Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Limburg

Beleidslijn Bibob Provincie Limburg (Onbekend)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLimburg
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidslijn Bibob Provincie Limburg (Onbekend)
CiteertitelBeleidslijn Bibob Provincie Limburg
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpintegriteit, milieubeheer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht; Wet Bibob

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-200919-02-2015Nieuwe regeling

30-06-2009

Provinciaal Blad van Limburg, 2009, 38

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn Bibob Provincie Limburg (Onbekend)

BELEIDSLIJN BIBOB PROVINCIE LIMBURG

In deze beleidslijn wordt de werkwijze van de Provincie Limburg beschreven ten aanzien van de inzet van het Bibob-instrumentarium met betrekking tot vergunningen op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.

1 Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur) in werking getreden. De Wet Bibob biedt gemeenten, provincies en andere bestuursorganen de mogelijkheid om gebruik te maken van een extra weigerings- en intrekkingsgrond bij vergunningen, subsidies of overheidsopdrachten wanneer het gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten gepleegd zullen worden of dat uit strafbare feiten verkregen geld benut zal worden. Van deze extra weigerings- en intrekkingsgrond kan uitsluitend gebruik worden gemaakt wanneer weigering of intrekking niet op grond van andere regelgeving mogelijk is. In zoverre vormt de Wet Bibob slechts een aanvulling op reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken.

 

2 Wet Bibob en vergunningverlening

Als het gaat om de toepassing van de Wet Bibob bij vergunningen, dan is de wet binnen het taakveld van de provincie meer specifiek van toepassing verklaard op vergunningen in de zin van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.

 

De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken van bijvoorbeeld de "Commissie van Traa", het onderzoek "Schijn bedriegt" en overige onderzoeken door het Wetenschappeli jk onderzoeks- en documentatiecentrum van het ministerie van Justitie (WODC) en Politie, alsmede uit enkele grote strafzaken (TCR affaire), blijkt dat het werkveld milieu wel degelijk gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels, een combinatie van overtreding van milieuregels en commune delicten, tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen. Het is dus noodzakelijk dat de provincie desgewenst het Bibob-instrument kan inzetten binnen het werkveld milieu. Binnen dit werkveld is met name een deel van de afvalbranche meer gevoelig voor criminaliteit; met het overtreden van de milieuwetgeving kunnen daar grote winstmarges worden behaald.

 

In het verlengde hiervan hebben Gedeputeerde Staten van Limburg ervoor gekozen de implementatie van de Wet Bibob binnen het werkveld milieu te starten.

 

3 Beleidslijn Provincie Limburg

 

Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing gebeurt op basis van een beleidslijn, waarin het bestuursorgaan aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door het bestuursorgaan zal worden toegepast. Dit biedt duidelijkheid aan de burgers en ondernemingen die potentieel aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing door de democratische controleorganen van de door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol. Het Ministerie van Justitie hecht er ook veel belang aan dat het bestuur een vorm van beleid vaststelt.

 

Voor de toepassing van de Wet Bibob door de Provincie Limburg is het relevant onderscheid te maken tussen de toepassing in het kader van de vergunningverlening en de toepassing als handhavingsinstrument. Onderstaand wordt allereerst de toepassing van de Wet Bibob in het kader van de vergunningverlening toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de toepassing van de Wet Bibob als handhavingsinstrument.

A. Bibob bij vergunningverlening

Gedeputeerde Staten van Limburg hebben beslist om bij iedere aanvraag om een oprichtingsvergunning of een revisievergunning voor een (afvalstoffen)inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer een zgn. Bibob-intake uit te voeren (d.w.z. iedere inrichting voor het opslaan, overslaan, bewerken, verwerken, verbranden of storten van afvalstoffen). In praktijk betekent dit dat de aanvrager gevraagd wordt een Bibob-vragenlijst in te vullen, die vervolgens aan de hand van een aantal indicatoren wordt beoordeeld. Een uitzondering daarop kan worden gemaakt indien: - een zodanige vergunning wordt aangevraagd voor een afvalstoffeninrichting die wordt gedreven door een overheidsdienst; - een inrichting kan worden onderscheiden in meerdere deelinrichtingen, die (deels) door verschillende (rechts)personen worden gedreven (deeldrijvers) en de aanvraag om zodanige vergunning niet (mede) betrekking heeft op een deelinrichting waarbij daadwerkelijk sprake is van activiteiten als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

 

- onmiskenbaar duidelijk is dat er geen Bibob-toets nodig is omdat dit geen nieuwe informatie op zal leveren ten opzichte van de informatie die al bij het bestuur bekend is. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als met zekerheid bekend is hoe de bedrijfsstructuur en financiering van een bedrijf in elkaar steekt en wie de drijver van de inrichting zal zijn, omdat de drijver binnen de periode van een jaar de vragenformulieren heeft ingevuld voor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer.

De bovengenoemde brancheselectie sluit overigens uitdrukkelijk niet uit dat in overige gevallen op basis van handhavingsinformatie of indicaties die de vergunningverlener krijgt bij de aanvraag om vergunning besloten worden om de aanvrager te verzoeken om de vragenformulieren in te vullen. Bijvoorbeeld wanneer een bedrijf dat de vergunning aanvraagt een handhavingsverleden heeft. Tenslotte kan in alle gevallen waarin de Bibob-Officier van Justitie een tip geeft om in het kader van een aanvraag van een vergunning een advies aan Bureau Bibob te vragen, (tenminste) een Bibob-intake plaatsvinden.

De vragen op het door de vergunningaanvrager in te vullen vragenformulier, hebben onder andere betrekking op de zeggenschap over de inrichting, de betrokkenheid bij andere inrichtingen / ondernemingen, de financiering van de inrichting, de eigendomssituatie en eventuele (andere) schulden die de aanvrager heeft. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd door de aanvrager, zal de provincie proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager die betrekking hebben op de inrichting waarvoor een vergunning wordt aangevraagd. Aan de hand van de door de aanvrager ingevulde vragenformulieren wordt door de provincie aldus een zorgvuldige en geobjectiveerde Bibob-screening uitgevoerd. Ook kan mede op basis van de ontvangen informatie nader onderzoek worden gedaan naar de aanvrager in zogenaamde open bronnen (Kamer van Koophandel, Kadaster, Hypotheekregister, etc.).

Aan de hand van een lijst van indicatoren wordt vervolgens besloten of er redenen aanwezig zijn om Bureau Bibob in Den Haag te verzoeken om advies uit te brengen als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob (Bureau Bibob heeft toegang tot justitiële registers etc. - zogenaamde gesloten bronnen - en stelt op aanvraag van het bestuursorgaan een onderzoek in naar de integriteit van de aanvrager). De Provincie Limburg maakt daarbij gebruik van de door het Bureau Bibob ontwikkelde standaard indicatoren voor het werkveld milieu. Deze indicatoren zijn door het Ministerie van Justitie in samenwerking met het werkveld ontwikkeld.

Deze indicatoren zijn:

  • 1.

    De Bibob-Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag om een vergunning, een advies aan Bureau Bibob te vragen.

  • 2.

    Na de Bibob-intake en de Bibob-screening door de provincie, blijven vragen bestaan over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

    • b.

      de financiering van het bedrijf;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand/ inrichting waarin de onderneming is gevestigd;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de provincie doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de provincie doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

 

Indien uit het advies van Bureau Bibob blijkt dat ernstig gevaar bestaat dat de aangevraagde vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen of uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld te waarderen voordelen te benutten, kunnen Gedeputeerde Staten van Limburg op basis van dat advies, de resultaten van het eigen onderzoek en een zorgvuldige belangenafweging besluiten om de aangevraagde vergunning te weigeren. Tot het weigeren van de vergunning wordt echter niet besloten, dan nadat Gedeputeerde Staten van Limburg zich ervan vergewist hebben dat het door Bureau Bibob verrichtte onderzoek dat ten grondslag ligt aan het advies op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (vergewisplicht).

B. Bibob als handhavingsinstrument.

Naast een instrument in het kader van vergunningverlening, is de Wet Bibob ook een instrument dat in het kader van de handhaving kan worden ingezet. De Wet Bibob biedt immers naast een (extra) weigeringsgrond ook een (extra) grondslag om bestaande vergunningen in te trekken. In de praktijk komt het er op neer dat Bureau Bibob wordt verzocht om ten aanzien van de houder van een geldende vergunning advies uit te brengen als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob. Indien uit het advies van Bureau Bibob blijkt dat ernstig gevaar bestaat dat de geldende vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen of uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld te waarderen voordelen te benutten, kunnen Gedeputeerde Staten van Limburg op basis van dat advies en na een zorgvuldige belangenafweging besluiten om de vergunning in te trekken. Tot het intrekken van de vergunning wordt echter niet besloten, dan nadat Gedeputeerde Staten van Limburg zich ervan vergewist hebben dat het door Bureau Bibob verrichtte onderzoek dat ten grondslag ligt aan het advies op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (vergewisplicht). Wordt tot intrekking van de geldende vergunning besloten, dan zal dit in principe worden gekoppeld aan het opleggen van een last onder dwangsom dan wel het toepassen van bestuursdwang om de alsdan illegale activiteiten te (doen) beëindigen.

Gelet op het ingrijpende karakter van het intrekken van een reeds verleende vergunning, zal met dit instrument in beginsel terughoudend worden omgegaan. Van dit instrument zal voornamelijk gebruik gemaakt worden nadat de Bibob-Officier van Justitie, met toepassing van artikel 26 van de Wet Bibob, Gedeputeerde Staten van Limburg heeft gewezen op de wenselijkheid om Bureau Bibob ten aanzien van een betrokkene om een advies te vragen. Daarnaast zal dit instrument worden gehanteerd in situaties waarin een melding als bedoeld in artikel 8.20, tweede lid, van de Wet milieubeheer is ontvangen dan wel zodanige melding is vereist en (handhavings)informatie en/of indicaties betreffende één of meer betrokkenen aanleiding vormen om ten aanzien van de (toekomstige) vergunninghouder bij Bureau Bibob advies in te winnen.

Overigens zal voorafgaand aan het vragen van advies aan Bureau Bibob in de regel overleg worden gepleegd met het Openbaar Ministerie van het arrondissement waarin de betreffende inrichting is gelegen om zeker te stellen dat door de Bibob-procedure geen strafrechtelijke onderzoeken worden doorkruist.

4. Overige relevante aspecten bij toepassing van de Wet Bibob.

Indien Bureau Bibob wordt verzocht om een Bibob-advies uit te brengen, wordt de aanvrager van de vergunning en/of de houder van de vergunning daarover schriftelijk geïnformeerd. De adviesaanvraag bij Bureau Bibob is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen zodanige adviesaanvraag staan derhalve geen rechtsmiddelen open. Wel staat het de aanvrager van een vergunning te allen tijde vrij om de aanvraag in te trekken. Als resultaat van het intrekken van de aanvraag zal de toepassing van de Wet Bibob worden beëindigd. Dit laatste lijdt slechts uitzondering wanneer de Wet Bibob gelijktijdig tevens als handhavingsinstrument wordt ingezet ten aanzien van een geldende vergunning.

 

Overigens vindt de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om een vergunning plaats met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (uniforme openbare voorbereidingsprocedure). Daarnaast wordt een besluit tot intrekking van een geldende vergunning voorbereid met inachtneming van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht. In voorkomend geval dat in het kader van deze voorbereidingsprocedures een zienswijze naar voren wordt gebracht waarbij het relevante Bibob-advies op één of meer onderdelen gemotiveerd wordt betwist, wordt de zienswijze in zoverre aan Bureau Bibob voorgelegd. Daarbij wordt Bureau Bibob, omwille van de zorgvuldigheid en de bestaande vergewisplicht, verzocht om ten aanzien van het betreffende onderdeel cau quo de betreffende onderdelen van de zienswijze aanvullend advies uit brengen en meer specifiek aan te geven of en in hoeverre een en ander leidt tot wijziging van het Bibob-advies. Uiteraard wordt het aanvullend advies vervolgens betrokken bij de besluitvorming.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd, L.J.P.M. Frissen, voorzitter

drs. F.J. Offerein, wnd. secretaris

 

Uitgegeven, 2 juli 2009 De Secretaris,

drs. F.J. Offerein, wnd. secretaris