Organisatie | Steenbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bezoldigingsverordening 2001 gemeente Steenbergen |
Citeertitel | Bezoldigingsverordening 2001 gemeente Steenbergen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Ambtenarenwet, art. 125 juncto artikel 3:1 Car/Uwo
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-11-2014 | 01-01-2016 | toevoeging art. 21a | 24-06-2014 gemeenteblad | BM1401404 | |
15-11-2012 | 18-11-2014 | wijziging art. 20 | 23-11-2012 gemeentelijke website | BM1202372 | |
01-01-2001 | 15-11-2012 | nieuwe regeling | 28-02-2002 Personeel actueel 15-03-2002 | 0107630 |
De raad der gemeente Steenbergen;
in behandeling genomen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d . 22 januari 2002;
gelet op de bereikte overeenstemming in de commissie voor Georganiseerd Overleg d.d. 27 juni 2001 en de verkregen instemming van de Ondernemingsraad d.d. 21 december 2001 en 17 januari 2002;
mede gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet juncto artikel 3:1 van de CAR/UWO-regeling gemeente Steenbergen;
Bezoldigingsverordening 2001 gemeente Steenbergen
Waar in deze regeling wordt gesproken in de mannelijke vorm wordt hieronder mede verstaan de vrouwelijke vorm.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
De salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen en salarisanciënniteit zoals opgenomen in bijlage II of bijlage Ila van de CAR/UWO-regeling gemeente Steenbergen 1997, of , indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, op dit bedrag.
Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 7 respectievelijk hoofdstuk 10 van de CAR/UWO-regeling gemeente Steenbergen 1997, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.
Periodieke verhoging van het salaris
Indien de datum van indiensttreding of plaatsing in een salarisschaal met een hoger maximumsalaris valt in de eerste helft van het kalenderjaar, gaat de eerstvolgende periodieke verhoging in op 1 januari van het daarop volgende jaar. Indien de datum van indiensttreding of plaatsing in een salarisschaal met een hoger maximumsalaris valt in de tweede helft van het kalenderjaar, gaat de eerstvolgende periodieke verhoging in op 1 juli van het daarop volgende jaar.
Extra periodieke verhoging van het salaris
Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, toekennen op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking, vastgesteld aan de hand van een personeels-beoordelingssysteem;
Bij de toepassing van het eerste lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.
Achterwege laten van een periodieke salarisverhoging
Bij onvoldoende functioneren van de ambtenaar -vastgesteld aan de hand van een personeelsbeoordelingssysteem- kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat ten aanzien van hem salarisverhogingen, als bedoeld inartikel 7, achterwege worden gelaten.
Salaris bij bevordering naar een hogere schaal
voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid, onder b, van de CARAJWO-regeling gemeente Steenbergen 1997, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% be¬draagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.
Onverminderd het bepaalde in artikel 7 wordt het salaris in de nieuwe salaris schaal verhoogd tot een bedrag in die schaal, zodra en voor zoveel zulks nodig is om te bereiken dat het nieuwe salaris blijft uitgaan boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.
Ill INSTRUMENTEN VAN FLEXIBELE BELONING
Persoonlijke toelage na bereiken maximum functionele schaal
Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan door burgemeester en wethouders, wanneer daartoe naar hun oordeel op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver aanleiding bestaat -vastgesteld aan de hand van een personeelsbeoordelingssysteem- een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO-regeling gemeente Steenbergen 1997 worden toegekend.
IV OVERIGE TOELAGEN EN VERGOEDINGEN
De functioneringstoelage bedraagt 10 procent van het salaris van de ambtenaar met dien verstande dat de som van dat salaris en die toelage nooit meer bedraagt dan het hoogste bedrag verbonden aan de salarisschaal welke als naasthogere geldt ten opzichte van de voor de ambtenaar geldende functieschaal.
De duur van de afbouwtoelage is gelijk aan één vierde gedeelte van de tijd, gedurende welke de functioneringstoelage zonder wezenlijke onderbreking is genoten. Bij het berekenen van het aantal maanden vindt een afronding plaats naar boven op een geheel aantal maanden. De afbouwperiode wordt in drie gelijke delen gesplitst, waarbij het eerste en eventueel het tweede deel naar boven wordt afgerond, met dien verstande dat het totaal aantal maanden niet meer mag bedragen dan de duur van de gehele afbouwperiode.
Indien en zodra de bezoldiging van de ambtenaar verhoogd wordt als gevolg van een nieuw toegekende toelage wordt de afbouwtoelage verminderd met het bedrag van de nieuwe toegekende toelage. Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO-regeling gemeente Steenbergen 1997.
Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst (consignatie)
aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 9 van bijlage Ila en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR/UWO-regeling gemeente Steenbergen 1997 ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.
Afbouwtoelage onregelmatige dienst en consignatiedienst
Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikelen 22 en 23 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:
de ambtenaar de toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23 direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder, wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23 direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.
Burgemeester en wethouders nemen voor de toepassing van dit artikel de nadere regels in acht, welke door de Minister van Binnenlandse Zaken zijn of worden gesteld voor de toepassing van een dienovereenkomstige bepaling in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
Onverminderd hetgeen bij of krachtens de wet geregeld is met betrekking tot de loondoorbetaling bij ziekte, worden, voor de toepassing van het bepaalde in hoofdstuk 7 van de CAR/UWO-regeling gemeente Steenbergen 1997 inzake het recht van de ambtenaar op doorbetaling van de bezoldiging, de toelagen als bedoeld in de artikelen 22 en 23 van deze bezoldigingsverordening slechts geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de twaalf kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand aan die toelage is toegekend c.q. uitbetaald. Voorzover de ambtenaar op evenbedoelde datum minder dan twaalf kalendermaanden zijn betrekking heeft vervuld wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand is toegekend c.q. uitbetaald over het tijdvak waarin hij voor het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest, tenzij dit tijdvak geen adequate maatstaf is voor het bepalen van de gemiddelde bezoldiging per maand over een kalenderjaar gezien.
De ambtenaar, die met toepassing van de bezoldigingsverordeningen van de gemeenten Dinteloord en Prinsenland, Nieuw-Vossemeer en Steenbergen zoals deze luidden voor 1 januari 1997, een vergoeding of toelage ontving, niet zijnde een onkostenvergoeding, en op grond van deze verordening niet opnieuw recht heeft op een dergelijke toelage of vergoeding, ontvangt een garantietoelage overeenkomende met het bedrag van deze vergoeding of toelage.
Artikelsgewijze toelichting op de Bezoldigingsverorden ng gemeente Steenbergen 2001.
Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting op de bezoldigingsverordening, voorzover de tekst van de artikelen niet voor zichzelf spreekt.
Voor de begripsomschrijvingen is omwille van de uniformiteit en duidelijkheid zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de gemeentelijke CAR/UWO-regeling.
Aan de begripsomschrijving salaris in onderdeel b is ten opzichte van de oude regeling toegevoegd de zinsnede "onverminderd het bepaalde in artikel 4a:3 van de CAR/UWO", teneinde mogelijk te maken dat het salaris verlaagd wordt voor eventuele uitruilmogelijkheden in het kader van het cafetariamodel, bijvoorbeeld een tijdelijke verlaging van het salaris in het kader van een PC-privé-regeling of een fietsplan.
In onderdeel d heeft de schaal zoals opgenomen in bijlage II betrekking op de oude salarisstructuur. Momenteel is nog één medewerker ingeschaald volgens de salaristabel van de oude salarisstructuur. Om die reden dient hiervoor nog een regeling te worden opgenomen. De schaal zoals opgenomen in bijlage Ila heeft betrekking op de nieuwe salarisstructuur.
Salarisanciënniteit zoals omschreven in onderdeel f wordt in de salaristabellen ook wel aangeduid als periodiek. Omdat het gebruikelijk is in aanstellingsaktes het salaris te vermelden op basis van schaal en salarisanciënniteit is in deze bezoldigingsverordening ook uitgegaan van de aanduiding salarisanciënniteit.
In onderdeel h wordt voor het begrip bezoldiging eenvoudigheidshalve verwezen naar artikel 3:1 van de gemeentelijke CAR/UWO-regeling. Hierin wordt bezoldiging gedefinieerd als:"het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen -niet zijnde onkostenvergoedingen- als omschreven in de in het eerste lid bedoelde regeling, alsmede het bedrag van de functioneringstoelage en de waarnemingstoelage". Met de in het eerste lid bedoelde regeling wordt dus bedoeld de onderhavige bezoldigingsverordening. De functioneringstoelage verwijst naar de in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO geregelde persoonlijke toelage. Op grond van deze begripsomschrijving worden alle toelagen van de hoofdstukken III en IV tot de bezoldiging gerekend. Dan blijven nog over de gratificatie (artikel 12), de groepsgratificatie (artikel 13), de bindingspremie (artikel 17) en de overwerkvergoeding (artikel 21), die een incidenteel karakter dragen. Deze vallen niet onder het begrip bezoldiging.
Dit zijn artikelen van administratief-technische aard.
Er is bewust voor gekozen om te verwijzen naar de bijlagen II en Ila van de gemeentelijke CAR/UWO-regeling en niet naar bijlagen toegevoegd aan de bezoldigingsverordening. Het voordeel is dat als de bijlagen II en Ila wijzigen, dit automatisch wordt meegenomen voor de bezoldigingsverordening. Als in de gemeente geen medewerkers meer zijn ingeschaald volgens de salaristabel van de oude structuur (bijlage II), dan dient deze bepaling te worden gewijzigd. Dit zal het geval zijn per 1 januari 2002. Voor wat betreft de toepassing van bijlagen II en Ila is volstaan met een verwijzing naar artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid, van de gemeentelijke CAR/UWO¬regeling. Er kan ook voor gekozen worden om de tekst van voornoemde artikelleden te verwerken in de bezoldigingsverordening. Omdat een en ander toch een aflopende zaak is, wordt zulks niet nodig geacht.
De nadere regels met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode zijn vastgelegd in de Procedureregeling functiebeschrijving en –waardering gemeente Steenbergen. Als methode geldt het functiewaarderingssysteem HR21.
In artikel 3:1, eerste lid, van de CAR/UWO is bepaald dat de ambtenaar een bezoldiging wordt toegekend binnen het kader van een afzonderlijk vast te stellen bezoldigingsverordening. In artikel 3:1:1, eerste lid, van de CAR/UWO worden vervolgens een aantal criteria en gezichtspunten aangeduid die van invloed kunnen zijn bij de bepaling van de bezoldiging van de individuele medewerker. Deze criteria en gezichtspunten zijn: aard van de betrekking, wijze waarop de functie wordt vervuld, bekwaamheid en geschiktheid van de medewerker in het belang van de dienst voor werkzaamheden die niet tot zijn eigenlijke betrekking behoren, leeftijd en dienstjaren en andere van belang zijnde omstandigheden. Met name het criterium "de aard van de betrekking" (ofwel het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten) is de basis voor het vaststellen van de bezoldiging. Dit geschiedt door middel van functiewaardering. De vertaling van de waardering in een daarbij behorende salarisschaal, de zogenoemde functieschaal, geschiedt met behulp van een conversietabel. Op grond van eerdergenoemd artikel 3:1:1 kunnen ook andere elementen meegewogen worden bij de vaststelling van de bezoldiging van de individuele medewerker zoals bijvoorbeeld de wijze van functievervulling.
In artikel 6 van de bezoldigingsverordening ligt verankerd dat de voor de betrekking, middels een systeem van functiewaardering, vastgestelde functieschaal het uitgangspunt is voor de bepaling van de voor de ambtenaar geldende salarisschaal. De toegevoegde zinsnede "tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet" duidt er evenwel op, dat ter zake ook andere factoren in aanmerking kunnen worden genomen. Bijvoorbeeld is het toegestaan een aanloopschaal te hanteren wanneer een medewerker nog niet aan alle functie-vereisten voldoet (opleiding, ervaringsjaren, volledige functievervulling etc.). Uit de jurisprudentie blijkt dat als de vorenbedoelde toevoeging ontbreekt, dit ertoe kan leiden dat de medewerker recht heeft op de functionele bezoldiging ook al geeft zijn functioneren daartoe nog geen aanleiding. De Centrale Raad van beroep staat op het standpunt dat een ambtenaar in principe behoort te worden ingepast in de bij zijn functie behorende salarisschaal. Alleen indien er van een duidelijk nog niet voldoende functioneren sprake is kan daarvan worden afgeweken. Deze mogelijkheid moet dan wel uitdrukkelijk in de betrokken rechtspositieregeling vastliggen.
In navolging van de bestaande regeling is gekozen voor een tweetal ingangsdata van de jaarlijkse periodieke verhoging, te weten 1 januari en 1 juli. Er zou ook voor gekozen kunnen worden om de ingangsdatum van aanstelling of bevordering naar een hogere salarisschaal als vertrekpunt te nemen voor de jaarlijkse periodieke verhoging. Omdat zulks in veel gevallen een verslechtering van de rechtspositie zal inhouden dient dan ter waarborging van bestaande rechten een overgangsregeling te worden getroffen.
In samenhang met de artikelen 9 en 10 dient een gradatie in functioneren te worden aangegeven. Ter zake zijn verschillende terminologieën denkbaar. Bruikbare alternatieven zijn: "naar behoren functioneren", "voldoende functioneren", "bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en ijver", gemiddeld functioneren". Het gaat er maar om een rangorde aan te brengen in de wijze van functioneren.
Als criterium voor het in aanmerking komen voor de jaarlijkse periodieke verhoging is gekozen voor de term "naar behoren functioneren" waarbij bewust geen link is gelegd naar het personeelsbeoordelingssysteem. Hierbij is in ogenschouw genomen dat als algemeen uitgangspunt van het gemeentelijk loongebouw geldt dat het salaris binnen een salarisschaal jaarlijks verhoogd wordt op basis van diensttijd (opgedane ervaring) totdat het maximum van die schaal bereikt is. Dit verklaart ook de imperatieve redactie van dit artikel: "de ambtenaar wordt toegekend...". Wanneer een ambtenaar geen aanmerkingen of kritiek te horen krijgt ten aanzien van zijn functioneren mag hij er van uit gaan dat hij naar behoren functioneert, althans volgens de eisen en verwachtingen die de organisatie c.q. leidinggevenden aan zijn functioneren stellen. Om dit nog eens expliciet bevestigd te zien middels een formele personeelsbeoordeling is weinig zinvol. Overigens zou dit een dusdanig zware administratieve last met zich meebrengen, dat het praktisch onuitvoerbaar zou zijn. Wanneer een ambtenaar zodanig onvoldoende of slecht functioneert dat er redenen aanwezig worden geacht om hem de jaarlijkse periodieke verhouding te onthouden, zal wel de weg van de formele personeelsbeoordeling gevolgd moeten worden (zie artikel 9). Blijft dit achterwege dan mag de ambtenaar veronderstellen dat hij naar behoren functioneert en zijn salaris jaarlijks verhoogd wordt voorzover hij nog periodieke verhogingen tegoed heeft in zijn salarisschaal. Feitelijk geldt hier: "geen bericht is goed bericht".
Omdat op er dit moment geen ambtenaren meer zijn die bezoldigd worden volgens een salarisschaal in de oude structuur waaraan zogenoemde uitloopperiodieken verbonden zijn, behoeft in de thans voorliggende bezoldigingsverordening geen regeling meer te worden getroffen voor de diensttijduitlopen.
Voorheen was in de CAR/UWO geregeld dat ziekte niet van invloed is op de ingangsdatum van de periodieke salarisverhogingen. In artikel 7:22:4 is thans vermeld dat het onderwerp salarisverhogingen tijdens ziekte in een lokale regeling nader dient te worden uitgewerkt. De huidige redactie is conform de vervallen bepaling in de CAR/UWO. Er mag evenwel ook een andere invulling aan dit artikel worden gegeven. Bijvoorbeeld opschorting van de ingangsdatum periodieke salarisverhoging bij afwezigheid wegens ziekte voor langere duur (tijdsduur en criteria aangeven), hetgeen in voorkomende gevallen als extra prikkel kan worden gezien voor de ambtenaar om zo snel mogelijk het werk te hervatten, mits medisch verantwoord uiteraard (oordeel bedrijfsarts).
In tegenstelling tot het imperatief geredigeerde artikel 7 inzake de jaarlijkse periodieke verhoging, gaat het hier om een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag: burgemeester en wethouders kunnen toekennen ... c.q. kunnen achterwege laten...". In casu gaat het om afwijkingen van de algemene regel c.q. de algemene beleidslijn. Dit behoeft een goede onderbouwing. Vandaar is als eis gesteld dat een en ander gebaseerd is op een personeelsbeoordeling welke is opgesteld aan de hand van een beoordelingssysteem. In voorkomende gevallen dient alsdan de procedure ingevolge en overeenkomstig de Regeling personeelsbeoordeling gemeente Steenbergen te worden toegepast.
De beslissingsbevoegdheid ligt bij burgemeester en wethouders. Sinds de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht is delegatie van een dergelijke beslissingsbevoegdheid aan hoofden van dienst (geen bestuursorgaan) niet meer mogelijk. Mandaat -het in naam van burgemeester en wethouders beslissen- kan wel. Een mandaatbesluit dient schriftelijk te worden vastgelegd.
In dit artikel wordt de bevorderingssystematiek geregeld. Het eerste lid onder b geeft de aanvullende regels voor de nieuwe salarisstructuur weer (zie ook LOGA-brief d.d. 20 december 1995, nummer Lbr. 95/259). Binnen de nieuwe salarisstructuur wordt de ambtenaar, bij overgang naar een hogere schaal, ingeschaald op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal. Echter, in het geval dat het verschil tussen dit naasthogere bedrag en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal, maar in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naasthogere bedrag.
Deze bepaling dient met ingang van 1 januari 2002 te worden aangepast omdat er in de gemeente geen medewerkers meer zijn ingeschaald volgens de salaristabel van de oude structuur (bijlage II).
III INSTRUMENTEN VAN FLEXIBELE BELONING
De artikelen 12 tot en met 17 bevatten instrumenten van flexibele beloning, te weten: de gratificatie, de groepsgratificatie, de tijdelijke persoonlijke toelage, de persoonlijke toelage bovenop het maximum salaris (ofwel de functioneringstoelage, tijdelijk dan wel structureel), de arbeidsmarkttoelage en de bindingspremie . Al deze instrumenten hebben als kenmerk dat hiermee op flexibele wijze kan worden gedifferentieerd in beloning. De flexibiliteit zit in het tijdelijk karakter van deze instrumenten.
Dit in tegenstelling tot het toekennen van extra periodieken, dat een structureel karakter heeft. Hoe flexibel deze instrumenten worden toegepast, hangt uiteraard af van het lokale beleid ten aanzien van flexibel belonen. Ook zijn andere, minder flexibele beloningsinstrumenten denkbaar, zoals vaste toelagen. Een nadeel van vaste toelagen is -naast de kosten die dit structureel met zich meebrengt- dat de prikkel die van de toelage uit zou moeten gaan vermindert, zo niet verdwijnt.
Er kan voor gekozen worden om een (groot) deel van de genoemde instrumenten van flexibele beloning niet op te nemen in de bezoldigingsverordening, bijvoorbeeld omdat de beloningsinstrumenten elders zijn c.q. worden geregeld (zoals een door de gemeenteraad vastgestelde regeling/beleidsnota flexibele beloning) of geheel niet worden toegepast en daartoe ook geen behoefte zal bestaan. Dit heeft niet de voorkeur zoals hierna zal worden toegelicht.
Door opneming van deze instrumenten in de bezoldigingsverordening bestaat een overzichtelijk geheel van maatregelen die op de hoogte van de hierin geregelde bezoldiging voor de ambtenaar van invloed kunnen zijn. Nadrukkelijk zij vermeld dat opneming van deze artikelen niet betekent dat men ook daadwerkelijk aanspraak kan maken op deze voorzieningen. Men kan een dergelijke voorziening nimmer claimen. Of de instrumenten daadwerkelijk toege¬past zullen worden is een beleidskwestie. In casu betreft het een discretionaire bevoegdheid: "burgemeester en wethouders kunnen toekennen...". Met opneming van deze artikelen is beoogd een juridisch kader te scheppen waarbinnen burgemeester en wethouders nader beleid kunnen ontwikkelen om daaraan vervolgens in de praktijk uitvoering aan te (doen) geven. In ieder geval zullen, in overleg met GO en OR, de uitvoeringsaspecten zoals duur, hoogte en criteria nader uitgewerkt moeten worden in een nadere regeling/beleidsnotitie.
Voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen zij vermeld dat burgemeester en wethouders hierin een ruime mate van beleidsvrijheid hebben. Met het oog op het hoger toezicht dient hierbij in ogenschouw te worden genomen, dat een en ander niet mag leiden tot aanspraken die in de overheidsverhoudingen als excessief moeten worden aangemerkt. In het belang van een evenwichtige beloningsstructuur verdient het in het algemeen geen aanbeveling dat het salaris volgens schaal¬bedrag + toelage in het kader van beloningsdifferentiatie uitstijgt boven het maximum van de naasthogere schaal. Als zodanig is dit beginsel vastgelegd in de artikel 14, 15 en 16. Er kan eventueel ook voor gekozen te worden om in de bezoldigingsverordening helemaal geen kaders aan te geven voor wat betreft maximale duur en hoogte der toelagen, doch hiervoor met toepassing van artikel 18 een nadere regeling te ontwerpen.
De artikelen 12 ten met 15 zien met name op instrumenten die verband houden met de relatie tussen beloning en de wijze van functioneren. De artikelen 16 en 17 zien op instrumenten die primair verband houden met de relatie tussen beloning en arbeidsmarktproblematiek. Cumulatie van instrumenten is in beginsel mogelijk. De artikelen 12 t/m 15 enerzijds en deartikelen 16 en 17 anderzijds dienen namelijk een verschillend doel, zodat het goed mogelijk is aan een individuele ambtenaar beide vormen van beloningsdifferentiatie toe te kennen. Het betreft dan een ambtenaar die bijzonder goed functioneert en tegelijkertijd schaars is op de arbeidsmarkt waardoor een mogelijk vertrek dreigt.
Net als bij de artikelen 7, 9 en 10 zijn voor de gebruikte terminologie in de artikelen 12 tot en met 15 alternatieven denkbaar. Zo wordt in artikel 12 gesproken van een bijzondere individuele prestatie. Denkbare alternatieven zijn: "buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke functievervulling", "buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver", "uitstekend functioneren" etc.
Hierna zal artikelsgewijs nader commentaar worden gegeven:
Van de flexibele beloningsinstrumenten hebben de gratificatie en groepsgratificatie het meest incidentele karakter. Veelal betreft het situaties waarin sprake is van het leveren van een extra inspanning van tijdelijke aard en redelijke omvang. Hiervoor is geen personeelsbeoordeling vereist. Deze instrumenten hebben het meeste effect indien ze meteen na de prestatie toegepast worden en de situatie nog voor iedereen herkenbaar is.
Dit artikel ziet op de mogelijkheid om een ambtenaar bij bovengemiddeld functioneren gedurende een langere periode een tijdelijke toeslag toe te kennen. Een en ander dient te steunen op een objectieve personeelsbeoordeling. Toekenning is een discretionaire bevoegdheid van burgemeester en wethouders, d.w.z. dat er beleidsvrijheid bestaat. Uiteraard dient hierbij de Algemene wet bestuursrecht en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te worden genomen en mag toekenning niet willekeurig geschieden. Ter invulling van vorenbedoeld beleid zal in een nadere regeling/notitie uitgewerkt moeten worden wanneer er aanleiding is een dergelijke toeslag toe te kennen waarbij logischerwijs een link wordt gelegd naar de verkregen beoordelingsresultaten (kwalificatie, frequentie) middels toepassing van het personeelsbeoordelingssysteem.
Ingevolge artikel 3:7:8 van de CAR/UWO-regeling kan de ambtenaar die het maximum van zijn functieschaal bereikt heeft, een persoonlijke toelage toegekend worden (ook wel functioneringstoelage genoemd). Deze toelage is nader uitgewerkt in het onderhavige artikel 15 van de bezoldigingsverordening. Toekenning van deze toelage dient te steunen op een objectieve personeelsbeoordeling. In een nadere regeling zal uitgewerkt moeten worden welke criteria gelden om voor een dergelijke toelage in aanmerking te komen waarbij in samenhang met de toepassing van de artikelen 9, 10 en 14 een link wordt gelegd naar de verkregen beoordelingsresultaten middels toepassing van het personeelsbeoordelingssysteem. Tevens zullen nadere criteria ontwikkeld moeten worden voor de duur van de toelage.
Dit artikel geeft de mogelijkheid om differentiatie in beloning toe te passen op grond van arbeidsmarktknelpunten door middel van toekenning van een zogenoemde arbeidsmarkttoelage.
In de bezoldigingsverordening is in ieder geval het karakter van dit instrument geregeld: een tijdelijke toelage voor maximaal drie jaren bestaande uit een vast percentage van het salaris van de ambtenaar. Als plafond is aangegeven dat salaris + deze toelage niet uitstijgen boven het maximum van de naasthogere schaal. Uitgangspunt is dat de toelage maandelijks uitbetaald wordt en valt onder de begripsomschrijving bezoldiging. Bij ziekte vindt doorbetaling plaats voorzolang de toekenningstermijn (nog) niet verstreken is. Er kan ook gekozen worden voor een andere opzet, mits deze binnen redelijke grenzen blijft.
Voor de toepassing van dit instrument dienen goede beleidsregels geformuleerd te worden. Hierbij kan een link worden gelegd naar de jaarlijkse Trendnota Arbeidszaken Overheid van de minister van Binnenlandse zaken waarin een samenhangend beeld wordt geschetst van ontwikkelingen op het terrein van de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector in het algemeen en in de overheidssectoren in het bijzonder. Daarnaast dient uiteraard te worden ingespeeld op de specifiek plaatselijke situatie. Als lokaal criterium kan bijvoorbeeld gelden dat voor een functie minimaal tweemaal een oproep geplaatst moet zijn geweest, waarbij men er niet in slaagt op "normale wijze" te werven, voordat tot toekenning van een dergelijke toelage kan worden overgegaan. Een en ander dient in een nadere regeling/notitie te worden uitgewerkt. Als minimale voorwaarde geldt dat omtrent het voornemen tot concrete toepassing van artikel 16 (en artikel 17) overleg gevoerd wordt met de ondernemingsraad. Bij de eventuele toekenning van een arbeidsmarkttoelage aan nieuw personeel (werving) dient te allen tijde een afweging te worden gemaakt ten opzichte van het zittende personeel (behoud).
Ook de bindingspremie is een instrument om te differentiëren in beloning op basis van arbeidsmarktknelpunten. Essentieel verschil met de arbeidsmarkttoelage is dat het hier niet gaat om een maandelijkse toelage, maar om een premie die na afloop van een afgesproken tijdvak, dus achteraf, betaald wordt.
In tegenstelling tot de arbeidsmarkttoelage maakt de bindingspremie geen deel uit van de bezoldiging. Zo zullen vooraf ook goede afspraken gemaakt moeten worden over de premie-aanspraken ingeval van ziekte.
Voor de toepassing van de bindingspremie dienen zoveel mogelijk in samenhang met de arbeidsmarkttoelage als bedoeld in artikel 16 goede beleidsregels geformuleerd te worden. Als algemeen uitgangspunt voor de toepassing van deze instrumenten geldt in ieder geval:
Evenals bij toepassing van artikel 16 geldt dat omtrent het voornemen tot concrete toepassing van artikel 17 overleg gevoerd moet worden met de ondernemingsraad. Bij de eventuele toekenning van een bindingspremie aan nieuw personeel (werving) dient te allen tijde een afweging te worden gemaakt ten opzichte van het zittende personeel (behoud).
Artikel 18 bevat feitelijk de opdracht aan burgemeester en wethouders om het flexibel beloningsbeleid uit te werken in een nadere regeling of beleidsnotitie voordat beslissingen kunnen worden genomen op individuele basis. Met name zal hierbij ook aandacht besteed moeten worden aan de conversie van de resultaten van de vastgestelde personeelsbeoordelingen ingevolge de Regeling personeelsbeoordeling gemeente Steenbergen naar belonings-differentiatie, m.a.w. de vertaling van de verkregen beoordelingskwalificaties naar de toepassing van de flexibele beloningsinstrumenten. Met betrekking tot de toekenning van de arbeidsmarkttoelage (artikel 16) en de bindingspremie (artikel 17) zullen in ieder geval nadere toetsingscriteria ontwikkeld moeten worden.
Artikel 19 regelt dat bij beëindiging van (een van) de instrumenten van flexibele beloning geen afbouwregeling wordt toegepast. Een afbouwtoelage zou niet passen bij het karakter van deze beloningsvormen.
Per 1 januari 2013 is het nieuwe functiewaarderingssysteem HR21 van kracht.
In tegenstelling tot het tot 1 januari 2013 toegepaste functiewaarderingssysteem GFS maken coördinerende taken in HR 21 geen deel uit van de functiebeschrijving en
-waardering. HR 21 biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen de module coördinatie toe te voegen. Lokaal dient hiervoor dan een beloning te worden vastgesteld. De module coördinatie HR21 maakt onderdeel uit van het vastgesteld functieboek gemeente Steenbergen 2013.
De module coördinatie kent evenals de normfuncties binnen HR 21 een standaardbeschrijving. Voor toepassing verklaring van deze module is vereist dat de desbetreffende ambtenaar minimaal 5 medewerkers aanstuurt overeenkomstig de gegeven taakbeschrijving
Met de in dit artikel opgenomen functioneringstoelage wordt de beloning geregeld voor de ambtenaren op wiens functie de coördinatiemodule HR21 van toepassing is verklaard en aldus de navolgende coördineerde taak heeft voor minimaal vijf medewerkers:
In lid 1 is tot uitdrukking gebracht dat het toekennen van een functioneringstoelage een discretionaire bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders. Koppeling van deze module aan een bepaalde functie betekent niet automatisch dat de betreffende ambtenaar daarvoor een functioneringstoelage wordt toegekend. Hierbij kunnen ook andere factoren een rol spelen zoals het voldoen aan de functie-vereisten en/of de wijze van functioneren. In het geval de module op de functie van de ambtenaar van toepassing is verklaard maar de betreffende ambtenaar (nog) niet geheel functioneert volgens de aan de functie gestelde eisen en verwachtingen wordt in beginsel geen toelage toegekend. In de jaargesprekscyclus zouden ter zake dan nadere afspraken vastgelegd kunnen worden.
In de leden 2 en 3 is geregeld dat een ambtenaar die bezoldigd wordt volgens een hogere salarisschaal (garantieschaal) dan zijn functieschaal, in een voorkomend geval geen of een geringere functioneringstoelage ontvangt.
In lid 4 is tot uitdrukking gebracht dat de functioneringstoelage altijd een tijdelijk karakter heeft. Indien de module coördinatie niet meer op de functie van de ambtenaar van toepassing is, wordt de functioneringstoelage ingetrokken en in voorkomende gevallen afgebouwd conform hetgeen geregeld is in de leden 5 tot en met 12.
In de leden 5 tot en met 12 is een afbouwregeling getroffen voor de situatie dat een ambtenaar blijvend in inkomsten achteruit gaat door het buiten zijn toedoen wegvallen of verminderen van de functioneringstoelage. Deze voorziening heeft niet het karakter van een garantieregeling maar van een overgangsregeling. Beoogd wordt een vermindering van inkomsten minder abrupt te doen verlopen.
Bij een toekomstige indeling in een hogere salarisschaal vervalt de afbouwtoelage. Toekenningen van nieuwe toelagecomponenten (hieronder ook begrepen verhogingen van bestaande toelagen anders dan algemene CAO-verhogingen) worden verrekend met de bedragen van de afbouwtoelage
In de artikelen 21 tot en met 24 worden respectievelijk geregeld: de waarnemingstoelage, de overwerkvergoeding, de toelage onregelmatige dienst en de toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst. Deze toelagen hebben een grondslag in de CAR/UWO.
Met betrekking tot de overwerkvergoeding is in artikel 22 thans expliciet vastgelegd hetgeen in het verleden over de toepassing hiervan lokaal is afgesproken. In de praktijk is reeds jarenlang dienovereenkomstig gehandeld.
De tekst van de artikelen 23 en 24 is ongewijzigd overgenomen uit de Bezoldigingsregeling 1997 gemeente Steenbergen.
In de laatste leden van artikel 23 en 24 wordt de basis gelegd voor het treffen van aanvullende of afwijkende regelingen. Gedacht kan worden aan de situatie dat er in de functie- beschrijving en -waardering reeds rekening is gehouden met het feit dat men in een bepaalde functie geregeld onregelmatig moet werken, dan wel zich geregeld bereikbaar en beschikbaar moet houden voor oproepen. In die gevallen is geen toelage meer nodig c.q. bestaat geen aanspraak op een afzonderlijke toelage.
Accountantsvoorschriften, integriteitcodes en belastingmaatregelen vereisen dat dit soort bepalingen worden opgenomen. Tijdig declareren heeft ook te maken met budgetbeheersing. Budgetbewaking is alleen mogelijk wanneer tijdig inzicht bestaat in de uitgaven.
In artikel 25 wordt de afbouwtoelage voor het wegvallen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst en de toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst geregeld. Er is voor gekozen om juist bij deze toelagen een afbouwtoelage toe te kennen, omdat deze toelagen sterk zijn gerelateerd aan de uitoefening van bepaalde functies en het wegvallen of verminderen de betreffende ambtenaar (ervan uitgaande dat het buiten zijn toedoen gebeurt) onevenredig veel schade berokkent. Er is gekozen voor een aflopende afbouwtoelage in plaats van een garantieregeling, om ervoor te zorgen dat er geen sprake is van een eindeloze compensatie.
Met deze voorziening wordt beoogd een aanzienlijke vermindering van inkomsten voor de ambtenaar minder abrupt te laten verlopen en een zekere gewenningsperiode voor de ambtenaar te creëren. Het dient daarbij om een blijvende inkomstenachteruitgang te gaan. Deze afbouwtoelage beoogt dus niet schommelingen in de omvang van de toelage voor onregelmatige dienst en/of consignatiedienst op te vangen. Veelal is sprake van een stapsgewijze afbouw in maximaal drie jaar: het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50%, het derde jaar 25% en het vierde jaar niets meer.
Voor wat betreft de berekeningsbasis, de duur en hoogte van de afbouwtoelage wordt in lid 4 van dit artikel de desbetreffende rijksregeling van overeenkomstige toepassing verklaard. Het betreft hier de door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde Nadere regeling aflopende toelage artikel 18 BBRA 1984 d.d. 16 april 1992, nr. AB92/U465 (Stcrt. 80).
De afbouwtoelage valt onder de begripsomschrijving bezoldiging. Dit betekent dat in geval van ziekte aanspraak bestaat op doorbetaling van de toelage, met dien verstande dat de toelage tijdens die ziekte wel op de normale wijze dient te worden afgebouwd (75% / 50% / 25%).
Anders dan de toelagen genoemd in de artikelen 21 tot en met 24 heeft de inconveniëntentoelage geen grondslag in de CAR/UWO of enige andere (wettelijke) regeling, doch gaat het om een onverplichte toelage. Gemeenten zijn dus niet verplicht om een toelage voor het verrichten van zware, vuile en/of gevaarlijke arbeid te hanteren. Om dit wel of niet te doen is zuiver een beleidskwestie. Dit artikel geeft een formeel-juridische basis voor het ontwerpen van een regeling ter zake door burgemeester en wethouders. Voor de gemeente Steenbergen is een dergelijke regeling reeds neergelegd in de Regeling waardering inconveniënten gemeente Steenbergen. Als waarderingsmethode wordt het INCO-systeem ODRP gehanteerd. Deze regeling wordt reeds toegepast vanaf 1 januari 1997.
Artikel 7:22:3 van de CAR/UWO bepaalt dat in een lokale regeling nader dient te worden uitgewerkt het referte-tijdvak dat in acht wordt genomen voor de vaststelling van de gemiddelde hoogte van de toelage onregelmatige dienst, de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatiebeloning, ten behoeve van de vaststelling van het bedrag van de bezoldiging zoals bedoeld in hoofdstuk 7. Het betreft hier de doorbetaling van de bezoldiging ingeval van ziekte als bedoeld in artikel 7:2 van de CAR/UWO en met name het bepalen van de hoogte van het "gemiddelde loon" indien er variabele toelagen worden genoten, bijvoorbeeld voor onregelmatige dienst en/of consignatiedienst. Voorheen was in de CAR/UWO geregeld dat de referteperiode 13 kalenderweken bedroeg. In het onderhavige artikel is deze referteperiode bepaald op 52 kalenderweken. Omdat in de gemeente Steenbergen seizoensgebonden werkzaamheden voorkomen - denk bijvoorbeeld aan de gemeentelijke zwembaden die alleen zomers open zijn of de sporthallen die zomers juist enkele weken sluiten- wordt over een geheel jaar bezien de meest eerlijke verhouding verkregen.
Zoals uit de toelichting van artikel 25 blijkt behoeft voor de overgangstoelage (ofwel afbouwtoelage) onregelmatige dienst in dit kader geen specifieke regeling te worden getroffen. Voor de prestatiebeloning geldt eigenlijk hetzelfde. Uit de desbetreffende toeken¬ning (duur/hoogte) in combinatie met de begripsomschrijving bezoldiging blijkt of, in hoeverre en gedurende welke periode tijdens ziekte aanspraak op de doorbetaling van die toelage blijft bestaan.
Overigens geldt met het oog op de Wet loondoorbetaling bij ziekte primair als uitgangspunt: het bij ziekte door te betalen loon wordt gebaseerd op het gemiddel¬de loon dat de werknemer had kunnen verdienen indien hij niet ziek geweest zou zijn. In eerste instantie zijn de voor de ambtenaar geldende c.q. gebruikelijke werktijden dan wel roosters dus bepalend voor het recht op doorbetaling van de bezoldiging bij ziekte. Slechts in gevallen waarin dit onduidelijk is c.q. niet goed vastligt, zal ten aanzien van de genoemde variabele vergoedingen een gemiddeld bedrag berekend moeten worden met inachtneming van de referteperiode. Overigens kan tijdens een ziekteperiode nimmer aanspraak bestaan op een overwerkvergoeding of overwerkcompensatie anderszins.
Dit artikel verschaft een formeel-juridische basis om de hierin genoemde toelagen te regelen. Dit betekent niet dat men altijd aanspraak kan maken op deze toelagen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om ter zake regelingen te treffen. Zij zijn hiertoe niet verplicht en hebben hierin een grote mate van beleidsvrijheid. Voor wat betreft de onkostenvergoedingen geldt als algemeen uitgangspunt dat wanneer een ambtenaar noodzakelijkerwijs onkosten moet maken ten behoeve van de dienst deze vergoed dienen te worden, ongeacht of daarvoor wel of geen specifieke regeling is ontworpen. Uiteraard dienen daarbij de fiscale regels in acht te worden genomen.
Dit artikel betreft de billijkheidsbepaling ook wel hardheidsclausule genoemd. Een dergelijke bepaling is feitelijk in iedere regeling/verordening onmisbaar.
Per 1 januari 1997 zijn de afzonderlijke gemeenten Dinteloord en Prinsenland, Nieuw-Vossemeer en Steenbergen (oud) samengevoegd tot één nieuwe gemeente Steenbergen. Het komt voor dat medewerkers een toelage ontvingen die niet geregeld is in de per 1 januari 1997 in werking getreden bezoldigingsregeling voor de nieuwe gemeente dan wel waarvoor geen voorziening is getroffen middels het Sociaal Statuut gemeentelijke herindeling. Een dergelijke toelage is dan omgezet in een garantietoelage. Een dergelijke garantietoelage dient ook onder het vigeur van de nieuwe bezoldigingsverordening te worden gegarandeerd. Bij indeling c.q. bevordering naar een hogere salarisschaal dient deze garantietoelage te worden geïncorporeerd. Bij eventuele functiewijzigingen waaraan geen hogere salarisschaal is verbonden, doch waarbij wel aanspraak bestaat op nieuwe c.q. andersoortige toelagen, dient de garantietoelage te worden verminderd met het bedrag van de nieuw toegekende toelage. Hieraan doet niet af dat het karakter van de nieuwe toelage wellicht totaal anders is.
In de Bezoldigingsregeling 1997 gemeente Steenbergen was een bepaling opgenomen ten aanzien van de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot wijziging van de salaristabellen in het kader van de algemene salarismaatregelen. Omdat er in artikel 5 voor gekozen is om te verwijzen naar de bijlagen II en Ila van de gemeentelijke CAR/UWO-regeling en niet naar bijlagen toegevoegd aan de bezoldigingsverordening, impliceert zulks dat wijzigingen in de salaristabellen automatisch doorwerken naar de bezoldigingsverordening. Omdat de raad de bevoegdheid tot wijziging van de CAR/UWO aan burgemeester en wethouders gedelegeerd heeft, is een specifieke bepaling in de bezoldigingsverordening ter zake niet meer nodig.
Met betrekking tot de inwerkingtreding zijn de gebruikelijke bepalingen van de Awb van toepassing. Aan deze verordening wordt terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 2001.