:
De subsidie bedraagt 100% van de voor een subsidie in aanmerking te nemen subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie vermeerdert met subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, niet meer dan 100% van het totaal van de kosten mag bedragen .
Kosten van vergoeding ter beëindiging van een op een terrein gevestigde pachtovereenkomst zijn slechts subsidiabel, voorzover It Fryske Gea of de Vereniging Natuurmonumenten eigenaar of erfpach-ter is van een terrein waarop reeds vóór het tijdstip dat het terrein door die instelling is verworven, pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is alsmede de hoogte van de vergoeding redelijk is.
In aanvulling op artikel 6.2 van de Kadersubsidieverordening Inrichting landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 gaat de aanvraag vergezeld van een toelichting en omvat in ieder geval:
De verlening van de subsidie aan It Fryske Gea of de Vereniging Natuurmonumenten, wordt geweigerd indien een terrein is gelegen buiten de invloedssfeer van de instelling die de aanvraag tot subsidieverlening heeft ingediend, tenzij op grond van de eerstgegadigdenkaart de eerstgegadigde met de desbetreffende verwerving (aanvraag) of het desbetreffende beheer schriftelijk heeft ingestemd.
De verlening van subsidie aan It Fryske Gea of de Vereniging Natuurmonumenten wordt geweigerd indien de werkwijze genoemd in de nota “Impuls Particulier Natuurbeheer” d.d. juni 2005, niet is ge-volgd. Dit weigeringsgrond geldt alleen voor terreinen die zijn aangewezen op de Impuls Geschiktheidkaart Particulier Natuurbeheer, d.d. 2 maart 2006, als ‘Particulier Natuurbeheer mogelijk op particulier eigendom met stimuleringsimpuls’.
Binnen 12 weken nadat met betrekking tot een terrein de pachtovereenkomst is beëindigd, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij Gedeputeerde Staten, vergezeld van:
een overzicht van de kosten verbonden aan de beëindiging van de pachtovereenkomst, en in voor-komend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met het-zelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met het-zelfde oogmerk zijn aangewend.
Een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van de verwerving van een terreinen/gebouwen dient zo mogelijk 13 weken, doch uiterlijk vier weken vóór het passeren van de koopakte bij Gedeputeerde Staten te worden ingediend. Een afschrift van de aanvraag dient te worden gezonden aan DLG Regio Noord.
Een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van vergoeding ter beëindiging van een pachtover-eenkomst dient zo mogelijk 13 weken, doch uiterlijk vier weken vóór de beëindiging van de pachtovereenkomst bij Gedeputeerde Staten te worden ingediend. Een afschrift van de aanvraag dient te worden gezonden aan DLG Regio Noord. \
Als het bedrag in het verzoek tot subsidievaststelling meer dan 5% hoger is dan in de verleningsbeschikking wordt genoemd, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag van de verleningsbeschikking plus 5%. Voor het bedrag daarboven kan een nieuwe aanvraag worden ingediend. Indien in bovenge-noemde geval het bedrag echter minder dan € 2.500,-- afwijkt van het genoemde bedrag in de verleningsbeschikking wordt het aangevraagde bedrag wel gehonoreerd.
Voor terreinen waarover bestuurlijke overeenstemming bestaat, geldt dat zodra het terrein definitief niet als natuurgebied wordt begrensd, het moet worden verruild voor een wel als zodanig aangewezen terrein, dan wel moet worden verkocht. Bij de bepaling van het te restitueren bedrag bij uitruil of vervreemding van gronden waarvoor eertijds subsidie werd verleend, wordt uitgegaan van de opbrengsten bij vervreemding, waarbij als minimum geldt het destijds verleende subsidiebedrag.
Voor terreinen waarover bestuurlijke overeenstemming bestaat, geldt dat deze niet eerder een natuurfunctie krijgen, en derhalve ook niet eerder worden ingericht, nadat de percelen zijn opgenomen in een door Gedeputeerde Staten vastgesteld gebiedsplan. Het terrein blijft in beginsel tot die tijd in agrarisch gebruik en wordt uitgegeven door Bureau Beheer Landbouwgronden.
De subsidieontvanger is verplicht om:
de kosten te maken binnen twee jaar na de subsidieverlening, voorzover de subsidieverlening te-vens betrekking heeft op de subsidiabele kosten “afkoopbedrag van de landinrichtingsrente”, voor-zover die kosten rusten op het verworven terrein, of de kosten verbonden aan het verlies bij ver-koop of sloop van gebouwen;
Behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten wordt een met een subsidie verworven terrein, een gedeelte daarvan of verkregen opstallen niet vervreemd, uitgeruild of in erfpacht uitgegeven, noch wordt het kenmerkend karakter van het terrein of delen ervan in strijd met de beheersvisie gewijzigd, dan wel aan derden toestemming daartoe verleend. Aan de goedkeuring kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden verbinden. Bij de bepaling van het te restitueren bedrag bij vervreemding van gronden en opstallen waarvoor eertijds subsidie werd verleend, wordt uitgegaan van de opbrengsten bij vervreemding, waarbij als minimum geldt het destijds verleende subsidiebedrag.
Toestemming van Gedeputeerde Staten is niet vereist voor overeenkomsten tot verpachting van een met provinciale subsidie verworven natuurterrein voor zover deze in overeenstemming is met de in-standhouding of ontwikkeling van de op het terrein aanwezige waarden voorzover deze in overeenstemming is met de natuurdoelstelling.
Voor alle gevallen, waarin subsidie verleend wordt voor verwerving van terreinen, vergoeding ter beeindiging van pachtovereenkomsten of aankoop van gebouwen, gelden de navolgende verplichtingen:
De eigenaar mag de desbetreffende gronden geheel noch gedeeltelijk vervreemden, noch ten laste daarvan enig zakelijk recht verlenen, noch het karakter en/of de doelstelling ervan wijzigen, dan na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van Gedeputeerde Staten, die daaraan voorwaarden kunnen verbinden;
2.5 Subsidie verwerving buitendijkse gronden in Noord Friesland Buitendijks
Realisering van de aankoopdoelstelling in het Noard Fryslân Bûtendyks, in het kader van de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur(EHS) in 2018.
2.5.2 Subsidiabele activiteiten
Aankoop van binnendijkse gronden bij verkoop van buitendijkse gronden, die zijn gelegen in de zomerpolders van het voormalig natuurontwikkelingsgebied Noard Fryslân Bûtendyks, zoals begrensd in het Gebiedsplan Het Noordelijk Kleigebied.
Natuurlijke personen en Landbouwbedrijven met gronden gelegen in de zomerpolders in het voormalig natuurontwikkelingsgebied Noard Fryslân Bûtendyks, begrenst in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Gebiedsplan Het Noordelijk Kleigebied.
De aankoop van binnendijkse grond vindt binnen 24 maanden na de verkoop van de buitendijkse grond (zomerpolders) plaats.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Verwerving buitendijkse gronden in Noord Friesland buitendijks overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produce-ren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
2.6 Subsidie natuurbeheer overig
2.6.1 Subsidie stimuleren weidevogelbeheer
Subsidies worden verleend voor het langer laten staan van de eerste maaisnede en onder voorwaarde dat de aanvrager op het graslandperceel geen andere vergoeding of subsidie of pachtreductie ontvangt voor een dergelijke maatregel.
€ 60,00 per nest met een minimum van 5 gruttonesten. Bij het behaalde minimum zijn de tureluurnesten ook voor het gelijke bedrag subsidiabel. De vergoeding bedraagt ten hoogste € 3.000 in drie jaar, waarbij de aanvrager verzocht wordt aan te geven hoeveel subsidie deze heeft ontvangen op basis van de De Mi-nimisverordening voor de landbouw en visserij (Vo. EG. 1860/2004)
Het aanvraagformulier gaat vergezeld van:
Subsidies worden uitgekeerd conform verordening (EG) Nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector of bij instemming van de Europese Commissie de Nederlandse Catalo-gus Groen Blauwe diensten, Cluster (weide)vogelgraslanden.
2.6.2 Subsidie natuurvoorlichting en communicatie
Een subsidie voor communicatie en educatieprojecten geldt een maximum van € 7.000 per project, inclusief BTW.
Natuurlijke personen en rechtspersonen.
Projecten of activiteiten hebben een groot bereik en:
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Natuur-voorlichting en communicatie overeenkomstig artikelen 3, 4, 5, 7, 12 en 14 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Landbouw overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector.
Voor de subsidiering van MKB ondernemingen wordt gebruik gemaakt van de artikelen 4 en 5 Verorde-ning (EG) Nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artike-len 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die land-bouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
De subsidie heeft betrekking op het integreren van provinciale doelen, zoals recreatie en natuur, bij het ophogen en herstellen van oevers en boezemkaden. Het komt voort uit het besluit van Provinciale Staten om de Friese oevers en kaden aan de gestelde veiligheidseisen te laten voldoen.
3.1.2 Subsidiabele activiteiten
Het aanleggen van voorzieningen die provinciale belangen dienen en die zich aandienen bij het ophogen en herstellen van oevers en kaden, zoals recreatieve voorzieningen, natuurinrichting en baggerberging.
De hoogte van de subsidie wordt per project vastgesteld in afstemming op de bijdrage van andere verantwoordelijke instanties, die bij het project betrokken zijn.
Dit thema heeft tot doel het stimuleren van het uitvoeren van de sanering van gevallen van ernstige bo-demverontreiniging door derden in dynamische situaties en de aanpak van ernstige en spoedeisende bo-demverontreiniging in statische situaties.Alvorens een subsidie in de kosten van sanering kan worden aangevraagd dient in een besluit van Gedeputeerde Staten te zijn vastgesteld dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
4.1.2 Subsidiabele activiteiten
Een subsidie kan worden verleend aan de saneringskosten van gevallen van ernstige bodemverontreiniging indien die bodemverontreiniging een belemmering vormt in de uitvoering van projecten in het kader van natuur, landbouw, water, recreatie en toerisme, landschap of plattelandsbeleid. Hierbij is dan sprake van een dynamische situatie.
Indien sprake is van een statische situatie, waarbij niet tevens een project in het kader van natuur, landbouw, water, recreatie en toerisme, landschap of plattelandsbeleid wordt uitgevoerd, wordt slechts een subsidie verleend indien sprake is van een geval van ernstige en spoedeisende bodemverontreiniging.
In afwijking van artikel 3, zesde en zevende lid, van de Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 stellen Gedeputeerde Staten jaarlijks een plafond vast in het jaarprogramma Bodemsanering Landelijk Gebied.
Subsidies voor ernstige bodemverontreiniging kunnen van 1 januari tot en met 31 maart, van 1 april tot en met 31 augustus en van 1 september tot en met 31 december worden aangevraagd.
Het subthema Landschap kent twee doelen:
Enerzijds het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit via investeringen in het landschap om:
Anderzijds subsidieert de provincie communicatie en educatieactiviteiten rondom projecten op het gebied van natuur en landschapszorg.
Gedeputeerde Staten wegen de aanvragen voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit activiteiten te-gen elkaar af en rangschikken deze zodanig dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate het project meer voldoet aan de onderstaande criteria:
Voor communicatie en educatieactiviteiten dienen activiteiten, voor zover zij een groot bereik hebben:
B. Aanvraagperiode en beslistermijnen
Voor communicatie en educatieactiviteiten geldt:
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Landschap overeenkomstig artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Landbouw overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van maatregelen 216, 221, 311, 323, 41, 411, 412, 413, 421 en 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 221, 311, 323, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006. Bovendien zal, indien staatssteun wordt toegekend in het kader van maat-regel 221, ook worden voldaan aan de in artikel 51 van Vo (EG) 1698/2005 opgenomen voorwaarden voor subsidieverstrekking.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierbo-ven genoemde subsidiekader.
5.2 Subsidie Nationale Landschappen Noordelijke Friese Wouden en Zuidwest Fryslân
Doel is projecten te ontwikkelen die bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de beleving en ontsluiting hiervan en verbreiding van kennis en bewustzijn van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de nationale landschappen.
Projecten en activiteiten die bijdragen aan het bovenbeschreven doel kunnen tot maximaal 75% worden gesubsidieerd.
A. Aanvraagperiode en beslistermijnen
In aanvulling op artikel 6 van de Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 gaat de aanvraag vergezeld van een kaart 1:10.000, waarop de locatie van de werkzaamheden is aangegeven(met topografische ondergrond).
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Nationale Landschappen overeenkomstig artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staats-steun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en af-zetten. De in deze verordening genoemde voorwaarden zijn hierop van toepassing.
Subsidie kan verstrekt worden aan landbouwondernemingen ten behoeve van het onderdeel Landbouw overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector.
Voor andere ondernemingen dan landbouwbedrijven wordt bij het voorkomen van staatssteun gebruik gemaakt van de verordeningen:
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van maatregel 313, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 313 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
6.2 Subsidie ontwikkelen en versterken toegankelijkheid en voorzieningenniveau
De algemene doelstelling Toerisme en Recreatie is het bevorderen, versterken en verbeteren van het toeris-tische en recreatieve aanbod in de provincie Fryslân voor bezoekers en voor bewoners.
6.2.2 Subsidiabele activiteiten
Ten behoeve van de algemene doelstelling Toerisme en Recreatie kunnen Gedeputeerde Staten subsidies verstrekken voor projecten die van provinciaal belang zijn en die gericht zijn op de volgende nadere doelstellingen:
2. het verbeteren van de kwaliteit van het aanbod door:
Het verbeteren van de kwaliteit van bestaande culturele of sportieve evenementen met groeikansen en de ontwikkeling van nieuwe culturele of sportieve evenementen die gericht zijn op jongeren of plaats vinden in het voor- of naseizoen en waarbij sprake is van een landelijke of provinciale uitstraling;
1. Gedeputeerde Staten wegen de aanvragen die voldoen aan bovenstaande activiteiten en opgenomen nadere eisen tegen elkaar af en rangschikken deze zodanig dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate het project meer voldoet aan de onderstaande in volgorde van zwaarte opgenomen criteria:
- Prioriteit wordt gegeven aan projecten die een positief effect sorteren op de werkgelegenheid en op de groei van de recreatieve en toeristische sector. Hierbij wordt gekeken naar onder meer het creëren van arbeidsplaatsen, het bereik, de uitstraling, de voorbeeldfunctie en de promotie van het project.
f. Medefinanciering en draagvlak
- Prioriteit wordt gegeven aan projecten waarbij sprake is van medefinanciering door andere partijen en aan projecten die een breed draagvlak hebben. Voor aanvragers anders dan gemeenten geldt dat er sprake moet zijn van medefinanciering door de gemeente waarin het project wordt gerealiseerd, tenzij er in het desbetreffend geval sprake is van structurele subsidiëring van die gemeente aan de aanvragende partij.
C. Aanvraagperioden en behandeltermijnen
1. De subsidieontvanger dient een verzoek om definitieve vaststelling van de subsidie in uiterlijk dertien weken na de uitvoering van het project of dertien weken na het verstrijken van de in de subsidieverle-ningbeschikking vastgestelde eindtermijn doch uiterlijk voor 15 november van het jaar waarvoor de subsidie is verleend.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 216, 311, 312, 313, 323, 41, 411, 412, 413, 421 of 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 311, 312, 313, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hier-voor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
7 SOCIAAL ECONOMISCHE VITALITEIT PLATTELAND
Voor het thema Sociaal economische vitaliteit platteland wordt voor beoordeling gebruik gemaakt van gebiedsplatforms. Dit zijn door Gedeputeerde Staten ingestelde platforms. Zij hebben tot taak advies te geven over projectvoorstellen die uit de gebieden komen. Met “gebieden” wordt bedoeld de door Gedeputeerde Staten ingedeelde gebiedsindeling van Fryslân zoals is weergegeven in bijlage II. Voor de verwerving van projecten is door Gedeputeerde Staten Plattelânsprojekten ingesteld. Zij verwerven gebiedsgerichte leefbaarheidsprojecten.
7.2 Subsidie verbetering leefbaarheid plattelandsgebieden
Voor alle subsidies die verleend worden voor het thema Sociaal Economische Vitaliteit Platteland, met uitzondering van het onderdeel Bouwen/verbouwen dorpshuizen of multifunctionele centra geldt dat stapeling van bijdragen uit andere provinciale budgetten en FYLG-onderdelen met het doel Sociaal economische vitaliteit platteland is mogelijk tot een maximum van 70 % van de subsidiabele investeringskosten.
Voor zwaarwegend advies bij de onderdelen ontwikkelen kleinschalige lokale leefbaarheidsinitiatieven en uitvoering projecten plattelandsbeleid regionaal worden gebiedsplatforms geraadpleegd, de hiervoor door Gedeputeerde Staten bepaalde indeling naar gebied is als Bijlage II opgenomen bij deze verordening.
7.2.2 Subsidie bouwen/verbouwen dorpshuizen of multifunctionele centra
Subsidie kan worden verleend in de stichtingskosten van nieuwe accommodaties en in de verbouwingskos-ten van bestaande accommodaties, voorzover de investeringskosten niet worden gedekt door exploitatie-subsidies. Subsidie wordt slechts verleend aan projecten die plaatsvinden op het Friese platteland, dat wil zeggen heel Fryslân met uitzondering van kernen met meer dan 5000 inwoners.
In tegenstelling tot artikel 3:g van de Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 zijn de kosten voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen zoals arbo- en brandveiligheidseisen wel subsidiabel voor zover ze onderdeel uitmaken van een integraal plan voor ver- of nieuwbouw van een accommodatie.
Natuurlijke personen en rechtspersonen ten behoeve van Dorpshuizen en multifunctionele accommodaties.
Subsidies kunnen uitsluitend worden toegekend indien:
1. Subsidiëring van een accommodatie kan maximaal ééns in de 10 jaar plaatsvinden.2. In geval van stapeling van subsidies beslissen Gedeputeerde Staten over de hoogte van de provinciale bijdrage met een maximum van 70% over de subsidiabele kosten.
Indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-Verdrag, zal subsidie worden verleend onder de voorwaarden de Verordening (EG) nr. 69/2001 inzake de minimissteun, Verordening (EG) nr. 1/2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (Pb. 2004, L 1/1).
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van maatregelen 321, 41, 411, 412, 413, 421 of 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 321, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006. Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
7.2.3 Subsidie ontwikkelen kleinschalige lokale leefbaarheidinitiatieven
Subsidie kan slechts worden verleend voor:
Alle privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen
Subsidie kan uitsluitend worden verleend indien:
In afwijking van het artikel 9, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 vindt de uitvoering van het project plaats in het jaar waarvoor de bijdrage is verleend.
Indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-Verdrag, zal subsidie worden verleend onder de voorwaarden de Verordening (EG) nr. 69/2001 inzake de minimissteun, Verordening (EG) nr. 1/2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (Pb. 2004, L 1/1).
Indien in voorkomende gevallen de in het vorige lid bedoelde vrijstellingsverordeningen niet van toepassing zijn en de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-verdrag, zal voorafgaand aan het verlenen van subsidie goedkeuring worden gevraagd aan de Europese Commissie.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 321, 323, 41, 411, 412, 413, 421 of 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 321, 323, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006. Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
7.2.4 Subsidie uitvoering projecten plattelandsbeleid regionaal
Werkelijk gemaakte kosten zijn tot een maximum van 30% subsidiabel, met een maximum van €50.000,- per aanvraag.
Alle privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen
Subsidie kan uitsluitend worden verleend indien:
In afwijking van het artikel 9, tweede lid, van de Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 vindt de uitvoering van het project plaats in het jaar waarvoor de bijdrage is verleend.
Indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-Verdrag, zal subsidie worden verleend onder de voorwaarden de Verordening (EG) nr. 69/2001 inzake de minimissteun, Verordening (EG) nr. 1/2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (Pb. 2004, L 1/1).
Indien in voorkomende gevallen de in het vorige lid bedoelde vrijstellingsverordeningen niet van toepassing zijn en de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-verdrag, zal voorafgaand aan het verlenen van subsidie goedkeuring worden gevraagd aan de Europese Commissie.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 311, 312, 321, 322, 323, 41, 411, 412, 413, 421 of 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 311, 312, 321, 322, 323, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
7.2.5 Subsidie uitvoering projecten plattelandsbeleid provinciaal
Natuurlijke personen en rechtspersonen.
Bijdragen kunnen uitsluitend worden toegekend indien:
Projecten worden beoordeeld op grond van alle volgende criteria:
Indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-Verdrag, zal subsidie worden verleend onder de voorwaarden de Verordening (EG) nr. 69/2001 inzake de minimissteun, Verordening (EG) nr. 1/2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (Pb. 2004, L 1/1).
Indien in voorkomende gevallen de in het vorige lid bedoelde vrijstellingsverordeningen niet van toepassing zijn en de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-verdrag, zal voorafgaand aan het verlenen van subsidie goedkeuring worden gevraagd aan de Europese Commissie.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 311, 312, 313, 321, 322, 323, 341, 41, 411, 412, 413, 421 of 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 311, 312, 313, 321, 322, 323, 341, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
7.3 Basisvoorzieningen woon-zorg
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 311, 312, 313, 321, 322, 323, 341, 41, 411, 412, 413, 421 of 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 311, 312, 313, 321, 322, 323, 341, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hier-voor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierbo-ven genoemde subsidiekader.
7.4 Subsidie verbetering fysieke woonomgeving
Gemeenten of andere rechtspersonen zonder winstoogmerk, die, volgens een schriftelijke verklaring van de betreffende gemeente, een overheidstaak invullen. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, verenigingen voor dorpsbelangen.
dragen bij aan verbetering van één of meerdere functies van het herstructuringsgebied (de functiekwaliteit moet dus wezenlijk verbeterd zijn. projecten waarbij het gebied functioneel hetzelfde blijft, bijv. bij enkel herstraten, komen niet in aanmerking voor subsidie). Naar mate meer functies verbeterd worden komt een project eerder in aanmerking voor subsidie.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 322, 41, 411, 412, 413, 421 en 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 322, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hier-voor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
7.5 Subsidie stimulering en verbreding plattelandseconomie
De subsidie voor activiteiten gericht op het oprichten van nieuwe of het ontwikkelen van bestaande ondernemingen, bevorderen van ondernemerschap, stimuleren en/of ontwikkelen van nieuwe, innova-tieve producten of diensten en activiteiten gericht op marketing en promotie van deze nieuwe produc-ten of diensten, is maximaal 20% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,--
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingprogramma 2007-2013 (POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 311, 312, 313, 321, 41, 411, 412, 413, 421 en 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 311, 312, 313, 321, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hier-voor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierbo-ven genoemde subsidiekader.
7.6 Subsidie riet- en pangedekte daken en uilenborden
Doel is het stimuleren van het behoud van de historische verschijningsvorm van boerderijen, niet zijnde een rijksmonument, door middel van een traditionele dakbedekking van riet en dakpannen én uilenborden. Met traditioneel wordt bedoeld dat de uitvoering in overeenstemming is met architectuur, historische techniek en materiaal uit de bouwperiode van de boerderij.
7.6.2 Subsidiabele activiteiten
Materiaal en de werkzaamheden voor het onderhoud, herstel en aanbrengen van een traditioneel mas-sief houten uilenbord van een voor 1940 gebouwde boerderij niet zijnde een rijksmonument. Het ver-dient de voorkeur de maatvoering van nog aanwezige, oorspronkelijke onderdelen over te nemen. Dit omvat:
Materiaal en de werkzaamheden voor het onderhoud, herstel en aanbrengen van een traditionele dakbedekking van dakpannen en riet op het hoofdgebouw van een vóór 1940 gebouwde boerderij, niet zijnde een rijksmonument. Dit omvat:
het terugbrengen van de dakbedekking naar de oorspronkelijke toestand, bijvoorbeeld het verwijde-ren van lichtplaten, zodat weer een gesloten dakvlak ontstaat, het verwijderen van golfplaten op riet naar een rieten dakbedekking of het verwijderen van golfplaten op daken waar oorspronkelijk dakpannen op lagen naar een traditioneel pannendak.
Bij het onderhoud, herstel of aanbrengen van een traditioneel pannendak wordt gebruik gemaakt van dakpannen die wat betreft het type, de dikte, het formaat en de kleur overeenkomen met de (eventueel nog aanwezige) oorspronkelijke dakpannen (van vóór 1940). Derhalve zijn uitgesloten pantypen die na de Tweede Wereldoorlog zijn ontwikkeld, zoals de (niet keramische) groot formaat of sneldekpannen en de Opnieuw Verbeterde Hollandse (OVH-)pan en de naoorlogse afwerkingen (bijvoorbeeld geëngobeerd). Uiteraard verdient hergebruik de voorkeur, maar ook het gebruik van tweedehandse pannen van pantypen van vóór 1940 is toegestaan.
Ten behoeve van de algemene doelstelling Cultuurhistorie en Monumentenzorg kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verstrekken voor projecten en activiteiten die gericht zijn op de instandhouding, versterking en stimulering van het cultuurhistorisch erfgoed in Fryslân.
7.7.2 Subsidiabele activiteiten
Projecten en activiteiten die gericht zijn op de instandhouding, versterking en stimulering van het cultuur-historisch erfgoed in Fryslân.
Indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-Verdrag, zal subsidie worden verleend onder de voorwaarden de Verordening (EG) nr. 69/2001 inzake de minimissteun, Verordening (EG) nr. 1/2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (Pb. 2004, L 1/1).
Indien in voorkomende gevallen de in het vorige lid bedoelde vrijstellingsverordeningen niet van toepassing zijn en de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-verdrag, zal voorafgaand aan het verlenen van subsidie goedkeuring worden gevraagd aan de Europese Commissie.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013(POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 323, 41, 411, 412, 413, 421 of 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Ka-dersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 323, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hier-voor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierbo-ven genoemde subsidiekader.
7.8.1 Subsidiabele activiteiten
Voorbeelden van subsidiabele voorzieningen met een duurzaam karakter zijn:
Subsidie wordt verleend voor de redelijke investeringskosten. Hiertoe behoren eenmalige ontwikkel- en organisatiekosten en eenmalige investeringen in kapitaalintensieve duurzame faciliteiten (bijv. mobiel onderkomen) die er toe bijdragen dat een activiteit voor meerdere jaren in bijvoorbeeld verschillende regio's herhaald kan worden.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013(POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 321, 41, 411, 412, 413, 421 of 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Ka-dersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 321, 41, 411, 412, 413, 421 en 431 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hier-voor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierbo-ven genoemde subsidiekader.
7.9 De maatregelen genoemd in de fiches 411, 412, 413 van POP2 t.b.v. de assen 1, 2 en 3
7.9.1 Subsidiabele activiteiten
Het betreft hier projecten die niet zijn uitgeschreven in het pMJP, maar die realiseerbaar zijn op basis van de regionale Gebiedskaders/Ontwikkelingsstrategieën . Via de Leader-aanpak worden de volgende doelen bediend:
Voor deze activiteiten/maatregelen, die worden opgezet als projecten van onderaf, gelden dezelfde voorwaarden als in Assen 1, 2 en 3 van het POP2.
De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, tenzij het overheden betreft, in welk geval de subsidie maximaal 50% mag bedragen.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013(POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen 41, 411, 412 en 413, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 41, 411, 412 en 413 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan alle voorwaarden is voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
7.10 De maatregelen genoemd in fiche 421, tbv samenwerkingsprojecten
7.10.1 Art. 1 Subsidiabele activiteiten
Samenwerkingsprojecten die ondersteund kunnen worden zijn:
De activiteiten dienen verder te voldoen aan de voorwaarden gesteld in maatregelfiche 4.21 behorende bij de POP2-verordening.
Toetsing vindt plaats aan de criteria en doelen die m.b.t. samenwerkingsprojecten zijn opgenomen in de regionale gebiedskaders.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013(POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van maatregel 421, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 421 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden is voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.
7.11 Beheer, verwerving, vakkundigheid en dynamisering (maatregelfiche 431 POP-verordening)
7.11.1 Subsidiabele activiteiten
Volgens bijlage 4 (maatregelfiche 431) bij POP2 zijn de volgende maatregelen en activiteiten subsidiabel. De bedoeling van deze maatregel is om het Gebiedsplatform te faciliteren voor zijn rol van regisseur, experimenten met projecten, aanjagen van ontwikkelingen, informatieoverdracht en –uitwisseling met de streek/gebied en daarin participerende maatschappelijke organisaties.
4. Dynamiseringsacties en de opleiding van personen met een dynamiseringstaak.
a. Dit betreft de kosten (inclusief salariskosten) voor de inzet van externe aanjagers en/of procesbe-geleiders. De dynamiseringsacties zijn instrumenten voor het voeren van regie op de speerpunten in het gebiedskader en/of de jaarplannen. Als voorbeeld wordt genoemd de jeugdproblematiek; een ander voorbeeld is de begeleiding van samenwerkingsinitiatieven.
b. Onder dynamiseringstaak worden verstaan het geven van inhoud en vorm aan de regierol van het platform d.m.v. het bijwonen van bijeenkomsten, het zich laten scholen in methoden en technieken, het uitwisselen van ideeën en projecten met andere gebieden, het zelf organiseren van informatieve en educatieve bijeenkomsten, perspublicaties en andere vormen van het onder de aandacht brengen van een breed publiek van successen en studies etc. gerealiseerd op basis van de ontwikke-lingsstrategie/GBK (anders dan genoemd onder b)
Toetsing van de concrete activiteiten vindt plaats aan ontwikkelingsstrategie voor het desbetreffende gebied.
Gebiedsplatforms als genoemd in artikel 1, onder h, van de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009.
Voor subsidiering vanuit het pMJP zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013(POP2). Voor dit onderdeel kan gebruik worden gemaakt van maatregel 431, mits ten minste aan de in de maatregelen vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Artikel 2 van de Gewijzigde Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslan 2007 is van toepassing.
Alle staatssteun toegekend in het kader van maatregel 432 aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1998/2006.
Indien middelen voor het POP zijn uitgeput of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, kan voor de hiervoor bedoelde maatregelen subsidie worden verleend overeenkomstig de voorwaarden binnen het hierboven genoemde subsidiekader.