Organisatie | Dantumadiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening Dantumadeel |
Citeertitel | Inspraakverordening Dantumadeel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-04-2006 | 30-06-2011 | nieuwe regeling | 28-02-2006 Nieuwsblad van Noord-Oost Friesland, 19-04-2006 |
De raad van de gemeente DANTUMADEEL;
overwegende dat door diverse wetswijzigingen en de invoering van de Wet uniforme
openbare voorbereidingsprocedure het noodzakelijk is dat de Algemene Inspraakverordening
gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;
gelezen het advies van de commissie samenleving d.d. 8 februari 2006;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2005;
Inspraakverordening Dantumadeel
Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding
Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. het bestuursorgaan kan voor één of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.
Artikel 6 Intrekking oude verordening
De Inspraakverordening van 20 december 1994 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad der gemeente Dantumadeel, gehouden
in het gemeentehuis te Damwoude op 28 februari
2006.
Deraad voornoemd,
, griffier. , voorzitter.
Artikelgewijze toelichting Inspraakverordening Gemeente Dantumadeel
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering
is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is
een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijke beleid en heeft
een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om
hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan
bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding
noodzakelijke belangenafweging.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge
artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld,
is de afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, van het
model geeft het bestuursorgaan ruimte om een ander procedure te volgen. Het bestuursorgaan
is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan
tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat
om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het
beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden
besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het
begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid van de Awb. Het omvat in
elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn
eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de Memorie van Toelichting (TK
1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling
van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt
Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door
middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering
van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een
andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen
is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift
daartoe verplicht. Hieronder wordt opgesomd welke wettelijke verplichtingen gelden.
Dit is niet opgenomen in de tekst van artikel 2 zelf, omdat in de eerste plaats bij
een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in
de tweede plaats omdat een dergelijke opsomming de verordening onoverzichtelijker zou
maken. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:
a. de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet
b. de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die
afwijkt van artikel 10.21 Wet Milieubeheer (artikel 10.26, tweede lid, Wet Milieubeheer);
c. het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid (artikel 1a Wet voorzieningen gehandicapten);
d. de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie
bij de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42) en de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel
e. de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in
artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).
In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel
150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Awb zijn de woorden ‘in de gemeente een belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen’
vervangen door: ‘belanghebbenden’. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2
Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing
verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure
te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen
belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijzen
naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak.
Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3.17 van de
Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens
de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure
wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling Awb onverkort
toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van
zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties
kunnen aan het verslag worden gehecht.
In de Memorie van Toelichting bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden
volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen
en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan
aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke
wijze openbaar maakt. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een
exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden
gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website.
Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een
algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid
omtrent de communicatie te verschaffen.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn
burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de
Artikel 6 Intrekking oude verordening
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum
waarop deze bestaande verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening
in werking treedt (zie artikel 7).
Deze verordening treedt de dag na de dag van bekendmaking in werking.
Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening Dantumadeel. In de citeertitel
wordt geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de