Organisatie | Flevoland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen provincie Flevoland 2009 |
Citeertitel | Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen provincie Flevoland 2009 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | leefomgeving, verkeer en vervoer |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-01-2010 | nieuwe regeling | 15-12-2009 Provinciaal blad, 2010, 01 | collegevoorstel 883978 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Afdeling 1.2 Recht op vergoeding voor het verleggen van kruisende en/of langsleidingen en de omvang daarvan
Voorzover blijkt dat een aanvrager ten gevolge van een besluit van Gedeputeerde Staten, inhoudende de wijziging of intrekking van een ontheffing, schade lijdt of zal lijden, waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kennen Gedeputeerde Staten, met inachtneming van de bepalingen in de artikelen 3 tot en met 35, op aanvraag aan hem een vergoeding toe.
De omvang van de schade wordt overeenkomst de voorschriften, vervat in de van deze regeling deel uitmakende bijlage 1, berekend.
Onverminderd de artikelen 5 en 6, bestaat de vergoeding bij een langsleiding uit een percentage van de berekende schade, welk percentage lineair gerelateerd is aan de tijdsduur die is verstreken vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit tot verlening van de ontheffing tot en met de dag van de inwerkingtreding van het besluit tot wijziging of intrekking van de ontheffing, overeenkomstig hetgeen terzake is weergegeven ten behoeve van de respectievelijk de droge en natte infrastructuur in de van deze regeling deel uitmakende schema’s zoals opgenomen in bijlage 2.
Geen vergoeding vindt plaats als in het besluit tot verlening van de ontheffing een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van vijf jaren, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, een wijziging of intrekking van die ontheffing te voorzien is in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden aan en ten behoeve van de desbetreffende infrastructuur en binnen de genoemde periode van vijf jaar daadwerkelijk een besluit tot wijziging of intrekking van de ontheffing wordt toegezonden.
Afdeling 1.3 Recht op vergoeding voor het verleggen van buitenleidingen en de omvang daarvan
Gedeputeerde Staten kennen de aanvrager die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens Gedeputeerde Staten van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak leidende tot een verlegging van een buitenleiding, op aanvraag een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
De omvang van de schade wordt overeenkomstig de voorschriften vervat in de bijlage 1 bij deze regeling berekend.
Hoofdstuk 2 Bepalingen van procedurele aard.
Afdeling 2.1 De behandeling van de aanvraag.
Een aanvraag tot vergoeding wordt zo spoedig mogelijk bij Gedeputeerde Staten ingediend, doch in ieder geval binnen een termijn van één jaar na het van kracht worden van het besluit waarbij de ontheffing wordt gewijzigd of ingetrokken, of binnen een periode van één jaar na het rechtmatig uitoefenen door of namens Gedeputeerde Staten van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak waardoor een buitenleiding verlegd diende te worden.
De aanvraag bevat – onverminderd artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht – ten minste:
Gedeputeerde Staten bevestigen de ontvangst van de aanvraag om vergoeding zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst ervan, en stellen de aanvrager op de hoogte van de te volgen procedure.
Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag om vergoeding besluiten Gedeputeerde Staten:
de aanvraag niet in behandeling te nemen indien deze naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet dan wel onvoldoende onderbouwd is nadat Gedeputeerde Staten de aanvrager in de gelegenheid hebben gesteld het verzuim te herstellen binnen vier weken na verzending van de brief waarin de aanvrager op het verzuim is gewezen;
Binnen vier weken nadat toepassing is gegeven aan artikel 14, aanhef en onder d wijzen Gedeputeerde Staten een onafhankelijk adviseur in de zin van artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht aan. De adviseur heeft tot taak Gedeputeerde Staten advies te geven over het op de aanvraag om vergoeding te nemen besluit.
Alvorens een adviseur aan te wijzen, geven Gedeputeerde Staten van hun voornemen daartoe kennis aan de aanvrager. De kennisgeving bevat, naast de redengeving voor het inschakelen van een adviseur, ten minste de naam van de adviseur, zijn beroep en de plaats waar hij zijn werkzaamheden pleegt te verrichten.
De aanvrager kan binnen twee weken na de verzending van de kennisgeving bedenkingen uiten tegen de voorgenomen aanwijzing wegens vermeende partijdigheid in welk geval Gedeputeerde Staten eenmalig tot een andere aanwijzing kunnen overgaan.
Het door de adviseur uit te brengen advies bevat ten minste een antwoord op de vraag of de schade een gevolg is van de activiteiten van Gedeputeerde Staten zoals omschreven in de artikelen 2 en 7. Bij bevestigende beantwoording van die vraag wordt in het advies tevens aangegeven: :
Gedeputeerde Staten stellen aan de adviseur de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van diens adviestaak. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.
De adviseur kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden, daaronder begrepen ambtenaren, in dienst bij een dienst, bedrijf of instelling, werkzaam onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Indien met het verstrekken van inlichtingen of adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de adviseur deze bevoegdheid eerst uit na goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Ter voorbereiding van zijn advies stelt de adviseur de aanvrager en Gedeputeerde Staten in de gelegenheid een mondelinge toelichting te geven op hun standpunt. Beiden kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Meegebrachte deskundigen kunnen in de gelegenheid gesteld worden om een nadere toelichting te geven.
De adviseur stelt van zijn werkzaamheden een verslag op. Dit verslag bevat tevens een weergave van hetgeen op grond van artikel 23 ten overstaan van de adviseur naar voren is gebracht.
Gedeputeerde Staten kunnen aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. Deze termijn mag niet zodanig kort zijn dat de adviseur gelet op de in de artikelen 26 en 27 genoemde termijnen binnen een dermate beperkt tijdsbestek een conceptadvies dient op te stellen dat hij zijn taak niet naar behoren kan vervullen.
Alvorens de adviseur zijn definitieve advies opstelt, stelt hij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt aan de aanvrager en Gedeputeerde Staten toegezonden, met het verzoek om binnen een termijn van uiterlijk vier weken, te rekenen vanaf de datum van verzending van het conceptadvies, schriftelijk eventuele feitelijke onjuistheden in het conceptadvies naar voren te brengen.
Afdeling 2.3 De vaststelling van de vergoeding
Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 14, aanhef en onder d besluiten Gedeputeerde Staten binnen vier weken na de dag van ontvangst van het advies in hoeverre toekenning van de gevraagde vergoeding jegens een aanvrager plaatsvindt.
Indien het in artikel 29 bedoelde besluit afwijkt van het ter zake uitgebrachte definitieve advies, bevat de motivering van dat besluit de redenen van deze afwijking.
In een besluit, bedoeld in artikel 15 of artikel 29, kan het bedrag van de toegekende vergoeding worden verhoogd met de wettelijke rente, bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, berekend vanaf de dag dat de aanvraag om vergoeding is ontvangen dan wel vanaf de dag dat de schade daadwerkelijk is veroorzaakt indien laatstbedoeld tijdstip later is dan de dag van ontvangst van de aanvraag.
Indien de aanvrager naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een schadevergoeding kunnen Gedeputeerde Staten, in afwachting van de beslissing ter zake die vergoeding, op aanvraag dan wel ambtshalve aan de aanvrager een voorschot verlenen.
Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 15 december 2009,
de secretaris de voorzitter
(bedoeld in artikel 3 en artikel 8 van de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen provincie Flevoland 2009)
In de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen provincie Flevoland 2009 worden de volgende soorten kabels en leidingen onderscheiden:
Voor de kabels en leidingen genoemd onder 1, 2 en 3 geldt dat allereerst de kosten van een verlegging worden bepaald. Van deze kosten worden de voordelen afgetrokken die voortvloeien uit een verlegging. Het aldus berekende bedrag is de schade die een kabel- of leidingbeheerder lijdt door een verlegging. De wijze van schadeberekening is in deze bijlage vastgelegd.
Wijze waarop de omvang van de schade wordt bepaald
Bij het vaststellen van de omvang van de schade als gevolg van het verleggen van een kabel of leiding worden de volgende uitgangspunten en berekeningsmethoden gehanteerd.
Concreet gaat het om de volgende kostencomponenten:
Aan de berekeningswijze van de kosten van een verlegging liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:
Kostenopstelling (artikel 1 lid 1)
Onder materiaalkosten worden onder meer kosten van bedrijfseigen materialen verstaan die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kavel of leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies. Hieronder worden in elk geval verstaan: kosten van kabel- en/of leidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, kosten van bouwmaterialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht. Ook de kosten van het transport van materialen naar de bouwplaats vallen onder het begrip materiaalkosten.
Onder kosten van het uit en in bedrijf stellen worden verstaan:
kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard nodig om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen, zoals extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.
Voor de bepaling van de kosten van ontwerp en begeleiding is de Regeling van de Verhouding tussen Opdrachtgever en adviserend Ingenieursbureau (RVOI 2001) van toepassing met uitzondering van artikel 17 leden 3, 4 en 6.
Onder uitvoeringskosten worden onder meer verstaan:
Er wordt een aftrek nieuw voor oud toegepast indien sprake is van kenbaar technisch versleten kabels of leidingen. Onder technisch versleten wordt verstaan: kabels of leidingen waarvan de technische levensduur binnen een periode van vijf jaar verstreken zal zijn.
Een aftrek nieuw voor oud vindt plaats op basis van een contante waardeberekening waarbij wordt uitgegaan van de technische levensduur van de betreffende kabel of leiding. Indien delen van een zelfstandige eenheid vervangen moeten worden, wordt voor de berekening uitgegaan van de integrale kosten van de vervanging van de gehele zelfstandige eenheid onder toerekening van een evenredig deel van de kosten aan het te vervangen onderdeel.
De technische levensduur van een aantal soorten kabels en leidingen wordt bepaald aan de hand van het overzicht dat hierna volgt. De technische levensduur van soorten kabels of leidingen die niet in dit overzicht zijn opgenomen wordt naar redelijkheid bepaald.
Leidingen met een technische levensduur van honderd jaar en ouder worden niet geacht aan veroudering onderhevig te zijn: voor het bepalen van de hoogte van de kosten voor het verleggen van dergelijke leidingen geldt geen aftrek nieuw voor oud.
De hoogte van de kosten van een verlegging wordt voorts gecorrigeerd als zich door de verlegging een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet doordat de capaciteit van de leiding toeneemt, de leiding meer druk kan verdragen (verhoging van de drukklasse), een evident verkeerde ligging wordt opgeheven, constructiefouten worden opgeheven, een foutieve keuze van leidingmaterialen wordt opgeheven voor zover deze de technische levensduur significant zou kunnen beïnvloeden, er sprake is van achterstallig onderhoud eveneens gepaard gaand met een significante verkorting van de technische levensduur of er sprake is van een noodzakelijke reconstructie van oudere opstallen.
Bij een reconstructie van oudere opstallen kan afhankelijk van de situatie een correctie nieuw voor oud worden toegepast conform de relevante bepalingen van de Onteigeningswet, waarbij dan een eventuele vergroting van de functionaliteit eveneens in mindering gebracht kan worden op de vergoeding.
Overzicht technische levensduur
Het onderstaande overzicht is niet uitputtend zodat de technische levensduur van een kabel of leiding die niet in dit overzicht is opgenomen naar redelijkheid en billijkheid bepaald dient te worden.
(bedoeld in artikel 4 lid 1 (langsleidingen) van de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen provincie Flevoland 2009)
Het nadeel bij een verlegging van een langsleiding wordt bepaald op basis van bijlage 1 waarna, afhankelijk van de ouderdom van de ingetrokken ontheffing, aan de hand van onderstaande percentages de vergoeding bepaald wordt.
De tabellen concretiseren een aftrek “maatschappelijk risico”: bij een verlegging van een langsleiding vanwege een droog of nat infrastructuurwerk is de vergoeding bij een in te trekken ontheffing die ouder is dan tien respectievelijk twintig jaar nihil. Vergoedingspercentage droge infrastructuur.
Gedurende de eerste vijf jaren bedraagt het vergoedingspercentage honderd. Vanaf het begin van het zesde jaar tot het einde van het tiende jaar daalt het vergoedingspercentage lineair van tachtig naar nul.
Vergoedingspercentage natte infrastructuur.
Gedurende de eerste vijf jaren bedraagt het vergoedingspercentage honderd. Vanaf het begin van het zesde tot het einde van het twintigste jaar daalt het vergoedingspercentage lineair van tachtig naar nul. Bijlage 3
(bedoeld in artikel 4 lid 2 (kruisende leidingen) van de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen provincie Flevoland 2009)
Het nadeel bij een verlegging van een kruisende leiding wordt bepaald op basis van bijlage 1.
De vergoeding voor een verlegging van een kruisende leiding bestaat uit de componenten kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoeringskosten.
Materiaalkosten en de kosten van het uit en in bedrijf stellen komen niet voor vergoeding in aanmerking.
(bedoeld in artikel 9 (buitenleidingen) van de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen provincie Flevoland 2009),
Ten aanzien van de vergoeding voor de verlegging van buitenleidingen is in de eerste plaats de juridische grondslag van de aanwezigheid van de leidingen van belang:
Is in een wettelijke schadevergoedingsregeling niet voorzien omdat de leiding ligt op basis van een ontheffing van een ander bestuursorgaan dan Gedeputeerde Staten, dan wel op basis van een overeenkomst of een andere vorm van toestemming van de grondeigenaar, dan wordt de vergoeding voor het verleggen van een buitenleiding op dezelfde manier bepaald als de vergoeding voor het verleggen van een kruisende leiding, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regeling. Daarvoor is wel vereist dat de te verleggen leiding valt onder het begrip “openbaar werk” zoals bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet privaatrecht.