Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Barneveld

Verordening langdurigheidstoeslag

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Barneveld
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand , art. 8, eerste lid, onderdeel d 
  2. Wet werk en bijstand, art. 36 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-07-201001-01-200901-01-2012nieuwe regeling

02-07-2010

Onbekend.

Onbekend.

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Barneveld,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 10-41;

gelet op de artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het noodzakelijk is om het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen

van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de volgende: Verordening langdurigheidstoeslag 2010:

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1.

    Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een gemiddeld inkomen per maand dat niet uitkomt boven 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en/of de WIJ – norm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en/of artikel 7 van de WIJ.

  • 2.

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt voor de belanghebbende van 27 jaar en ouder:

  • 2.In

    afwijking van het eerste lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor belanghebbenden met een inkomen van 101 tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm 50% van de in het eerste lid genoemde bedragen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor belanghebbenden met een inkomen van 110 t/m 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm 25% van de in het eerste lid genoemde bedragen.

  • 4.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag als gevolg van artikel 11 of artikel 13, eerste lid van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 5.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt voor de belanghebbende van 21 jaar tot 27 jaar:

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor belanghebbenden met een inkomen van 101 tot 110% van de voor hen geldende WIJ - norm 50% van de in het vijfde lid genoemde bedragen.

  • 7.

    In afwijking van het vijfde lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor belanghebbende met een inkomen van 110 t/m 120% van de voor hen geldende WIJ - norm 25% van de in het vijfde lid genoemde bedragen.

  • 8.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag als gevolg van artikel 2 of artikel 23, eerste lid van de WIJ komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6 Inwerkingtreding en intrekking verordening

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

De Verordening langdurigheidstoeslag van 24 februari 2009 wordt met ingang van 1 juli 2010 ingetrokken.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag 2010.

Toelichting Verordening langdurigheidstoeslag

Algemeen

Op grond van artikel 8, eerste lid,onderdeel d WWB dient de gemeenteraad vanaf 1 januari 2009 bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.

Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36, eerste lid WWB worden gebruikt.

Om te kunnen bepalen wie langdurig een laag inkomen heeft is in de verordening een verbinding met (een percentage van) de bijstandsnorm gecreëerd. Vanaf 1 juli 2010 vallen jongeren van 21 tot 27 jaar onder de WIJ en kan er voor hen niet meer gesproken worden over de toepasselijke bijstandsnorm. De gevolgen voor de inhoud van de verordening zijn hierin opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als

in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB en de WIJ afwijkende definitie opgenomen.

Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36, eerste lid WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB. Voor de definitie van het begrip inkomen wordt uitgegaan van artikel 32 WWB en artikel 7 WIJ. De vrijgelaten middelen van artikel 31, tweede lid dienen daarom ook voor het recht op langdurigheidstoeslag te worden vrijgelaten.

Artikel 2

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 01-01-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

Het begrip “langdurig, laag inkomen” wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en/of de WIJ - norm.

Door het aannemen van het amendement Spies c.s. (TK 2008-2009,31 441, nr.12) bij de behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot decentralisatie van de langdurigheidstoeslag is het begrip “gebrek aan arbeidsmarktperspectief” uit de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag geschrapt. De meerwaarde van die voorwaarde werd te beperkt gevonden en overbodig in het licht van de toevoeging dat belanghebbende “geen uitzicht heeft op inkomensverbetering”. De intentie van de wetgever was om met deze voorwaarde vast te leggen dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag. Voor studenten geldt dit in het bijzonder. Zij mogen namelijk in staat worden geacht na afronding van hun studie door werkaanvaarding een inkomensstijging te realiseren. Om deze reden is in het tweede lid bepaald, dat de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000, niet voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking komt.

Artikel 3

In dit artikel wordt de hoogte van de langdurigheidstoeslag geregeld. Er wordt uitgegaan van een vast percentage van de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbenden van 27 jaar of ouder en voor belanghebbenden van 21 jaar tot 27 jaar van een vast percentage van de toepasselijke WIJ - norm (exclusief vakantiegeld) met maximale gemeentelijke toeslag (voor gehuwden: zonder verlaging). Hierdoor hoeft het bedrag van de langdurigheidstoeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB en/of WIJ of anderszins.

Bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag moet aan een aantal zaken gedacht worden.

Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven.

Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag. Om hieraan tegemoet te komen is een glijdende schaal gehanteerd. Gekozen is voor drie categorieën: tot 101%, van 101 tot 110% en van 110 t/m 120%, waarbij het bedrag van de toeslag bij een hoger inkomen lager wordt.

Door te kiezen voor 101% in plaats van voor 100% is duidelijk dat een belanghebbende met een inkomen op minimumniveau op grond van een andere regeling dan de WWB toch in aanmerking kan komen voor het recht op langdurigheidstoeslag ook al zou ten gevolge van een iets andere berekeningssystematiek en/of afrondingsverschillen er netto een iets hogere uitkering worden ontvangen dan de bijstandsnorm. De grens van 101% vangt dit soort kleine verschillen op.

Voor de berekening wordt van de toeslag wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en/of WIJ - norm exclusief vakantietoeslag. Bij samenloop van een inkomen op grond van de WWB en de WIJ worden de van toepassing zijnde bijstandsnorm en WIJ – norm (exclusief vakantietoeslag) bij elkaar opgeteld. Dit gezamenlijk inkomen vormt de basis van de berekening van de toeslag.

Voor de vergelijking van het inkomen wordt uitgegaan van dit inkomen exclusief vakantietoeslag. De vergelijking van voornoemd inkomen vindt plaats met de van toepassing zijnde bijstandsnorm en/of WIJ – norm exclusief vakantietoeslag.

In het vierde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB en/of artikel 28 WIJ gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag als gevolg van artikel 11 of artikel 13, eerste lid WWB en/of artikel 2 of artikel 23, eerste lid WIJ. De WWB en de WIJ voorzien immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

Let op!

Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan (een van) de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 4

De uitvoeringspraktijk van de afgelopen jaren heeft uitgewezen dat er gevallen zijn die niet of nauwelijks met beperkte regelgeving te ondervangen zijn. Er moet ruimte zijn om ook in deze gevallen een aanvraag te beoordelen.

Artikel 5

Dit artikel geeft de mogelijkheid tot individualiserend handelen als strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden leidt. Bij het afwijken van de bepalingen kunnen de rechten van belanghebbende op basis van deze verordening niet worden aangetast.

Artikel 6

Dit artikel spreekt voor zich zodat een nadere toelichting niet is vereist.

Artikel 7

Dit artikel spreekt voor zich zodat een nadere toelichting niet is vereist.