Organisatie | Flevoland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008 |
Citeertitel | Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | leefomgeving, agrarische sector, ruimtelijke ordening |
Deze regeling vervangt de per 1 juli 2008 ingetrokken beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2007.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | 01-07-2008 | nieuwe regeling | 17-06-2008 Provinciaal blad, 2008, 33 | collegevoorstel 696474 |
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
Overwegende dat verdere ontwikkeling van de landbouw en van economische dragers in het landelijk gebied van belang is voor een vitaal en duurzaam landelijk gebied.
Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen 4.2, 3.8 lid 6 en 3,11 lid 2 juncto 3.8 lid 6 van de Wet ruimtelijke ordening alsmede de artikelen 9.1.4, 9.1.5, 9.1.7 en 9.1.10 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, alsmede gelet op het Omgevingsplan Flevoland 2006;
BESLUITEN: Onder gelijktijdige intrekking van de op 24 april 2007 door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregel ‘Kleinschalige ontwikkelingen in het Landelijk gebied 2007’, vast te stellen de navolgende beleidsregel “KLEINSCHALIGE ONTWIKKELINGEN IN HET LANDELIJK GEBIED 2008”
Het landelijk gebied van Flevoland heeft voor een groot deel een agrarische functie. Ontwikkelingen in de landbouwsector maken het wenselijk meer ruimte te bieden aan kleinschalige niet-agrarische of agrarisch aanverwante functies en vergroting van (voormalige) agrarische bouwpercelen, voor zover deze de bestaande activiteiten en functies niet hinderen, niet leiden tot verstedelijking van het landelijk gebied en landschappelijk, milieutechnisch en verkeerskundig goed worden ingepast. Daarbij dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw behouden te blijven of verder versterkt te worden. De thans bestaande en legaal gevestigde niet-agrarische en agrarisch aanverwante activiteiten die niet binnen de beleidsregel passen, mogen worden voortgezet, mits de afwijking ten opzichte van deze beleidsregel niet vergroot wordt.
Met deze beleidsregel willen Gedeputeerde Staten aangeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied. Indien niet voldaan is aan deze beleidsregel zullen Gedeputeerde Staten overwegen zienswijzen in te dienen en voorts overwegen om:
De onderhavige beleidsregel heeft betrekking op de (voormalige) agrarische bouwpercelen in het landelijke gebied van Flevoland, met uitzondering van (voormalige) agrarische bouwpercelen binnen de (te ontwikkelen) Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Ook landgoederen worden in deze beleidsregel buiten beschouwing gelaten, omdat hiervoor specifiek beleid ontwikkeld is. Hetzelfde geldt voor de in het Omgevingsplan 2006 genoemde integrale ontwikkelingen die onder daar genoemde voorwaarden op experimentele basis kunnen worden uitgezet.
Agrarische activiteiten: activiteiten die door hun aard onlosmakelijk verbonden zijn aan het functioneren van een agrarisch bedrijf. Agrarisch aanverwante activiteiten: activiteiten die door hun aard (niet onlosmakelijk) verbonden zijn aan de agrarische activiteit(en) van een agrarisch bedrijf. Agrarisch bouwperceel: Onder agrarisch bouwperceel wordt verstaan het vlak waarop de (agrarische en woon-) bebouwing mag worden gerealiseerd én de strook waarop de erfsingel gesitueerd is. Het bouwperceel wordt onderscheiden van de productiegronden waarop de gewassen staan en/of het vee wordt geweid. Erfsingel: Strook van opgaande inheemse beplanting (struiken én bomen) aan ten minste drie zijden rondom een (voormalig) agrarisch bouwperceel. Deze strook is ten minste 6 meter breed met daarnaast ruimte om de boomspiegel tot wasdom te laten komen. Niet-agrarische activiteiten: activiteiten die door hun aard per definitie niet verbonden zijn aan het agrarisch bedrijf.
Geen belemmering voor bestaande functies
Niet-agrarische en/of agrarisch aanverwante activiteiten op (voormalige) agrarische bouwpercelen zijn mogelijk, tenzij belemmeringen en hinder ontstaan voor het functioneren van de naastgelegen (agrarische) bedrijven en/of activiteiten, zoals wonen en recreëren. Indien nodig en mogelijk zal dit nader worden geregeld in een (milieu)vergunning.
Voorkomen van verstedelijking landelijk gebied
De volgende uitzonderingen zijn hierop van toepassing:
detailhandel is toegestaan tot een maximum van 200 m2 bruto vloeroppervlak per (voormalig) agrarisch bouwperceel voor de verkoop van eigen of in de streek gekweekte of vervaardigde producten (opslag niet meegerekend) en/of voor de verkoop van producten met een directe binding aan op grond van deze beleidsregel toegestane toeristisch-recreatieve voorzieningen;
Niet toegestaan zijn niet-agrarische en/of agrarisch aanverwante activiteiten die qua aard, omvang, verkeersaantrekkende werking en aantal werknemers primair thuishoren op een bedrijventerrein of industrieterrein dan wel in of aansluitend aan de bebouwde kom. Dit geldt in ieder geval voor activiteiten die vallen in de milieucategorie 4 of hoger .
Vergroting van het (voormalige) agrarische bouwperceel is mogelijk, mits:
bij de aanvraag tot vergroting van het (voormalige) agrarische bouwperceel wordt aangegeven waarom de gevraagde vergroting noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het agrarische bedrijf of niet-agrarische en/of agrarisch aanverwante activiteit. Daarbij wordt ook het toekomstperspectief van het desbetreffende bedrijf of activiteit in beschouwing genomen;