Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Limburg

Beleidsregels naar aanleiding van de wijziging per 1 oktober 2007 van het Besluit beheer autowrakken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLimburg
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregels naar aanleiding van de wijziging per 1 oktober 2007 van het Besluit beheer autowrakken
CiteertitelBeleidsregels naar aanleiding van de wijziging per 1 oktober 2007 van het Besluit beheer autowrakken
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpMilieu, afvalverwerking

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Besluit beheer autowrakken; Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-03-200819-02-2015Nieuwe regeling

11-03-2008

Provinciaal Blad, 2008, 17

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels naar aanleiding van de wijziging per 1 oktober 2007 van het Besluit beheer autowrakken

BELEIDSREGELS NAAR AANLEIDING VAN DE WIJZIGING PER 1 OKTOBER 2007 VAN HET BESLUIT BEHEER AUTOWRAKKEN

In deze regels wordt aangegeven op welke wijze door Gedeputeerde Staten omgaan met de hen gegeven mogelijkheid om aanvullend op de voorschriften van het Besluit beheer autowrakken nadere eisen te stellen en hoe vanuit de handhaving wordt omgegaan met situaties waarin autodemontagebedrijven reeds invulling geven aan de wijzigingen van het Besluit beheer autowrakken voordat hun vergunningen zijn aangepast.

Per 2 juli 2002 is in Nederland het op richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269) gebaseerde Besluit beheer autowrakken (Bba) in werking getreden dat ziet op de demontage van wrakken van auto’s met een gewicht van ten hoogste 3.500 kg. Met dit besluit trad een AmvB in werking waaraan een groot aantal voorschriften verbonden is die op korte termijn in de Wm-vergunningen van de autodemontagebedrijven opgenomen moesten worden. Per 1 oktober 2007 is het Bba op een aantal punten gewijzigd en dientengevolge moeten de vergunningen voor de autodemontagebedrijven daaraan weer worden aangepast. Dit aanpassingstraject start binnen enkele weken en zal geheel binnen het jaar 2008 worden uitgevoerd. Een van de wijzigingen betreft de aan het bevoegd gezag gegeven mogelijkheid om nadere eisen te stellen. Dat, wanneer en hoe door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg invulling gegeven wordt aan die mogelijkheid dient beleidsmatig vastgelegd te worden.

In het oorspronkelijke Bba was in artikel 5, lid 2 het bevoegd gezag de mogelijkheid gegeven om ten aanzien van alle bijhorende voorschriften nadere eisen te stellen, maar aan die mogelijkheid is in onze provincie slechts in beperkte mate invulling gegeven. Zo werd in de vergunningsvoorschriften bepaald dat aanleg en onderhoud van de vereiste vloeistofdichte vloeren moesten voldoen aan de eisen van CUR/PBV. Ook werd aanvullend bepaald dat daar waar in een bestemmingsplan beperkingen werden gesteld aan opslaghoogten, die beperkingen ook in de vergunningsvoorschriften werden overgenomen. Dit laatste om visuele hinder naar de omgeving te voorkomen.

In het gewijzigde Bba wordt in het genoemde gewijzigde artikel voor het bevoegd gezag de mogelijkheid om nadere eisen te stellen sterk beperkt tot enkele (onderdelen van de) voorschriften. Concreet gaat het daarbij om de volgende aspecten: 1. het maximale aantal gebruikte banden dat binnen de inrichting aanwezig mag zijn; 2. de wijze van opslag van afgetapte vloeistoffen of vloeistof bevattende gedemonteerde onderdelen en van andere verplicht afgetapte of gedemonteerde stoffen, preparaten en onderdelen; 3. de stapelhoogte van bewerkte autowrakken, waaronder kort gezegd verstaan worden de wrakken die ontdaan zijn van de vloeistoffen en de gevaarlijke onderdelen; 4. het tijdelijk ter beschikking stellen van bewerkte wrakken aan de brandweer of andere instellingen voor oefen- en opleidingsdoeleinden. Op deze wijziging/beleidsvrijheid wordt hieronder nader ingegaan. Met betrekking tot de andere voorschriften mogen geen nadere eisen worden gesteld en dienen de voorschriften uit het Bba dus letterlijk overgenomen te worden in de vergunningen.

Beleidsvrijheid voor het bevoegd gezag en het invullen daarvan

Zoals hierboven is aangegeven mag het bevoegd gezag ten aanzien van enkele (onderdelen van) voorschriften nadere eisen stellen. Op grond hiervan willen Gedeputeerde Staten van Limburg daar waar nodig is een nader eis kunnen stellen ten aanzien van de stapelhoogte van autowrakken die ontdaan zijn van de C.1-(vloei)stoffen uit het Bba. Op grond van het oorspronkelijke Bba hebben Gedeputeerde Staten reeds in enkele gevallen deze stapelhoogte verder beperkt dan de maximale hoogte van 2 wrakken of maximaal 4,5 meter die het Bba toen aangaf en ook nu het gewijzigde Bba weer aangeeft. De reden voor een eventuele verdere beperking was en is gelegen in de combinatie van beperkingen in opslaghoogten op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan en het aspect van mogelijke ernstige visuele hinder. Sommige autodemontagebedrijven liggen namelijk in een landelijke of bosachtige omgeving of in of direct grenzend aan de bebouwde kom c.q. woningen en is de visuele hinder vanwege de stapelhoogte die het Bba toestaat niet met in die omgeving passende middelen weg te nemen.. In die situaties dient volgens Gedeputeerde Staten de stapelhoogte verder beperkt te worden dan op grond van het Bba het geval is

Voor de overige drie aspecten ten aanzien waarvan Gedeputeerde Staten nadere eisen mogen stellen, behoeven naar de mening van Gedeputeerde Staten geen nadere eisen gesteld te worden, omdat onzes inziens het Bba op deze punten toereikend is.

In het voorschrift D.2 van het oorspronkelijke Bba stond dat bepaalde gedemonteerde stoffen, preparaten of andere producten als bedoeld in voorschrift C.6 moesten worden opgeslagen op een tegen inregenen beschermde plaats in daartoe geschikte opslagmiddelen, zoals stellingen, containers of zakken en op een zodanige wijze dat de mogelijkheden voor product- en materiaalhergebruik en nuttige toepassing niet worden geschaad. In de praktijk kwam/komt het echter voor dat materialen/producten niet tegen inregenen beschermd werden of worden. De eis dat opslag tegen inregen beschermd dient te zijn en dient te geschieden in stellingen, containers of zakken is met de wijziging van het Bba vervallen, hetgeen dus een versoepeling van dit voorschrift betekent. Nu bestaat de mogelijkheid dat (de) bedrijven reeds voordat hun vergunning is aangepast op deze versoepeling vooruit gaan lopen en de materialen/producten gewoon in de open lucht gaan opslaan. Hoewel dit formeel natuurlijk een overtreding van het nog geldende vergunningsvoorschrift inhoudt, wordt voorgesteld om hiertegen niet handhavend op te treden. Immers op 7 december 2004 is door uw college de Sanctie- en gedoognota “Handhaven, tenzij” vastgesteld. Deze nota is per 1 januari 2005 in werking getreden. In deze nota is o.a. vastgelegd dat niet handhavend wordt opgetreden bij een overtreding indien die overtreding gelegaliseerd kan worden en legalisatie ook is aangevraagd, alsmede opschorting van handhavend optreden.

Omdat er voldoende zicht op legalisatie is, zullen Gedeputeerde Staten in de geest van voornoemde nota nu niet handhavend optreden indien bedrijven vooruitlopen op de nieuwe vergunningsvoorschriften.

Consequenties wijzigingen Bba voor de handhaving

Gedeputeerde Staten voornoemd,  

L.J.P.M. Frissen, voorzitter

drs. W.L.J. Weijnen, secretaris

 

Uitgegeven, 13 maart 2008  

De Secretaris,

drs. W.L.J. Weijnen