Organisatie | Amstelveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Amstelveen |
Citeertitel | Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Amstelveen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Amstelveen 2004, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 september 2005.
Wet Werk en Bijstand
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | 01-07-2008 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 25-06-2008 Amstelveens Weekblad d.d. 02-07-2008 | 08-14 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een inkoopplan op. Hierin wordt op basis van het door het Ministerie voorlopig toegezegde budget aangegeven welke voorzieningen voor welke doelgroep zullen worden ingezet en ingekocht. Het college draagt hierbij zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod van ondersteuning en voorzieningen. Het college is hierbij gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid. Bij de beoordeling van wat doelmatig is, hanteert het college de uitgangspunten in de door de raad vastgestelde kadernota Werk en Bijstand.
HOOFDSTUK 2 RECHTEN EN PLICHTEN
Artikel 4 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling
Het college kan het aantal uren dat een belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid moet accepteren in afwijking van het tweede lid vaststellen. Hierbij houdt het college rekening met de individuele mogelijkheden, de belastbaarheid van de belanghebbende en de invulling die de ouder aan de zorgplicht wenst te geven.
HOOFDSTUK 3 RE-INTEGRATIEVOORZIENINGEN
Artikel 6 Algemene bepalingen over voorzieningen
In nadere beleidsregels wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden.
Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:
Artikel 14 Premie bij deeltijdwerk
Het college verstrekt aan een uitkeringsgerechtigde, die vanwege beperkingen aantoonbaar niet in staat is volledig uit te stromen en deeltijdarbeid verricht, een jaarlijkse premie voor deeltijdwerk ter hoogte van tweemaal de langdurigheidstoeslag uit artikel 36 van de wet, die op de persoon van toepassing zou zijn geweest indien daar recht op zou hebben bestaan.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.
De raad mandateert het college om ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vast te stellen en/of aan te passen.
TOELICHTING OP DE RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE AMSTELVEEN
Volgens de WWB krijgt het college de opdracht voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en ANW-ers. De WWB draagt aan de raad op een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld.
De basis voor de verordening is neergelegd in de artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid van de WWB.
De raad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.
Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:
Relatie met andere verordeningen
De WWB geeft de raad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen die een relatie hebben met de re-integratieverordening: afstemming en cliëntenparticipatie.
Maatregelen en handhavingsverordening
De re-integratieverordening en de handhavings- en afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met re-integratie. Er is derhalve gekozen voor twee aparte verordeningen.
De WWB geeft aan de raad tevens de opdracht een verordening cliëntenparticipatie op te stellen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE AMSTELVEEN
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand.
In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven, voortvloeiend uit artikel 7 lid 1 van de WWB.
Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. Daarbij is ook aangegeven dat de uitgangspunten zoals door de raad vastgesteld in de kadernota Werk en Bijstand richtinggevend/kaderstellend is. In nadere beleidsregels komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt door het college.
Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.
Tevens geeft het lid het college de opdracht inkoopbeleid in de vorm van een inkoopplan te formuleren. Hierbij is het college gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB en SUWI.
HOOFDSTUK 2 RECHTEN EN PLICHTEN
Artikel 3 Verplichtingen van belanghebbende
In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op bijstand.
Het tweede lid maakt expliciet dat het college bevoegd is om aanvullende verplichtingen te verbinden aan de bijstand.
Het derde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt de bevoegdheid van het college om de hoogte van de bijstand of de verplichtingen af te stemmen op de mate waarin de bijstandsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze afstemming bestaat uit het verlagen van de bijstand of het opleggen van nadere verplichtingen.
Artikel 4 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling
In de WWB is reeds aangegeven dat het college bevoegd is belanghebbende in individuele gevallen tijdelijk te ontheffen van een van de re-integratieverplichtingen. Volledigheidshalve is deze bepaling in de verordening herhaald.
In het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. Hierin wordt tot uitdrukking gebracht op welke manier het college om moet gaan met de re-integratieverplichtingen van alleenstaande ouders met kinderen vanaf vijf jaar en zolang het kind op de basisschool zit. Het gestelde in de WWB omtrent het rekening houden met de wens van ouders om zelf voor hun kinderen te zorgen is nader uitgewerkt. Uitgangspunt daarbij is dat ouders met schoolgaande kinderen in de leeftijd vanaf vijf jaar voor 30 uur per week beschikbaar kunnen zijn voor de arbeidsmarkt en re-integratie, mits de voorziening of werktijden hierop zijn afgestemd. Voor ouders met kinderen onder de vijf jaar wordt erkend dat het in de praktijk moeilijk om meer dan 20 uur per week opvang te organiseren.
In het derde lid wordt beschreven dat het college het aantal uren dat belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid dient te accepteren, in afwijking tot lid twee van dit artikel anders kan bepalen. Hierbij houdt het college rekening met de individuele mogelijkheden, de belastbaarheid van de belanghebbende en de invulling die de ouder aan de zorgplicht dient te geven.
Met betrekking tot alleenstaande ouders kan het college een ander aantal uren verplicht stellen nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang en de individuele afweging tussen het belang van arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht en de beschikbaarheid van voorzieningen dat toestaat.
Uitgangspunt is dat voorkomen moet worden dat (alleenstaande) ouders gedurende een tijd zich volledig uit het arbeidsproces terugtrekken, omdat dit terugkeer naar de arbeidsmarkt in de toekomst aanzienlijk belemmert. In geval van dringende redenen waardoor ouders tijdelijk zelf voor hun kinderen moeten zorgen, kan altijd een individuele afweging worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor ouders met kinderen boven de twaalf met bijvoorbeeld een ernstige handicap.
Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning en voorzieningen
De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid). Hierin wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de klant en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar de criteria geformuleerd in deze verordening en de beleidsregels Re-integratie Wet werk en bijstand gemeente Amstelveen.
Omdat voor de doelgroep niet-uitkeringsrechtigden geen sprake kan zijn van een bespaarde uitkering, wordt vanuit het re-integratiebudget geen voorzieningen verstrekt die bijdragen in kosten levensonderhoud, zoals een loonkostensubsidie. Daarnaast komen niet-uitkeringsgerechtigden met een partner met inkomen hoger dan 150% van het wettelijk minimum Inkomen (WML) niet in aanmerking voor vergoeding van inzet van voorzieningen. Dit neemt niet weg dat zij aanspraak kunnen maken op begeleiding en advisering door het CWI en de gemeente. De kosten die eventueel ontstaan bij de uitvoering van het benodigde traject, voor bijvoorbeeld een scholing, komen voor eigen rekening van de belanghebbende.
Artikel 6 Algemene bepalingen over voorzieningen
Dit artikel strekt ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet uitdrukkelijk in de verordening zijn opgenomen.
Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. Dit lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.
De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn.
Artikel 7 Financiering voorzieningen
Met het re-integratiebudget dat beschikbaar wordt gesteld door de raad worden alleen re-integratie voorzieningen gefinancierd, waaronder loonkostensubsidies en voorzieningen om belemmeringen met betrekking tot re-integratie weg te nemen.
Artikel 8 Budget- en subsidieplafonds voor voorzieningen
Artikel 9 Preventieve inzet middelen uit het Werkdeel Fonds Werk en Inkomen
Het doel van de preventieve inzet van middelen uit het Werkdeel Fonds Werk en Inkomen is de toestroom tot de WWB te beperken. De grootste groep WWB aanvragers is de groep die de maximale duur van een WW-uitkering heeft bereikt. Er wordt, in samenwerking met het UWV, naar gestreefd deze groep aan het werk te helpen voordat zij instroomt in de WWB.
Voordat een klant in aanmerking komt voor een dergelijk gecombineerd traject, wordt globaal getoetst of de desbetreffende persoon mogelijkerwijs in aanmerking komt voor een WWB uitkering. Daadwerkelijk toetsing op het recht op een WWB uitkering geschiedt bij de aanvraag.
Gezien het preventief karakter kan het voorkomen dat middelen worden ingezet ten behoeve van klanten die geen aanspraak (zullen) maken op een WWB uitkering. Om dit mogelijk te maken wordt de doelgroep waaraan W-deel middelen kunnen worden besteed verbreed. Hiernaast zal een overeenkomst worden opgesteld tussen de gemeente Amstelveen en het UWV waarin nadere afspraken worden vastgelegd. Hierbij gaat het om de financiële kaders en afspraken met betrekking tot de begeleiding van klanten.
Dit artikel maakt mogelijk dat de ketensamenwerking wordt geïntensiveerd. Een gezamenlijke aanpak in de keten is erop gericht om een betere dienstverlening aan de klant en een verlaging van het aantal werklozen in de gemeente te verwezenlijken.
Artikel 10 Persoonsgebonden re-integratiebudget
Binnen steeds meer regelingen wordt de mogelijkheid geboden voor een persoonsgebonden budget. In het kader van re-integratie werkt het UWV al langer met een persoonsgebonden budget. Gelet op de ketensamenwerking ligt het daarom voor de hand om ook aan WWB- uitkeringsgerechtigden deze mogelijkheid te bieden.
Artikel 11 Loonkostensubsidie gericht op re-integratie
Loonkostensubsidie wordt alleen ingezet voor de uitkeringsgerechtigde die 1 jaar of langer een WWB- uitkering ontvangt.
De loonkostensubsidie is een tijdelijk instrument (12 maanden) om een werkgever te compenseren voor een lagere productiviteit en de kosten van begeleiding.
De loonkostensubsidies binnen de WWB zijn vormvrij. Wel dient rekening gehouden te worden met de regelgeving van de Europese Gemeenschap over verboden staatssteun.
Er is geen sprake van staatssteun indien:
Binnen de beleidsregels worden aan de werkgever geen nadere eisen gesteld met betrekking tot sector of vestigingsplaats.
Artikel 12 Stimuleringspremie A
De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een premie kan worden verstrekt. De in deze verordening benoemde premies, waaronder de onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk mogen bij elkaar opgeteld, in een kalenderjaar nooit meer dan maximaal € 2.160,- bedragen. Tot dit bedrag zijn de premies onbelast en tellen dan ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen.
Belanghebbende met een bijstandsuitkering die deelneemt aan een re-integratietraject kan in bepaalde omstandigheden gedurende het traject éénmaal per kalenderjaar in aanmerking komen voor een stimuleringspremie. In beleidsregels worden de doelgroepen beschreven en de hoogte van de stimuleringspremie geregeld.
Artikel 13 Stimuleringspremie B
De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een premie kan worden verstrekt. De in deze verordening benoemde premies, waaronder de onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk mogen bij elkaar opgeteld, in een kalenderjaar nooit meer dan maximaal € 2.160,- bedragen. Tot dit bedrag zijn de premies onbelast en tellen dan ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen.
In beleidsregels worden de doelgroepen beschreven en de hoogte van de uitstroompremie geregeld. De premie kan slechts éénmaal per persoon worden toegekend en indien iemand minimaal 36 maanden aaneengesloten uitkeringsafhankelijk is. Het college kan, met betrekking tot de aaneengesloten uitkeringsduur een uitzondering maken voor de doelgroep alleenstaande ouders en gehandicapten maken.
Artikel 14 Premie bij deeltijd werk
De wetgever heeft iedereen die deeltijd werkt en aanvullend bijstand ontvangt, uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag. Ten aanzien van een specifieke groep deeltijdwerkers, te denken valt aan personen met medischebeperkingen, kan worden gesteld dat zij niet in staat zijn om voltijds te werken. In deze situatie is er sprake van een maximale inzet qua het verrichten van werk, maar ook van langdurige bijstand. Tevens is er geen kans op volledige uitstroom uit de bijstand en vanwege de rijksregels dus geen recht hebben op langdurigheidstoeslag. Deze regel werpt een belemmering op voor personen met een aantoonbare beperking om wel te gaan werken, omdat zij met dat werk direct of op termijn de langdurigheidstoeslag mislopen, terwijl zij op de bijstand aangewezen blijven. Om dit te voorkomen zal aan deze specifieke groep deeltijdwerkers een premie worden verstrekt ter hoogte van twee maal de langdurigheidstoeslag die op hen van toepassing zou zijn geweest als ze niet zouden werken. De regelgeving met betrekking tot de langdurigheidstoeslag zijn bij deze premie van toepassing.
Op grond van artikel 31 lid 2 sub k WWB kan een kostenvergoeding worden vrijgelaten voor het verrichten van onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk. Indien de organisatie waar onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk wordt verricht geen onkostenvergoeding verstrekt kan het college een onkostenvergoeding verlenen voor het verrichten van onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk. In de beleidsregels worden de doelgroepen en de hoogte van de onkostenvergoeding geregeld.
In de regeling WWB wordt voor de hoogte van de vrijlating van een kostenvergoeding onderscheidt gemaakt tussen onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk als voorziening gericht op arbeidsinschakeling of een andere vorm van vrijwilligerswerk. Voor het verstrekken van de onkostenvergoeding zal hetzelfde onderscheidt worden gemaakt.