Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Utrecht

Besluit van 8 november 2004 houdende vaststelling van de gemeenschappelijke regeling Randstedelijke rekenkamer provincies Flevoland, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Utrecht
Officiële naam regelingBesluit van 8 november 2004 houdende vaststelling van de gemeenschappelijke regeling Randstedelijke rekenkamer provincies Flevoland, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland
CiteertitelGemeenschappelijke regeling Randstedelijke Rekenkamer
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerprandstad, bestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 79a e.v
  2. Provinciewet, art. 79l e.v.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Verordening Programmaraad Randstedelijke Rekenkamer, inwerking getreden 2005-07-28

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-07-200530-03-2011nieuwe regeling

08-11-2004

Provinciaal blad, 2005, 27

PS2004BEM30

Tekst van de regeling

Besluit van 8 november 2004, prov. blad 2005, 27, houdende vaststelling van de gemeenschappelijke regeling Randstedelijke rekenkamer provincies Flevoland, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland

Provinciale Staten van Utrecht

Overwegende: dat de Provinciewet de opdracht geeft tot het instellen van een rekenkamer dan wel een rekenkamerfunctie; dat zij in deze ieder gekozen hebben voor het instellen van een rekenkamer; dat zij hierbij de voorkeur uitgesproken hebben tot het instellen van een gemeenschappelijke rekenkamer;

Gelezen: het voorstel van de ad hoc commissie voor de jaarrekening en het Randstedelijk bestuurlijk overleg tot de instelling van een gemeenschappelijke rekenkamer van september 2004;

Gelet op: de artikelen 79a e.v. en 79l e.v. van de Provinciewet; de Wet gemeenschappelijke regelingen; Besluiten: Een gemeenschappelijke rekenkamer in te stellen op grond van de hierna volgende gemeenschappelijke regeling.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. Rekenkamer: het orgaan zoals omschreven in de artikelen 79a e.v. Provinciewet

2. Lid van de rekenkamer: de bestuurder/directeur zoals bedoeld in de artikelen 4 en 6 van deze regeling.

3. Deelnemers: de aan deze regeling deelnemende Provinciale Staten

4. Colleges: de colleges van Gedeputeerde Staten

5. Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

6. Regeling: deze gemeenschappelijke regeling.

Artikel 2. Gemeenschappelijk orgaan

Er is een gemeenschappelijk orgaan, zoals omschreven in artikel 8, lid 2 van de wet en artikel 79l van de Provinciewet, genaamd Randstedelijke Rekenkamer.

Artikel 3. Belang

Deze regeling is aangegaan om gezamenlijk op een effectieve en efficiënte wijze de wettelijke opdracht voor het instellen van een rekenkamer vorm en inhoud te kunnen geven.

Hoofdstuk 2. Samenstelling rekenkamer

Artikel 4. Aantal en benoeming leden

1. Het aantal leden van de rekenkamer wordt bepaald op één.

2. Tegelijk met de benoeming van het lid van de rekenkamer wordt door de deelnemers gezamenlijk een plaatsvervanger aangewezen.

3. De vergoeding van het lid van de rekenkamer en diens plaatsvervanger voor hun werkzaamheden en de kostenvergoeding worden bepaald in een afzonderlijk besluit van de deelnemers gezamenlijk, dat aan deze regeling wordt gehecht.

4. Bij de instelling van de rekenkamer en de daarop volgende benoeming van het lid daarvan, kan de benoeming van het plaatsvervangende lid plaatsvinden op een later te bepalen tijdstip dan het in het tweede lid genoemde. Dit tijdstip is in ieder geval gelegen binnen een jaar na de benoeming van het lid van de rekenkamer.

5. Het lid van de rekenkamer en de plaatsvervanger zijn eenmaal herbenoembaar.

6. In geval van een tussentijdse vacature van het lid of diens plaatsvervanger zorgen de deelnemers gezamenlijk terstond voor de benoeming van een nieuw lid of van het plaatsvervangende lid voor de resterende zittingsperiode.

7. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 79g van de Provinciewet leggen het lid en het plaatsvervangende lid de eed of belofte af in de vergadering van Provinciale Staten van Flevoland.

8. Het lid van de rekenkamer vormt het bestuur van de gemeenschappelijk regeling. Artikel 5 Benoemingsprocedure Voor de benoeming van het lid van de rekenkamer stellen de deelnemers gezamenlijk een adviescommissie van vier leden in. Deze commissie raadpleegt de programmaraad, zoals bedoeld in Hoofdstuk 4 van de regeling, over de profielschets van het lid en doet vervolgens een voordracht van een kandidaat aan de deelnemers gezamenlijk.

Hoofdstuk 3. Ondersteuning, bedrijfsvoering en vertegenwoordiging

Artikel 6. Directeur

Het lid van de rekenkamer vervult tevens de functie van directeur van de ondersteuningsorganisatie van de rekenkamer.

Artikel 7. Organisatie

1. De directeur draagt zorg voor de instelling en continuïteit van een zodanige ondersteuningsorganisatie, dat de wettelijke en overige taken van de rekenkamer op een professionele en kwalitatief hoogwaardige wijze vervuld kunnen worden

2. De directeur bepaalt zelf binnen de kaders van de vastgestelde begroting de personele samenstelling in kwaliteit en kwantiteit van de ondersteunende organisatie.

Artikel 8. Benoeming en rechtspositie medewerkers

1. Voor de benoeming, schorsing en het ontslag van de medewerkers van de rekenkamer wordt het college van Gedeputeerde Staten van Flevoland aangewezen.

2. Dit college zal aan het lid/de directeur van de rekenkamer de in het vorige lid genoemde bevoegdheden bij afzonderlijk besluit opdragen.

3. Op de medewerkers van de rekenkamer is de rechtspositie van de provincie Flevoland van overeenkomstige toepassing.

4. In het kader van de voorgaande leden van dit artikel kan het lid/directeur van de rekenkamer, waar nodig, een eigen personeelsbeleid ontwikkelen. Functionerings- en beoordelingsgesprekken worden door hem gevoerd en vastgelegd in de betreffende personeelsdossiers.

5. Bezwaarschriften van medewerkers van de rekenkamer tegen besluiten van het lid/directeur van de rekenkamer zullen worden behandeld door de bezwaarschriftencommissie van de provincie Flevoland op grond van artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissingen op bezwaar zullen worden genomen door het college van gedeputeerde staten van Flevoland.

7. Indien tegen deze beslissing op bezwaar beroep bij de bestuursrechter wordt aangetekend, zal het college van gedeputeerde staten van Flevoland het lid/directeur van de rekenkamer de bevoegdheid tot procesvertegenwoordiging opdragen.

Artikel 9. Bedrijfsvoering

1. Indien voor de taakuitoefening en/of de bedrijfsvoering van de rekenkamer overeenkomsten met derden gesloten dienen te worden, gebeurt dit door het college van gedeputeerde staten van Flevoland.

2. Dit college zal met betrekking tot de in het vorige lid genoemde bevoegdheid aan het lid/directeur van de rekenkamer volmacht verlenen.

Artikel 10. Vertegenwoordiging

1. De vertegenwoordiging in en buiten rechte gebeurt door de commissaris van de Koning van de provincie Flevoland.

2. De commissaris zal deze vertegenwoordiging opdragen aan het lid/directeur van de rekenkamer.

Artikel 11. Intrekking mandaten en volmachten

De op grond van de artikelen 8 tot en met 10 van deze regeling verleende mandaten en volmachten kunnen door het college van gedeputeerde staten van Flevoland , respectievelijk de commissaris van die provincie slechts worden gewijzigd dan wel ingetrokken na schriftelijke instemming met een voornemen daartoe van de deelnemers gezamenlijk.

Hoofdstuk 4. Programmaraad

Artikel 12. Instelling programmaraad

1. Provinciale Staten van de deelnemende provincies stellen gezamenlijk bij afzonderlijk besluit een programmaraad in.

2. De programmaraad bestaat uit minimaal acht en maximaal twaalf leden. De verdeling van twee of drie per deelnemer wordt door de betreffende deelnemer zelf vastgesteld.

3. Bij de aanwijzing van de leden, zoals genoemd in het vorige lid, zijn ook leden benoembaar van buiten de kring van de deelnemers met dien verstande dat iedere deelnemer maximaal één buitenlid mag aanwijzen. De plaatsvervangende leden kunnen in dezelfde verhouding worden aangewezen.

3. De programmaraad heeft de zittingsduur van Provinciale Staten. Bij een tussentijdse vacature wordt daarin terstond voorzien door de deelnemer die dit lid had aangewezen.

Artikel 13. Taakstelling programmaraad

1. De programmaraad kan de deelnemers gevraagd en ongevraagd van advies dienen over de uit te voeren en uitgevoerde onderzoeken van de rekenkamer. 2 De rekenkamer zal de programmaraad schriftelijk om advies vragen bij het opstellen van het onderzoeksprogramma, zoals bedoeld in Hoofdstuk 5 van deze regeling. Daarnaast kan hij advies vragen over de te volgen werkwijze bij een voorgenomen onderzoek.

Hoofdstuk 5. Onderzoeksprogramma en onderzoeksuitvoering

Artikel 14. Voorbereiding

1. De rekenkamer stelt jaarlijks een onderzoeksprogramma op, gehoord de programmaraad. In dat programma dient een evenwichtige verdeling tussen de op, gehoord de programmaraad. In dat programma dient een evenwichtige verdeling tussen de deelnemersspecifieke en gezamenlijke onderwerpen te worden aangebracht, waarbij als uitgangspunt geldt dat per jaar vier tot acht onderzoeken uitgevoerd zullen worden. Bij de voorbereiding van het onderzoeksprogramma houdt de rekenkamer rekening met het bepaalde in artikel 183 Provinciewet.

2. Het ontwerp onderzoeksprogramma wordt jaarlijks voor 1 juni aan de deelnemers voorgelegd, die daarover van hun zienswijzen kunnen doen blijken.

3. Het onderzoeksprogramma voor het komende jaar wordt door de rekenkamer uiterlijk per 1 juli vastgesteld. Deze vaststelling wordt terstond medegedeeld aan de deelnemers, de colleges en de programmaraad.

Artikel 15. Uitvoering

1. De rekenkamer kan beslissen dat onderzoeken geheel of gedeeltelijk door derden worden uitgevoerd.

2. In geval van een gehele of gedeeltelijke uitvoering door derden stelt de rekenkamer een programma van eisen op, dat betrekking heeft op zowel de aard van het onderzoek, de daarvoor vereiste kwaliteiten van de onderzoekers, de wijze van rapporteren als het beschikbare budget. Bij de keuze voor de inschakeling van een derde volgt de rekenkamer de aanbestedingsregels/ het beleid van de provincie Flevoland.

Artikel 16. Overige onderzoeken

1. Een deelnemer kan de rekenkamer verzoeken tot het instellen van een bijzonder onderzoek. De kosten voor een dergelijk onderzoek worden gedragen door de opdrachtgever.

2. De rekenkamer kan bij uitzondering onderzoeken uitvoeren op verzoek van andere provincies of overige decentrale overheidsorganisaties. Voor een dergelijk onderzoek wordt een opdrachtovereenkomst gesloten, waarin de kosten voor dat onderzoek opgenomen zijn.

3. De onderzoeken, zoals bedoeld in de vorige leden, mogen niet ten koste gaan van de uitvoering van het onderzoeksprogramma voor de deelnemers. Alvorens een bijzondere onderzoeksopdracht van een derde te aanvaarden vraagt de rekenkamer advies aan de programmaraad.

Artikel 17. Rapportage en jaarverslag

Bij de rapportages en het jaarverslag neemt de rekenkamer het bepaalde in artikel 186 Provinciewet in acht.

Hoofdstuk 6. Financiën

Artikel 18. Financiering

1. De met de instelling en instandhouding van de rekenkamer samenhangende kosten worden over de deelnemers verdeeld volgens de volgende sleutel: · 50 % gelijkelijk over de vier deelnemers · 50 % naar het afzonderlijk gewicht van de deelnemers. Dat gebeurt volgens de verdeelsleutel: Flevoland 5,953, Utrecht 7,257, Noord-Holland 10,497 en Zuid-Holland 12,492.

2. De deelnemers dragen er zorg voor dat de rekenkamer steeds en tijdig over de nodige financiële middelen kan beschikken om aan haar taakstelling en verplichtingen en de daarbij behorende werkwijze te kunnen voldoen.

Artikel 19. Begroting

1. De rekenkamer zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenraming zes weken voordat de begroting wordt vastgesteld, doch uiterlijk op 1 juni, toe aan de deelnemers. De deelnemers kunnen hun zienswijze over de ontwerp-begroting en de meerjarenraming naar voren brengen. Artikel 48, lid 2 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

2. De rekenkamer stelt de begroting uiterlijk per 15 juli vast en zendt deze terstond aan de deelnemers en aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Artikel 48, lid 4 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

3. Bij de uitvoering van de vastgestelde begroting draagt de rekenkamer zorg voor een effectief en efficiënt beleid met betrekking tot de uitgaven die betrekking hebben op de beheerstaken in het kader van de dagelijkse bedrijfsvoering.

Artikel 20. Rekening

1. De rekenkamer stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

2. De rekenkamer zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft aan de deelnemers en aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 21. Inwerkingtreding, duur en evaluatie

1. Voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 41, lid 1letter h juncto artikel 26 lid 3, eerste volzin van de wet met betrekking tot de inwerkingtreding van deze regeling zal het college van gedeputeerde staten van Flevoland zorgdragen.

2. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

3. De werking van deze regeling zal periodiek worden geëvalueerd. Voor de eerste keer zal dit gebeuren drie jaar na de datum van inwerkingtreding en vervolgens om de zes jaar.

4. De opdracht voor de evaluatie zal in onderling overleg tussen de deelnemers en de rekenkamer worden opgesteld, gehoord de programmaraad.

Artikel 22. Uittreding en toetreding

1. en deelnemer kan uit deze regeling treden na een betreffend besluit van Provinciale Staten.

2. Dit besluit wordt uiterlijk twaalf maanden voor de beoogde uittredingsdatum aan de overige deelnemers en de rekenkamer medegedeeld.

3. De financiële gevolgen van een uittreding worden door de overige deelnemers vastgesteld gehoord de rekenkamer.

4. Uittreding zal voor het eerst mogelijk zijn na de eerste periode van zes jaar na de instelling van de rekenkamer.

5. Een andere provincie kan toetreden tot deze regeling. De voorwaarden voor een toetreding, waaronder de financiële worden door de deelnemers vastgesteld gehoord de rekenkamer.

Artikel 23. Wijziging en opheffing

1. Deze regeling kan worden gewijzigd, indien drie deelnemers daarom met redenen omkleed verzoeken dan wel indien de rekenkamer daartoe een voorstel aan de deelnemers doet en een meerderheid dat voorstel overneemt. Na instelling van deze regeling is een wijziging pas mogelijk na de eerste evaluatie, zoals vermeld in artikel 21, lid 2 van de regeling.

2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is voor een wijziging van deze regeling de instemming van alle deelnemers vereist, indien die wijziging betrekking heeft op een van de volgende onderwerpen:

· De samenstelling van de rekenkamer, zoals omschreven in artikel 4 van deze regeling · De wijze van benoeming van het lid van de rekenkamer en zijn plaatsvervanger

· De wijze van bepaling van de vergoeding voor de werkzaamheden en de kostenvergoeding

· De samenstelling en functie van de programmaraad, zoals omschreven in de artikelen 12 en 13 van deze regeling

· De verdeelsleutel met betrekking tot de financiering van de rekenkamer, zoals bepaald in artikel 18 van deze regeling.

3. Over een voorgenomen wijziging kunnen de deelnemers een advies aan de programmaraad vragen.

4. Deze regeling kan worden opgeheven, indien drie deelnemers daarom met redenen omkleed verzoeken.

Artikel 24. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Randstedelijke Rekenkamer.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de provinciale staten van Utrecht op 8 november 2004.

Voorzitter, mr. B. Staal

Griffier. drs. W.L.F. van Herwijnen