Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening |
Citeertitel | Huisvestingsverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-01-2007 | 01-07-2015 | nieuwe regeling | 27-06-2006 - | Onbekend. |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
In de verordening wordt verstaan onder:
wet: de Huisvestingswet;
besluit: het Huisvestingsbesluit;
woonruimte: het daaromtrent in artikel 1 onder b van de wet bepaalde;
huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, onder j van de wet bepaalde;
koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, onder k van de wet bepaalde;
huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3, van de wet bepaalde;
economische binding: het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde, nl.: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in eik geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit de regio;
maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde, nl.: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de regio te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar ingezetene zijn geweest van de regio;
inkomen: het daaromtrent in artikel 7, juncto artikel 8, lid 3 en lid 4 van het besluit bepaalde;
huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;
eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;
Paragraaf 2 Verdeling van woonruimte: werkingsgebied
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 is het bepaalde in deze paragraaf niet van toepassing op:
woonruimten, als bedoeld In artikel 6, lid 1 van de wet, namelijk:
Paragraaf 3 Huisvestingsvergunning
Artikel 6. Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Het college besluit de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3, van de wet.
Artikel 8. Vruchteloze aanbieding
In afwijking van het in artikel 7 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende drie maanden vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 7 voor die woonruimte in aanmerking komen.
De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste drie maal door middel van een advertentie, geplaatst in de Barneveldse Krant te huur of te koop hebben aangeboden. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;
Artikel 10. Economische en maatschappelijke binding
Tenminste één der meerderjarige leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de regio, dan wel gedurende een termijn van tenminste 2 jaar ingezetene van de regio zijn, dan wel in de positie verkeren als aangegeven in artikel 13 lid c van de wet.
In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, wanneer zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit.
Paragraaf 6 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen
Artikel 13. Woonvoorzieningen voor gehandicapten
Het college houdt een registratie bij van diegenen die in het kader van de uitvoering van de Wet Voorzieningen Gehandicapten zijn aangewezen op een voorziening waarbij verhuizing naar andere woonruimte noodzakelijk is.
Paragraaf 7 Overige bepalingen
Met de opsporing van de bij artikel 16 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.
De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 juni 2006.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Laatst gewijzigd d.d. 23 januari 2007
Artikelsgewijze toelichting huisvestingsverordening
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
sub d: De tekst van artikel 1, sub b, van de wet luidt:
woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;
sub e: De tekst van artikel 1, sub f, van de wet luidt:
huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand;
sub f: De tekst van artikel 1, sub g, van de wet luidt:
koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald.
sub g: De tekst van artikel 6, lid 3, van de wet luidt:
De grens bedoeld in het tweede lid, bedraagt voor de aanwijzing van woonruimten als bedoeld in dat lid, onder b: een twaalfde deel van het bedrag, op het tijdstip van de aanwijzing genoemd in artikel 16 van de Wet individuele huursubsidie (Stb. 1990, 394).
sub h: Dit bedrag is tot stand gekomen na overleg met de regiogemeenten en is een gevolg van de schaarste aan woningen en het huidige prijspeil op de woningmarkt.
sub j, k: De tekst van artikel 2 van het besluit luidt:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
economische binding aan een gebied: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied, blijkend uit een vast dienstverband voor tenminste de helft van een bij het beroep behorende normale duur van de werkweek;
maatschappelijke binding aan een gebied: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;
sub n: De tekst van artikel 7 van het besluit luidt:
In deze paragraaf wordt onder inkomen verstaan: het belastbaar inkomen bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, dan wel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag.
De tekst van artikel 8, lid 3 en lid 4, van het besluit luidt:
Voor de bepaling van de som, bedoeld in het tweede lid, onder c en d, wordt uit gegaan van het laatstelijk voor die vergunningverlening bekende inkomen van elk van de leden van het betrokken meerpersoonshuishouden en blijven de negatieve inkomens en de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen van de huurder die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 26 jaar of jonger zijn, buiten beschouwing.
De bedragen, genoemd in het tweede lid, kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd, indien daartoe aanleiding bestaat als gevolg van een wijziging van huurprijzen van woningen van toegelaten instellingen, bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet, of van de inkomensontwikkeling, en in verband daarmee een ministeriële regeling op grond van artikel 13, vierde lid, van het Besluit beheer sociale-huursector wordt vastgesteld.
sub o: De tekst van artikel 7 van de wet luidt:
sub p: De tekst van artikel 1, lid 2, van de wet luidt:
Voor zover niet anders is bepaald, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder eigenaar van een woonruimte of een gebouw verstaan: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw. Onder «eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek» wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruik van een woonruimte is verleend.
sub q: Bewoners van vakantiewoningen en tweede woningen waar een deel van het jaar verbleven wordt vallen niet onder de definitie van ingezetene.
sub r en s: Deze definities zijn opgenomen om een grens te kunnen trekken tussen onzelfstandige woonruimte (die wèl onder werking van de verordening kan vallen) en voor inwoning bestemde woonruimte (die niet onder de werking van de verordening kan vallen). Het begrip onzelfstandige woonruimte is hier gedefinieerd als het tegenovergestelde van het begrip zelfstandige woonruimte, zoals dat is gedefinieerd in artikel 30, lid 2 van de wet.
Paragraaf 2 Verdeling van woonruimte: werkingsgebied
Voor de verdeling en toewijzing van de huurwoningen van Woningstichting Barneveld is tussen de gemeente Barneveld en Woningstichting Barneveld een convenant woonruimteverdeling gesloten. In dit convenant is overeengekomen dat de toewijzing van huurwoningen door de Woningstichting via het aanbodmodel plaatsvindt, zoals verwoord in de nota Aanbodmodel Barneveld. De toewijzing van huurwoningen vindt uitsluitend plaats aan een huishouden die een economische of maatschappelijke binding aan de regio heeft, dan wel tenminste 2 jaar aaneengesloten ingezetene van de regio is.
Artikel 3. Huurprijs- en koopprijsgrens
De grenzen die in de regio worden gehanteerd zijn een gevolg van de schaarste aan woonruimte in het goedkopere deel van de woningmarkt. De koopprijsgrens is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. De hoogte van de koopprijsgrens bedraagt ? 181.512,09. Dit om te voorkomen dat de grote druk op het goedkopere segment van de woningmarkt nog verder zal toenemen.
Artikel 8. Vruchteloze aanbieding
Dit is een invulling van de verplichte vergunningverlening bij vruchteloze aanbieding, zoals deze in de wet is aangeduid. lid 2: De tekst van artikel 26, lid 2, van de wet luidt:
Het eerste lid is slechts van toepassing:
De tekst van dit artikel is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.
Artikel 10. Economische en maatschappelijke binding
lid 1: De tekst van artikel 13, lid c van de wet luidt:
Behoudens het bepaalde in het tweede lid, wordt geen onderscheid naar economische of maatschappelijke binding gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.
lid 2: De tekst van artikel 6 van het besluit luidt:
Een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding wordt niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
Ten aanzien van de urgentiestelling voor woningzoekenden voor een huurwoning wordt de mate van urgentie bepaald. Aanvragen voor urgentie worden ingediend bij de gemeente. De aanvragen worden aan de hand van urgentiecriteria getoetst en ter advisering voorgelegd aan een onafhankelijk indicatieorgaan, namelijk Hulpverlening Midden Gelderland. Een besluit tot urgentieverlening vindt plaats door het college. Bij toekenning van een urgentie zal door de woningstichting een passende huurwoning worden aangeboden. De nadere regels voor urgentie waaronder de vaststelling van de mate van urgentie (urgentiecriteria), de urgentieprocedure en de uitvoering van de urgentiestelling (werkwijze) worden door het college bepaald.
Artikel 13. Woonvoorzieningen voor gehandicapten
Woningen waaraan voorzieningen zijn aangebracht boven de ? 6.806,-- zullen bij beschikbaar komen voor toewijzing worden bestemd voor eventuele woningzoekenden, die een verhuisadvies hebben en ook overigens zijn aangewezen op de voorzieningen die in de woning zijn aangebracht of eenvoudig kunnen worden aangebracht. Gedurende een termijn van maximaal 6 maanden kan een dergelijke woning vrijgehouden worden voor een gehandicapte. Daarna zal de woning worden toegewezen aan een woningzoekende van de lijst.
lid 2: De tekst van artikel 75 van de wet luidt:
lid 3: De tekst van artikel 76 van de wet luidt:
De tekst van artikel 77 van de wet luidt:
De tekst van artikel 78 van de wet luidt:
Een ieder is verplicht aan de bij of krachtens artikel 75 aangewezen ambtenaren desgevraagd alle medewerking te verlenen en alle inlichtingen te verstrekken, die zij redelijkerwijs bij de hun op grond van deze wet opgedragen taak behoeven.
In artikel 3, eerste lid van de Huisvestingswet is geregeld dat bij wijziging van de verordening door het college overleg moet worden gevoerd met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn. Hiervoor komen ook de woonconsumentenorganisaties voor in aanmerking.