Organisatie | Dantumadiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Dantumadeel 2004 |
Citeertitel | Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Dantumadeel 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-04-2004 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 26-10-2004 Nieuwsblad van Noord-Oost Friesland, 03-11-2004 |
De raad van de gemeente Dantumadeel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 september 2004;
gelezen het advies van de commissie samenleving van 6 oktober 2004;
gelet op het bepaalde in de Wet op de lijkbezorging, het Besluit op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet,
overwegende dat het gewenst is om een nieuwe verordening op het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen vast te stellen;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Dantumadeel 2004
HOOFDSTUK I Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
beheerder: degene die door het college met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen is belast, bevoegd is namens het college de in of krachtens deze verordening bedoelde grafrechten te vestigen en vergunningen af te geven, of degene die hem vervangt of degene die met bepaalde deeltaken is belast;
HOOFDSTUK III Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Degene die een lijk wil doen begraven of een asbus wil doen bijzetten, of zijn gemachtigde, geeft uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, kennis aan de beheerder. Daarbij wordt aangegeven ten aanzien van type graf men een grafrecht wil vestigen. De za-terdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.
Indien de begraving of de bijzetting in een bestaand eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende. Indien de rechthebbende zelf is over-leden, dienen de nabestaanden vóór de begrafenis een nieuwe rechthebbende aan te wijzen.
Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van tien jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.
Artikel 8 Aanwijzing graf; controle bescheiden
Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:
alleen bij begraving van een lijk, de beheerder de identiteit van het lijk heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijdens- en geboortedata van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgeborene bevat.
Artikel 10 Kist, lijkomhulsel en grafgiften
Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient tenminste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd – volgens een door het college in te stellen model – omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen.
Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt, dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en b) een bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.
Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 juncto 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stb. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buiten-land komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het is daarom gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te ber-gen.
Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het vierde lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.
Het bepaalde in het derde lid heeft de bedoeling om het mee begraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het mee begraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraaf-plaats.
Uitvaartverzorgers – of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger – moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de eerste drie leden van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat vol-doet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Wel-ke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.
De beheerder van de begraafplaats of andere door het college aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhul-sel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als be-doeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.
De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.
Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaats vinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.
De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.)
HOOFDSTUK IV Indeling begraafplaatsen en uitgifte der graven
Eigen graven en eigen urnengraven worden uitgegeven voor een termijn van twintig jaren. Deze termijn wordt telkens met tien jaar verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek binnen twee jaar vóór het verstrij- ken van de termijn is gedaan. De verlenging kan door het college niet worden geweigerd.
1. Algemene graven zijn bestemd voor het begraven van één lijk.
Eigen graven zijn bestemd voor het begraven van één lijk of het bijzetten van ten hoogste twee asbussen. Indien in een eigen graf één lijk is begraven, kunnen ten hoogste twee asbussen extra worden bijgezet in een urnenkelder.
2. Het college kan op de daarvoor bestemde gedeelten van een begraafplaats aan een rechthebbende op een eigen graf toestemming geven tot het daarin voor eigen reke-ning doen aanbrengen van een grafkelder of urnenkelder, op door haar te stellen voorwaarden.
3. Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op levering.
Artikel 16 Overschrijving van grafrechten
Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging van een door de recht-hebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon. De rechtsopvolger is de echtgeno(o)t(e) of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overdracht ten name van een ander dan in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daartoe gewichtige redenen bestaan.
In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 12 maanden na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker. Indien de rechthebbende is over-leden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bezorgd, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 18 Niet-blijvende grafbeplanting
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoe-ding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbenden indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.
Artikel 19 Verwijdering grafbedekking
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwij-derd door middel van een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt zij aan hem uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.
Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 17 was ver-leend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.
Artikel 20 Schade grafbedekking
De in artikel 18 bedoelde grafmonumenten, beplantingen of andere grafbedekking worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.
Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernieti-ging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat zij voor de-ze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.
HOOFDSTUK VI Opgraving en ruiming
Artikel 22 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door mid-del van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belangheb-bende gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maakt zij uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.
Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indie-nen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor her-begraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indie-nen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dantumadeel 1998 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toege-past.