Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Limburg

Beleidsnotitie Huisvesting Arbeidsmigranten juni 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLimburg
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsnotitie Huisvesting Arbeidsmigranten juni 2010
CiteertitelBeleidsnotitie Huisvesting Arbeidsmigranten juni 2010
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpruimtelijke ordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Provinciale Handreiking Ruimtelijke Ontwikkelingen; POL 2006

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2010Onbekend

11-03-2008

Provinciaal Blad, 2008, 52

Onbekend
18-07-200801-01-2010Onbekend

11-03-2008

Provinciaal Blad, 2008, 52

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnotitie Huisvesting Arbeidsmigranten juni 2010

BELEIDSNOTITIE HUISVESTING ARBEIDSMIGRANTEN 2010

De Start

In vooral de regio Noord Limburg wordt een deel van de huidige werkgelegenheid ingevuld door arbeidsmigranten. Deze werknemers zijn vooral afkomstig uit de nieuwe EU-lidstaten, ook wel de Midden- en Oost Europese (MOE) landen genoemd. Niet alleen de huidige werkgelegenheid, maar zeker ook bij het invullen van de toekomstige werkgelegenheid zijn arbeidsmigranten in de regio belangrijk. Zo is niet alleen sprake van werkgelegenheid in de agrarische sector, maar ook in de industriële sector, de bouw en de logistiek zijn arbeidsmigranten van groot belang om deze sectoren met arbeidskracht te ondersteunen. De economische ontwikkeling en de arbeidsmarkt in vooral de regio Noord Limburg vraagt aldus om arbeidsmigranten, die uiteraard gehuisvest moeten worden. Deze werknemers verblijven op dit moment al in de diverse regio’s en blijven naar verwachting de komende jaren in aantal toenemen. Inzicht in exacte aantallen arbeidsmigranten die op dit moment in Limburg verblijven zijn niet direct beschikbaar. Wel kan op basis van grote gemene delers (b.v. grote uitzendorganisaties en gemeentes) een stijgende trend waargenomen worden. Een meer inzichtelijke cijfermatige onderbouwing van de problematiek zou op basis van informatie uitwisseling tussen alle betrokken spelers uit het veld gegeven kunnen worden. Gezien de hoge huisvestingsnood is ervoor gekozen om voorliggend beleid niet op deze arbeidsintensieve onderzoeksmethode te laten wachten. Het is wel de bedoeling om bij een volgende evaluatie via deze benadering meer zicht te hebben over exacte aantallen arbeidsmigranten.

De huisvesting van arbeidsmigranten is sinds 2002 onderdeel van diverse provinciale- en gemeentelijke beleidsnotities. Deze beleidsnotities geven spelregels over de huisvesting van arbeidsmigranten in tijdelijke en structurele huisvestingsvormen. Zo kunnen bij een agrarisch bedrijf bijvoorbeeld woonunits worden geplaatst binnen het bouwblok in de periode van 15 maart tot 31 oktober. Ook is structurele huisvesting mogelijk in voormalige scholen of zorgcomplexen. De gemeenten in de regio Noord Limburg constateerden echter in de tweede helft van 2007 dat een nadere uitwerking van het herziene provinciale beleid noodzakelijk is, omdat in de dagelijkse praktijk nog steeds arbeidsmigranten worden gehuisvest zonder aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, veiligheid en draagvlak in de samenleving. De Provincie heeft dan ook samen met de regio Noord Limburg opnieuw gekeken naar het ruimtelijke beleid van de huisvesting van de arbeidsmigranten. Het vertrekpunt was de herziene provinciale beleidsnotitie van 2006.

Niet alleen de Provincie Limburg en de regio Noord Limburg hebben de handdoek weer opgepakt, maar ook de gemeenten Rotterdam en Den Haag hebben het thema van de arbeidsmigranten op de landelijke agenda gezet. In de voorbereidingen van de nieuwe beleidsnotitie is dan ook contact geweest met meerdere overheidspartners. Ook heeft in de gemeente Horst aan de Maas op 29 november 2007 een werkconferentie plaatsgevonden. Er was sprake van een diversiteit van deelnemers, zoals gemeenten, de Provincie, woningbouwcoöperaties, werkgevers en mogelijke beheerders van huisvestingslocaties. Tijdens de gesprekken komen steeds drie onderwerpen naar voren: - benoem concrete voorwaarden voor huisvesting in de reguliere woningbouw; - verfijn de provinciale beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten uit 2006 met betrekking tot de vragen van huisvesting van vandaag de dag; - creëer maatschappelijk draagvlak door communicatie en imagoverbetering.

De punten 1 en 3 worden nader uitgewerkt door de gemeenten in de regio Noord Limburg. Het tweede punt is nader uitgewerkt in deze beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten juni 2008.

Was de huisvestingsproblematiek van arbeidsmigranten tot voor kort nog een probleem dat zich voornamelijk in Noord- en Midden-Limburg afspraalde, nu informeren ook steeds meer Zuid-Limburgse gemeentes naar provinciaal beleid op dit gebied en zijn ook concrete initiatieven aan de provincie voorgelegd. Net als vorige versies van de beleidsnotitie is ook deze notitie van toepassing op het gehele Limburgse grondgebied.

Deze regeling betreft een beleidskader waarbinnen gemeenten hun eigen beleid moeten formuleren. Gezien de grote onderlinge verschillen tussen gemeenten in de aard en omvang van de huisvestingsproblematiek voor de arbeidsmigranten dient er per gemeente afgestemd beleid voor dit onderwerp geformuleerd te worden. Het één op één overnemen van het provinciaal beleid zou te veel ruimte bieden voor allerlei mogelijke ontwikkelingen. Als uitgangspunt geldt dat naast deze regeling het reguliere provinciale beleid zoals verwoord in de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling en POL 2006 van toepassing is. Hierbij moet gedacht worden aan voorbeelden als VORm bij nieuwbouw in het buitengebied en BOM+ bij uitbreidingen van agrarische bedrijven en campings of andersoortige maatregelen die de basiskwaliteit van het buitengebied waarborgen.

De Regeling

1. Structurele huisvesting ten behoeve van arbeidsmigranten

Voor wie De te realiseren huisvesting is alleen bestemd voor arbeidsmigranten, die hier op grond van een EU-paspoort of een tewerkstellingvergunning legaal werkzaam zijn. Aangezien dit steeds verschillende groepen mensen zijn (men gaat gemiddeld vijf keer per jaar een periode terug naar eigen land) komen deze werknemers niet in aanmerking voor de reguliere woningmarkt. De te realiseren huisvesting betreft dan ook aanvullende huisvesting bovenop reguliere woningcontingenten. Indien arbeidsmigranten besluiten om hier permanent te verblijven, zijn zij aangewezen op de reguliere woningmarkt. Uitgangspunt is voorts dat in een gemeente alleen werknemers worden gehuisvest, die werkzaam zijn in de eigen gemeente of in een gemeente in de regio. In 2007 zien wij wel een aantal veranderingen die het huisvestingvraagstuk prominent op de agenda hebben gezet. Door deze veranderingen verblijven de arbeidsmigranten langer in de Provincie en is een verschuiving opgetreden naar een jaarrond aanwezigheid. In het kort zijn de volgende veranderingen waar te nemen:  Afschaffen werkvergunning in mei 2007 in combinatie met korte afstand tot bijvoorbeeld Polen. Dus: langer verblijf;  niet alleen in de agrarische sector (seizoensgebonden), maar ook in de logistiek, de industriële, de metaal- en de bouwsector. Dus: jaarrond aanwezig;  de schaalvergroting in de agrarische sector gaat door. Dus: jaarrond aanwezig;  economische groei van de regio Noord Limburg/Greenport Venlo. Dus: groei aantal noodzakelijke werknemers;  huisvesting onvoldoende. Dus: opkopen woningen met ongewenste woonsituaties

Welke vormen van huisvesting en op welke plaatsen Uitgangspunt bij elke huisvestingvorm is het vinden van een optimaal evenwicht tussen aantallen te huisvesten mensen en het maatschappelijke draagvlak van de locatie. Een essentieel onderdeel voor draagvlak is de aanwezigheid van adequaat beheer. Het beheer is een verantwoordelijkheid van de betreffende ondernemer. De overheid heeft hierin een toezichthoudende taak. Tijdens de voorbereiding van de beleidsnotitie is duidelijk geworden dat het beheer, maar ook de communicatie rond huisvestingslocaties verankering nodig heeft in de planologische afweging van de huisvestingslocaties. In het provinciale beleidskader zijn bewust geen concrete begrenzingen aangegeven voor wat betreft aantallen bewoners, locaties of vierkante meters. Deze (nadere) invulling ligt bij de gemeente of regio. Het beleidskader biedt een raamwerk waarbinnen de gemeentes hun eigen invulling kunnen geven. Een door de Provincie aangereikte oplossing hoeft niet per definitie door de gemeente overgenomen te worden. Een gemeente kan het beleidskader dus wel beperken, maar niet verruimen. Omdat het huisvestingsvraagstuk een regionale uitstraling heeft verzoeken wij de gemeenten wel voor onderlinge afstemming in de regio via o.a. de regionale woonvisie. Deze afstemming verhoogt namelijk de waarborg van de aanwezigheid van voldoende huisvestingslocaties. Huisvestingsmogelijkheden per onderdeel • Wooneenheden voor individuen in kernen. - Nieuwbouw Nieuwbouw van woningen binnen de kern(en) ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten is mogelijk mits in het bestemmingsplan sprake is van een ruime bestemming “wonen” die niet nader gedefinieerd wordt. Feitelijk gaat het hier om reguliere woningbouw in de kern(en) welke in de woonvisie meegenomen dient te worden of woningen welke voortkomen uit prestatieafspraken tussen gemeente en woningbouwcorporaties. Wij adviseren gemeenten rekening te houden met woningen voor arbeidsmigranten in de gemeentelijke woonvisie. Te meer omdat arbeidsmigranten steeds meer kiezen voor een langer en permanent verblijf. - Bestaande bouw Verhuur of verkoop van bestaande woningbouw binnen de kern(en) door particulieren of woningbouwverenigingen is eveneens mogelijk mits in het bestemmingsplan sprake is van een ruime bestemming “wonen” die niet nader gedefinieerd wordt. De gemeentes in de regio Noord Limburg maken een beleidsnotitie over de voorwaarden in bestaande woningbouw. Dit aspect valt buiten de kaders van deze beleidsnotitie, maar dient vorm te krijgen in een gemeentelijke uitwerking. Ook op dit onderdeel vormen afspraken met woningbouwcorporaties een vast onderwerp.

Om structureel woonruimte aan te kunnen bieden binnen de bestaande woningvoorraad dienen gemeentes te onderhandelen met de woningbouwcorporaties over mogelijke woonvormen voor de doelgroep van de arbeidsmigranten. Vervolgens moeten deze onderhandelingen uitmonden in prestatieafspraken tussen woningbouwcorporaties en gemeente over deze specifieke doelgroep. Ook kunnen de woningbouwcorporaties een rol hebben in de uitwerking van andere type huisvestingslocaties dan reguliere woningbouw. Het is ook mogelijk om prestatieafspraken met woningbouwcorporaties in ruimere zin te formuleren, waarbij mogelijkheden als realisering van accommodaties voor meerdere doeleinden aan de randen van de kern als voorbeeld genoemd worden die dan tevens ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten aangewend kunnen worden. Dit aspect zal zich gaandeweg de uitvoering vanzelf uitwijzen. Daarom zullen er in deze beleidsnotitie geen dwingende afspraken over exacte woningaantallen opgenomen worden, maar blijft de mogelijkheid tot huisvesting in bestaande woningen en kernen wel bestaan. Sterk bepalend hierin is de definitie van de (woon)bestemming in het bestemmingsplan.

Uit de jurisprudentie volgt dat de vraag of bewoning door seizoensarbeiders van woningen is toegestaan, afhankelijke is van de wijze waarop de bestemming “Wonen” in de planvoorschriften is gedefinieerd. Wordt die bestemming eng gedefinieerd, namelijk door te bepalen dat op de gronden slechts woningen toegestaan zijn voor de bewoning door één huishouden, dan is bewoning door seizoensarbeiders niet toegestaan. Worden in de planvoorschriften aan de bestemming “Wonen” geen andere voorschriften gesteld dan dat sprake is van “wonen”, dan is bewoning door seizoensarbeiders wel mogelijk. Het begrip “eengezinswoning” wordt in de jurisprudentie ruim begrepen. Ook minder traditionele woonvormen passen binnen het begrip. De Afdeling heeft echter bepaald dat bewoning van een pand door seizoensarbeiders niet in overeenstemming is met het begrip “eengezinswoning”. Daarbij is voor de Afdeling onder meer van belang dat die bewoning slechts van tijdelijke aard is.

Het huisvesten van arbeidsmigranten in bestaande woningen (afhankelijk van advies Landsadvocaat. De tekst hiervoor wordt in bijlage t.b.v. SCFD toegevoegd.) • Logiesgebouwen in bestaande complexen, zoals kloosters, Asielzoekerscentra (AZC) en VAB’ s. - Bestaande complexen Voor bestaande complexen zoals bijvoorbeeld kloosters en asielzoekerscentra of daarmee gelijk te stellen bebouwing zoals bijvoorbeeld voormalige zorgcomplexen geldt de capaciteit waarvoor het gebouw van origine is ontworpen, mits overeenkomstig de geldende regelgeving. Er dienen in alle gevallen vooraf duidelijke afspraken vastgelegd te worden over het beheer tussen de gemeente en de verhuurder. Er mag sprake zijn van uitbreiding van de bestaande bebouwing als sprake is van een integrale kwaliteitsverbetering van de locatie. Deze uitbreiding mag dan alleen betrekking hebben op de realisering van sociale voorzieningen zoals sport- of verblijfsruimte die niet op een andere wijze in het bestaande gebouw te realiseren is. Als gevolg van het beoogde hergebruik mogen geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende functies. De betreffende bestemming dient gewijzigd te worden in een specifieke bestemming, bijvoorbeeld: ‘Logiesgebouw arbeidsmigranten’. Op de uitbreiding is het reguliere provinciale beleid van toepassing.

- Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) Omdat de problematiek qua aard en omvang in alle gemeentes verschillend is ligt er een belangrijke taak voor de gemeentes om het VAB beleid ten aanzien van de huisvesting van arbeidsmigranten verder in te vullen. Daaraan gekoppeld wordt er in deze beleidsnotitie ook ruimte geboden om in vrijkomende niet-agrarische bebouwing arbeidsmigranten te huisvesten. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als onder het VAB beleid. Voordat een gemeente van deze mogelijkheden gebruik kan maken zal zij daarom een huisvestingskader op moeten stellen met betrekking tot vrijkomende (niet) agrarische bebouwing. Het verdient overigens de voorkeur om het huisvestingskader te integreren in het gemeentelijk beleid voor de huisvesting van arbeidsmigranten. In dat kader zal de gemeente minimaal op de volgende aspecten in moeten gaan: • Randvoorwaarde: Geen verdere verstening van het buitengebied. Uitbreiding is dus niet mogelijk; • in welke gebieden binnen de gemeente huisvesting van arbeidsmigranten in VAB’s mogelijk is en in welke gebieden beslist niet. Ter voorkoming van al te grote spreiding van arbeidsmigranten in het buitengebied dient er een koppeling gemaakt te worden met de ‘werkgelegenheidsgebieden’; • hoeveel VAB’s de gemeente wil aanwenden voor de huisvesting van buitenlandse werknemers. Welk maximum aantal VAB’s er per (deel)gebied geldt; • hoeveel werknemers men wil vestigen in een VAB; • hoe het beheer bij de VAB geregeld is; • hoe de sociale voorzieningen zijn geregeld; • het toestaan van vrijkomende niet-agrarische bebouwing (welke onder dezelfde regels als de VAB’s vallen);

Om een waarborg voor geaccepteerd gebruik in de toekomst te garanderen zal er door de gemeente in overleg met de initiatiefnemer een ijkmoment ingebouwd moeten worden na een periode van maximaal 10 jaar. Op dit ijkmoment zal door de partijen (gemeente in samenspraak met de initiatiefnemer) bezien worden of het gebruik van de bebouwing voor de huisvesting van arbeidsmigranten, afhankelijk van de vraag naar dit soort huisvesting, gecontinueerd of beëindigd wordt. De methodes die hiervoor toegepast zouden kunnen worden zijn:

Erfpachtconstructie: Wanneer een initiatiefnemer huisvesting gaat realiseren in een VAB of vrijkomende niet-agrarische bebouwing zal de ondergrond overgedragen worden aan de gemeente of een stichting. Na een bepaalde periode zal de noodzaak voor de huisvesting geëvalueerd worden. Wanneer deze noodzaak aanwezig blijft wordt het gebruik en de bestemming gecontinueerd. Wanneer de huisvesting niet (meer) noodzakelijk blijkt moet er een passende alternatieve bestemming gezocht worden. Wanneer dit lukt krijgt de eigenaar zijn gronden terug. Lukt het niet een passend alternatief te vinden dan zal de bebouwing gesloopt moeten worden en krijgt de initiatiefnemer alsnog zijn gronden terug.

Privaatrechtelijke overeenkomst: Door het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst kan de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer afspraken maken over hergebruik of sloop van de bebouwing. Ook hier zal gebruik gemaakt moeten worden van ijkmomenten.

Voorlopige bestemming: Een gemeente kan binnen een bestemmingsplan werken met een voorlopige bestemming voor een daarbij te bepalen termijn. Deze termijn kan slechts één maal verlengd worden voor de duur van drie jaar. Op voorhand moet dan wel al duidelijk zijn wat de toekomstige bestemming gaat worden.

Tijdelijke vrijstelling: Een tijdelijke vrijstelling kan voor ten hoogste vijf jaar afgegeven worden. Deze vrijstelling is daarom alleen geschikt voor initiatieven waarvan vooraf duidelijk vast staat dat zij niet langer dan vijf jaar zullen blijven bestaan.

De verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en het beheer vormen belangrijke randvoorwaarden. Zo zal er altijd een beheerder bij dergelijke huisvesting aangesteld moeten worden (24 uur per dag). Bij vrijkomende agrarische bebouwing mogen geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd worden met huisvesting. Hergebruik van VAB’s dient vergezeld te gaan van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering vergelijkbaar met de BOM+-systematiek en sloop van overtollige bebouwing. Als gevolg van het beoogde hergebruik mogen geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende functies. De betreffende bestemming dient gewijzigd te worden in een specifieke bestemming, bijvoorbeeld: ‘Logiesgebouw arbeidsmigranten’. Tot slot moeten er garanties bestaan voor een goed woonmilieu.

Nieuwbouw van logiesgebouwen . Nieuwbouw in buitengebied moet op basis van kwalitatieve criteria beoordeeld worden.

Het fenomeen afzonderlijke logiesgebouwen voor huisvesting van arbeidsmigranten is een ontwikkeling waarmee in de Provincie Limburg nog geen relevante ervaring is opgedaan. In de Randstad is nu sprake van een aantal ontwikkelingen van grootschalige huisvesting om grotere aantallen arbeidsmigranten te huisvesten. Er is dan sprake van de huisvesting van circa 500 personen. Wel zijn er diverse investeerders die willen investeren in grootschalige huisvesting maar dit leidt door diverse oorzaken, zoals het ontbreken van maatschappelijke draagvlak, milieucirkels en het ontbreken van plaatselijke politieke durf nog niet tot resultaten in deze Provincie. De complexen dienen nabij bestaande kernen (kernrandzone) en tevens aansluitend op een daartoe geschikte en berekende ontsluitingsstructuur. Een kernrandzone wordt gedefinieerd als Een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en /of afnemende agrarische functie. Er vindt geen nieuwbouw op bedrijventerreinen plaats. Die ruimte is specifiek gereserveerd voor bedrijvigheid en botst te zeer met overige (milieu)wet en regelgeving.

Er dienen vooraf duidelijke afspraken vastgelegd te worden over het beheer tussen de gemeente en de verhuurder. Een voorwaarde is de (permanente) aanwezigheid van een beheerder of groepsoudsten. Naast de beheerfunctie dient ook aantoonbaar aandacht te zijn voor parkeervoorzieningen, landschappelijke inpassing en recreatieve voorzieningen voor de buitenlandse werknemer. Indien sprake is van realisatie van de nieuwbouw buiten de verbale contour is de VORm regeling van toepassing omdat sprake is van het creëren van een stedelijke functie. De nieuwe functie mag geen belemmering vormen voor de omliggende functies en er dienen voldoende garanties te zijn voor een goed woonmilieu. Er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben. Wanneer besloten wordt te stoppen met de logiesgebouwen zal op dat moment bekeken worden hoe er met de vrijkomende bebouwing omgegaan dient te worden. Met andere woorden: een mogelijke functiewijziging wordt getoetst aan het beleid en de situatie van de toekomst.

Een nieuwe ontwikkeling van structurele huisvestingsvorm is het huisvesten van een logiesgedeelte in en bij een bestaand agrarisch bedrijf. Dit komt voort uit de mogelijkheden van tijdelijke huisvesting binnen het agrarische bedrijf. Op dit moment is sprake van woonunits of een woonhuis bij het agrarisch bedrijf. De schaalvergroting van de agrarische bedrijven en het jaarrond produceren door bijvoorbeeld glastuinbouwbedrijven noopt de ondernemers tot een voortdurende inzet van arbeidsmigranten. Dus ook het jaarrond huisvesten van deze arbeidsmigranten. In de regio Noord Limburg zijn goede resultaten te zien van de huisvesting van arbeidsmigranten op het eigen bedrijf. Deze ervaringen moeten leiden tot mogelijkheden van structureel huisvesten van arbeidsmigranten bij agrarische bedrijven. Het dient dan te gaan om nieuwbouw conform het Bouwbesluit bij bestaande bedrijven. Het huisvestingsdeel dient als zodanig bestemd te worden. De aantallen te huisvesten werknemers dienen afhankelijk te zijn van de omvang en ligging van het bedrijf, de bereikbaarheid van de locatie en de parkeervoorzieningen. Daarnaast is er aandacht voor beheer en recreatieve voorzieningen voor de werknemers. Indien sprake is van nieuwbouw van een logiesgedeelte zijn woonunits niet meer toegestaan. Het logiesgedeelte wordt ook als zodanig bestemd. Bij deze huisvestingsvorm is sprake van de volgende uitgangspunten: • Voldoende oppervlak per werknemer (10-12 m2) met enige privacy; • minimaal 1 toilet en douche per 6 personen; • bij grotere groepen is een ‘huiskamer’ en een ontspanningsruimte noodzakelijk; • dagelijks beheer met goede afspraken ter voorkoming van overlast in de omgeving; • (brand-) veiligheid conform wettelijke eisen; • per werknemer een handboek met huis- en leefregels in de taal van herkomst; • een gebruiksvergunning of inspectierapport van de brandweer; • communicatieprotocol en klachtenregistratie; • gebouw is maximaal twee bouwlagen; • ruimtelijke inpassing in de vorm van BOM+.

Wanneer de problematiek eindig is moet t.z.t. ten opzichte van het dan vigerende beleid bekeken worden welke mogelijkheden er zijn voor eventueel hergebruik van de dan voormalige huisvesting.

• Chalets/stacaravans op campings. Huisvesting op als zodanig bestemde recreatiebedrijven behoort tot de mogelijkheden mits er een strikte scheiding wordt aangebracht tussen het recreatieve product (de camping/het park met al haar voorzieningen, standplaatsen en –accommodaties) en de huisvesting voor arbeidsmigranten. Hiermee wordt voorkomen dat er een menging ontstaat tussen twee zeer van elkaar verschillende gebruikersgroepen die zijn effect kan hebben op de beleving van het toeristisch recreatief product. In het kader van de beheersbaarheid zullen tussen verhuurder en huurder separate afspraken gemaakt worden om de huisvesting zo adequaat mogelijk te kunnen regelen. Het bijhouden van een nachtregister behoort tot één van die afspraken.

Binnen de beleidsnotitie wordt deze vorm van huisvesting beschouwd als een verbreding binnen de recreatieve sector. Wil een ondernemer meer (volledige aanwending van de camping ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten) dan zal dit een overweging zijn die door de gemeente gemaakt moet worden, maar als zodanig wel binnen het provinciale beleidskader mogelijk wordt gemaakt. Dit geldt ook voor de minicamping/kamperen bij de boer.

Wanneer problematiek eindig is moeten er afspraken zijn wat er wel en niet mag met de vrijkomende ruimte.

Dubbele aanwending van structurele huisvesting Structurele huisvesting op een bedrijf die gedimensioneerd is op een pieksituatie zou in de dalsituatie ingezet moeten kunnen worden voor knelsituaties “in de omgeving”.

2. Tijdelijke huisvesting ten behoeve van arbeidsmigranten

• Woonunits op het eigen agrarisch bedrijf. Woonunits op het agrarisch bedrijf zijn alleen bedoeld voor de huisvesting van arbeidsmigranten die op het eigen bedrijf werkzaam zijn. In bijzondere omstandigheden kan van deze regel afgeweken worden. Hierbij valt te denken aan situaties waarbij een ondernemer uit de omgeving geen mogelijkheden heeft tot realisering van huisvesting (nieuwbouw) op de eigen bouwkavel en de andere ondernemer als gevolg van seizoensinvloeden huisvestingsmogelijkheden over heeft, zodat samenwerkingsverbanden ontstaan om huisvesting te bieden aan elkaars werknemers. De toestemming hiertoe zal van de gemeente moeten komen en ook ter plaatse beargumenteerd moeten worden. Als richtingspercentage moet 75 % van de gehuisveste werken op het betreffende bedrijf. Het is beslist niet de bedoeling dat een ondernemer extra capaciteit gaat realiseren om de huisvesting van omliggende ondernemers over te nemen. In de voorschriften van het bestemmingsplan of vrijstelling wordt aangegeven dat alleen binnen een bouwblok gebouwen ten dienst van huisvesting van arbeidsmigranten is toegestaan. Voorkomen moet worden dat permanente woongelegenheden in woonunits worden gecreëerd op/bij het agrarische bedrijf en dat het landschap blijvend wordt ontsierd. Derhalve wordt er een landschappelijke inpassing (BOM+) van de woonunits op het agrarisch bedrijf verplicht gesteld. Als op enig moment de huisvesting niet meer noodzakelijk zou zijn moet een gemeente terug kunnen vallen op afspraken die zij met de ondernemer heeft gemaakt over de opruiming van de huisvesting en de daaraan gekoppelde voorwaarden. Omdat er steeds meer toegewerkt wordt naar structurele huisvestingsvormen zal er een maximum aantal van 20 te huisvesten werknemers toegestaan worden. Ook dient er (uiteraard) rekening te houden met de minimum eisen voor een acceptabel woongenot en aan de regels zoals deze staan verwoord in de Woningwet, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De uitgangspunten van een acceptabel woongenot zijn reeds geschetst bij de logiesgebouwen.

De gemeente dient schriftelijke afspraken vast te leggen over het beheer van de woonunits en het toezicht op de werknemers.

Combiregeling Met name in de piekperiodes van de oogst bestaat er vanuit de ondernemers een dringende behoefte aan een combi van structurele en tijdelijke huisvestingsvormen. Onder toepassing van strikte voorwaarden is een combinatie van structurele en tijdelijke huisvesting (in de vorm van woonunits) van arbeidsmigranten mogelijk: - De woonunits worden alleen toegestaan als er sprake is van aantoonbare noodzaak tot piekopvang; - Er mogen pas woonunits op het bedrijf geplaatst worden als de ondernemer zelf al een structurele huisvestingsvoorziening heeft; - De woonunits mogen maximaal 4 maanden per 12 maanden geplaatst worden; - De woonunits zullen op een passende wijze op de bouwkavel in het landschap ingepast worden; - Als er een gecombineerd gebruik binnen de periode van 4 maanden op één bedrijf mogelijk is verdient dit de voorkeur t.o.v. woonunits op meerdere bedrijven.

 

Gedeputeerde Staten van Limburg voornoemd