Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Onderzoeksverordening gemeente Kerkrade 2003 |
Citeertitel | Onderzoeksverordening gemeente Kerkrade 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De bekendmaking waarnaar artikel 6 verwijst heeft niet plaatsgevonden omdadt het geen algemeen verbindend voorschrift betreft.
Gemeentewet, artikel 213a
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-03-2004 | Nieuwe regeling | 24-09-2003 nvt | 03Rb099 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Doelmatigheid het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.
b. Doeltreffendheid de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 24 september 2003.
De voorzitter van de raad, De griffier,
J.J.M. Som mr. drs. H.J.W. van Dongen
Nota-toelichting Toelichting op de artikelen
Artikel 2. Onderzoeksfrequentie
In artikel 2 draagt, conform art. 213a Gemeentewet, de raad het college op om periodiek onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Periodiek mogen een aantal interne onderzoeken worden verwacht. Hierbij wordt een scheiding aangebracht tussen onderzoeken naar de doelmatigheid en onderzoeken naar de doeltreffendheid. De onderzoeken naar de doelmatigheid betreffen onderzoeken naar de uitvoering van het beleid en het beheer van middelen. De onderzoeken naar de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma’s of paragrafen van de begroting geformuleerde beleid. Dit beleid kan gehele begrotingsprogramma’s omvatten of delen daarvan. Ook kan het paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten.
Meer concrete voorbeelden van mogelijke onderzoeken zijn de realisatie van voorgenomen programma’s, beleid en effecten (m.b.t. bijvoorbeeld veiligheid, milieu, leefbaarheid, verkeer en vervoer, huisvesting, etc,), de doorlichting van organisatieonderdelen of bedrijfsprocessen, het onderzoeken of beleid effectief is (worden doelstellingen gehaald?) en of processen efficiënt zijn ingericht. Een aantal zaken kunnen direct gemeten worden, voor andere zaken kunnen bijvoorbeeld een burgeronderzoek of benchmarking nodig zijn. Overigens hoeft niet elk onderzoek even omvangrijk of complex te zijn. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk om een onderzoek te doen in de vorm van een “quick scan”, of in de vorm van systeemgerichte onderzoeken zonder diepgaand alle details te bestuderen (“is het proces zo ingericht dat het (on)mogelijk is om ....”).
Het streven is om zoveel mogelijk onderzoeken te doen binnen een periode van twee raadsperioden. Deze periode is gekozen om een aantal items pas over een langere periode goed te meten/onderzoeken zijn.
De beslissing wat te onderzoeken is aan het college. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als hij dat nodig acht invloed uit te oefenen. Hierin voorziet het onderzoeksplan. Het onderzoeksplan moet een volledig beeld geven van de voorgenomen onderzoeken, zij het uiteraard nog globaal. De onderzoeken in het onderzoeksplan worden per onderzoek uitgewerkt. Het onderzoeksplan wordt aangeboden aan de raad, en de raad kan het ter bespreking agenderen, maar het wordt door het college vastgesteld. In het onderzoeksplan kan worden opgenomen:
a) het object van het onderzoek
b) de reikwijdte van het onderzoek (welke organisatie-eenheden, instellingen, tijdvak, etc,)
c) de onderzoeksmethode (benchmarking, enquete, quick-scan, etc) d) doorlooptijd van het onderzoek
e) de wijze van uitvoering (door ambtenaren. door derden, etc.)
f) de geraamde kosten in relatie tot de beschikbare onderzoeksbudgetten
Lid 2 voorziet in de mogelijkheid dat college en de rekenkamerfunctie hun onderzoeken afstemmen en een gezamenlijk onderzoeksplan opstellen met daarbij een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling.
Artikel 4. Voortgang onderzoek
De bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken dient inzicht te geven in de stand van zaken en de beleidsvoornemens omtrent de bedrijfsvoering. Daarbij dient een relatie te worden gelegd met de inhoud van de programma’s van de begroting en jaarstukken. Het ligt voor de hand om in deze paragraaf eveneens te rapporteren over de stand van zaken bij de interne onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.
Artikel 5. Rapportage en gevolgtrekking
Met de instelling van de onderzoeken beoogt de gemeente de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten en de publieke verantwoording daarover te versterken. De bevindingen van de onderzoeken worden dan ook neergelegd in rapporten voor de raad, zoals voorgeschreven in artikel 213a, tweede lid, van de Gemeentewet. De rapporten dienen volgens artikel 197 tweede lid van de Gemeentewet te worden gevoegd bij de jaarrekening en het jaarverslag. Dat betreft uiteraard de verslagen die lopende het verslagjaar zijn afgerond. Dat sluit echter geenszins uit dat de raad, als hij dat wenst, de rapporten ontvangt zodra ze zijn vastgesteld.
Systematische aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid impliceert ook het doel om te leren, om te denken over en te streven naar verbetering, daarom is in deze verordening opgenomen dat evaluatie en aanbevelingen voor verbetering onderdeel zijn van de rapportage, en dat zo nodig door middel van een plan van verbetering het vervolgtraject moet worden ingezet.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 7 maart 2004.
In dit artikel wordt de naam gegeven waarmee in gemeentelijke stukken naar deze verordening kan worden verwezen.