Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2011 |
Citeertitel | Verordening Wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 02-02-2016 | nieuwe regeling | 14-12-2010 Leidschendammer / Voorburgse Courant 30-12-2010 | 511002 |
De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
gezien het voorstel van het college d.d. 9 november 2010;
gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid , 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;
I. per 1 januari 2011 in te trekken de “Verordening Wet Inburgering Leidschendam-Voorburg 2009”;
II. per 1 januari 2011 vast te stellen de navolgende “Verordening Wet Inburgering Leidschendam-Voorburg 2011”.
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Hoofdstuk 2. Het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen
Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.
Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.
Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage
Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene uitkering op grond van de WWB, IOAW of IOAZ danwel met de inkomensvoorziening op grond van de WIJ, wordt dat in de beschikking vastgelegd.
Artikel 9 Opleggen van verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete
Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft behaald.
Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars
Artikel 14 De samenstelling van de voorziening
Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.
Artikel 15 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.
Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.
Artikel 16 Geen eigen bijdrage
De vrijwillige inburgeraar is geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet verschuldigd.
Artikel 17 Opleggen van verplichtingen
Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:
Artikel 18 De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:
Artikel 19 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst
Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, en hierbij sprake is van een verwijtbare gedraging van de vrijwillige inburgeraar, kan het college de kosten van de verstrekte inburgeringsvoorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 14 december 2010.
de griffier, de plv. voorzitter,
mr. G.A. van Egmond, mr. A.J.W. van Baalen-van Eekelen
De Wet inburgering (Wi) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet inburgering (Wi) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:
De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgerings- of staatsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen of staatsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). Daarnaast is in de Wi ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.
De Wi draagt een aantal belangrijke taken op aan gemeenten. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen voor een voorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.
In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.
Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.
In verband met deze taken draagt de Wi gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
Ad 1: De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
Artikel 8 en 24f Wi bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.
Ad 2: Het aanbieden van een voorziening
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen of staatsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. De gemeenteraad bepaalt welke inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg heeft reeds d.d. 2 december 2008 besloten om de doelgroep te verbreden en geen groepen van voorzieningen uit te sluiten.
Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, Wi. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, Wi).
De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.
Ad 3: Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Ad 4: Het vaststellen voorzieningen voor inburgeringsplichtigen
Artikel 19a, eerste lid, Wi geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft er voor gekozen de voorziening voor een inburgeringsplichtige niet aan te bieden, maar vast te stellen. De inburgeringsplichtige mag de voorziening dus niet weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, Wi).
Het vaststellingsstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd en geldt voor alle inburgeringsplichtigen.
Het vaststellen van een voorziening begint met het houden van een intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens drie mogelijkheden:
Nu gekozen is voor het vaststellingstelsel, is de gemeente niet langer afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.
In de wet is ook vastgelegd dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. Hierbij gaat het over welke onderwerpen:
Ad 5: Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars
De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de Wi wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.
Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.
In een verordening dient de gemeenteraad in ieder geval regels te stellen over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, Wi).
Op grond van artikel 24e Wi is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, Wi).
De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, Wi). Artikel 24f Wi draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.
Ad 6: Het persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.
Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.
De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.
Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, Wi en artikel 24a, vijfde lid. Wi).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In de Wi is het begrip “inburgeringsvoorziening” uitgebreid met “taalkennisvoorziening”. Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het woord “voorziening” gehanteerd, waarmee zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid. Waar noodzakelijk worden de beide begrippen afzonderlijk genoemd.
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wi, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
In dit artikel wordt ingespeeld op eventuele toekomstige samenwerkingsverbanden voor wat betreft de uitvoering van de Wi.
Artikel 3 De informatieverstrekking
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke manier de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 en 24f van de Wi dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringsplichtigen dienen ook regels te worden vastgesteld ter zake van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.
Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening. Het vierde lid verplicht het college de raad jaarlijks bij de jaarrekening te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.
Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen
In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, Wi om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een voorziening vaststellen.
Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een voorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een voorziening kan vaststellen. Zoals eerder vermeld heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg er voor gekozen om de doelgroep niet te beperken en kan aan iedere inburgeringsplichtige een voorziening worden aangeboden (besluit d.d. 2 december 2008 (DIS 2008/24081).
Artikel 5 De samenstelling van de voorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij de Regeling inburgering. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, dient de voorziening daarop te worden afgestemd.
De Wi bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, Wi). Het tweede lid van dit artikel draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, derde lid, van de wet, dat een aanbod voor een voorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, Wi).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud-en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, Wi).
Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, Wi kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.
In het eerste lid legt de gemeente vast dat aan de inburgeringsplichtige voor een voorziening een persoonlijk inburgeringsbudget kan worden verstrekt. In het tweede lid legt de gemeente vast dat een verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een persoonlijk inburgeringsbudget wordt behandeld. Indien de door de inburgeringsplichtige voorgestelde voorziening als passend wordt beschouwd, wordt het voorstel goedgekeurd (lid 3 en 4). Het voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door de taalaanbieder. Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren.
Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. De gemeente Leidschendam-Voorburg kiest ervoor om deze overeenkomst door het college te laten sluiten. Dit wordt in het vijfde lid geregeld.
In het zesde lid wordt bepaald dat het college aan de verstrekking van een persoonlijk inburgeringsbudget nadere regels kan stellen.
Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt
€ 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi).
In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de eigen bijdrage achteraf in rekening wordt gebracht. Hierbij is bepaald dat de eigen bijdrage bij voorkeur ineens, en in maximaal 36 termijnen betaald dient te worden. Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een andere door de gemeente te verstrekken sociale zekerheidsuitkering ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.
Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.
Artikel 8 Verstrekken van een premie
De gemeente wil geen onnodige belemmeringen voor deelname aan het inburgeringsaanbod
opwerpen. De gemeente beloont daarom die inburgeringsplichtige die het traject doorlopenheeft en binnen de wettelijke termijn heeft deelgenomen aan het inburgerings- of staatsexamen, met een premie ter hoogte van de eigen bijdrage. Tevens komen personen die deelgenomen hebben aan een taalkennisvoorziening voor deze premie in aanmerking. Uitbetaling van de premie als genoemd in lid 1 van dit artikel vindt niet plaats dan door verrekening met de eigen bijdrage.
Artikel 9 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.
Het college stelt door middel van een intake vast of iemand inburgeringsplichtig is. De potentieel inburgeringplichtige moet zijn medewerking aan de intake verlenen. Hij wordt geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van niet meewerken.
Artikel 10 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeraar de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zal de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). Deze termijn is drieënhalfjaar (artikel 7, eerst lid Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking de hoogte van de eigen bijdrage moet worden vastgelegd. Voorts moet (sub e) in de beschikking worden vermeld in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (sub f). Tenslotte dient in de beschikking te worden vermeld op welke wijze vorm wordt gegeven aan de voortgangsgesprekken tijdens het traject (sub g).
Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft ervoor gekozen niet de maximumbedragen te hanteren, maar lagere bedragen vast te stellen.
De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen. Evenmin kan een bestuurlijke boete worden opgelegd indien voor dezelfde gedraging de inkomensvoorziening kan worden verlaagd op grond van artikel 37 van de WIJ (artikel 37 van de Wi).
Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de gedraging een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 11 mogelijk is.
De artikelen 11en 12 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf beleid moeten ontwikkelen. In beleidsregels zal het college vastleggen hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.
Artikel 13 Aanwijzen van de doelgroepen
De gemeente Leidschendam-Voorburg vindt het belangrijk dat ook vrijwillige inburgeraars de mogelijkheid krijgen om hun kennis van de Nederlandse taal en samenleving te vergroten en conform het eerder genoemde besluit d.d. 2 december 2008 kan ook aan alle vrijwillige inburgeraars een voorziening aangeboden worden.
Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Zie toelichting bij artikel 6 van de verordening.
Artikel 15 Geen inning van de eigen bijdrage
De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen (artikel 24e, tweede lid, Wi). Van deze bevoegdheid wordt in dit artikel gebruik gemaakt.
Artikel 16 Opleggen van verplichtingen
In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 9 van de verordening).
Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.
Artikel 18 Sancties bij niet na-koming van de overeenkomst
Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. Conform de beleidsregels persoonsgebonden re-integratiebudget WWB, IOAW en IOAZ gemeente Leidschendam-Voorburg 2009 is de volgende sanctie bepaald. Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, en hierbij sprake is van een verwijtbare gedraging van de vrijwillige inburgeraar, kan het college de kosten van de verstrekte inburgeringsvoorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwilliger inburgeraar
Artikel 24f Wi draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 Wi, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.
Artikel 20 Uitwerking beleidsregels
Dit artikel spreekt voor zich.