Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Bijlage IV en V bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBijlage IV en V bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs
CiteertitelBijlage IV en V bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze (tweede) bijlage hoort bij de Verordening voorzieningen onderwijs en is vanwege de grootte als apart document opgenomen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Zie Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregel bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en speciaal onderwijs gemeente Rijswijk.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-01-2014Art. 40 bepaalt dat het college de tarieven mag wijzigen.

17-12-2013

Groot Rijswijk, 24-12-2013

13-057
22-12-200610-02-2017nieuwe regeling

12-12-2006

Groot Rijswijk, 21-12-2006

06-060

Tekst van de regeling

Intitulé

Bijlage IV en V bij de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

 

 

BIJLAGE IV en V bij de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs

 

FINANCIËLE NORMERING

 

De financiële normering valt uiteen in drie delen:

 

  • 1.

    deel A : vergoeding op basis van normbedragen;

  • 2.

    deel B : vergoeding op basis van feitelijke kosten;

  • 3.

    deel C : bepaling medegebruikstarief.

 

DEEL A VERGOEDING OP BASIS VAN NORMBEDRAGEN

 

In onderstaande normbedragen voor (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding (paragrafen 1.1, 1.2, 2.1, 2.2 en 3.1) is tevens een vergoeding voor bouwvoorbereiding opgenomen. Deze vergoeding omvat 8% (bij projecten tot een brutovloeroppervlakte van 2500 m2) respectievelijk 5% (bij grotere projecten) van het aangegeven normbedrag. Bij de uiteindelijke genormeerde vergoeding van een op het programma geplaatste voorziening voor (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding wordt de toegekende genormeerde vergoeding voor de kosten van de bouw-voorbereiding in mindering gebracht.

 

1 SCHOOL VOOR BASISONDERWIJS

 

In dit hoofdstuk zijn genormeerde bedragen opgenomen voor:

  • 1.

    nieuwbouw (paragraaf 1.1);

  • 2.

    uitbreiding (paragraaf 1.2);

  • 3.

    tijdelijke voorziening (paragraaf 1.3);

  • 4.

    eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair (paragraaf 1.4);

  • 5.

    gymnastiek (paragraaf 1.6).

 

De in dit hoofdstuk opgenomen normbedragen zijn bijgesteld ten behoeve van de vergoedingen voor 2014. De bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2013 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2014. De systematiek van prijsbijstelling en indexering is opgenomen in hoofdstuk 4.

 

1.1 Nieuwbouw (permanente bouwaard)

 

De financiële normering voor nieuwbouw valt uiteen in een vijftal kostencomponenten, te weten:

  • 1.

    kosten voor terrein;

  • 2.

    bouwkosten;

  • 3.

    toeslag voor paalfundering;

  • 4.

    toeslag voor het realiseren van een afzonderlijk speellokaal;

  • 5.

    toeslag voor sloopkosten, herstel van terreinen/bouwrijp maken en verhuiskosten bij vervangende bouw.

In het geval van vervangende nieuwbouw waarbij sprake is van uitbreiding van een gebouw ter vervanging van een ander gebouw, gelden de bedragen zoals opgenomen in de financiële normering voor uitbreiding (permanente bouwaard).

 

 

Kosten voor terreinen

 

Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen, aangezien de gemeente het terrein om niet beschikbaar (eventueel na aankoop) stelt en het juridisch eigendom overdraagt aan het schoolbestuur. Indien een terrein dient te worden aangekocht, zullen de kosten zichtbaar moeten worden gemaakt ten behoeve van het programma. Ook bij het beschikbaar stellen van gemeentelijke terreinen kan het, ten behoeve van de interne verrekening tussen de gemeentelijke diensten, wenselijk zijn om de kosten van de terreinen zichtbaar te maken.

Voor de bepaling van de kosten voor het terrein wordt aangesloten bij de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen. Voor de minimaal benodigde oppervlakte van het terrein wordt verwezen naar bijlage III, deel D.

 

Bouwkosten

 

De bouwkosten omvatten de bouwkosten van het gebouw, inclusief fundering op staal, alsmede aanleg en inrichting van het schoolterrein. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. Met deze vergoedingsbedragen kan de in bijlage III aangegeven brutovloeroppervlakte worden gerealiseerd.

 

De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

vaste voet (inclusief twee groepen):

€ 653.311,54

elke volgende groep:

€ 127.814,94

 

De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

vaste voet (inclusief vier groepen):

€ 1.058.000,56

elke volgende groep:

€ 122.554,39

bedrag toeslag extra ruimte

€ 145.897,76

 

 

Toeslag voor paalfundering

 

Bij de hiervoor genoemde bouwkosten is rekening gehouden met fundering van het gebouw op staal. In een aantal gevallen zal fundering op palen nodig zijn. De kosten variëren met de lengte van de paalfundering; er zijn drie categorieën, te weten: 1 tot 15 meter, 15 tot 20 meter en 20 meter en langer.

De vergoeding is uitgedrukt in een vast bedrag (inclusief twee groepen respectievelijk vier groepen) en een bedrag per groep.

De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

1 < 15 m

15 < 20 m

> 20 m

vaste voet (incl. 2 groepen)

€ 9.197,88

€ 13.378,01

€ 21.355,27

elke volgende groep

€ 1.862,68

€  3.150,60

€ 5.638,92

 

De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

1 < 15 m

15 < 20 m

> 20 m

vaste voet (incl. 4 groepen)

€ 14.434,80

 22.237,18

€ 37.206,90

elke volgende groep

€ 1.596,48

€ 2.891,81

€  5.174,33

bedrag toeslag extra ruimte

€ 1.900,70

€ 3.442,46

€  6.159,81

 

Toeslag voor een afzonderlijk speellokaal

 

In de hiervoor genoemde bedragen is geen rekening gehouden met de toewijzing van een speellokaal. De toeslag bestaat uit een vast bedrag per ruimte, afhankelijk van de lengte van de paalfundering, waarmee 90 m2 ruimte gerealiseerd kan worden.

De vergoeding wordt voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

geen paalfundering nodig:

€ 100.029,85

lengte paalfundering 1 < 15 meter:

€ 101.487,07

lengte paalfundering 15 < 20 meter:

€ 102.495,09

lengte paalfundering > 20 meter:

€ 104.441,99

 

 

Toeslag voor sloopkosten etc.

 

Indien vervangende nieuwbouw plaatsvindt, bestaat de mogelijkheid dat het oude schoolgebouw gesloopt dient te worden. Het desbetreffende terrein moet daarna worden hersteld en, indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats wordt gerealiseerd, dienen de leerlingen te verhuizen naar een tijdelijke, vervangende locatie.

 

De genormeerde vergoeding voor sloopkosten (inclusief eventuele verhuiskosten) zoals hieronder is opgenomen, is gebaseerd op een vast bedrag per groep, afhankelijk van het type huisvesting dat gesloopt dient te worden.

 

De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

permanente bouw : € 5.076,23 per groep

tijdelijke bouw : € 2.539,18 per groep

 

1.2 Uitbreiding (permanente bouwaard)

 

Voor uitbreiding van de huisvesting in permanente bouwaard tot 1000 m2 brutovloeroppervlakte (maximaal 9 groepen) is onderstaand de financiële normering weergegeven. Bij grotere uitbreidingen dient te worden uitgegaan van de financiële normering voor nieuwbouw (permanente bouwaard) (paragraaf 1.1).

 

Kosten voor terrein

 

Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen. Indien uitbreiding van het terrein noodzakelijk is, wordt bij de bepaling van de kosten voor het terrein dezelfde systematiek gevolgd als bij nieuwbouw (paragraaf 1.1).

 

Bouwkosten

 

De bouwkosten omvatten de bouwkosten van het lokaal, inclusief fundering op staal, alsmede extra aanleg en inrichting van een deel van het schoolterrein. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. Met deze vergoedingsbedragen kan de in bijlage III aangegeven brutovloeroppervlakte worden gerealiseerd.

 

De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

vaste voet

€  92.244,80

bedrag per groep:

€ 147.868,07

 

De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

vaste voet

€ 94.964,70

bedrag per groep

€ 137.731,29

bedrag toeslag extra ruimte

€ 163.965,80

 

Toeslag voor paalfundering

 

Bij de hiervoor genoemde bouwkosten is rekening gehouden met fundering van de uitbreiding van het gebouw op staal. In een aantal gevallen zal echter fundering op palen nodig zijn. De kosten variëren met de lengte van de paalfundering; er zijn drie categorieën, te weten: 1 tot 15 meter, 15 tot 20 meter en 20 meter en langer. De vergoeding is uitgedrukt in een vast bedrag en een bedrag per groep.

 

De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

1 < 15 m

15 < 20 m

> 20 m

 

 

 

 

vaste voet

€ 4.129,24

€ 5.385,23

€ 8.639,89

per groep

€ 653,41

€ 1.693,57

€ 3.423,78

 

De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

1 < 15 m

15 < 20 m

> 20 m

vaste voet

€ 4.167,02

€ 5.434,52

€ 8.718,97

per groep

€ 595,55

€ 1.546,17

€ 3.126,32

toeslag extra ruimte

€ 709,45

€ 1.841,08

€ 3.722,13

 

Toeslag voor een afzonderlijk speellokaal

 

In de hiervoor genoemde bedragen is geen rekening gehouden met de toewijzing van een speellokaal. De toeslag bestaat uit een vast bedrag per ruimte, afhankelijk van de lengte van de paalfundering, waarmee 90 m2 ruimte gerealiseerd kan worden. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een afzonderlijk speellokaal steeds in combinatie met een uitbreiding van ten minste één groep (lokaal) plaatsvindt.

 

 

De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

geen paalfundering nodig:

 115.723,35

lengte paalfundering 1 < 15 meter:

€ 116.234,12

lengte paalfundering 15 < 20 meter:

€ 117.048,30

lengte paalfundering > 20 meter:

€ 118.402,93

 

In geval van uitbreiding met alleen een speellokaal zonder gelijktijdige toekenning van een ander lokaal, wordt voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs de vergoeding op basis van de volgende bedragen bepaald:

 

geen paalfundering nodig:

€ 207.938,07

lengte paalfundering 1 < 15 meter:

€ 213.898,67

lengte paalfundering 15 < 20 meter:

€ 215.200,39

lengte paalfundering > 20 meter:

€ 216.256,99

 

 

Toeslag voor sloopkosten etc.

 

Hiervoor gelden dezelfde bedragen als bij nieuwbouw (permanente bouwaard).

 

Toeslag voor verhuiskosten

 

Indien er sprake is van verhuizing naar een bestaand gebouw, wordt de vergoeding voor de verhuizing bepaald op basis van de feitelijke kosten.

 

1.3 TIJDELIJKE VOORZIENING

 

De hierna genoemde bedragen zijn afgestemd op de investeringslasten ten behoeve van voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw van een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw als hoofdlocatie, uitbreiding van een (permanente) hoofdlocatie met een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw en uitbreiding van bestaande voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen. Daarnaast wordt ingegaan op realisering van een tijdelijke voorziening door middel van huur van een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw. Wat betreft grondkosten wordt ervan uitgegaan dat een tijdelijke voorziening in principe op het aanwezige terrein kan worden gerealiseerd.

Is dit niet het geval dan geldt voor de beschikbaarstelling van terrein dezelfde procedure als bij nieuwbouw (paragraaf 1.1).

 

 

Nieuwbouw als hoofdlocatie/uitbreiding van permanente hoofdlocatie

 

Bij de berekening van de hieronder genoemde bedragen voor nieuwbouw van noodlokalen is uitgegaan van de volgende brutovloeroppervlakte:

 

per groep:

80 m2

toeslag voor eerste groep:

20 m2

toeslag voor nieuwbouw als hoofdlocatie:

160 m2

 

Elk voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw heeft een aantal standaardvoorzieningen nodig (entree en dergelijke). In verband hiermee wordt voor het eerste lokaal een toeslag gegeven. Hiernaast dienen voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, die als hoofdgebouw gaan fungeren, ook te beschikken over een aantal ruimten, die normaliter ook in een permanent hoofdgebouw aanwezig zijn (lerarenkamer, administratieruimte en dergelijke). Hiervoor wordt eveneens een toeslag gegeven.

De vergoeding bestaat uit een vast bedrag, een bedrag per groep alsmede bedragen voor de beide toeslagen. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de toeslag voor paalfundering, de toeslag voor herstel en inrichting van terreinen alsmede eenmalige aansluitkosten op nutsvoorzieningen. Tussen haakjes staan de bedragen indien paalfundering niet noodzakelijk is.

 

De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

vast bedrag:

37.966,89

 

(€

37.615,95)

bedrag per groep:

74.641,77

 

(€

70.366,78)

toeslag eerste groep:

18.660,30

 

(€

17.591,83)

toeslag hoofdlocatie:

159.866,13

 

(€

140.733,54

 

Uitbreiding van bestaande tijdelijke voorzieningen

 

Ook bij uitbreiding van tijdelijke voorzieningen wordt wat betreft de brutovloeroppervlakte uitgegaan van 80 m2 per groep. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de toeslag voor paalfundering en de toeslag voor herstel en inrichting van terreinen (tussen haakjes staan de bedragen indien paalfundering niet noodzakelijk is).

 

De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

vast bedrag:

22.854,46

 

(€

17.136,69

bedrag per groep:

83.756,89

 

(€

76.250,70)

 

 

 

Huur van voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen

 

Naast aankoop kan een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw ook worden gehuurd. In principe zijn er twee typen huur mogelijk: huur van een noodlokaal en huur van een bestaand gebouw. Beide soorten huur worden vergoed op basis van de werkelijke kosten (zie deel B: vergoeding op basis van feitelijke kosten).

 

Verplaatsing van tijdelijke voorzieningen

 

Indien er sprake is van verplaatsing van tijdelijke voorzieningen, wordt de vergoeding voor de verplaatsing bepaald op basis van feitelijke kosten.

 

1.4 Eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair

 

Basisschool

De bedragen voor eerste inrichting vallen uiteen in bedragen voor onderwijsleerpakket (OLP) en bedragen voor meubilair. De hierna opgenomen bedragen zijn investeringsbedragen per school met een gegeven aantal groepen. Bij uitbreiding wordt het uit te keren bedrag bepaald aan de hand van het verschil tussen de investeringsbedragen van de school met en zonder uitbreiding.

Voor nieuwe instituten geldt dat op de hierna genoemde bedragen, bij eerste aanschaf van het totale onderwijsleerpakket en meubilair, een korting wordt toegepast van 10%.

De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

Aantal groepen

OLP

Meubilair

Totaal

 

2

€ 47.320,12

€ 28.243,24

€ 75.563,36

Incl. speellokaal

3

€ 53.849,04

€ 37.953,52

€ 91.802,56

Incl. speellokaal

4

€ 67.010,52

€ 47.967,61

€ 114.978,13

Incl. speellokaal

5

€ 73.779,49

€ 57.678,45

€ 131.457,94

Incl. speellokaal

Elke volgende groep

€ 7.167,07

€ 6.776,00

€ 13.943,07

Excl. Speellokaal

Toeslag tweede speellokaal

€ 934,38

€ 6.480,92

€ 7.415,30

Zowel olp als meubilair

 

Speciale school voor basisonderwijs

 

De vergoeding voor eerste inrichting voor onderwijsleerpakket en meubilair voor een speciale school voor basisonderwijs bestaat uit: een vaste voet inclusief vier groepen, een bedrag voor elke volgende groep en een toeslag bij de vorming van de twaalfde groep.

- Vaste voet (inclusief vier groepen) € 139.477,33

- Elke volgende groep € 14.554,45

- Toeslag bij de twaalfde groep € 18.754,15

 

Indien de toekenning van het aantal groepen eerste inrichting en meubilair één of meer van de eerst vier groepen omvat, wordt de vaste voet naar rato toegekend.

 

1.5 Onderhoud

 

Voor de in bijlage 1 onderscheiden onderhoudsactiviteiten kan een aanvraag voor vergoeding worden ingediend bij de gemeente.

Hierbij is gekozen voor vergoeding op basis van feitelijke kosten.

 

1.6 Aanpassing

 

Alle aanpassingen worden vergoed op basis van de werkelijke kosten (zie deel B: vergoeding op basis van feitelijke kosten).

 

 

1.6 GYMNASTIEK

 

Bouwkosten nieuwbouw/uitbreiding

 

Nieuwbouw

 

De vergoeding van de bouwkosten voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs met een brutovloeroppervlakte van 455 m2 bedraagt € 700.859,20 (op het schoolterrein) respectievelijk € 718.250,52 op afzonderlijk terrein). Deze vergoeding omvat tevens de kosten van fundering op staal, alsmede de inrichting van het terrein. De grondkosten zijn hierin niet begrepen.

Indien paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven afhankelijk van de benodigde paallengte. De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

paallengte 1 < 15 meter:

€ 14.096,99

paallengte 15 < 20 meter:

€ 19.433,47

paallengte > 20 meter:

€ 27.293,44

 

Uitbreiding

 

Bij uitbreiding van gymnastiekruimte wordt in eerste instantie aangesloten bij de vergoeding voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal met een brutovloeroppervlakte van 455 m2. Bij kleine gymnastiekzalen, waarvan de oefenvloer een oppervlakte heeft van 140 m2 of minder, kan de oefenvloer worden uitgebreid tot een oppervlakte van 252 m2. Afhankelijk van de benodigde uitbreiding zien de bedragen voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs er als volgt uit:

 

uitbreiding met 112 t/m 120 m2:

€ 162.835,77

uitbreiding met 121 t/m 150 m2:

€ 197.949,23

 

Indien bij de uitbreiding van de oefenvloer paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven afhankelijk van de benodigde paallengte.

 

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

112-120 m2

121-150 m2

paallengte 1 < 15 meter:

€ 6.310,98

€ 7.891,29

paallengte 15 < 20 meter:

€ 10.930,99

€ 13.660,22

paallengte > 20 meter

€ 17.870,96

€ 22.338,72

 

OLP/meubilair

 

De vergoeding voor de eerste inrichting met OLP/meubilair voor een gymnastiekzaal voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs bedraagt € 51.310,51.

 

Onderhoud

 

De klokuurvergoeding voorziet niet in een genormeerde vergoeding voor onderhoudsactiviteiten aan de buitenzijde van het gebouw. Een schoolbestuur met een eigen gymnastieklokaal kan derhalve aanspraak maken op onderhoud voor de buitenzijde conform de activiteitenlijst in bijlage 1 van de verordening. Hierbij is gekozen voor vergoeding op basis van de feitelijke kosten.

 

2 SCHOOL VOOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS

 

In dit hoofdstuk zijn genormeerde bedragen opgenomen voor:

 

  • 1.

    nieuwbouw (paragraaf 2.1);

  • 2.

    uitbreiding (paragraaf 2.2);

  • 3.

    tijdelijke voorziening (paragraaf 2.3);

  • 4.

    eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair (paragraaf 2.4);

  • 5.

    gymnastiek (paragraaf 2.6).

 

Bij toekenning van nieuwbouw of uitbreiding van een nevenvestiging zijn deze normbedragen niet van toepassing. Deze voorzieningen worden toegekend op basis van deel B van dit hoofdstuk.

 

Daar waar in de financiële normering voor het (voortgezet) speciaal onderwijs sprake is van een "bedrag vaste voet" is dit bedrag mede bestemd voor het aantal groepsruimten dat onderdeel is van de vaste voet aan brutovloeroppervlakte zoals weergegeven in tabel 4 ruimtenormering (v)so. Het "bedrag per groep" in de financiële normering is het bedrag dat wordt vergoed voor iedere extra groep bovenop het aantal groepen dat onderdeel is van de vaste voet.

De in dit hoofdstuk opgenomen normbedragen zijn bijgesteld ten behoeve van de vergoedingen voor 2014. De bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2013 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2014. De systematiek van prijsbijstelling en indexering is opgenomen in hoofdstuk 4.

 

2.1 Nieuwbouw (permanente bouwaard)

 

De financiële normering valt uiteen in een zestal kostencomponenten, te weten:

 

  • 1.

    kosten voor terrein;

  • 2.

    bouwkosten;

  • 3.

    toeslag voor paalfundering;

  • 4.

    toeslag voor het realiseren van een afzonderlijk speellokaal;

  • 5.

    toeslag voor het aanbrengen van een liftinstallatie;

  • 6.

    toeslag voor sloopkosten, herstel van terreinen/bouwrijp maken en verhuiskosten bij vervangende bouw.

 

In het geval van vervangende nieuwbouw waarbij sprake is van uitbreiding van een gebouw ter vervanging van een ander gebouw gelden de bedragen zoals opgenomen in de financiële normering voor uitbreiding (permanente bouwaard).

 

 

Kosten voor terreinen

 

Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen, aangezien de gemeente het terrein om niet beschikbaar (eventueel na aankoop) stelt en het juridisch eigendom overdraagt aan het schoolbestuur. Indien een terrein dient te worden aangekocht zullen de kosten zichtbaar moeten worden gemaakt ten behoeve van het programma. Bij het beschikbaar stellen van gemeentelijke terreinen kan het, ten behoeve van de interne verrekening tussen de gemeentelijke diensten, wenselijk zijn om de kosten van de terreinen zichtbaar te maken. Voor de bepaling van de kosten voor het terrein wordt aangesloten bij de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen. Voor de bepaling van de minimale omvang van het terrein wordt verwezen naar bijlage III, deel D.

 

Bouwkosten

 

De bouwkosten omvatten de bouwkosten van het gebouw, inclusief fundering op staal, alsmede aanleg en inrichting van het schoolterrein. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. Per schoolsoort is er een schoolsoortspecifieke correctiefactor.

Met deze vergoedingsbedragen kan de in bijlage III aangegeven brutovloeroppervlakte worden gerealiseerd.

 

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen (in euro):

 

 

Bedrag

Bedrag

Bedrag

 

vaste voet

per groep

toeslag ER

SO sh/esm

€ 957.272,45

€ 108.770,42

€ 148.843,50

 

 

Toeslag voor paalfundering

 

Bij de hiervoor genoemde bouwkosten is rekening gehouden met fundering van het gebouw op staal. In veel gevallen zal echter ook fundering op palen nodig zijn. De kosten variëren met de lengte van de paalfundering.

Er zijn drie categorieën, te weten: 1 tot 15 meter, 15 tot 20 meter en 20 meter en langer. De vergoeding is uitgedrukt in een vast bedrag (inclusief het aantal bijbehorende groepen), een bedrag voor elke extra groep alsmede een bedrag voor de toekenning van extra ruimte.

 

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen (in euro):

 

Bedragen vaste voet

Bedragen per groep

Bedragen toeslag ER

 

1<15

15<20

>20

1<15

15<20

>20

1<15

15<20

>20

SO sh/esm

13.327,62

20.626,65

34.634,57

1.546,83

2.616,40

4.681,55

2.116,45

3.580,12

6.406,03

 

Toeslag voor een speellokaal

 

In de hierboven genoemde bedragen is geen rekening gehouden met de toewijzing van een speellokaal. De toeslag bestaat uit een vast bedrag per ruimte, afhankelijk van de lengte van de paalfundering, waarmee 90 m2 ruimte gerealiseerd kan worden.

 

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

geen paalfundering nodig:

€ 100.029,85

lengte paalfundering 1 < 15 meter:

€ 101.487,07

lengte paalfundering 15 < 20 meter:

€ 102.495,09

lengte paalfundering > 20 meter:

€ 104.441,99

 

Toeslag voor liftinstallatie

 

Indien bij nieuwbouw van een school een liftinstallatie wordt aangebracht, geldt het volgende vergoedingsbedrag:

 

  • 1.

    lift, inclusief aanbrengen schacht: € 100.742,00.

 

 

Toeslag voor sloopkosten etc.

 

Indien vervangende nieuwbouw plaatsvindt, bestaat de mogelijkheid dat het oude schoolgebouw gesloopt dient te worden. Het desbetreffende terrein moet daarna worden hersteld en indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats wordt gerealiseerd, dienen de leerlingen te verhuizen naar een tijdelijke, vervangende locatie. De genormeerde vergoeding zoals hieronder opgenomen is gebaseerd op een vast bedrag per groep, afhankelijk van het type huisvesting dat gesloopt dient te worden.

 

De genormeerde vergoeding voor sloopkosten (inclusief eventuele verhuiskosten) wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

permanente bouw:

€ 5.076,22 per groep

tijdelijke bouw:

€ 2.539,18 per groep

 

2.2 Uitbreiding (permanente bouwaard)

 

Voor uitbreiding van de huisvesting in een permanente bouwaard tot 1000 m2 brutovloeroppervlakte is onderstaand de financiële normering weergegeven. Bij grotere uitbreidingen dient te worden uitgegaan van de financiële normering voor nieuwbouw (permanente bouwaard) (paragraaf 2.1).

 

Kosten voor terreinen

 

Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen. Indien uitbreiding van het terrein noodzakelijk is, wordt bij de bepaling van de kosten voor het terrein dezelfde systematiek gevolgd als bij nieuwbouw (paragraaf 2.1).

 

Bouwkosten

 

De bouwkosten omvatten de bouwkosten van het lokaal, inclusief fundering op staal, alsmede aanleg en inrichting van een deel van het schoolterrein. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag, een bedrag per groep en, indien van toepassing, een toeslag voor extra ruimte. Met deze vergoedingsbedragen kan de in bijlage III aangegeven brutovloeroppervlakte worden gerealiseerd.

 

 

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen (in euro)

 

Bedrag

Bedrag

Bedrag

 

vaste voet

per groep

toeslag ER

SO sh/esm

€ 85.920,31

€ 124.614,17

€ 170.524,66

 

Toeslag voor paalfundering

 

Bij de hiervoor genoemde bouwkosten is rekening gehouden met fundering van het gebouw op staal. In een aantal gevallen zal echter fundering op palen nodig zijn.

De kosten variëren met de lengte van de paalfundering; er zijn drie categorieën, te weten: 1 tot 15 meter, 15 tot 20 meter en 20 meter en langer. De vergoeding is uitgedrukt in een vast bedrag, een bedrag voor elke groep alsmede een bedrag voor de toekenning van extra ruimte (ER).

 

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen (in €):

vast bedrag (per uitbreiding):

 

paallengte

1 < 15 meter:

€ 3.771,25

paallengte

15 < 20 meter:

€ 4.918,02

paallengte

> 20 meter:

€ 7.469,09

 

 

 

Bedragen per groep

Bedragen toeslag ER

 

1<15

15<20

> 20

1<15

15<20

> 20

SO sh/esm

€ 539,04

€ 1.399,14

€ 2.828,79

€ 737,62

€ 1.914,63

€ 3.870,97

 

Toeslag liftinstallatie

 

Indien bij uitbreiding van het gebouw tevens een liftinstallatie wordt aangebracht, kan aanspraak worden gemaakt op de volgende vergoeding:

 

  • 1.

    lift, inclusief aanbrengen schacht: € 121.090,05

 

Toeslag voor een speellokaal

 

In de hiervoor genoemde bedragen is geen rekening gehouden met toewijzing van een speellokaal. De vergoeding voor een speellokaal bestaat uit een vast bedrag per ruimte, afhankelijk van de lengte van de paalfundering, waarmee 90 m2 ruimte kan worden gerealiseerd.

Voor een speellokaal in combinatie met een uitbreiding van ten minste één groep (lokaal) geldt de toeslag zoals die is opgenomen in paragraaf 2.1.

In geval van uitbreiding met alleen een speellokaal zonder gelijktijdige toekenning van een ander lokaal wordt de vergoeding op basis van de volgende bedragen bepaald:

 

Geen paalfundering nodig:

€ 207.938,07

Lengte paalfundering 1 < 15 meter

€ 213.898,67

Lengte paalfundering 15 < 20 meter

€ 215.200,39

Lengte paalfundering > 20 meter

€ 216.256,99

 

Toeslag voor sloopkosten etc.

 

Voor deze toeslag gelden dezelfde voorwaarden en bedragen als bij nieuwbouw (permanente bouwaard).

 

Toeslag voor verhuiskosten

 

Indien er sprake is van verhuizing naar een bestaand gebouw wordt de vergoeding voor de verhuizing bepaald op basis van de feitelijke kosten.

 

2.3 Tijdelijke voorziening

 

De hierna genoemde bedragen zijn afgestemd op de investeringslasten ten behoeve van voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen. Hierbij is onderscheid gemaakt in nieuwbouw van een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw als hoofdlocatie, uitbreiding van een (permanente) hoofdlocatie met een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw en uitbreiding van bestaande voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen.

Daarnaast wordt ingegaan op realisering van een tijdelijke voorziening door middel van huur van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening. Wat betreft grondkosten wordt ervan uitgegaan dat een tijdelijke voorziening in principe op het aanwezige terrein kan worden gerealiseerd. Is dit niet het geval dan geldt voor de beschikbaarstelling van terrein dezelfde procedure als bij nieuwbouw (paragraaf 2.1).

 

Nieuwbouw als hoofdlocatie/uitbreiding van permanente hoofdlocatie

 

Bij de berekening van de hieronder genoemde bedragen voor nieuwbouw van noodlokalen is uitgegaan van de volgende brutovloeroppervlakte:

 

per groep:

80 m2

toeslag voor eerste groep:

20 m2

toeslag voor nieuwbouw als hoofdlocatie:

160 m2

 

Elk voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw heeft een aantal standaardvoorzieningen nodig (entree en dergelijke). In verband hiermee wordt voor de eerste groep een toeslag gegeven. Hiernaast dienen voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen die als hoofdlocatie gaan fungeren ook te beschikken over een aantal ruimten, die normaliter in een permanent hoofdgebouw aanwezig zijn (lerarenkamer, administratieruimte en dergelijke). Hiervoor wordt eveneens een toeslag gegeven.

De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de toeslag voor paalfundering alsmede eenmalige aansluitkosten op nutsvoorzieningen.

Indien paalfundering niet noodzakelijk is, dient een aftrek plaats te vinden van de volgende bedragen:

 

 

voor de vaste voet:

350,93

per groep:

4.274,45

toeslag eerste groep:

1.069,01

toeslag nieuwbouw als hoofdlocatie:

8.548,37

 

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

Bedrag

Bedrag

Toeslag

Toeslag

 

vaste voet

per groep

1e groep

hoofdlocatie

 

 

 

 

 

SO sh/esm

€ 38.888,98

€ 71.360,68

€ 17.850,87

€ 142.806,87

 

Voor sloopkosten van het oude gebouw, herstel en inrichting van terreinen alsmede voor tijdelijke verhuizing van de leerlingen kan een aparte toeslag worden gegeven. Voor de bedragen wordt verwezen naar de toeslag bij nieuwbouw (paragraaf 2.1).

 

Uitbreiding tijdelijke voorziening

 

Ook bij uitbreiding van tijdelijke voorzieningen wordt wat betreft de brutovloeroppervlakte uitgegaan van 80 m2 per groep. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten en de toeslag voor de paalfundering. Indien geen paalfundering noodzakelijk is, dient het bedrag voor de vaste voet te worden verminderd met € 4.204,81 en het bedrag per groep met € 1.961,48.

 

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

Bedrag

Bedrag

 

vaste voet

per groep

 

 

 

SO sh/esm

€ 21.602,24

€ 77.160,01

 

Voor sloopkosten van het oude gebouw, herstel en inrichting van terreinen alsmede voor tijdelijke verhuizing van de leerlingen kan een aparte toeslag worden gegeven. Voor de bedragen wordt verwezen naar de toeslag bij nieuwbouw (paragraaf 2.1).

 

Huur van voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen

 

Naast aankoop kan een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw ook worden gehuurd. In principe zijn er twee typen huur mogelijk: huur van een noodlokaal en huur van een bestaand gebouw. Beide soorten huur worden op basis van de werkelijke kosten (zie deel B: vergoeding op basis van de feitelijke kosten)

 

Toeslag verplaatsing tijdelijke voorzieningen

 

Indien er sprake is van verplaatsing van tijdelijke voorzieningen wordt de vergoeding voor de verplaatsing bepaald op basis van de feitelijke kosten.

 

2.4 Eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair

 

De vergoeding voor eerste inrichting voor onderwijsleerpakket en meubilair bestaat uit:

  • 1.

    een vaste voet inclusief vier groepen;

  • 2.

    een bedrag voor elke volgende groep;

  • 3.

    een toeslag voor extra ruimte (SO 12e groep, VSO 13e groep).

 

 

Vaste voet

Elke volgende groep

Toeslag extra ruimte

SO-sh

€ 255.603,51

€ 32.472,99

€ 23.700,37

SO-esm

€ 167.302,62

€ 14.443,69

€ 22.243,30

 

Indien de toekenning van het aantal groepen eerste inrichting en meubilair één of meer van de eerste vier groepen omvat, wordt de vaste voet naar rato toegekend. Voor een nevenvestiging wordt per groep het bedrag voor elke volgende groep toegekend.

 

 

2.5 Onderhoud

 

Voor de in bijlage I onderscheiden onderhoudsactiviteiten kan een aanvraag voor vergoeding worden ingediend bij de gemeente. Hierbij is gekozen voor vergoeding op basis van feitelijke kosten.

 

 

2.6 Gymnastiek

 

Bouwkosten nieuwbouw/uitbreiding

 

Nieuwbouw

 

De vergoeding van de bouwkosten voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal met een brutovloeroppervlakte van 455 m2 bedraagt 700.859,20 (op het schoolterrein) en € 715.034,48 (op afzonderlijk terrein). Deze vergoeding omvat tevens de kosten van fundering op staal, alsmede de inrichting van het terrein. De grondkosten zijn hierin niet begrepen.

 

Indien paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven.

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

paallengte 1 < 15 meter:

€ 14.097,00

paallengte 15 < 20 meter:

€ 19.433,47

paallengte > 20 meter:

€ 27.293,44

 

Uitbreiding

 

Bij uitbreiding van gymnastiekruimte wordt in eerste instantie aangesloten bij de vergoeding voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal met een brutovloeroppervlakte van 455 m2.

 

Bij kleine gymnastiekzalen, waarvan de oefenvloer een oppervlakte heeft van 140 m2 of minder, kan de oefenvloer worden uitgebreid tot een oppervlakte van 252 m2. Afhankelijk van de benodigde uitbreiding zien de bedragen er als volgt uit:

 

uitbreiding met 112 t/m 120 m2:

€ 162.835,77

uitbreiding met 121 t/m 150 m2:

€ 197.949,23

 

Indien bij de uitbreiding van de oefenvloer paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven afhankelijk van de benodigde paallengte.

De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

112-120 m2

121-150 m2

paallengte 1 < 15 meter:

€ 6.310,98

€ 7.891,29

paallengte 15 < 20 meter:

€ 10.930,99

€ 13.660,22

paallengte > 20 meter:

€ 17.870,96

€ 22.338,71

 

  • 1.

     

 

OLP/meubilair

De vergoeding voor de eerste inrichting met OLP/meubilair voor een gymnastiekzaal voor (voortgezet) speciaal onderwijs ziet er als volgt uit:

 

Schoolsoort

Bedrag

SO sh/esm

€ 40.677,05

 

 

 

Onderhoud

 

De klokuurvergoeding voorziet niet in een genormeerde vergoeding voor onderhoudsactiviteiten aan de buitenzijde van het gebouw. Een schoolbestuur met een eigen gymnastieklokaal kan derhalve aanspraak maken op onderhoud voor de buitenzijde conform de activiteitenlijst in bijlage I van de verordening. Hierbij is gekozen voor een vergoeding op basis van de feitelijke kosten.

 

3 SCHOOL VOOR VOORTGEZET ONDERWIJS

 

 

De financiële normering voor het voortgezet onderwijs is onderverdeeld in:

 

  • 1.

    nieuwbouw/uitbreiding (paragraaf 3.1)

  • 2.

    tijdelijke voorzieningen (paragraaf 3.2)

  • 3.

    eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair (paragraaf 3.3) en

  • 4.

    gymnastiek (paragraaf 3.4)

 

De in dit hoofdstuk opgenomen normbedragen zijn bijgesteld ten behoeve van de vergoedingen voor 2014. De bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2013 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2014. De systematiek van prijsbijstelling en indexering is opgenomen in hoofdstuk 4.

 

3.1 Nieuwbouw en uitbreiding

 

Er bestaat geen onderscheid in de normbedragen tussen nieuwbouw en uitbreiding. Bij uitbreiding vindt veelal ook aanpassing van het bestaande gebouw plaats (zie voor de vaststelling van het bedrag voor de component "aanpassing" deel B).

 

De financiële normering voor nieuwbouw en uitbreiding valt uiteen in een tweetal kostencomponenten:

 

  • 1.

    kosten van terreinen

  • 2.

    bouwkosten

 

Kosten van terreinen

 

Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen, aangezien de gemeente het terrein om niet beschikbaar (eventueel na aankoop) stelt en het juridisch eigendom overdraagt aan het schoolbestuur. Indien een terrein dient te worden aangekocht, zullen de kosten zichtbaar moeten worden gemaakt ten behoeve van het programma. Bij het beschikbaar stellen van gemeentelijke terreinen kan het, ten behoeve van de interne verrekening tussen de gemeentelijke diensten, wenselijk zijn om de kosten van de terreinen zichtbaar te maken. Voor de bepaling van de kosten voor het terrein wordt aangesloten bij de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen.

 

 

Bouwkosten

 

Bouwkosten omvatten de bouwkosten van het gebouw, inclusief fundering op staal, alsmede de aanleg en inrichting van het schoolterrein. In het bedrag voor de vaste normkosten wordt een tweetal vergoedingen onderscheiden, te weten een vergoeding voor de ruimte-afhankelijke kosten en een vergoeding voor de sectie-afhankelijke kosten. De ruimte-afhankelijke kosten bestaan uit bedragen per m2 brutovloeroppervlak voor de afzonderlijke ruimtesoorten van een schoolgebouw. De indeling van deze bedragen geschiedt aan de hand van de hoofdindeling van de ruimtelijke normering naar type ruimte zoals opgenomen in Bijlage III, deel B.

 

De sectie-afhankelijke kosten bestaan voor projecten vanaf 460 m2 brutovloeroppervlak uit een vast bedrag per huisvestingsvoorziening, alsmede een vast bedrag per sectie. Voor kleinere projecten worden geen sectie-afhankelijke kosten per project toegekend. Deze kosten zijn namelijk opgenomen in de bedragen voor de ruimte-afhankelijke kosten per m2 brutovloeroppervlakte.

 

De bedragen zijn opgenomen in onderstaande tabel met vaste bedragen per m2 brutovloeroppervlakte en vaste bedragen per voorziening. Voor de berekening van de vergoeding voor de ruimte-afhankelijke kosten worden de benodigde aantallen m2 per type ruimte van de goedgekeurde huisvestingsvoorziening, berekend op basis van Bijlage III, Deel C, vermenigvuldigd met onderstaande bedragen per ruimtesoort.

Berekening van de vergoeding voor de sectie-afhankelijke kosten geschiedt door optelling van de algemene vaste voet en de vaste voet voor de algemene sectie of de werkplaatssectie, dan wel beide, afhankelijk van de secties waaruit de op basis van Bijlage III goedgekeurde huisvestingsvoorziening bestaat. De vergoeding voor de ruimte-afhankelijke kosten en de vergoeding voor de sectie-afhankelijke kosten vormen tezamen de totale vergoeding voor de vaste normkosten.

 

Bedragen voor ruimte-afhankelijke kosten per bruto m² (in euro)

 

< 460 m²

460 < 2500 m²

> 2.500

Algemene en specifieke ruimte

€ 1.784,93

€ 1.059,29

€ 1.033,72

Werkplaatsen

€ 1.743,37

€ 1.410,25

€ 1.410,25

Werkplaatsen consumptief

€ 2.116,98

€ 1.783,86

€ 1.783,86

 

Specifieke ruimte:

  • 1.

    (uiterlijke) verzorging/mode en commercie: huishoudkunde, gezondheidskunde, uiterlijke verzorging, mode en commercie;

  • 2.

    handel/verkoop/administratie: verkooppraktijk, kantoorpraktijk, etaleren.

Werkplaatsen:

  • 1.

    techniek algemeen: bouwtechniek, machinale houtbewerking, meten, elektrotechniek, installatietechniek, lasserij, metaal, voertuigentechniek;

  • 2.

    consumptief: werkplaats consumptieve techniek;

  • 3.

    grafische techniek: werkplaats grafische techniek;

  • 4.

    landbouw: groen-praktijk;

De overige ruimte is algemene ruimte.

 

Bedragen voor de sectie-afhankelijke kosten per voorziening (in euro)

 

 

< 460 m²

> 460 < 2500 m²

> 2500 m²

Vaste voet algemeen

-

€ 112.625,37

€ 112.625,37

Vaste voet algemene sectie

-

€ 221.075,13

€ 308.671,46

Vaste voet werkplaatssectie

-

  40.877,52

€ 40.877,52

 

Tot de werkplaatssectie behoren de volgende werkplaatsen: bouwtechniek, machinale houtbewerking, consumptieve techniek, meten, elektrotechniek, grafische techniek, installatietechniek, lasserij, mechanische techniek en motorvoertuigentechniek. De specifieke en algemene ruimten behoren tot de categorie algemeen. De overige theorie-, theorievak- en (specifieke) vaklokalen en tevens de directie- en nevenruimten behoren tot de algemene sectie.

 

Aanvullende normkosten

Bij de onderbouwing van het bedrag voor de vaste normkosten is uitgegaan van een standaardlocatie. Echter, als gevolg van plaatselijke omstandigheden kunnen extra kosten optreden. Voor een beperkt aantal omstandigheden wordt een aanvullend bedrag beschikbaar gesteld. Dit beperkt zich tot een tweetal aspecten, te weten: fundering en bemaling.

 

In de hiervoor genoemde vergoedingsbedragen is uitgegaan van fundering op staal. In veel gevallen zal echter paalfundering noodzakelijk zijn. Het criterium voor toekenning van een bedrag voor (paal)fundering is het op te stellen sonderingsrapport. De vergoeding is afhankelijk van de benodigde paallengte en de omvang van de bouw in brutovloeroppervlakte (A).

 

 

De vergoeding kan worden berekend aan de hand van de volgende formules:

 

Nieuwbouw en uitbreiding < 1000 m2:

paallengte 1 tot 15 meter:

€ 3.283,18

(€ 17,22 * A)

paallengte 15 tot 20 meter:

€ 3.495,36

(€ 29,13 * A)

paallengte 20 meter of langer:

€ 3.90246

(€ 52,15 * A)

 

Uitbreiding > 1000 m2:

paallengte 1 tot 15 meter 

€ 4.009,35

(€ 6,03 * A)

paallengte 15 tot 20 meter 

€ 5.229,55

(€ 15,66 * A)

paallengte 20 meter of langer

€ 7.941,51

(€ 31,65 * A)

 

Om in aanmerking te komen voor een aanvullend bedrag voor bemaling is de grondwaterstand maatgevend. Indien deze grondwaterstand minder dan 1 meter onder het maaiveld ligt, is bemaling noodzakelijk en wordt een bedrag per m2 goedgekeurde terreinoppervlakte toegekend. De vergoeding bedraagt € 11,19 per m2 terrein.

 

Toeslag voor verhuiskosten

 

Indien sprake is van verhuizing naar een bestaand gebouw wordt de vergoeding voor de verhuizing bepaald op basis van de feitelijke kosten.

 

3.2 Tijdelijke voorziening

 

Het vergoedingsbedrag voor een tijdelijke voorziening in het voortgezet onderwijs is gebaseerd op een vergoedingsformule, afhankelijk van het type voorziening. De volgende typen van tijdelijke voorzieningen worden onderscheiden:

 

  • 1.

    nieuwbouw/uitbreiding tijdelijke lokalen;

  • 2.

    huur van tijdelijke lokalen.

 

Nieuwbouw/uitbreiding tijdelijke lokalen

 

Het bedrag voor de huisvestingskosten van nieuwbouw en uitbreiding met tijdelijke lokalen wordt vastgesteld aan de hand van de volgende formule:

 

€ 567,98 * A + € 39.049,95

 

A = het toegekende aantal m2 brutovloeroppervlakte aan tijdelijke huisvesting.

Voor de berekening van A wordt verwezen naar bijlage III, deel C. Alle directe en indirecte kosten gemoeid met de realisatie van de voorziening moeten worden bestreden uit het ter beschikking gestelde bedrag. Tot die kosten behoren onder meer het aansluiten van de tijdelijke huisvestingsvoorziening op nutsvoorzieningen, de leges en het geschikt maken van het terrein inclusief fundering voor de te plaatsen tijdelijke huisvestingsvoorziening.

 

Huur van tijdelijke lokalen

 

Naast aankoop kan een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw ook worden gehuurd. In principe zijn er twee typen huur mogelijk: huur van een noodlokaal en huur van een bestaand gebouw. Beide soorten huur worden vergoed op basis van de werkelijke kosten (zie deel B: vergoeding op basis van feitelijke kosten).

 

Verplaatsing van tijdelijke voorzieningen

 

Indien er sprake is van verplaatsing van tijdelijke voorzieningen wordt de vergoeding voor de verplaatsing bepaald op basis van de feitelijke kosten.

 

3.3 Eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair

 

De toekenning van een vergoeding voor eerste inrichting met inventaris (leer- en hulpmiddelen en meubilair) is gekoppeld aan de huisvestingsvoorzieningen nieuwbouw (niet zijnde vervangende bouw), uitbreiding en ingebruikneming (niet zijnde ingebruikneming ter vervanging van een bestaand gebouw) waarbij de eerste inrichting nog niet eerder van overheidswege is bekostigd. Indien bij uitbreiding wordt verwezen naar medegebruik, is toekenning van inventaris slechts van toepassing indien inventaris in de voor medegebruik aangewezen ruimte ontbreekt dan wel niet geschikt is.

 

De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het type ruimte dat wordt gerealiseerd. Door het verschil te bepalen tussen de aanwezige bruto vloeroppervlakte per ruimtetype en het te realiseren bruto vloeroppervlakte per ruimtetype wordt de hoogte van de vergoeding bepaald aan de hand van de in onderstaande tabel genoemde bedragen.

 

Normbedragen inventaris per ruimtetype (in euro)

 

Ruimtetype

Functie

Inventaris/m²

Algemeen

 

€ 158,07

Specifiek

(Uiterlijke) verzorging/mode en commercie

€ 369,41

 

Handel/verkoop/administratie

€ 225,98

 

Praktijkonderwijs

€ 303,42

Werkplaatsen

Techniek algemeen

€ 387,58

 

Consumptief

€ 750,55

 

Grafische techniek

€ 1.434,93

 

Landbouw

€ 0,00

 

Specifieke ruimte:

  • 1.

    (uiterlijke) verzorging/mode en commercie: huishoudkunde, gezondheidskunde, uiterlijke verzorging, mode en commercie;

  • 2.

    handel/verkoop/administratie: verkooppraktijk, kantoorpraktijk, etaleren;

  • 3.

    -praktijkonderwijs: praktijkwerkplekken.

Werkplaatsen:

  • 1.

    techniek algemeen: bouwtechniek, machinale houtbewerking, meten, elektrotechniek, installatietechniek, lasserij, metaal voertuigentechniek;

  • 2.

    consumptief: werkplaats consumptieve techniek;

  • 3.

    grafische techniek: werkplaats grafische techniek;

  • 4.

    landbouw: groen-praktijk;

De overige ruimte is algemene ruimte.

 

3.4 Gymnastiek voortgezet onderwijs

 

Bouwkosten nieuwbouw/uitbreiding

 

De vergoeding van de bouwkosten voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal met een brutovloeroppervlakte van 455 m2 bedraagt € 700.859,20 (op het schoolterrein) respectievelijk € 715.034,48 (op afzonderlijk terrein).

De vergoeding voor de bouwkosten van een gymnastiekzaal omvat alle schaal- en ruimte-afhankelijke kosten, alsmede kosten voor de inrichting van het terrein. De kosten voor de aankoop van grond zijn hierin niet begrepen.

Indien paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven afhankelijk van de benodigde paallengte. De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

– paallengte 1<15 meter: € 14.097,01

– paallengte 15<20 meter: € 19.433,46

– paallengte > 20 meter: € 27.293,44

 

Medegebruik/huur van een niet-eigen lokaal

 

Naast gymnastiek in een eigen ruimte van de school is er tevens gymnastiek mogelijk in een bestaande gymnastiekaccommodatie door middel van medegebruik van een gymnastiekaccommodatie van een andere school, de gemeente of een commerciële exploitant. Afhankelijk van de eigenaar van de accommodatie is de school voor voortgezet onderwijs de volgende vergoeding verschuldigd:

a. Indien de gymnastiekruimte van een andere school voor voortgezet onderwijs wordt gebruikt, wordt het variabele en het vaste deel van het klokuurbedrag vergoed voor het aantal lesuren medegebruik. Voor de hoogte van de vergoeding wordt aangesloten bij het vaste en variabele deel van de klokuurvergoeding in het primair onderwijs. Indien de gymnastiekruimte van een school voor primair onderwijs wordt gebruikt, wordt in ieder geval het variabele deel van het klokuurbedrag vergoed voor het aantal lesuren medegebruik. Als de gebruiksduur van de gymnastiekruimte vanwege het medegebruik voor de V.O.-school boven de 26 klokuren uitkomt, dient de V.O.-school voor het aantal uren dat boven de 26 klokuren ligt ook het vaste deel van het klokuurbedrag te vergoeden.

b. Indien een gymnastiekaccommodatie van de gemeente wordt gebruikt, is de school voor voortgezet onderwijs de gemeente een bedrag aan exploitatiekosten verschuldigd voor het aantal lesuren gebruik. Voor de hoogte van de vergoeding wordt aangesloten bij het vaste en variabele deel van de klokuurvergoeding in het primair onderwijs.

c. Indien een gymnastiekaccommodatie van een commerciële exploitant wordt gebruikt, betaalt de school voor voortgezet onderwijs de huurprijs (stichtingskosten en materiële instandhouding). De gemeente betaalt aan de school de stichtingskostenvergoeding als onderdeel van de huur. De hoogte van deze stichtingskostenvergoeding bedraagt het verschil tussen huurbedrag en het vaste en variabele deel van het klokuurbedrag voor het aantal uren gebruik. Voor de hoogte van het klokuurbedrag wordt aangesloten bij het vaste en variabele deel van de klokuurvergoeding in het primair onderwijs. Voor de hoogte van het vaste deel van het klokuurbedrag onder a,b en c wordt het vaste bedrag, zoals genoemd in Bijlage IV, deel A, paragraaf 1.6 onderdeel "Vergoeding per klokuur", gedeeld door 26. Vermenigvuldiging van het op deze wijze verkregen bedrag met het aantal uren resulteert in het totale vaste deel van de klokuurvergoeding dat een school voor voortgezet onderwijs moet vergoeden.

 

Huur buitensportaccommodaties

 

Gedurende maximaal 16 weken per jaar kan een school aanspraak maken op een vergoeding van de huur van een buitensportaccommodatie. De vergoeding voor deze kosten geschiedt maximaal naar het door de gemeente Rijswijk in rekening te brengen tarief voor deze voorzieningen volgens de gemeentelijke Verordening tot wijziging van de Verordening regelende het in gebruik geven en de tarieven voor het gebruik van de gemeentelijke buitensportaccommodaties en de kleedlokalen.

 

Eerste inrichting leer- en hulpmiddelen/meubilair

 

In geval van nieuwbouw (als eerste voorziening), uitbreiding en ingebruikneming (niet zijnde ingebruikneming ter vervanging van een bestaand gebouw) waarbij de eerste inrichting nog niet eerder van overheidswege is bekostigd, bestaat aanspraak op vergoeding voor eerste inrichting met leer- en hulpmiddelen/meubilair. Bij de voorzieningen vervangende nieuwbouw en mede-gebruik bestaat geen aanspraak op eerste inrichting met leer- en hulpmiddelen/meubilair.

 

De vergoeding, afhankelijk van het type toegekende gymnastiekaccommodatie wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:

 

 

Meubilair

Leer en hulpmiddelen

Totaal

Eerste lokaal

€ 1.083,66

€ 64.573,61

€ 65.704,97

Tweede lokaal

€ 1.083,66

€ 50.409,54

€ 51.493,20

Derde lokaal

€ 1.083,66

€ 21.915,71

€ 22.999,37

Oefenplaats 1

 

€ 14.271,50

€ 14.271,50

Oefenplaats 2

 

€ 1.647,44

€ 1.647,44

 

4 Indexering

 

De in deze bijlage genoemde normbedragen zijn herleid naar het prijspeil van 1 juli 1996. Jaarlijks worden door het college de werkelijke prijsontwikkeling in het afgelopen jaar en de verwachte prijsontwikkeling ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van de vergoeding in het jaar van uitvoering van het programma bekendgemaakt.

 

Werkelijke prijsontwikkeling

 

Jaarlijks worden de normbedragen aangepast aan de werkelijke prijsontwikkeling tot 1 juli van het lopende jaar. Om te voorkomen dat elk jaar alle tabellen aangepast zouden moeten worden, wordt jaarlijks na 1 juli het prijsbijstellingscijfer bekendgemaakt.

 

Voor de voorzieningen nieuwbouw en uitbreiding wordt als prijsbijstellingscijfer aangehouden het CBS-indexcijfer "Nieuwbouwprijzen van woningen", gepubliceerd in de "Maandstatistiek bouwnijverheid" van het CBS (eventueel zou voor onderhoud kunnen worden aangesloten bij het prijsindexcijfer van de materialen in de woningbouw).

Voor de voorzieningen onderhoud, eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair en de klokuurvergoedingen gymnastiek wordt als prijsbijstellingscijfer aangehouden het CBS-indexcijfer "prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor alle huishoudens" (NR-reeks), gepubliceerd in de "Maandstatistiek van de prijzen" van het CBS.

 

Verwachte prijsontwikkeling ten behoeve van het programma

 

Naast de bijstelling van de prijzen tot 1 juli van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is het noodzakelijk om een inschatting te maken van het werkelijke prijsniveau in het jaar van uitvoering van het programma. Dit is noodzakelijk om de hoogte van de vergoeding bij vaststelling van het programma en het moment van vergoeding vast te stellen.

 

Voor de voorzieningen nieuwbouw en uitbreiding geldt als prijsindexcijfer het MEV-cijfer (Macro-economische verkenningen) "bruto-investeringen voor woningen", zoals bekendgemaakt op de derde dinsdag in september.

Voor de voorzieningen onderhoud, eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair en de klokuurvergoedingen gymnastiek geldt als prijsindexcijfer het MEV-cijfer "prijsmutatie van de netto-materiële overheidsconsumptie", zoals bekendgemaakt op de derde dinsdag in september.

 

DEEL B Vergoeding op basis van feitelijke kosten

 

In artikel 4 van deze verordening is aangegeven welke voorzieningen worden vergoed op basis van normbedragen en welke voorzieningen worden vergoed op basis van feitelijke kosten. Indien goedgekeurde huisvestingsvoorzieningen, ingevolge artikel 4, derde lid laatste volzin, worden vergoed op basis van feitelijke kosten, dient aan de in dit deel van de bijlage opgenomen aanbestedingsregels te worden voldaan.

 

Europese aanbesteding

 

Indien de omvang van een opdracht of contract boven een bepaald bedrag uitkomt, worden ingevolge het Besluit overheidsaanbestedingen 1993 de richtlijnen van de Europese Unie (89/440/EG) toegepast. Deze richtlijnen gelden vanaf de volgende bedragen:

  • 1.

    € 200.000 (exclusief BTW) voor leveringen en diensten;

  • 2.

    € 5.000.000 (exclusief BTW) voor werken.

Bouwactiviteiten, zoals nieuwbouw, uitbreiding en dergelijke, vallen onder de definitie “werken”. Aankoop van bijvoorbeeld meubilair of onderwijsleerpakket valt onder “leveringen”. Bij aankoop van gebouwen en terreinen is de richtlijn uiteraard niet van toepassing.

De richtlijnen voor aanbesteding van deze opdrachten zijn nader uitgewerkt in het Uniform aanbestedingsreglement-EG 1991 (UAR-EG 91), hetgeen van toepassing is op opdrachten in het kader van deze verordening.

 

Opdrachten onder het Europees drempelbedrag

Op opdrachten onder het Europees drempelbedrag zijn de richtlijnen, zoals vastgelegd in het Besluit overheidsaanbestedingen 1993, van toepassing. Deze richtlijnen en de hierbij behorende procedures zijn uitgewerkt in het Uniform aanbestedingsreglement 1986 (UAR 86), hetgeen van toepassing is op opdrachten in het kader van deze verordening.

 

Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de verordening worden afspraken gemaakt over de wijze van aanbesteding. Als uitgangspunt hierbij geldt dat, tenzij het college na overleg anders beslist, ten minste twee offertes gevraagd dienen te worden.

 

Bijlage Grondslag bekostiging voor materiële instandhouding lichamelijke oefening

 

 

Basischool

Voor een basisschool is het aantal groepen bepalend voor het aantal klokuren gymnastiek. Per groep 6-12 jarigen wordt maximaal 1,5 klokuur gymnastiek vergoed. Het aantal groepen is afhankelijk van het aantal formatieplaatsen. Bij de bepaling van het aantal formatieplaatsen en daarop gebaseerde aantal groepen wordt uitgegaan van de formule en bepalingen zoals vastgelegd in Bijlage III, Deel B, paragraaf 1.2 van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs.

 

Speciale school voor basisonderwijs

Voor een speciale school voor basisonderwijs is het aantal groepen bepalend voor het aantal klokuren gymnastiek. Per groep met leerlingen jonger dan 6 jaar wordt, indien de school niet de beschikking heeft over een speellokaal, maximaal 3,75 klokuur gymnastiek vergoed. Per groep met leerlingen van 6 jaar en ouder wordt maximaal 2,25 klokuur gymnastiek vergoed.

Het aantal groepen wordt bepaald door het aantal leerlingen te delen door de ‘N-factor’. De ‘N-factor’ is bepalend voor de groepsgrootte. De N-factor voor een speciale school voor basisonderwijs is 15. Het verkregen getal wordt alleen naar boven afgerond indien het cijfer achter de komma groter is dan 5. In het andere geval wordt het aantal naar beneden afgerond.

 

School voor speciaal onderwijs

Het aantal groepen is bepalend voor het aantal klokuren gymnastiek. Per groep leerlingen jonger dan 6 jaar wordt maximaal 3,75 klokuur gymnastiek vergoed, indien de school of nevenvestiging niet de beschikking heeft over een speellokaal. Per groep met leerlingen van 6 jaar en ouder wordt maximaal 2,25 klokuur gymnastiek vergoed.

Bij de bepaling van het aantal groepen wordt uitgegaan van de bepalingen uit Bijlage III, Deel B, artikel 2.2 van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs.

 

Vergoeding per klokuur

Ingevolge artikel 117 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 115 van de Wet op de Expertisecentra worden de volgende vergoedingsbedragen voor het gebruik van een gymnastiekzaal vastgesteld. De bedragen bevatten een vergoeding voor onderhoud aan de binnenzijde van het gebouw, de materiële instandhouding alsmede een vergoeding voor vervanging en aanpassing van onderwijsleerpakket en meubilair. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het stichtingsjaar van de gymnastiekaccommodatie en de oppervlakte van de oefenzaal.

 

 

De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een variabel bedrag per vastgesteld klokuur.

 

Stichtingsjaar en omvang

Vast bedrag

Variabel bedrag

Tot 1987

 

 

- < 90 m²

€ 2.886,26

€ 350,69

- 90 – 130 m²

€ 3.703,55

€ 443,77

- 130 – 170 m²

€ 4.049,55

€ 478,90

- 170 – 190 m²

€ 3.864,55

€ 523,97

- 190 – 230 m²

€ 3.701,22

€ 577,26

- > 230 m²

€ 4.188,91

€ 645,75

Vanaf 1987

 

 

- > 252 m²

€ 3.325,94

€ 587,22

 

De bovenstaande normbedragen zijn bijgesteld ten behoeve van de vergoedingen voor 2014. De bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2013 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2014.

 

Medegebruik/huur van een niet eigen voorziening

Naast gymnastiek in een eigen lokaal van de school is er tevens gymnastiek mogelijk in een bestaande gymnastiekaccommodatie door middel van medegebruik of huur (van een andere school/de gemeente/een commerciële exploitant). Afhankelijk van de eigenaar van de accommodatie bestaat recht op de volgende vergoeding:

 

● Indien de gymnastiekzaal van een andere school voor primair onderwijs wordt gebruikt, wordt het variabele deel van het klokuurbedrag aan de eigenaar vergoed.

● Indien de gymnastiekzaal van een school voor voortgezet onderwijs wordt gebruikt, wordt het vaste en variabele deel van het klokuurbedrag vergoed.

● Indien een gymnastiekaccommodatie van de gemeente wordt gebruikt, volstaat ingebruikgeving van de accommodatie voor het vastgestelde aantal klokuren.

 

Indien een gymnastiekaccommodatie van een commerciële exploitant wordt gebruikt, zal de huurprijs (stichtingskosten + materiële instandhouding worden vergoed. De huurprijs wordt door de gemeente aan de exploitant voldaan.

 

BIJLAGE V   BIJ DE VERORDENING VOORZIENINGEN HUISVESTING ONDERWIJS

 

Criteria voor de urgentie van de aangevraagde voorzieningen

 

1.    Volgorde van hoofdprioriteiten

 

Huisvestingsvoorzieningen aangevraagd voor hetzelfde jaar die voldoen aan de criteria, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdelen a, b en c worden ter samenstelling van het programma en het overzicht gerangschikt in volgorde van prioriteit.

 

Ten eerste vindt de rangschikking plaats naar hoofdprioriteit:

  • 1.

    voorzieningen om capaciteitstekorten als bepaald op basis van bijlage III op te heffen;

  • 2.

    voorzieningen noodzakelijk om een adequaat onderhoudsniveau te handhaven i.c. onderhoud van gebouwen voor primair onderwijs;

  • 3.

    voorzieningen noodzakelijk om te voldoen aan bij of krachtens de wet gestelde verplichtingen bestaande uit aanpassingen voorzover deze geen capaciteitsuitbreiding inhouden;

  • 4.

    voorzieningen die wenselijk zijn als gevolg van nieuwe onderwijskundige inzichten en/of gewenste bouwkundige aanpassingen om gebouwen aan te passen aan de eigentijdse eisen van het onderwijs.

 

Ad 1

Hieronder vallen nieuwbouw, uitbreiding, eerste inrichting (los van andere voorzieningen aangevraagd), verplaatsing noodlokalen, medegebruik en het inpandig of deels inpandig creëren van lesruimten, inclusief (voorzover van toepassing) het daarbijhorende terrein en de eerste inrichting. Ook vergroting van de capaciteit voor onderwijs in de lichamelijke oefening bijvoorbeeld door nieuwbouw van een gymnastiekruimte behoort tot deze hoofdprioriteit. Vervangende bouw en ingebruikneming van een gebouw inclusief de noodzakelijke aanpassingen vallen slechts in deze hoofdprioriteit, indien deze dienen om een tekort aan capaciteit op te heffen.

 

Ad 2

Vervangende bouw, ingebruikneming van een gebouw ter vervanging van een ander gebouw inclusief de noodzakelijke aanpassingen, onderhoud in het primair onderwijs, herstel van constructiefouten, herstel of vervanging van schade in bijzondere omstandigheden en de aanpassing "vervanging van een oliegestookte verwarmingsinstallatie" in het primair onderwijs vormen de tweede hoofdprioriteit.

 

Ad 3

Aanpassingen van gebouwen voor primair onderwijs met uitzondering van het (deels) inpandig creëren van lesruimten en vervanging van een oliegestookte verwarming vallen onder hoofdprioriteit 3.

 

Ad 4

Invulling van hoofdprioriteit 4 zal afhangen van de gevolgen van nieuwe onderwijskundige inzichten voor gebouwen. Daarnaast vallen hieronder de activiteiten van aanpassingen van meer algemene aard en herstel of vervanging van schade in bijzondere omstandigheden voorzover dit niet spoedeisend is.

 

2.    Nadere volgorde binnen de hoofdprioriteiten: de subprioriteiten

 

Vervolgens wordt binnen elke hoofdprioriteit op basis van de subprioriteit de nadere volgorde bepaald. Daarbij wordt voor enige hoofdprioriteiten, namelijk de hoofdprioriteiten 2, 3 en 4, de subprioriteit bepaald afhankelijk van de functie die een ruimte heeft.

Indien meerdere voorzieningen voor plaatsing op het programma in aanmerking komen, worden de subprioriteiten steeds per voorziening opnieuw toegepast.

Onder lesruimten vallen: theorielokalen/leslokalen, vaklokalen/speellokalen en gymnastiek-ruimten.

Onder niet lesruimten vallen: kabinetten, personeelsruimten en overige nevenruimten binnen het gebouw.

Onder het begrip overige ruimte vallen: bergingen, fietsenstallingen en voorzieningen aan het terrein.

 

2.1  Binnen de hoofdprioriteit "voorzieningen om capaciteitstekorten als bepaald op basis van bijlage III op te heffen" komt voor plaatsing op het programma in aanmerking:

 

  • 1.

    als eerste die voorziening die relatief gezien een zo groot mogelijk kwantitatief tekort opheft in een situatie met herschikking van schoolgebouwen;

  • 2.

    vervolgens die voorziening die relatief gezien een zo groot mogelijk kwantitatief tekort opheft in een situatie zonder herschikking van schoolgebouwen en

  • 3.

    vervolgens die voorziening die relatief gezien een zo groot mogelijk kwantitatief tekort aan gymnastiekruimten opheft.

 

2.2  Binnen de hoofdprioriteit "voorzieningen noodzakelijk om een adequaat onderhouds-niveau te handhaven" komt voor plaatsing op het programma in aanmerking:

 

a.   als eerste die voorziening aan een gebouw waarbij volgens het bouwkundige rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de laagste score qua kwaliteit wordt toegekend;

b.   vervolgens die voorziening aan een theorielokaal/leslokaal waarbij volgens het bouwkundige rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de laagste score qua kwaliteit wordt toegekend;

c.   vervolgens die voorziening aan een vaklokaal/speellokaal/gymnastiekruimte, waarbij volgens het bouwkundige rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de laagste score qua kwaliteit wordt toegekend;

d.   vervolgens die voorziening aan een niet lesruimte waarbij volgens het bouwkundige rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de laagste score qua kwaliteit wordt toegekend;

e.   vervolgens die voorziening aan een overige ruimte waarbij volgens het bouwkundige rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de laagste score qua kwaliteit wordt toegekend.

 

2.3  Binnen de hoofdprioriteit "voorzieningen noodzakelijk om te voldoen aan bij of krachtens de wet gestelde verplichtingen waaronder aanpassingen voorzover deze geen capaciteitsuitbreiding betreffen" komt voor plaatsing op het programma in aanmerking:

 

a.   als eerste de voorziening aan een gebouw die niet voldoet aan de wet- en regelgeving en waarbij de bouwkundige conditie volgens het rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de minste is;

b.   vervolgens de voorziening aan een theorielokaal/leslokaal die niet voldoet aan de wet- en regelgeving en waarbij de bouwkundige conditie volgens het rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de minste is;

c.   vervolgens de voorziening aan een vaklokaal/speellokaal/gymnastiekruimte die niet voldoet aan de wet- en regelgeving en waarbij de bouwkundige conditie volgens het rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de minste is;

d.   vervolgens de voorziening aan een niet lesruimte die niet voldoet aan de wet- en regelgeving en waarbij de bouwkundige conditie volgens het rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de minste is en

e.   vervolgens de voorziening aan een overige ruimte die niet voldoet aan de wet- en regelgeving en waarbij de bouwkundige conditie volgens het rapport zoals bedoeld in artikel 7, lid 2 onder c, de minste is.

 

 

2.4     Binnen de hoofdprioriteit "voorzieningen die wenselijk zijn als gevolg van nieuwe onderwijskundige inzichten en/of gewenste bouwkundige aanpassingen om gebouwen aan te passen aan de eigentijdse eisen van het onderwijs" komt voor plaatsing op het programma in aanmerking:

 

  • 1.

    als eerste de voorziening aanpassing als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen aan een gebouw dat aangepast wordt waarbij het aantal groepen leerlingen het hoogst is

b. vervolgens de voorziening voor theorielokalen/leslokalen waarbij het percentage leerlingen waarvoor het nieuwe onderwijskundige beleid geldt het hoogst is;

c.   vervolgens de voorziening voor vaklokalen/speellokalen/gymnastiekruimte waarbij het percentage leerlingen waarvoor het nieuwe onderwijskundige beleid geldt het hoogst is;

d    vervolgens de voorziening aan niet lesruimte die als lesruimte in gebruik wordt genomen waarbij het percentage leerlingen waarvoor nieuw onderwijskundig beleid geldt het hoogst is;

e.   vervolgens herstel of vervanging van schade in bijzondere omstandigheden, waarbij de ernst van de schade het hoogst is en

f.    vervolgens de activiteit ten behoeve van aanpassingen van meer algemene aard, waarbij de ouderdom van het niet aangepaste gebouw het hoogste is.