Organisatie | Flevoland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied Beleidsregels kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008 |
Citeertitel | Beleidsregels kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | leefomgeving, agrarische sector, ruimtelijke ordening |
Deze regeling vervangt de per 1 juli 2008 ingetrokken Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2007.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-12-2018 | artikel 4.2 | 18-12-2018 | 2351787 | ||
01-07-2008 | 27-12-2018 | nieuwe regeling | 17-06-2008 Provinciaal blad, 2008, | collegevoorstel 686844 |
Gedeputeerde Staten van Flevoland maken overeenkomstig het bepaalde in artikel 136 van de Provinciewet bekend dat Gedeputeerde Staten in hun vergadering van 17 juni 2008 onder nr. 686844 het volgende besluit hebben genomen:
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
Overwegende dat verdere ontwikkeling van de landbouw en van economische dragers in het landelijk gebied van belang is voor een vitaal en duurzaam landelijk gebied.
dat het daarom van belang is meer ruimte te bieden aan nieuwe agrarisch aanverwante en niet-agrarische functies en de mogelijkheid te bieden om(voormalige) agrarische bouwpercelen te vergroten;
dat dit er niet toe mag leiden, dat de reeds in het landelijk gebied aanwezige activiteiten en functies gehinderd worden, noch dat het landelijk gebied verstedelijkt;
dat dit er niet toe mag leiden dat het voortbestaan van basisvoorzieningen in de kleine kernen en de ontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen wordt bemoeilijkt door daarmee te zeer concurrerende activiteiten.
dat het voorts van belang is, dat de activiteiten en de (voormalige) agrarische bouwpercelen landschappelijk en verkeerskundig goed worden ingepast;
dat dit vraagt om een zorgvuldige regie, opdat de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw én de kwaliteit van het landelijk gebied behouden blijven of zelfs verder versterkt worden;
dat het derhalve wenselijk is om het kader voor de verschillende kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied op de (voormalige) agrarische bouwpercelen, zoals geformuleerd in het Omgevingsplan Flevoland 2006, nader uit te werken in een beleidsregel en zodoende inzicht te verschaffen in het beleid dat wordt gehanteerd bij de vestigings- en uitbreidingsmogelijkheden van kleinschalige niet-agrarische en agrarisch aanverwante activiteiten in het landelijk gebied;
dat Gedeputeerde Staten een dergelijke beleidsregel hebben uitgewerkt en daarmee nadere invulling geven aan de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 staan opgenomen;
dat naast deze beleidsregel op experimentele basis de mogelijkheid bestaat voor integrale ontwikkelingen, waarvoor het beleid in het Omgevingsplan Flevoland 2006 en deze beleidsregel te beperkend is, mits wordt voldaan aan de in het Omgevingsplan gestelde voorwaarden;
dat deze beleidsregel aangeeft wanneer Gedeputeerde Staten zienswijzen (als bedoeld in artikel 3.8 en 3.11 Wro) zullen indienen en voorts wanneer Gedeputeerde Staten zullen overwegen om gebruik te maken van de bevoegdheid:
dat onder 'ruimtelijk plan' in deze beleidsregel wordt verstaan de hierboven aangeduide bestemmingsplannen en projectbesluiten als bedoeld in de Wro en de bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen en vrijstellingen als bedoeld in het overgangsrecht van de Invoeringswet Wro;
dat deze beleidsregel inhoudelijk een voortzetting is van de beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2007;
dat gelet op het feit, dat geen inhoudelijke wijzigingen zijn doorgevoerd, is afgezien van het opnieuw ter inzage leggen van deze beleidsregel;
dat dit ook niet nodig is, omdat de ontwerp beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het Landelijk Gebied 2007 met ingang van 30 oktober 2006 gedurende 6 weken voor iedereen ter inzage heeft gelegen, de ontvankelijke zienswijzen bij de vaststelling van de beleidsregel zijn afgewogen en de beleidsregel in aangepaste vorm door Gedeputeerde Staten conform de destijds opgestelde antwoordnota, waarin de zienswijzen in samengevatte vorm waren opgenomen en de aanpassingen ten opzichte van het ontwerp van de beleidsregel waren aangegeven, is vastgesteld op 24 april 2007;
dat deze beleidsregel tevens bijdraagt aan de invulling van het locatiebeleid en het beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing zoals bedoeld in de Nota Ruimte;
Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen 4.2, 3.8 lid 6 en 3,11 lid 2 juncto 3.8 lid 6 van de Wet ruimtelijke ordening alsmede de artikelen 9.1.4, 9.1.5, 9.1.7 en 9.1.10 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, alsmede gelet op het Omgevingsplan Flevoland 2006;
Onder gelijktijdige intrekking van de op 24 april 2007 door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregel 'Kleinschalige ontwikkelingen in het Landelijk gebied 2007’,
vast te stellen de navolgende beleidsregel 'KLEINSCHALIGE ONTWIKKELINGEN IN HET LANDELIJK GEBIED 2008”
Het landelijk gebied van Flevoland heeft voor een groot deel een agrarische functie. Ontwikkelingen in de landbouwsector maken het wenselijk meer ruimte te bieden aan kleinschalige niet-agrarische of agrarisch aanverwante functies en vergroting van (voormalige) agrarische bouwpercelen, voor zover deze de bestaande activiteiten en functies niet hinderen, niet leiden tot verstedelijking van het landelijk gebied en landschappelijk, milieutechnisch en verkeerskundig goed worden ingepast. Daarbij dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw behouden te blijven of verder versterkt te worden.
De thans bestaande en legaal gevestigde niet-agrarische en agrarisch aanverwante activiteiten die niet binnen de beleidsregel passen, mogen worden voortgezet, mits de afwijking ten opzichte van deze beleidsregel niet vergroot wordt.
Met deze beleidsregel willen Gedeputeerde Staten aangeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Indien niet voldaan is aan deze beleidsregel zullen Gedeputeerde Staten overwegen zienswijzen in te dienen en voorts overwegen om:
De onderhavige beleidsregel heeft betrekking op de (voormalige) agrarische bouwpercelen in het landelijke gebied van Flevoland, met uitzondering van (voormalige) agrarische bouwpercelen binnen de (te ontwikkelen) Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Ook landgoederen worden in deze beleidsregel buiten beschouwing gelaten, omdat hiervoor specifiek beleid ontwikkeld is. Hetzelfde geldt voor de in het Omgevingsplan 2006 genoemde integrale ontwikkelingen die onder daar genoemde voorwaarden op experimentele basis kunnen worden uitgezet.
Agrarisch bouwperceel: Onder agrarisch bouwperceel wordt verstaan het vlak waarop de (agrarische en woon-) bebouwing mag worden gerealiseerd én de strook waarop de erfsingel gesitueerd is. Het bouwperceel wordt onderscheiden van de productiegronden waarop de gewassen staan en/of het vee wordt geweid.
Geen belemmering voor bestaande functies.
Niet-agrarische en/of agrarisch aanverwante activiteiten op (voormalige) agrarische bouwpercelen zijn mogelijk, tenzij belemmeringen en hinder ontstaan voor het functioneren van de naastgelegen (agrarische) bedrijven en/of activiteiten, zoals wonen en recreëren. Indien nodig en mogelijk zal dit nader worden geregeld in een (milieu)vergunning.
Voorkomen van verstedelijking landelijk gebied.
voor niet-agrarische activiteiten in totaal maximaal 30 % van het (voormalig) agrarisch bouwperceel bebouwd mag worden. De volgende uitzonderingen zijn hierop van toepassing:
detailhandel is toegestaan tot een maximum van 200 m2 bruto vloeroppervlak per (voormalig) agrarisch bouwperceel voor de verkoop van eigen of in de streek gekweekte of vervaardigde producten (opslag niet meegerekend) en/of voor de verkoop van producten met een directe binding aan op grond van deze beleidsregel toegestane toeristisch-recreatieve voorzieningen;
Niet toegestaan zijn niet-agrarische en/of agrarisch aanverwante activiteiten die qua aard, omvang, verkeersaantrekkende werking en aantal werknemers primair thuishoren op een bedrijventerrein of industrieterrein dan wel in of aansluitend aan de bebouwde kom. Dit geldt in ieder geval voor activiteiten die vallen in de milieucategorie 4 of hoger. (van de lijst bedrijfstypen, opgenomen in de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).)
Vergroting van het (voormalige) agrarische bouwperceel is mogelijk, mits:
bij de aanvraag tot vergroting van het (voormalige) agrarische bouwperceel wordt aangegeven waarom de gevraagde vergroting noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het agrarische bedrijf of niet-agrarische en/of agrarisch aanverwante activiteit. Daarbij wordt ook het toekomstperspectief van het desbetreffende bedrijf of activiteit in beschouwing genomen;