Organisatie | Weesp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | lnspraakverordening gewest Gooi en Vechtstreek |
Citeertitel | lnspraakverordening gewest Gooi en Vechtstreek |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 150
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-03-2010 | 26-03-2010 | Nieuwe regeling | 26-11-2009 Vecht-Journaal, 18-03-2010 | Z.9856 |
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van net gewest Gooi en Vechtstreek op 26 november 2009.
De secretaris, De voorzitter, E.J. Bodar E.C. Bakker.
1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE INSPRAAKVERORDENING
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Inspraak: Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
Inspraakprocedure: De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Ingevolge artikel 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn de regels voor de bevoegdheden van het gemeentebestuur van overeenkomstige toepassing op besturen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals het algemeen bestuur van het gewest. Het algemeen bestuur verklaart afdeling 3.4 Awb van toepassing.
Beleidsvoornemen: Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdhedenbesluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gewestelijk beleid. Het begripbestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Elk bestuursorgaan kanzijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de MvT (TK 1999-2000, 27 023,nummer 3, biz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van het gewest blijft tenaanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaaldegevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeldspreekrecht bij vergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheidbestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld.Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegenkan dus bezwaar worden gemaakt.In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschriftdaartoe verplicht.In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangendoor: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd endeze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassingverklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure tevinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnenbelanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar vorenbrengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordtnamelijk slechts bepaald dat een verslag word gemaakt van hetgeen tijdens deinspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgdeinspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachteopvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijzeopenbaar maakt. In ieder geval wordt aan degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag gestuurd. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gewestelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking.In het vierde lid is opgenomen dat het eindverslag moet worden opgenomen in het jaarverslag.
Deze verordening treedt op de achtste dag na bekendmaking in werking. De termijn van zesweken na de dag van bekendmaking is met het vervallen van de Tijdelijke referendumwet van 1 januari 2002 komen te vervallen.
Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening. In de citeertitel wordt geenjaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de verordening slechtsvoor een jaar geldt.