Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009 nr. 2009INT238096 houdende regels inzake subsidieverstrekking kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL) (Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht) |
Citeertitel | Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-10-2023 | artikel 1, 6, 6a, 6c | 26-09-2023 | UTSP-522568655-23833 | ||
12-10-2023 | 01-08-2023 | 31-10-2023 | artikel 5 | 26-09-2023 | UTSP-522568655-23833 |
29-07-2023 | 12-10-2023 | artikel 7, toelichting | 20-06-2023 | UTSP-522568655-23285 | |
15-10-2021 | 29-07-2023 | Artt. 1, 2, 5, 6, 6a, 8, 13, 14, 14a, 14b, 14c, 14d, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 | 21-09-2021 | 2021-47 | |
24-08-2019 | 15-10-2021 | Wijziging artt. 1, 3, 4a, 5, 6a, 6b, 8, 9, 9a, 9b, 10, 11, 12, 13, 14, 14c, 15, 17, 18, 19, 20, 20a | 10-07-2019 | 81EC2F37 | |
30-12-2017 | 24-08-2019 | Wijziging Hoofdstuk 1 t/m 5 en bijlage | 12-12-2017 | 81C3B144 | |
19-05-2016 | 30-12-2017 | Art. 1, 2, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 18, 20 | 10-05-2016 | 81846534 | |
05-10-2012 | 21-09-2013 | art. 1, 7, 11, 15, 16, 17, 18, 19, 20 | 25-09-2012 Provinciaal blad, 2012. 42 | 80BF0CA0 | |
29-09-2011 | 05-10-2012 | art. 1, 9, 21, 22 | 27-09-2011 Provinciaal blad, 2011, 43 | 8094CA9D | |
16-10-2010 | 29-09-2011 | art. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21 22 | 21-09-2010 Provinciaal blad, 2010, 49 | 2010INT263460 | |
11-11-2009 | 16-10-2010 | art. 1, 5, 8, 11, 12, 13, 14, 16, 18, 20, 24 | 10-11-2009 Provinciaal blad, 2009, 49 | 2009INT251102 |
Provinciale Staten van Utrecht;
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van (10 maart 2009, nr. 2009INT238096) inzake het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer
Gelet op artikel 145 van de Provinciewet;
Besluiten vast te stellen de volgende verordening: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
Indien een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, wordt de aanvraag voor toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de dag waarop de eerste indiening heeft plaatsgevonden, plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag, en de dag waarop de aangevulde aanvraag door de Gedeputeerde Staten is ontvangen.
Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond volledige aanvragen met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het subsidieplafond dreigt te worden overschreden. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst voor subsidie in aanmerking.
Artikel 4 (indiening aanvraag)
Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een schriftelijke machtiging.
Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)
Een investeringssubsidie of een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:
Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds eerder subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om te voorkomen dat het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:
Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)
Een begunstigde van een subsidie bewaart alle documenten inzake een aan hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.
In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 verstrekken voor percelen gelegen binnen de provincie Utrecht, die buiten de terreinen gelegen zijn die op kaart 1 van het Natuurbeheerplan 2023 zijn aangeduid als ‘Te ontwikkelen natuur’, 'Te ontwikkelen natuur zoekgebied (Groene contour)' en 'Te ontwikkelen natuur zoekgebied (NNN)', die op basis van een ecologische onderbouwing en na advies van de Kopgroep Akkoord van Utrecht geschikt zijn bevonden om op voorzienbare termijn aan het Natuurnetwerk Nederland toe te voegen.
Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap
Artikel 8 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen ten behoeve van een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:
Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan:
Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:
artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of
Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., onderscheidenlijk een in het tweede lid van dit artikel bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.
Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:
tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen naar het oordeel van gedeputeerde staten onmogelijk wordt.
Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapsbeheertype nog verplichtingen rusten op grond van:
tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapsbeheertype door die maatregelen onmogelijk wordt.
Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien de aanvrager schriftelijk bij Gedeputeerde Staten aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het betreffende natuurterrein te realiseren. De aanvrager geeft de grenzen van het betreffende natuurterrein aan op een bijgevoegde kaart.
Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, of het vierde lid van dat artikel wordt ingediend ten behoeve van een natuurterrein dat op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01.
Artikel 10 (aanvraag subsidieverlening)
Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:
één of meerdere topografische of digitale kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein of het landschapsbeheertype waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven. Digitale gegevens dienen te worden aangeleverd als GIS-bestand in de vorm van een shapefile. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan deze bestanden moeten voldoen; en
Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een aanvrager als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v., of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde aanvrager deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.
Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid gaat vergezeld van:
één of meer topografische of digitale kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapsbeheertype waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen;
In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapsbeheertypen of natuurbeheertypen ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.
Artikel 11 (subsidievoorwaarden)
Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidelijk het programma, en de wijze waarop de aanvrager voornemens is de (beoogde) beheertypen en habitattypen verder te ontwikkelen en te beheren, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;
Artikel 12 (subsidieverplichtingen)
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in ieder geval:
Indien een begunstigde van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:
Uiterlijk zes weken na het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de begunstigde een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.
Indien sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.
Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering
Artikel 17 (aanvraag subsidie)
De subsidieaanvraag gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische of digitale kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden. Digitale kaarten dienen te worden aangeleverd als GIS-bestand in de vorm van een shapefile. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan deze bestanden moeten voldoen.
Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)
De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:
binnen een termijn van vier maanden na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de begunstigde en de provincie Utrecht tot stand komt waarin is opgenomen:
de kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en voor andere doeleinden dan voor de ontwikkeling dan wel instandhouding van het te realiseren natuurbeheertype of landschapsbeheertype en overigens al datgene na te laten wat de ontwikkelingen dan wel instandhouding van het te realiseren natuurbeheertype of landschapsbeheertype op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
Artikel 21 (overgangsrecht gewijzigde definitie)
Op aanvragen die zijn ingediend vóór 28 september 2011 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009.
Provinciale Staten van Utrecht,
R.C. ROBBERTSEN, voorzitter.
L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier.
Uitgegeven 3 juli 2009
Provinciale Staten van Utrecht,
namens hen H.H. SIETSMA, secretaris
Provinciaal blad, 2801 van 2016
Het Subsidiestelsel Natuur- en Landschap (SNL) bestaat momenteel uit twee subsidieregelingen, namelijk de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2016 (SVNL2016) en de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur- en Landschapsbeheer (SKNL). Elke provincie heeft deze regelingen voor haar grondgebied vastgesteld.
De SVNL2016 is gericht op beheer van bestaande (agrarische) natuur en landschap. De SKNL is daarentegen gericht op de vergroting van dat areaal door functieverandering en inrichtingssubsidie.
Een aanvrager kan ervoor kiezen om landbouwgrond blijvend om te zetten naar natuurterrein. Deze omzetting geschiedt in twee fasen.
Ten eerste is er de omzetting “op papier”, de zogenaamde subsidie functieverandering. Deze subsidie kan worden verstrekt om de waardedaling van de landbouwgrond als gevolg van de omzetting naar natuurterrein te compenseren. Het is de taak van de aanvrager om de benodigde toestemmingen en vergunningen voor deze omzetting aan te vragen en te verkrijgen. Te denken valt onder meer aan de noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan. Op het moment dat de subsidie functieverandering is verstrekt, wordt de betreffende grond in de zin van het SNL aangemerkt als natuurterrein.
De tweede fase is de feitelijke inrichting van de aldus omgezette grond, met andere woorden de realisatie van een natuurbeheertype of een landschapsbeheertype op de betreffende grond. Hiervoor kan een investeringssubsidie worden aangevraagd, maar dat is niet verplicht.
Zo is het mogelijk dat er weliswaar een subsidie functieverandering wordt aangevraagd, maar geen aanvraag voor een investeringssubsidie wordt ingediend omdat de aanvrager de noodzakelijke inrichtingsmaatregelen op andere wijze financiert. Het omgekeerde is uiteraard ook mogelijk.
De onderhavige regelingswijziging komt voort uit een evaluatie van de SKNL. De wensen die hieruit voortkomen vallen grofweg uiteen in vier hoofdpunten: flexibiliteit, vereenvoudiging, waardevermindering bij functiewijziging en handhaving van de kwalitatieve verplichting. Aan deze wensen is zo veel mogelijk invulling gegeven.
Onder grote ondernemingen wordt op het moment van het schrijven van deze toelichting verstaan: onderneming waar 250 personen of meer werkzaam zijn of waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt.
In het kader van de SKNL kunnen twee subsidieplafonds worden vastgesteld, namelijk één subsidieplafond voor alle vormen van investeringssubsidie en één plafond voor subsidie functieverandering. Voor investeringssubsidies geldt namelijk dat de aanvraag meerdere vormen van investeringssubsidie omvat. Het is in dergelijke gevallen vrijwel onmogelijk om bepaalde inrichtingsmaatregelen geheel of gedeeltelijk toe te rekenen aan één van de (aangevraagde) vormen van investeringssubsidie, omdat die maatregel als één kostenpost zal worden opgegeven.
Om Gedeputeerde Staten een sturingsinstrument te geven, is opgenomen dat zij bepaalde gebieden, aanvragers of subsidies kan uitsluiten. Een bijzonder aandachtspunt is de mogelijke uitsluiting van subsidies functieverandering.
Zoals hiervoor beschreven zijn de subsidie functieverandering en de investeringssubsidie gescheiden gehouden om de aanvrager zoveel mogelijk flexibiliteit ten aanzien van de financiering te bieden. Dat laat onverlet dat er een zekere samenhang tussen beide subsidies is. Het louter “op papier” omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein (middels functieverandering), zonder dat het aldus ontstane natuurterrein feitelijk wordt ingericht, draagt immers niet bij aan de doelstellingen van de SKNL.
Het voorgaande betekent dat als Gedeputeerde Staten investeringssubsidie uitsluiten voor een bepaald beheertype, er ook geen subsidie functieverandering aangevraagd kan worden indien de aanvrager beoogt na de functieverandering een dergelijk uitgesloten beheertype te realiseren. Deze uitsluiting geldt ongeacht of die realisatie plaats zou vinden op grond van een aanvraag voor een investeringssubsidie of op grond van een realisatieplan.
Uitsluiting begunstigden (artikel 5)
In de SKNL is opgenomen welke aanvragers niet in aanmerking komen voor een investeringssubsidie. De begunstigde moet bij machte zijn om de inrichtingsmaatregelen te realiseren met eerbiediging van de op de betreffende grond rustende rechten van derden.
Stimulerend effect(artikel 6a)
Steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden kan alleen als verenigbaar met de interne markt worden aangemerkt als hij een stimulerend effect heeft. Om diezelfde redenen is de Commissie van oordeel dat de steun voor de begunstigde geen stimulerend effect heeft wanneer het betrokken project of de betrokken activiteit reeds is gestart voordat de begunstigde zijn subsidieaanvraag bij de nationale autoriteiten heeft ingediend. Verwezen wordt naar de punten 66 en 70 van de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020.
Op de zogenaamde ambitiekaart, die een onderdeel vormt van het natuurbeheerplan, staan de beleidsdoelen ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe natuur en wordt door Gedeputeerde Staten aangegeven voor welke gronden een subsidie functieverandering of een investeringssubsidie verstrekt kan worden. De ambitiekaart vormt dus de basis voor SKNL-aanvragen. Bovendien wordt op deze kaart aangegeven welk beheertype op de betreffende grond ingericht kan worden en in welke natuurkwaliteit. Dit is van belang voor de vraag welke investeringssubsidie aangevraagd en verstrekt kan worden.
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend nadat een zogenaamde prétoets heeft plaatsgevonden. Doel van deze prétoets is de kwaliteit van de aanvragen te verhogen en het aldus voorkomen van onnodige administratieve en uitvoeringslasten voor zowel de aanvrager als de provincie.
De aanvrager dient het (positieve) préadvies bij de aanvraag te voegen. Gedeputeerde Staten is niet gebonden aan het advies, maar een dergelijk positief advies zal zwaar wegen bij het besluit om al dan niet de gevraagde investeringssubsidie te verstrekken.
Het is mogelijk dat Gedeputeerde Staten op de ambitiekaart nog geen natuurbeheertype heeft aangegeven dat ter plekke gerealiseerd kan worden. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien nog geen definitieve keuze is gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling van het betreffende gebied.
In dergelijke gevallen zal, alvorens een aanvraag voor een investeringssubsidie ingediend kan worden, eerst bepaald moeten worden of het natuurbeheertype dat de aanvrager wenst te realiseren past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling.
De procedure werkt als volgt: de aanvrager geeft aan welke natuurbeheertype hij op de betreffende grond wenst te realiseren. Gedeputeerde Staten beoordelen of dit voorstel past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling. Is dit het geval, dan wordt de ambitiekaart aangepast, in die zin dat het te realiseren natuurbeheertype wordt “ingevuld”. Deze invulling is noodzakelijk zodat kan worden getoetst of het verstrekken van de investeringssubsidie in overeenstemming is met het natuurbeheerplan. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat Gedeputeerde Staten de ambitiekaart hebben aangepast.
Er bestaat overigens nog een andere mogelijkheid om in dergelijke gevallen duidelijkheid te verkrijgen welk natuurbeheertype ter plekke gerealiseerd kan worden. Veelal wordt het natuurbeheerplan jaarlijks herzien. Door gebruik te maken van de inspraakprocedure kan een aanvrager een voorstel doen voor een te realiseren natuurbeheertype. In het kader van die inspraakprocedure kunnen Gedeputeerde Staten vervolgens beslissen of zij het voorstel van de aanvrager volgen, of alsnog zelf tot een voorstel komen. De invulling van de ambitiekaart geschiedt dan gelijktijdig met de overige aanpassingen van het natuurbeheerplan.
In afwijking van bovenstaande kan ook voor gronden subsidie worden aangevraagd die gelegen zijn binnen de provincie Utrecht, maar die buiten de terreinen liggen die op kaart 1 van het Natuurbeheerplan 2023 zijn aangeduid als ‘Te ontwikkelen natuur’, 'Te ontwikkelen natuur zoekgebied (Groene contour)' en 'Te ontwikkelen natuur zoekgebied (NNN)'. Op basis van een ecologische onderbouwing en na advies van de Kopgroep Akkoord van Utrecht wordt bepaald of deze geschikt zijn bevonden om op voorzienbare termijn aan het Natuurnetwerk Nederland toe kunnen worden gevoegd.
Uitsluitingen(artikelen 9a en 16)
Investeringssubsidies respectievelijk subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van de genoemde regelingen. Reden hiervoor is dat het in beginsel niet mogelijk is om aan de uit die regelingen voortvloeiende beheerverplichtingen te voldoen en tegelijkertijd de investering dan wel de functieverandering te realiseren.
Ten aanzien van investeringssubsidies is hierop een uitzondering mogelijk als de inrichtingsmaatregelen niet dermate ingrijpend zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype of landschapselement belemmerd wordt. In dat geval kan de reeds verstrekte subsidie op grond van de genoemde regelingen worden gehandhaafd en de investeringssubsidie worden verstrekt. Of een dergelijke situatie zich voordoet zal per geval beoordeeld moeten worden.
Het is overigens ook mogelijk een verzoek in te dienen om de eerdere subsidie in te trekken. In dergelijke gevallen is de kans echter zeer groot dat de reeds verstrekte subsidie op grond van die regeling (al dan niet in de vorm van voorschotten) teruggevorderd zal worden.
Verklaring van geen bezwaar(artikel 10, derde lid)
Het treffen van inrichtingsmaatregelen betekent een wijziging van de bestaande situatie. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van de grond indien de aanvrager van de investeringssubsidie een ander dan de eigenaar is. Is op de betreffende grond ook een recht van erfpacht gevestigd en is de aanvrager noch de eigenaar, noch de erfpachter, dan dient de aanvraag bovendien vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de erfpachter.
Verantwoording(artikel 12, tweede lid en artikel 14c)
De begunstigde zal na afronding van de inrichtingsmaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling moeten indienen. Middels die aanvraag legt hij verantwoording af dat de subsidiabele activiteiten ook daadwerkelijk en correct zijn uitgevoerd.
De Europese Commissie heeft aangegeven dat de begunstigde ook facturen over moet kunnen leggen, alsmede het bewijs dat betaling van die facturen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De begunstigde hoeft die bewijsstukken niet nogmaals over te leggen als hij de betreffende kosten al afdoende aangetoond heeft op basis van een aanvraag tot bevoorschotting. Gedeputeerde Staten beschikken dan immers reeds over de benodigde bewijzen.
Bij grote en/of langdurige projecten, zoals bijvoorbeeld een programma van éénmalige investeringen, is een jaarlijks verslag wenselijk om te waarborgen dat de inrichtingsmaatregelen correct en binnen het budget gerealiseerd worden. Waar nodig kan dan bijgestuurd worden. Het ligt echter niet in de rede om ook bij kleinere inrichtingsprojecten een dergelijke rapportage te verlangen. Daarom wordt thans bepaald dat, indien de inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond, geen jaarlijks verslag ingediend hoeft te worden. De verantwoording kan in dergelijke gevallen plaatsvinden via de aanvraag tot subsidievaststelling.
Instandhoudingsplicht(artikel 12, derde lid)
Na het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen waarvoor een investeringssubsidie is verstrekt, dient de begunstigde van die subsidie het gerealiseerde ten minste 6 jaar in stand te houden. De begunstigde kan ervoor kiezen om vervolgens een corresponderende subsidie op grond van de SVNL2016 aan te vragen. De instandhouding wordt in dat geval gegarandeerd door de subsidievoorwaarden die aan de SVNL2016-subsidie zijn verbonden. Als alternatief kan de begunstigde ook opteren voor een instandhouding zonder subsidie, bijvoorbeeld omdat hij niet gebonden wil zijn aan de subsidievoorwaarden van de SVNL.
Subsidiabele kosten(artikel 13 en 14)
De kosten die in aanmerking komen voor vergoeding op grond van een aanvraag voor investeringssubsidie worden opgesomd in artikel 13, eerste lid, van de SKNL. De investeringssubsidie bedraagt maximaal 100% van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten. Gedeputeerde Staten kunnen hier echter van afwijken door een maximumbedrag per hectare vast te stellen.
Vooral bij inrichtingsmaatregelen van langere duur, zoals bijvoorbeeld op basis van een programma van éénmalige investeringen, kan het wenselijk zijn om voorafgaand aan de subsidievaststelling reeds voorschotten te verstrekken om in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de begunstigde te voorzien.
Er kan slechts één voorschot per jaar worden verstrekt, waarbij het voorschotbedrag minimaal € 500,- en maximaal 80% van de totale investeringssubsidie, zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, kan bedragen. Het minimumbedrag is opgenomen omdat de uitvoeringslasten en –kosten anders niet in verhouding staan tot de hoogte van het te verstrekken voorschot. Bovendien is dit drempelbedrag niet zo hoog dat niet redelijkerwijs van de begunstigde verlangd kan worden dat hij die financiële last tijdelijk zelf draagt. Het maximumpercentage is opgenomen om te voorkomen dat Gedeputeerde Staten in één jaar een zeer groot bedrag aan voorschotten moeten reserveren.
In totaal kan er voor niet meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten worden verleend. Deze bepaling is opgenomen om terugvordering van voorschotten zoveel mogelijk te voorkomen indien bij de subsidievaststelling blijkt dat er reeds een hoger bedrag aan voorschotten is uitbetaald.
Realisatieplan(artikel 17, vierde en vijfde lid)
Wanneer functieverandering heeft plaatsgevonden, moet tevens inrichting plaatsvinden gericht op de realisatie van een natuurbeheertype, landschapsbeheertype of de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.
Als een aanvraag voor een subsidie functieverandering niet vergezeld gaat van een aanvraag voor investeringssubsidie, zal een zogenaamd realisatieplan moeten worden bijgevoegd. In dit realisatieplan beschrijft de aanvrager op welke wijze hij het terrein wenst in te richten en te beheren. De beoogde eindsituatie zal immers duidelijk moeten zijn om de waardedaling, en daarmee de hoogte van de subsidie functieverandering, te kunnen bepalen. De subsidie functieverandering kan worden afgewezen indien de voorgestelde wijze van inrichten en beheer naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet bijdraagt aan de doelstellingen van de SKNL zoals verwoordt in het natuurbeheerplan.
Subsidievoorwaarden(artikel 18)
Indien functieverandering onderdeel is van een wettelijke of contractuele verplichtingen zoals ontgronding of compensatie voor ruimtelijke ontwikkeling is geen subsidie mogelijk. Geen subsidie is mogelijk als de grond om niet is verkregen van de overheid, minder subsidie als deze voor minder dan de marktwaarde van de overheid is verkregen. In die gevallen heeft de eigenaar de gronden immers al met overheidssteun verkregen ten behoeve van natuurrealisatie.
Handhaving kwalitatieve verplichting(artikel 19)
Bij de verplichting om de landbouwgrond waarvoor subsidie functieverandering is verleend niet meer voor de landbouw te gebruiken en de realisering van het natuurbeheerype of landschapsbeheertype niet te verstoren of in gevaar te brengen, wordt expliciet verwezen naar het artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zodat duidelijk is dat het moet gaan om een kwalitatieve verplichting als bedoeld in het BW.
Om de verplichting om de functieverandering van landbouwgrond naar natuur beter handhaafbaar te maken, wordt als extra subsidieverplichting opgenomen dat de begunstigde een aanvraag tot wijziging van de bestemming in het Omgevingsplan overeenkomstig het te realiseren natuurtype of landschapsbeheertype indient bij de gemeente (artikel 18, lid 1, sub f).